• No results found

Het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Sabine Klinkhamer: 11297263

Scriptiebegeleidster: Merel van Beem

Aantal woorden: 5225 woorden

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag ... 4

Problematisch internetgebruik en eenzaamheid ... 8

Problematisch internetgebruik en depressie ... 12

Problematisch internetgebruik, eenzaamheid en depressie ... 14

Discussie ... 17

(3)

Abstract

In deze literatuurstudie stond de vraag centraal “Wat is het verband tussen

problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag bij adolescenten?” Aan de hand van twee deelvragen werd internaliserend probleemgedrag toegespitst tot depressie en eenzaamheid. Ten eerste blijkt dat er sprake is van een verband tussen problematisch internetgebruik en eenzaamheid. Meerdere studies concluderen een direct positief verband tussen problematisch internetgebruik en eenzaamheid. Ten tweede concluderen meerdere studies dat er ook sprake is van een direct positief verband tussen problematisch

internetgebruik en depressie. Een verklaring voor deze gevonden verbanden zou kunnen zijn dat problematisch internetgebruik een manier is om te ontsnappen aan negatieve gevoelens in het echte leven, als copingmechanisme, en dat dit depressie en eenzaamheid alleen maar kan verergeren. Als er gekeken wordt naar de langetermijneffecten van de adolescentie tot de jongvolwassenheid lijkt er geen sprake van een verband tussen problematisch internetgebruik en depressie, mogelijk door natuurlijke uitdoving. Ten derde lopen de bevindingen over het verband tussen problematisch internetgebruik, depressie en eenzaamheid uiteen. Enkele studies concluderen dat het verband tussen depressie en problematisch internetgebruik minder sterk is dan het verband tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik, een andere studie constateert het tegenovergestelde. Uit het literatuuronderzoek blijkt dus dat er aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen problematisch internetgebruik en

internaliserend probleemgedrag. Meer onderzoek geeft de praktijk handvatten voor adequate interventies waarin een goed copingmechanisme voor internaliserend probleemgedrag kan dienen als protectie tegen problematisch internetgebruik.

(4)

Het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag Landelijk onderzoek in Nederland naar internetgamegedrag toont aan dat er in 2015 bij 3,3 procent van de adolescenten sprake was van problematisch internetgebruik (Van Dorsselaer et al., 2016). Onderzoek uit 2017 toont aan dat er bij 8 procent van de adolescenten sprake was van problematisch internetgebruik (Stevens et al., 2018). Dit suggereert dat er mogelijk een toename is in het percentage adolescenten dat problematisch internet gebruikt over de afgelopen jaren. Problematisch internetgebruik kan uiteindelijk leiden tot een verslaving (Kawabe, Horiuchi, Ochi, Oka, & Ueno, 2016; Yau, Crowley, Mayes, & Potenza, 2012). Onderzoek toont ook aan dat problematisch internetgebruik bij adolescenten in de laatste jaren een groeiend probleem is (Jiang & Shi, 2016; Jorgenson, Hsiao, & Yen, 2016; Wartberg, Kriston, Kegel, & Thomasius, 2016).

Het probleem van problematisch internetgebruik werd voor het eerst gedefinieerd en beschreven in de jaren negentig (Young, 1998). In de jaren die volgden werd er steeds meer onderzoek gedaan naar het fenomeen en werden de mogelijke gevolgen onderzocht. De risicofactoren van problematisch internetgebruik komen door onderzoek aan het licht en het werd duidelijk dat problematisch internetgebruik kan zorgen voor een belemmering in het ontwikkelen en functioneren van adolescenten (Lemmens, Valkenburg, & Peter 2011). Dat problematisch internetgebruik serieuze gevolgen met zich meebrengt werd ook duidelijk toen in 2013 in de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (American Psychiatric Association, 2013) in de onderzoek bijlage ‘Internet Gaming Disorder’ werd opgenomen. Hiermee werd geïndiceerd dat er aanwijzingen zijn dat problematisch internetgebruik een stoornis is, maar dat er meer onderzoek vereist is voordat het definitief onderdeel zal worden van de DSM.

De terminologie die onder de mogelijke stoornis valt varieert van problematisch internetgebruik tot een internetverslaving (Chang & Lin, 2019). In deze literatuurstudie zullen

(5)

studies die onderzoek hebben gedaan naar problematisch internetgebruik en een

internetverslaving beide geanalyseerd worden. Een belangrijke maat voor internetafhankelijk is de frequentie van dagelijks gebruik. In de meeste studies wordt meer dan vijf uur

internetgebruik per dag als problematisch internetgebruik beschouwd (Odacı & Kalkan, 2010). In deze studie zal problematisch internetgebruik gedefinieerd worden als er een aanzienlijk langere duur van internetgebruik nodig is om het gewenste plezier te verkrijgen (Öztürk, Odabasıog"lu, Eraslan, Genç, & Kalyoncu, 2007). Als er gekeken wordt naar de lengte van het gebruik van het internet en hoe adolescenten zich voelen, is er sprake van een positief verband (Odacı & Kalkan, 2010). Adolescenten die langer gebruikmaakten van het internet, waren gelukkiger dan adolescenten die minder uren gebruikmaakten van het internet. Om dit gelukkige gevoel te blijven ervaren zal de lengte van het gebruik van het internet steeds meer oprekken. Hoe langer de lengte van het gebruik van het internet, hoe meer kans een adolescent heeft om een internetverslaving te ontwikkelen (Ustinavičienė et al., 2016; Young, 2007). Aangezien enkele studies (Spada, 2014; Yau, Crowley, Mayes, & Potenza, 2012) concluderen dat problematisch internetgebruik overeenkomt met verslavend gedrag en dat internetverslaving als problematisch internetgebruik gezien kan worden, zal de huidige literatuurstudie het allesomvattende begrip problematisch internetgebruik gebruiken.

Daarnaast zal het huidige onderzoek zich specifiek richten op adolescenten omdat dit de doelgroep is waarbij sprake is van een sterke positieve samenhang met problematisch internetgebruik (Bakken, Wenzel, Götestam, Johansson, & Øren, 2009). Er bestaat een grote verdeeldheid over de leeftijd van de adolescent en de definitie is vaak afhankelijk van cultuur en context. Als er gekeken wordt naar de fase van groei, neurocognitieve rijping en de

rolovergang naar volwassenheid is de leeftijd van 10 tot en met 24 jaar het meest passend bij de adolescentie (Sawyer, Azzopardi, Wickremarathne, & Patton, 2018). Het huidige

(6)

met 24 jaar. Problematisch internetgebruik specifiek bij adolescenten beïnvloedt het sociale en psychologische welzijn van deze doelgroep (Lee & Stapinski, 2012; Lin et al., 2012; Moreno, Jelenchick, & Christakis, 2013; Üneri & Tanidir, 2011). Het overmatig gebruik van internet heeft met name invloed op het internaliserende probleemgedrag van adolescenten (De Leo & Wulfert, 2013; Schoenmakers, Van Rooij, & Van de Mheen, 2015). Depressie,

eenzaamheid, angst en stress zijn over het algemeen veelvoorkomende internaliserende problemen bij adolescenten (Bask, 2015). De meest voorkomende internaliserende

problematiek die voorkomt bij een internetverslaving zijn eenzaamheid en depressie (Ceyhan & Ceyhan, 2008). Verschillende studies concluderen dat eenzaamheid en depressie de beste voorspellers zijn van problematisch internetgebruik bij adolescenten (Bozoglan, Demirer, & Sahin, 2013; Ceyhan & Ceyhan, 2008).

Een theorie die dit verband mogelijk onderbouwt is de zelfmedicatiehypothese, waarin Khantzian (1997) stelt dat verslaving een motief is om negatieve gevoelens en stemmingen tegen te gaan. Om met negatieve gevoelens zoals depressie of eenzaamheid om te gaan, wordt een verslaving (bijvoorbeeld een internetverslaving) gebruikt om de negatieve gevoelens te onderdrukken of een zekere mate van controle te ervaren. Om die mate van controle of onderdrukking te blijven ervaren zal er bij het opkomen van eenzame of depressieve gevoelens alleen maar vaker naar het internet gegrepen kunnen worden, waardoor de internetverslaving gevoed wordt.

Eenzaamheid is een veelvoorkomend verschijnsel tijdens de adolescentie. Zo blijkt dat bijna tachtig procent van de adolescenten onder de achttien jaar zich op zijn minst af en toe eenzaam voelt (Hawkley & Cacioppo, 2010). Er zijn verschillende definities van

eenzaamheid. Peplau en Perlman (1982) definiëren eenzaamheid als een onaangename subjectieve psychologische situatie die ontstaat als gevolg van inconsistentie tussen de bestaande sociale relatie van het individu en de sociale relatie die hij of zij wenst. Recentere

(7)

onderzoekers omschrijven eenzaamheid als een subjectief gevoel van angst dat naar voren komt wanneer sociale verbindingen worden beschouwd op een manier die ontoereikend of onbevredigend is (Matthews et al., 2016). Al jaren is er veel bekommernis over de

eenzaamheid bij ouderen maar eenzaamheid onder jongeren is niet een onderwerp waar vaak aandacht aan wordt besteed. Terwijl eenzaamheid aanwezig kan zijn gedurende de gehele levensduur en juist lijkt te pieken tijdens de adolescentie (Heinrich & Gullone, 2006). Recent onderzoek toont aan dat eenzaamheid onder adolescenten een ernstig onderschat en

onderbelicht probleem is (Van der Ploeg, 2019). Het is daarom interessant om in deze

literatuurstudie te kijken naar het verband tussen onder andere eenzaamheid en problematisch internetgebruik bij de doelgroep. Eenzaamheid kan nare gevolgen hebben voor de gezondheid van adolescenten. Het kan namelijk zorgen voor een negatief welzijn, somatische symptomen, psychische stoornissen (zoals angst en depressie) en kan zelfs suïcidaal gedrag tot gevolg hebben (Schinka, VanDulmen, Bossarte, & Swahn, 2012). Van der Ploeg (2019) concludeert dat de negatieve gevolgen van eenzaamheid voor ernstige schade in de ontwikkeling van adolescenten kan zorgen en pleit ervoor om eenzaamheid op te nemen in de DSM-5.

Naast eenzaamheid, is depressie ook een veelvoorkomende stoornis tijdens de adolescentie (Avenevoli, Swendsen, He, Burstein, & Merikangas, 2015; Forbes & Dahl, 2012; Klein, Shankman, Lewinsohn, & Seeley, 2009). Depressie wordt gedefinieerd als een stemmingsstoornis die zich kenmerkt door droevige gevoelens, hopeloosheid,

gewichtsverlies, gewichtstoename, slapeloosheid, het hebben van een laag zelfbeeld of het verlies van interesse in activiteiten (American Pschiatric Association, 2013). In 2018 werd er gerapporteerd in Nederland dat ruim tien procent van de adolescenten last heeft van depressie (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019). Vier jaar eerder was dit nog bijna de helft, er is dus sprake van een stijging. Longitudinale studie toont aan dat depressie vervelende consequenties tot gevolg heeft, zoals een toename van hoofdpijn of migraine, een slechte

(8)

gezondheid en minder sociale steun (Naicker, Galambos, Zeng, Senthilselvan, & Colman, 2013). Depressie kan dus leiden tot nare gevolgen en in het ergste geval kan het resulteren in het plegen van zelfmoord (Cheng et al., 2018).

De afgelopen jaren is er nog geen literatuurstudie gepubliceerd die het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag, specifiek gericht op eenzaamheid en depressie, onderzocht heeft. Eerder onderzoek suggereert dat er een verband is tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag (Tsitsika et al., 2014). Mocht deze hypothese kloppen dan is het van belang om te kijken of er sprake is van een verband tussen beide vormen van internaliserend probleemgedrag: eenzaamheid en depressie. Dit kan mogelijk duidelijkheid scheppen over welk internaliserend probleemgedrag invloed heeft op het ontwikkelen van problematisch internetgebruik. Wat uiteindelijk kan verduidelijken of adolescenten met eenzaamheid of een depressie een mogelijke risicogroep zijn voor het ontwikkelen van problematisch internetgebruik. Hier kan dan op worden ingespeeld met mogelijk preventief ingrijpen. In deze literatuurstudie wordt daarom getracht de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: “Wat is het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag bij adolescenten?” Deze onderzoeksvraag zal beantwoord worden aan de hand van twee deelvragen: “Wat is het verband tussen

problematisch internetgebruik en eenzaamheid bij adolescenten?” en “Wat is het verband tussen problematisch internetgebruik en depressie bij adolescenten?”.

Problematisch internetgebruik en eenzaamheid

Als het verband tussen problematisch internetgebruik en eenzaamheid geanalyseerd wordt, is er sprake van een sterk verband tussen problematisch internetgebruik en

eenzaamheid. Bevindingen van een studie die uitgevoerd is in Portugal bij 548 participanten, toonden een directe relatie tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik (Costa, Patrão, & Machado, 2018). In de studie werden 548 adolescenten tussen de 16 en 26 jaar

(9)

gevraagd om een online vragenlijst in te vullen. Naast de ‘UCLA Loneliness Scale’ werd de ‘Generalized Problematic Internet Use Scale’ (Caplan, 2010) gebruikt om problematisch internetgebruik te meten. Uit de analyse van de vragenlijsten bleek dat meer problematisch internetgebruik significant correleerde met eenzaamheid. Dit verband bleef significant na het controleren voor het gebrek aan sociale ondersteuning. Dit suggereert dat problematisch internetgebruik verband houdt met eenzame gevoelens en dat de omgeving hier weinig invloed op heeft (Costa et al., 2018).

Een andere studie die ook het verband tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik analyseerde, is een studie die in Griekenland is uitgevoerd (Karapetsas, Karapetsas, Zygouris, & Fotis, 2015). De participanten die deelnamen aan het onderzoek waren honderd adolescenten tussen de dertien en vijftien jaar. Met behulp van twee

vragenlijsten die op hetzelfde moment werden afgenomen, werd de mate van eenzaamheid en problematisch internetgebruik gemeten. Opvallend aan deze studie was het meetinstrument wat gebruikt werd om eenzaamheid te meten. Hiervoor werd namelijk de depressieschaal ‘Children’s Depression Inventory’ gebruikt. Dit is een vragenlijst die de cognitieve

kenmerken, emotionele kenmerken en gedragskenmerken van depressie meet. Dit impliceert dat de cognitieve kenmerken, emotionele kenmerken en gedragskenmerken van depressie overeenkomen met eenzaamheid (Huang & Dong, 2014). Uiteindelijk werd er alleen een conclusie getrokken over de mate van eenzaamheid en niet van depressie. Het bleek dat de adolescenten die problematisch internetgebruik toonden een hogere mate van eenzaamheid rapporteerden, in tegenstelling tot de adolescenten die niet problematisch internetgebruik toonden. De uitkomst van de studie toonde dus een directe relatie tussen problematisch internetgebruik en eenzaamheid.

In Nederland is er wel onderzoek gedaan naar problematisch internetgebruik en eenzaamheid, maar er is nog amper longitudinaal onderzoek gedaan naar dit verband. Een

(10)

aantal jaren geleden is er wel een grootschalig longitudinale studie uitgevoerd in Nederland die de oorzaken en gevolgen van een internetgameverslaving bij adolescenten onderzocht (Lemmens et al., 2011). Aan de longitudinale studie hebben 543 participanten deelgenomen die allemaal tussen de elf en zeventien jaar oud waren. Om de mate van eenzaamheid en internetgamegedrag te meten hebben de participanten twee keer dezelfde vragenlijst ingevuld, met zes maanden tijd tussen beide metingen. Uit het onderzoek is gebleken dat eenzaamheid de mate van internetgameverslaving zes maanden later voorspelde. Daarnaast kwam naar voren dat er sprake is van een wederkerige relatie tussen eenzaamheid en

internetgameverslaving, wat indiceert dat eenzaamheid zowel een oorzaak als een gevolg van een internetgameverslaving zou kunnen zijn. Adolescenten met reeds eenzame gevoelens hebben dus meer kans om een internetgameverslaving te ontwikkelen; maar een

internetgameverslaving kan ook leiden tot verdere toename van eenzaamheid (Lemmens et al., 2011).

In veel studies wordt de ‘UCLA Loneliness Scale’ (Russell, 1996) gebruikt om eenzaamheid te meten. De twee studies die geen gebruik maakte van deze schaal om eenzaamheid te meten maakten beide een onderscheid tussen twee verschillende soorten eenzaamheid, sociale en emotionele eenzaamheid, aan de hand van de theorie van Weiss (1973). De theorie stelt dat sociale eenzaamheid betrekking heeft op tekortkomingen in de sociale structuur. Bij sociale eenzaamheid is er sprake van een gebrek aan een sociaal netwerk en de fysieke afwezigheid van andere mensen in tegenstelling tot emotionele eenzaamheid, wat beschouwd wordt als de subjectieve ervaring van eenzaamheid. Deze vorm van

eenzaamheid is dus een eigen beleving en daarmee een psychologisch construct en geen objectieve fysieke conditie.

Een van de twee studies die het onderscheid tussen sociale en emotionele eenzaamheid heeft gemaakt, is een studie uit Polen (Tabak & Zawadzka, 2017). Bij 376 adolescenten is een

(11)

anonieme vragenlijst afgenomen die de relatie tussen problematisch internetgebruik, de twee verschillende soorten eenzaamheid en de kwaliteit van hun leven meet. Uit de studie is gebleken dat er geen sprake was van een relatie tussen een problematisch internetgebruik en sociale eenzaamheid. Er bleek echter wel een relatie tussen problematisch internetgebruik en emotionele eenzaamheid te zijn. Er werd geconcludeerd dat emotionele eenzaamheid een voorspeller kan zijn voor problematisch internetgebruik. Adolescenten die zich emotioneel eenzaam voelen, zouden dus meer kans kunnen hebben om problematisch internetgebruik te ontwikkelen (Tabak & Zawadzka, 2017).

Een andere studie die ook dit onderscheid in eenzaamheid heeft gemaakt is de studie van Pontes, Griffiths en Patrão (2014). Ten eerste onderzocht deze studie of eenzaamheid en problematisch internetgebruik überhaupt aanwezig was en een probleem vormde in de genomen steekproef van Portugese adolescenten. Ten tweede onderzocht deze studie of er sprake was van een relatie tussen problematisch internetgebruik en (sociale- en emotionele) eenzaamheid. Hieruit is gebleken dat een hoge mate van problematisch internetgebruik in relatie staat met sociale eenzaamheid. Beide studies concludeerden dus dat er wel degelijk een verband is tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik maar dat de studies

verschilden als het gaat om het onderscheid tussen emotionele en sociale eenzaamheid. Beide studies maakten gebruik van hetzelfde meetinstrument voor eenzaamheid, namelijk de ‘6-item De Jong Gierveld Loneliness Scale’ (Gierveld & Tilburg, 2006). Het gevonden verschil zou misschien verklaard kunnen worden doordat de gemiddelde leeftijd in de studie van Tabak en Zawadzka (2017) rond de zestien jaar was, terwijl de gemiddelde leeftijd bij de studie van Pontes et al. (2014) veertien jaar was. Het zou kunnen impliceren dat jongere adolescenten eerder last hebben van sociale eenzaamheid.

(12)

Problematisch internetgebruik en depressie

Als het verband tussen depressie en problematisch internetgebruik geanalyseerd wordt, wordt er verwacht dat er sprake is van een verband tussen beide variabelen.

Bevindingen van een studie, die uitgevoerd is bij 3616 participanten, toonden dat depressie positief correleerde met problematisch internetgebruik (Lin, Ko, & Wu, 2011). Het doel van deze studie was om te onderzoeken welke psychosociale risicofactoren de beste voorspellers waren voor problematisch internetgebruik. Uit de resultaten is gebleken dat depressieve symptomen, meer internetgebruik en computer bekwaamheid de meest gecorreleerde factoren waren met problematisch internetgebruik. Depressie bleek van deze drie risicofactoren de grootste risicofactor voor problematisch internetgebruik. Depressie heeft dus de grootste invloed op problematisch internetgebruik en zal een mogelijke oorzaak kunnen zijn voor het ontwikkelen van problematisch internetgebruik (Lin et al., 2011). Deze conclusie wordt ondersteund door een studie die onderzocht of er sprake is van een associatie tussen

problematisch internetgebruik en depressie, depressieve symptomen en suïcidale gedachten. De steekproef bestond uit 795 adolescenten, tussen de twaalf en zestien jaar uit Zuid-Korea, die eenmalig een vragenlijst hebben ingevuld (Park, Hong, Park, Ha, & Yoo, 2013). Aan de hand van een aantal vragen uit de vragenlijst over het internetgebruik van de adolescenten werd geconcludeerd dat bij bijna tien procent van de participanten sprake was van

problematisch internetgebruik. De mate van depressie was bij deze tien procent aanzienlijk hoger dan bij de overige participanten, waarbij geen sprake was van problematisch

internetgebruik. Er werd geconcludeerd dat problematisch internetgebruik significant geassocieerd werd met depressie (Park et al., 2013).

Indien er gekeken wordt naar de langetermijneffecten van problematisch

internetgebruik en depressie lijkt er sprake te zijn van een verband (Gámez-Guadix, 2014). Deze studie bestond uit twee meetmomenten met een jaar tijd tussen beide meetmomenten.

(13)

Bij 957 adolescenten tussen de 13 en 17 jaar werd een vragenlijst afgenomen op deze twee meetmomenten. De resultaten toonden dat depressieve symptomen bij het eerste meetmoment een toename van problematisch internetgebruik voorspelden voor meetmoment twee.

Daarnaast voorspelde problematisch internetgebruik bij het eerste meetmoment een toename van depressieve symptomen op het tweede meetmoment. De studie toonde dus dat er sprake was van een wederkerige relatie; adolescenten met depressieve symptomen zouden meer kans hebben op het ontwikkelen van problematisch internetgebruik en adolescenten waarbij sprake is van problematisch internetgebruik hebben kans op een toename van depressieve

symptomen. Deze resultaten tonen dus dat er sprake is van een langetermijnrelatie tussen depressie en problematisch internetgebruik en dat deze relatie wederkerig zou kunnen zijn (Gámez-Guadix, 2014).

Ook als er gekeken wordt naar een tijdsbestek van twee jaar, lijken de bevindingen van Gámez-Guadix (2014) ondersteund te worden. Chang en Lin (2019) concludeerden namelijk ook dat problematisch internetgebruik in verband staat met depressie op de lange termijn. In de studie werden 387 adolescenten in totaal vijf keer onderzocht met behulp van dezelfde vragenlijsten over een tijdsbestek van twee jaar. De adolescenten waarbij sprake was van een hoge mate van problematisch internetgebruik hadden een groter risico op depressie na twee jaar in vergelijking met adolescenten waarbij geen/minder sprake was van problematisch internetgebruik.

Indien er gekeken wordt naar de langetermijneffecten over een tijdsbestek van zeven jaar lijkt er geen sprake te zijn van een verband tussen problematisch internetgebruik en depressie. Een longitudinale studie, die uitgevoerd is in Amerika bij 6504 adolescenten, onderzocht de associatie tussen het gebruik van verschillende soorten media en depressie van de adolescentie tot de jongvolwassenheid (Primack, Swanier, Georgiopoulos, Land, & Fine, 2009). Het eerste meetmoment vond plaats met behulp van interviews bij de participanten

(14)

thuis toen de participanten adolescenten waren. Zeven jaar later, toen de participanten

inmiddels jongvolwassen waren, vond het tweede meetmoment plaats op dezelfde manier als het eerste meetmoment. Uiteindelijk werd er geconcludeerd dat overmatig gebruik van internet videogames tijdens het eerste meetmoment de kans op depressie bij het tweede meetmoment niet verhoogt. Dit impliceert dus, in tegenstelling tot de bevindingen van de eerdergenoemde studies (Chang & Lin, 2019; Gámez-Guadix, 2014), dat problematisch internetgebruik niet per definitie hoeft te leiden tot depressie als er gekeken wordt naar een tijdsbestek van zeven jaar (Primack et al., 2009).

Problematisch internetgebruik, eenzaamheid en depressie

Als er gekeken wordt naar studies die depressie, eenzaamheid en problematisch internetgebruik analyseren, lijken de conclusies uiteen te lopen. Een studie die uitgevoerd is in China, heeft onderzocht of er sprake is van een relatie tussen depressie, eenzaamheid en problematisch internetgebruik (Yao & Zhong, 2014). De studie is uitgevoerd bij 636

participanten tussen de 18 en 27 jaar. De gemiddelde leeftijd was 21 jaar en was dus erg laag, gezien het grotere leeftijdsinterval. Hieruit kan afgeleid worden dat het grootste gedeelte van de participanten adolescenten waren en de resultaten dus voornamelijk naar deze doelgroep verwijzen. Eenzaamheid, depressie en internetverslaving werd gemeten aan de hand van twee meetmomenten waarbij de participanten tijdens het eerste meetmoment een vragenlijst

invulden die vier maanden later opnieuw ingevuld werd. De resultaten suggereerden dat er sprake is van een positief verband tussen depressie en problematisch internetgebruik. Als er echter wordt gecontroleerd op de invloed van depressie bij het eerste meetmoment op

problematisch internetgebruik bij het tweede meetmoment en andersom, is er geen significant verband. Deze bevinding geeft aan dat de relatie tussen depressie en problematisch

internetgebruik mogelijk door andere factoren wordt veroorzaakt. Daarnaast werd er een positief verband tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik gevonden. Als er

(15)

gekeken werd naar de relatie tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik bij het eerste meetmoment en bij het tweede meetmoment, vier maanden later, blijkt er een verschil in de mate van het verband. Als beide meetmomenten met elkaar vergeleken worden, wordt duidelijk dat het significante effect van problematisch internetgebruik op eenzaamheid bij het eerste moment sterker is dan bij het tweede meetmoment. Dit suggereert dat problematisch internetgebruik een oorzaak van eenzaamheid kan zijn. Problematisch internetgebruik zou dus de gevoelens van eenzaamheid kunnen vergroten. Er kan geconcludeerd worden dat

internetverslaving een oorzaak van eenzaamheid kan zijn terwijl dit verband bij depressie niet gevonden is (Yao & Zhong, 2014).

Een studie die ook soortgelijke bevindingen gerapporteerd heeft, is de studie van Ceyhan en Ceyhan (2008). Deze studie heeft onderzocht of eenzaamheid en depressie significante voorspellers waren voor problematisch internetgebruik. Aan het onderzoek, wat bestond uit verschillende vragenlijsten, namen 559 Turkse participanten deel. Uit het

onderzoek is gebleken dat depressie een zwakkere voorspeller was voor problematisch internetgebruik dan eenzaamheid. Depressie bleek ook minder invloed te hebben op de mate van problematisch internetgebruik. In tegenstelling tot depressie, bleek eenzaamheid de belangrijkste voorspeller voor problematisch internetgebruik. Eenzaamheid speelt dus een belangrijke rol bij de ontwikkeling van problematisch internetgebruik. Op basis van dit resultaat kan worden gesteld dat adolescenten die gevoelens van eenzaamheid ervaren, doorgaans ook meer problematisch internetgebruik gedrag vertonen. Ceyhan en Ceyhan (2008) concluderen dus, overeenkomstig met Yao en Zhong (2014) dat het verband tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik sterker is dan het verband tussen depressie en problematisch internetgebruik. De studies verschillen echter over de conclusie over de richting van het verband tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik. Waar Yao en Zhong (2014) stellen dat problematisch internetgebruik de oorzaak van eenzaamheid is,

(16)

concluderen Ceyhan en Ceyhan (2008) dat eenzaamheid een belangrijke rol speelt in het ontwikkelen van problematisch internetgebruik.

Özdemir, Kuzucu en Ak (2014) concluderen aan de hand van hun

onderzoeksbevindingen ook dat eenzaamheid een sterker effect heeft op problematisch internetgebruik, in vergelijking met depressie. Dit is geconcludeerd met behulp van vragenlijsten die de mate van depressie, eenzaamheid en problematisch internetgebruik gemeten heeft. Deze vragenlijsten zijn afgenomen bij 648 Turkse participanten met een leeftijd tussen de 18 en 35 jaar. In deze studie was de gemiddelde leeftijd 22 jaar, wat erg laag is gezien de leeftijdsrange. Hieruit zou opgemaakt kunnen worden dat de resultaten vooral de adolescenten betreffen. Eenzaamheid werd significant geassocieerd met problematisch internetgebruik, terwijl hier bij depressie geen sprake van was. Eenzaamheid heeft dus een sterkere relatie met problematisch internetgebruik. Dit impliceert dat eenzaamheid een grotere risicofactor is dan depressie. In andere woorden hebben eenzame adolescenten een grotere kans om problematisch internetgebruik te ontwikkelen dan depressieve adolescenten.

Een studie die deze resultaten tegenspreekt, is een studie die onderzocht heeft hoe het psychologische welzijn van adolescenten gerelateerd is aan hun internetgebruik (Cheung, Chan, Lui, Tsui, & Chan, 2018). Om psychologisch welzijn te meten werden verschillende vragenlijsten ingevuld door 665 participanten om te onderzoeken of eigenwaarde,

eenzaamheid en depressie potentiële factoren zijn die het internetgebruik van adolescenten beïnvloeden. Allereerst werd geanalyseerd hoeveel uren gespendeerd werd op het internet. Ook bij deze studie wordt weer duidelijk dat er bij een groot percentage, namelijk 22 procent, van de participanten sprake was van problematisch internetgebruik. Het bleek dat een hogere mate van depressie of eenzaamheid correleerde met problematisch internetgebruik. Depressie bleek een sterker effect te hebben op problematisch internetgebruik dan eenzaamheid

(17)

Discussie

In deze literatuurstudie is getracht een antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag: “Wat is het verband tussen problematisch internetgebruik en

internaliserend probleemgedrag bij adolescenten?” Aan de hand van twee deelvragen werd internaliserend probleemgedrag toegespitst tot depressie en eenzaamheid. Dit

literatuuroverzicht heeft recente literatuur van de afgelopen negen jaar bekeken waarin het verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag bij adolescenten werd onderzocht. Zo is getracht nieuwe inzichten te kunnen bieden op de huidige maatschappelijke context met recente wetenschappelijke literatuur. Uit de geanalyseerde wetenschappelijke literatuur komen gemengde resultaten voort.

Ten eerste blijkt uit de huidige literatuurstudie dat er een verband tussen

problematisch internetgebruik en eenzaamheid bestaat. Meerdere studies concluderen dat er sprake is van een positief verband tussen problematisch internetgebruik en eenzaamheid (Costa et al., 2018; Karapetsas et al., 2015; Lemmens et al., 2011; Pontes et al., 2014; Tabak & Zawadzka, 2017).

De verklaring voor de uitkomst van dit verband kan onderbouwd worden door de zelfmedicatiehypothese, waarin Khantzian (1997) stelt dat verslaving een motief is om negatieve gevoelens en stemmingen tegen te gaan. Om met negatieve gevoelens, zoals het gevoel van eenzaamheid om te gaan wordt problematisch internetgebruik als manier gebruikt om deze gevoelens te onderdrukken. De zelfmedicatiehypothese suggereert dus eigenlijk dat er op een verkeerde manier wordt omgegaan met negatieve gevoelens en het

copingmechanisme van een individu niet op de juiste manier toegepast wordt. Schoenmakers et al. (2015) stellen ook dat eenzame internetverslaafden bevrediging halen uit het internet en dit als prettig ervaren. Door dit positieve effect zal er bij het opkomen van eenzame gevoelens sneller naar het internet gegrepen kunnen worden waardoor het problematische

(18)

internetgebruik in stand gehouden wordt. Ook wordt er verondersteld dat het risico om problematisch internet te gebruiken hoger is als adolescenten het internet gebruiken om met negatieve gevoelens, zoals eenzaamheid, om te gaan (Özdemir et al., 2014).

Ten tweede concluderen meerdere studies dat er ook sprake is van een direct verband tussen problematisch internetgebruik en depressie (Chang & Lin, 2019; Gámez-Guadix, 2014; Lin et al., 2011; Park et al., 2013). Depressie bleek een van de grootste risicofactoren en kan een mogelijke oorzaak zijn voor het ontwikkelen van problematisch internetgebruik (Lin et al., 2011). Indien er gekeken wordt naar de langetermijneffecten lijkt er alleen sprake te zijn van een verband als er gekeken wordt naar een tijdsbestek van één of twee jaar. Wanneer gekeken wordt naar het verband tussen problematisch internetgebruik en depressie van de adolescentie tot de jongvolwassenheid, blijkt dat problematisch internetgebruik en depressie elkaar niet beïnvloeden gedurende het tijdsbestek van zeven jaar (Primack et al., 2009). Een mogelijke verklaring hiervoor is natuurlijke uitdoving van depressie en internetgebruik, aangezien problematisch internetgebruik afneemt met leeftijd (Fuster, Carbonell, Pontes, & Griffiths, 2016; McNicol & Thorsteinsson, 2017). Naast dat problematisch internetgebruik vaker voorkomt bij adolescenten, komt depressie ook meer voor in de adolescentie dan in de volwassenheid (Bask, 2015). Er zal dus geconcludeerd kunnen worden dat er sprake is van een verband tussen problematisch internetgebruik en depressie in de adolescentie, maar dat dit mogelijk niet het geval is in de jongvolwassenheid. Dit verband kan weer verklaard worden aan de hand van de zelfmedicatiehypothese van Khantzian (1997). Chang en Lin (2019) impliceren dat problematisch internetgebruik een manier is om te ontsnappen aan negatieve gevoelens in het echte leven, als copingmechanisme, en dat dit depressie alleen maar kan verergeren.

Ten derde lopen de bevindingen over het verband tussen problematisch

(19)

tussen depressie en problematisch internetgebruik minder sterk is dan het verband tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik (Ceyhan & Ceyhan, 2008; Özdemir et al., 2014; Yao & Zhong, 2014). Een andere studie constateert juist het tegenovergestelde en concludeert dat depressie een sterker verband heeft met problematisch internetgebruik dan eenzaamheid (Cheung et al., 2018). De wisselende resultaten kunnen verklaard worden doordat andere factoren mogelijk ook invloed hebben op dit verband. Verschillende persoonlijkheidskenmerken zijn namelijk sterk geassocieerd met problematisch internetgebruik (Torres-Rodríguez, Griffiths, Carbonell, & Oberst, 2018). De

persoonlijkheidskenmerken introversie, onderdanigheid, inhibitie, zelfvertrouwen en gevoeligheid hebben grote invloed op problematisch internetgebruik. In de studies die

onderzoek hebben gedaan naar problematisch internetgebruik, depressie en eenzaamheid zijn de persoonlijkheidskenmerken van de participanten niet opgenomen in de studie. Wellicht als dit wel gedaan was, was er een eenduidige conclusie uit de studies gekomen. De studie die juist wel concludeert dat depressie een sterker verband heeft met problematisch

internetgebruik, onderzoekt of problematisch internetgebruik in verband staat met psychologisch welzijn (Cheung et al., 2018). Dit construct is breder dan depressie en

eenzaamheid alleen en de mate van zelfvertrouwen werd onder andere ook onderzocht in de studie. Het grootste gedeelte van de participanten bezaten een lage mate van zelfvertrouwen, wat een persoonlijkheidskenmerk is die invloed heeft op de mate van problematisch

internetgebruik (Torres-Rodríguez et al., 2018). Dus mogelijk is er een sterker verband gevonden bij deze studie omdat de participanten persoonlijkheidskenmerken bezaten die hoe dan ook grote invloed hebben op problematisch internetgebruik.

Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten dient rekening gehouden te worden met enkele beperkingen van het huidige onderzoek. In de huidige literatuurstudie zijn studies opgenomen die vrijwel alleen de constructen eenzaamheid en depressie onderzocht hebben.

(20)

Internaliserend probleemgedrag bestaat uit meer dan alleen eenzaamheid en depressie zoals angst, teruggetrokken gedrag en lichamelijke klachten (Achenbach, 1991). Er kan dus geen onweerlegbare conclusie aan de resultaten voor internaliserend probleemgedrag verbonden worden, aangezien niet alle constructen van internaliserend probleemgedrag in de studie zijn opgenomen.

De resultaten van de huidige literatuurstudie kan echter wel dienen als

wetenschappelijke onderbouwing voor het inrichten van interventies die zich wenden tot adolescenten waarbij sprake is van problematisch internetgebruik. Aangezien de huidige literatuurstudie aantoont dat er sprake lijkt te zijn van een verband tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag (eenzaamheid en depressie) zouden de interventies hier op aangepast kunnen worden. De interventies die momenteel worden ingezet, om problematisch internetgebruik preventief tegen te gaan of problematisch internetgebruik te behandelen, richten zich voornamelijk op het sociale netwerk van adolescenten,

ondersteuning op school en het ontwikkelen van sociale vaardigheden (Kuss & Lopez-Fernandez, 2016). De nadruk ligt dus minder bij het internaliserend probleemgedrag van de adolescenten, terwijl dit wel de oorzaak of het gevolg lijkt te zijn van het problematisch internetgebruik. Interventies zouden zich dus beter kunnen richten op eenzaamheid en depressie, omdat dit veelvoorkomende internaliserende problemen zijn in de adolescentie en een positief verband heeft met problematisch internetgebruik. Dit positieve verband zou verklaard kunnen worden doordat problematisch internetgebruik als copingmechanisme wordt gebruikt om met depressie of eenzaamheid om te gaan (Chang & Lin, 2019; Özdemir et al., 2014). Adolescenten waarbij sprake is van problematisch internetgebruik scoren hoger op het vermijden van emotie en slechte copingstrategieën (McNicol &Thorsteinsson, 2017).

Interventieprogramma’s zouden hierop aangepast kunnen worden en zouden de adolescenten bewust kunnen maken van hun copingmechanisme. Door andere copingstrategieën aan te

(21)

leren aan de adolescenten kan er mogelijk beter omgegaan worden met internaliserend probleemgedrag, waardoor het risico om problematisch internet te gebruiken als

copingmechanisme wordt afgenomen. Het aanleren van vaardigheden aan adolescenten om coping op een positieve manier te gebruiken kan daarnaast ook het internaliserend probleem zelf voorkomen (Martyn-Nemeth, Penckofer, Gulanick, Velsor-Friedrich, & Bryant, 2009). Door interventies meer te richten op copingstrategieën wordt dus niet alleen het risico op problematisch internetgebruik mogelijk verminderd maar kan een adolescent ook beter omgaan met het internaliserend probleemgedrag.

Voor vervolgonderzoek is het daarnaast ook raadzaam om rekening te houden met de mogelijkheid van verschillende persoonlijkheidskenmerken zoals introversie, onderdanigheid, inhibitie, zelfvertrouwen en gevoeligheid, die invloed hebben op problematisch

internetgebruik. Naast de focus op internaliserend probleemgedrag kan er mogelijk meer ten grondslag liggen aan het ontwikkelen van problematisch internetgebruik zoals

persoonlijkheidskenmerken (Torres-Rodríguez et al., 2018). Vervolgonderzoek kan daardoor een bijdrage leveren aan het verbeteren van interventies om zo de toename van het percentage adolescenten, waarbij problematisch internetgebruik aanwezig is terug te dringen. Door de oorzaak van het problematische internetgebruik bij adolescenten nog beter in kaart te brengen met behulp van wetenschappelijk onderzoek, kan dit percentage mogelijk verminderd worden.

Op basis van de besproken onderzoeken uit deze literatuurstudie kan worden vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen problematisch internetgebruik en internaliserend probleemgedrag. Hoewel dit verband wel duidelijk naar voren komt tussen problematisch internetgebruik en eenzaamheid, is dit verband wisselend aanwezig indien depressie wordt geanalyseerd. Er kan dus geen onweerlegbare conclusie aan verbonden worden maar er zijn aanwijzingen dat er sprake is van een verband tussen

(22)

Deze informatie kan echter wel dienen als startpunt voor toekomstige studies. Het is evident dat meer onderzoek naar copingmechanisme en persoonlijkheidskenmerken binnen dit verband nodig is. Meer onderzoek geeft de praktijk handvatten voor adequate interventies waarin een goed copingmechanisme voor internaliserend probleemgedrag kan dienen als protectie tegen problematisch internetgebruik. Hiermee kan het groeiende percentage adolescenten dat problematisch internet gebruikt, mogelijk teruggebracht worden.

(23)

Literatuurlijst

Achenbach, T. M. (1991). Manual for the youth self-report and 1991 profile. Burlington, VT: University of Vermont, Department of Psychiatry.

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM-5®). American Psychiatric Pub.

Avenevoli, S., Swendsen, J., He, J. P., Burstein, M., & Merikangas, K. R. (2015). Major depression in the national comorbidity survey–adolescent supplement: prevalence, correlates, and treatment. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 54, 37-44. doi:10.1016/j.jaac.2014.10.010

Bakken, I. J., Wenzel, H. G., Götestam, K. G., Johansson, A., & Øren, A. (2009). Internet addiction among Norwegian adults: a stratified probability sample

study. Scandinavian Journal of Psychology, 50, 121-127. doi:10.1111/j.1467-9450.2008.00685.x

Bask, M. (2015). Externalising and internalising problem behaviour among Swedish adolescent boys and girls. International Journal of Social Welfare, 24, 182-192. doi:10.1111/ijsw.12106

Bozoglan, B., Demirer, V., & Sahin, I. (2013). Loneliness, self‐esteem, and life satisfaction as predictors of internet addiction: a cross‐sectional study among Turkish university students. Scandinavian Journal of Psychology, 54, 313-319. doi:10.1111/sjop.12049

Caplan, S. E. (2010). Theory and measurement of generalized problematic Internet use: a two-step approach. Computers in Human Behavior, 26, 1089–1097.

(24)

Centraal Bureau voor de Statistiek (2019). Depressie onder jongeren. Geraadpleegd op 10 december 2019, van

https://www.nji.nl/nl/Databank/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Cijfers-per-onderwerp/Cijfers-per-onderwerp-Depressie

Ceyhan, A. A., & Ceyhan, E. (2008). Loneliness, depression, and computer self-efficacy as predictors of problematic internet use. CyberPsychology & Behavior, 11, 699-701. doi:10.1089/cpb.2007.0255

Chang, S. M., & Lin, S. S. (2019). Online gaming motive profiles in late adolescence and the related longitudinal development of stress, depression, and problematic internet use. Computers & Education, 135, 123-137. doi:10.1016/j.compedu.2019.02.003

Cheng, Y. S., Tseng, P. T., Lin, P. Y., Chen, T. Y., Stubbs, B., Carvalho, A. F., ... & Wu, M. K. (2018). Internet addiction and its relationship with suicidal behaviors: a meta-analysis of multinational observational studies. The Journal of Clinical Psychiatry, 79. doi:10.4088/JCP.17r11761

Cheung, J. C. S., Chan, K. H. W., Lui, Y. W., Tsui, M. S., & Chan, C. (2018). Psychological well-being and adolescents’ internet addiction: a school-based cross-sectional study in Hong Kong. Child and Adolescent Social Work Journal, 35, 477-487.

doi:10.1007/s10560-018-0543-7

Costa, R. M., Patrão, I., & Machado, M. (2019). Problematic internet use and feelings of loneliness. International Journal of Psychiatry in Clinical Practice, 23, 160-162. doi:10.1080/13651501.2018.1539180

De Leo, J. A., & Wulfert, E. (2013). Problematic internet use and other risky behaviors in college students: an application of problem-behavior theory. Psychology of Addictive Behaviors, 27, 133. doi:10.1037/a0030823

(25)

Forbes, E. E., & Dahl, R. E. (2012). Research review: altered reward function in adolescent depression: what, when and how? Journal of Child Psychology and Psychiatry, 53, 3-15. doi:10.1111/j.1469-7610.2011.02477.x

Fuster, H., Carbonell, X., Pontes, H. M., & Griffiths, M. D. (2016). Spanish validation of the Internet Gaming Disorder (IGD-20) Test. Computers in Human Behavior, 56, 215– 224. doi:10.1016/j.chb.2015.11.050

Gámez-Guadix, M. (2014). Depressive symptoms and problematic internet use among adolescents: analysis of the longitudinal relationships from the cognitive–behavioral model. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 17, 714-719.

doi:10.1089/cyber.2014.0226

Gierveld, J. D. J., & Tilburg, T. V. (2006). A 6-item scale for overall, emotional, and social loneliness: confirmatory tests on survey data. Research on Aging, 28, 582-598. doi:10.1177/0164027506289723

Hawkley, L. C., & Cacioppo, J. T. (2010). Loneliness matters: a theoretical and empirical review of consequences and mechanisms. Annals of Behavioral Medicine, 40, 218-227. doi:10.1007/s12160-010-9210-8

Heinrich, L. M., & Gullone, E. (2006). The clinical significance of loneliness: a literature review. Clinical Psychology Review, 26, 695-718. doi:10.1016/j.cpr.2006.04.002

Huang, C., & Dong, N. (2014). Dimensionality of the Children’s Depression Inventory: meta-analysis of pattern matrices. Journal of Child and Family Studies, 23, 1182-1192. doi:10.1007/s10826-013-9779-1

Jiang, Z., & Shi, M. (2016). Prevalence and co-occurrence of compulsive buying, problematic internet and mobile phone use in college students in Yantai, China: relevance of self-traits. BMC Public Health, 16, 1211. doi:10.1186/s12889-016-3884-1

(26)

Jorgenson, A. G., Hsiao, R. C. J., & Yen, C. F. (2016). Internet addiction and other behavioral addictions. Child and Adolescent Psychiatric Clinics, 25, 509-520.

doi:10.1016/j.chc.2016.03.004

Karapetsas, A. V., Karapetsas, V. A., Zygouris, N. C., & Fotis, A. I. (2015). Internet addiction and loneliness. Encephalos, 52, 4-9.

Kawabe, K., Horiuchi, F., Ochi, M., Oka, Y., & Ueno, S. I. (2016). Internet addiction: prevalence and relation with mental states in adolescents. Psychiatry and Clinical Neurosciences, 70, 405-412. doi:10.1111/pcn.12402

Khantzian, E. J. (1997). The self-medication hypothesis of substance use disorders: a reconsideration and recent applications. Harvard Review of Psychiatry, 4, 231-244. doi:10.3109/10673229709030550

Klein, D. N., Shankman, S. A., Lewinsohn, P. M., & Seeley, J. R. (2009). Subthreshold depressive disorder in adolescents: predictors of escalation to full-syndrome depressive disorders. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 48, 703-710. doi:10.1097/CHI.0b013e3181a56606

Kuss, D. J., & Lopez-Fernandez, O. (2016). Internet addiction and problematic Internet use: a systematic review of clinical research. World Journal of Psychiatry, 6, 143.

doi:10.5498/wjp.v6.i1.143

Lee, B. W., & Stapinski, L. A. (2012). Seeking safety on the internet: relationship between social anxiety and problematic Internet use. Journal of Anxiety Disorders, 26, 197-205. doi:10.1016/j.janxdis.2011.11.001

Lemmens, J. S., Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2011). Psychosocial causes and consequences of pathological gaming. Computers in Human Behavior, 27, 144-152.

(27)

Lin, F., Zhou, Y., Du, Y., Qin, Z., Xu, J., & Lei, H. (2012). Abnormal white matter integrity in adolescents with internet addiction disorder: a tract-based spatial statistics study. PLoS ONE, 7, 1-10. doi:10.1371/journal.pone.0030253

Lin, M. P., Ko, H. C., & Wu, J. Y. W. (2011). Prevalence and psychosocial risk factors associated with internet addiction in a nationally representative sample of college students in Taiwan. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 14, 741-746. doi:10.1089/cyber.2010.0574

Martyn‐Nemeth, P., Penckofer, S., Gulanick, M., Velsor‐Friedrich, B., & Bryant, F. B. (2009). The relationships among self‐esteem, stress, coping, eating behavior, and depressive mood in adolescents. Research in Nursing & Health, 32, 96-109. doi:doi.org/10.1002/nur.20304

Matthews, T., Danese, A., Wertz, J., Odgers, C. L., Ambler, A., Moffitt, T. E., & Arseneault, L. (2016). Social isolation, loneliness and depression in young adulthood: a

behavioural genetic analysis. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 51, 339-348. doi:10.1007/s00127-016-1178-7

McNicol, M. L., & Thorsteinsson, E. B. (2017). Internet addiction, psychological distress, and coping responses among adolescents and adults. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 20, 296-304. doi:10.1089/cyber.2016.0669

Moreno, M. A., Jelenchick, L. A., & Christakis, D. A. (2013). Problematic internet use among older adolescents: a conceptual framework. Computers in Human Behavior, 29, 1879-1887. doi:10.1016/j.chb.2013.01.053

Naicker, K., Galambos, N. L., Zeng, Y., Senthilselvan, A., & Colman, I. (2013). Social, demographic, and health outcomes in the 10 years following adolescent

(28)

depression. Journal of Adolescent Health, 52, 533-538. doi:10.1016/j.jadohealth.2012.12.016

Odacı, H., & Kalkan, M. (2010). Problematic internet use, loneliness and dating anxiety among young adult university students. Computers & Education, 55, 1091-1097. doi:10.1016/j.compedu.2010.05.006

Özdemir, Y., Kuzucu, Y., & Ak, Ş. (2014). Depression, loneliness and Internet addiction: how important is low self-control?. Computers in Human Behavior, 34, 284-290. doi:10.1016/j.chb.2014.02.009

Öztürk, Ö, Odabasıog"lu, G., Eraslan, D., Genç, Y., & Kalyoncu, Ö. A. (2007). Internet addiction: clinical aspects and treatment strategies. Journal of Dependence, 8,36–41.

Park, S., Hong, K. E. M., Park, E. J., Ha, K. S., & Yoo, H. J. (2013). The association between problematic internet use and depression, suicidal ideation and bipolar disorder

symptoms in Korean adolescents. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 47, 153-159. doi:10.1177/0004867412463613

Peplau, L. A., & Perlman, D. (1982). Perspectives on loneliness. In A. A. Peplau & D. Perlman (Eds.), Loneliness: A Sourcebook of Current Theory, Research, and Therapy (pp. 1-18). New York: Wiley-Interscience.

Pontes, H. M., Griffiths, M. D., & Patrão, I. M. (2014). Internet addiction and loneliness among children and adolescents in the education setting: an empirical pilot study. Aloma: Revista de Psicologia, Ciències de l'Educació i de l'Esport, 32.

Primack, B. A., Swanier, B., Georgiopoulos, A. M., Land, S. R., & Fine, M. J. (2009). Association between media use in adolescence and depression in young adulthood: a longitudinal study. Archives of General Psychiatry, 66, 181-188.

(29)

Russell, D. W. (1996). UCLA Loneliness Scale (Version 3): Reliability, validity, and factor structure. Journal of Personality Assessment, 66, 20–40.

doi:10.1207/s15327752jpa6601_2

Sawyer, S. M., Azzopardi, P. S., Wickremarathne, D., & Patton, G. C. (2018). The age of adolescence. The Lancet Child & Adolescent Health, 2, 223-228. doi:10.1016/S2352-4642(18)30022-1

Schinka, K. C., VanDulmen, M. H., Bossarte, R., & Swahn, M. (2012). Association between loneliness and suicidality during middle childhood and adolescence: longitudinal effects and the role of demographic characteristics. The Journal of Psychology, 146, 105-118. doi:10.1080/00223980.2011.584084

Schoenmakers, T. M., van Rooij, T., & Van de Mheen, D. (2015). Internet-gerelateerde verslavingen bij jongeren. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 93, 61-63. doi:10.1007/s12508-015-0028-4

Spada, M. M. (2014). An overview of problematic internet use. Addictive Behaviors, 39, 3-6. doi:10.1016/j.addbeh.2013.09.007

Stevens, G. W. J. M., Van Dorsselaer, S., Boer, M., De Roos, S., Duinhof, E. L., ter Bogt, … De Looze, M. (2018). HBSC 2017. Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland. Utrecht University.

Tabak, I., & Zawadzka, D. (2017). Loneliness and internet addiction of Polish adolescents. Psychiatria i Psychologia Kliniczna, 17. doi10.15557/PiPK.2017.0011

Torres-Rodríguez, A., Griffiths, M. D., Carbonell, X., & Oberst, U. (2018). Internet gaming disorder in adolescence: psychological characteristics of a clinical sample. Journal of Behavioral Addictions, 7, 707-718. doi:10.1556/2006.7.2018.75

(30)

Tsitsika, A., Janikian, M., Schoenmakers, T. M., Tzavela, E. C., Olafsson, K., Wójcik, S., ... & Richardson, C. (2014). Internet addictive behavior in adolescence: a cross-sectional study in seven European countries. Cyberpsychology, Behavior, and Social

Networking, 17, 528-535. doi:10.1089/cyber.2013.0382

Üneri, Ö. Ş., & Tanıdır, C. (2011). Evaluation of internet addiction in a group of high school students: a cross-sectional study. Düşünen Adam: The Journal of Psychiatry and Neurological Science, 24, 265-272. doi:10.5350/DAJPN20112404O2

Ustinavičienė, R., Škėmienė, L., Lukšienė, D., Radišauskas, R., Kalinienė, G., &

Vasilavičius, P. (2016). Problematic computer game use as expression of internet addiction and its association with self-rated health in the Lithuanian adolescent population. Medicina, 52, 199-204. doi:10.1016/j.medici.2016.04.002

Van Dorsselaer, S. V., Tuithof, M., Verdurmen, J., Spit, M., Van Laar, M., & Monshouwer, K. (2016). Jeugd en riskant gedrag 2015. Kerngegevens uit het Peilstationonderzoek Scholieren. Utrecht: Trimbos Institute.

Van Der Ploeg, J. (2019). Neem eenzaamheid op in de DSM-5. GZ-Psychologie, 11, 30-34. doi:10.1007/s41480-019-0006-6

Wartberg, L., Kriston, L., Kegel, K., & Thomasius, R. (2016). Adaptation and psychometric evaluation of the Young Diagnostic Questionnaire (YDQ) for parental assessment of adolescent problematic Internet use. Journal of Behavioral Addictions, 5, 311-317. doi:10.1556/2006.5.2016.049

Weiss, R. S. (1973). Loneliness: The experience of emotional and social isolation.

Cambridge, Mass: MIT Press. Yalom, L. D. (1980). Existential Psychotherapy. New York: Basic Books.

(31)

Yao, M. Z., & Zhong, Z. J. (2014). Loneliness, social contacts and internet addiction: a cross-lagged panel study. Computers in Human Behavior, 30, 164-170.

doi:10.1016/j.chb.2013.08.007

Yau, Y. H., Crowley, M. J., Mayes, L. C., & Potenza, M. N. (2012). Are Internet use and video-game-playing addictive behaviors? Biological, clinical and public health implications for youths and adults. Minerva Psichiatrica, 53, 153.

Young, K. S. (1998). Internet addiction: The emergence of a new clinical disorder. Cyberpsychology & Behavior, 1, 237-244.

Young, K. S. (2007). Cognitive behavior therapy with internet addicts: treatment outcomes and implications. CyberPsychology & Behavior, 10, 671-679.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gedaan door jeugdgroepen als hinderlijk, overlastgevend of crimineel te classifice- ren. Sinds 2015 wordt gewerkt met een nieuwe methodiek, de groepsscan. Omdat groepen hierin

Tijdens de lessensessie is niet alleen gesproken over relevante items, maar ook over de wijze waarop deze kunnen worden verwerkt in een handreiking en het eventuele gebruik

dit bijvoorbeeld door aan te geven of positieve en/of negatieve kopstukken kunnen worden onderscheiden, door te beschrijven in hoeverre dwang en groepsdruk van invloed zijn op

Toch kunnen mensen in de omgeving van gamers (ouders, professionals) in potentie een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van beginnende problemen met gamen: zij kunnen

Jongeren kunnen, omdat hun ouders veel van huis zijn makkelijker experimenteren en makkelijker in de verleiding komen om zich te laten verleiden door alcohol en drugs..

57 In twee cohortonderzoeken zijn de volgende risicofactoren bij jongeren geïdentificeerd voor het ontwikkelen van een stoornis in het gebruik van alcohol op volwassen leeftijd: 58

Ten slotte wordt verwacht dat het verband tussen kindermishandeling en problematisch cannabisgebruik minder sterk wordt wanneer jongeren in JJI’s meer gebruikmaken van

Doel van dit onderzoek was om de relaties tussen autisme spectrum stoornissen en (problematisch) gamegedrag te exploreren, door te kijken naar wat voor deze doelgroep