• No results found

Opdrachtgever: geen*; op eigen initiatief, ontwerpen zonder opdrachtgever

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opdrachtgever: geen*; op eigen initiatief, ontwerpen zonder opdrachtgever"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“The things we do are: the things that

need doing: that you see need to be done

and that no one else seems to see need

to be done. Then you will conceive your

own way of doing that which needs to be

done – that no one else has told you to do

or how to do it. This will bring out the

real you that often gets buried inside a

character that has acquired a superficial

array of behaviors induced or imposed

by others on the individual. Try making

experiments of anything you conceive

and are intensely interested in. Don’t be

disappointed if something doesn’t work.

…You have what is most important in

life – initiative. …You will find the world

responding to your earnest initiative.”

*

Op eigen initiatief,

ontwerpen zonder opdrachtgever.

am

an

da

b

ut

te

rw

or

th

|

be

rg

en

o

p

zo

om

|

sc

ri

pt

ie

|

op

dr

ac

ht

ge

ve

r:

g

ee

n

| ja

nua

ri

2

00

8

| a

kv

s

t.

jo

os

t

(R. Buckminster Fuller, Critical Path, New York, 1981; p. xxxviii)

geen

*

opdrachtgev

er:

(2)

Opdrachtgever: geen

*

*Op eigen initiatief, ontwerpen zonder opdrachtgever.

Amanda Butterworth | Bergen op Zoom Scriptie GOD4 | AKV St-Joost | Januari 2008

(3)



Voorwoord

In het tweede jaar van mijn opleiding grafisch ontwerp aan het St. Joost kreeg ik de opdracht een ontwerper uit de praktijk te interviewen. Onze theorie docent, die de opdracht gaf, had een lijst met namen, waar je uit kon kiezen. Ook had hij van sommige ontwerpers werk meegenomen waaronder het aaa ooH é boekje van grafisch ontwerper en typograaf Melle Hammer. Ik was met-een gefascineerd door dit boekje en mijn keuze was gemaakt; ik ging Melle Hammer opzoeken om erachter te komen waarom hij dit bijzondere boekje had gemaakt. Het antwoord op deze vraag is zeer verassend; het was op eigen initiatief, hij was dus zèlf de opdrachtgever. Hammer vertelde mij dat hij vaak in het bui-tenland gevraagd werd om te spreken over typografie. Vanwege de taalbarrière is het vaak moeilijk uit te leggen waarom hij be-paalde typografische keuzes in zijn werk maakt. Om tijdens zijn lezingen zijn verhaal te illustreren bedacht hij dit boekje met het thema applaus. Een applaus is hiervoor erg geschikt omdat het zich makkelijk laat vertalen, het zijn geluiden. In deze scriptie ga ik op zoek naar vergelijkbare projecten, in die zin dat ze door de grafisch ontwerper zelf zijn geïnitieerd.



(4)

Inhoudsopgave

3

6

8

12

17

2

37

7



6

7

77

78

81

Voorwoord Inleiding Hoofdstuk 1 Een geschiedenis van initiatieven Hoofdstuk 2 Maatschappelijke context Hoofdstuk 3 Interview met Suzanne Hertogs Hoofdstuk 4 Interview met Lies Ros Hoofdstuk 5 Interview met Roger Willems Hoofdstuk 6 Interview met Erik Kessels Hoofdstuk 7 Interview met Harmen Liemburg Hoofdstuk 8 Interview met Richard Niessen Hoofdstuk 9 Conclusies en bevindingen Nawoord Bronnen Bijlagen • Projectplan Duf

• Christoph Keller, The seven Cs for Roma

7

6

(5)

• Mieke Gerritzen’s manifest ‘Everyone is a designer’* zet je tot nadenken over de rol van

de grafisch ontwerper in een tijd waarin ieder-een toegang heeft tot de grafische hulpmiddelen als computer, internet, grafische programma’s, enz. Hoe ziet u de rol van de ontwerper? • Denkt u dat het initiëren van eigen projecten een reactie is op dienstbaarheid?

hoofdstuk 1 – geschiedenis Omdat ik erg benieuwd was naar oude-re projecten en initiatieven leek het me interessant om te kijken wat er in het verleden is gemaakt. Wat waren vroeger de redenen om zelf iets te initieren? En wat voor projecten waren het toen? Aan de hand van vijf initiatieven loop ik door de geschiedenis heen. Ik begin met Theo van Doesburg en De Stijl en eindig met Piet Schreuders en De Poezenkrant en laat hiermee een periode van bijna honderd jaar zien! Uiteraard zijn er nog vele andere interessante projecten te noemen die nu niet wor-den besproken.

hoofdstuk 2 – maatschappelijke context Aan de hand van recente uitspraken van auteurs en ontwerpers over actuele ontwikkelingen met betrekking tot het vak grafisch ontwerpen, schets ik de context waarbinnen een aantal heden-daagse ontwerpers kiezen voor eigen projecten. Waaronder de ontwerpers die ik voor deze scriptie geinterviewd heb. Dit hoofdstuk kan dan ook als in-leiding op de interviews gezien worden. hoofdstuk 3 tot en met 8 – interviews Ik heb ervoor gekozen de interviews in volgorde van afname op te nemen in deze scriptie; in hoofdstuk 3; het eerste interview wat ik heb afgenomen met Suzanne Hertogs en ik eindig met mijn laatste interview met Richard Niessen in hoofdstuk 8.

hoofdstuk 9 – conclusies en bevindingen Tot slot zal ik in dit laatste hoofdstruk conclusies trekken uit mijn bevindin-gen, zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken. Hier geef ik antwoord op de centrale vraag van deze scriptie; waarom initiëren grafisch ontwerpers eigen projecten?



* Mieke Gerritzen’s manifest met de opvallende titel ‘Everyone is a designer: 100 tips for a design economy’ is een boekje met

citaten en uitspraken over het vak grafisch ontwerpen.

In deze scriptie staat de volgende vraag centraal; Waarom initiëren

gra-fisch ontwerpers eigen projecten?

Doormiddel van zes interviews met zes verschillende grafisch ontwerpers ga ik op zoek naar het antwoord, of misschien wel meerdere antwoorden, op deze vraag. Ik vond het belangrijk om de mensen achter de projecten te ontmoeten. De energie en het enthou-siasme waarmee ze aan hun projecten werken en over hun projecten vertel-den heb ik getracht over te brengen in deze scriptie. Ik heb gezocht naar een aantal typerende ontwerpers die ik in eerste instantie in drie categorieën wilde indelen; •engagement •recent afgestudeerden •als visitekaart voor betaald werk Gaandeweg merkte ik dat het lastig was me aan deze indeling te houden maar het denken vanuit deze cate-gorieën leverde wel een gevarieerde groep mensen op. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag en om zicht te krijgen op hun beweeg-redenen voor het initieren van eigen projecten heb ik de volgende vragen voorgelegd;

• Werkt u vaak zonder opdrachtgever? • Om welke projecten gaat het? • Waarom heeft u dat project opgezet? • Hoe wordt het georganiseerd? • Hoe wordt het gefinancieerd? • Hoe wordt een project afgerond? • Wat viel er mee, wat viel er tegen? • Heeft u nog nieuwe projecten lopen? • Is er een verschil in werkwijze als je voor een opdrachtgever werkt of wanneer je met een eigen project bezig bent?

• Worden er nu, ten opzichte van vroeger, meer of minder initiatieven opgezet door ontwerpers?

• Heeft u nog advies voor ontwerpers die eigen projecten willen gaan opzetten?

Behalve Melle Hammer is de uitspraak van Buckminster Fuller* die op de voorzijde van deze scriptie gedrukt staat, een goede beschrijving van wat voor mij aanleiding is geweest om dit onderwerp te kiezen voor mijn scriptie. Dit is inspirerend! En dit is ook mijn intentie met deze scriptie. Opdrachtgever: geen gaat over het werk van grafisch ontwerpers dat zij op eigen initiatief maken / uitgeven / produceren / … voor zichzelf, om de grenzen van het vak op te zoeken, als visitekaart voor toekom-stige opdrachtgevers…

8

Inleiding

* Richard Buckminster Fuller (12-7-1895 tot 1-7-1983) was een amerikaans visionair, ontwerper, architect, dichter, auteur, en uitvinder.

(6)

Bons, Willem Sandberg en de Duitse-joodse immigrant Otto Treumann, gebruikten hun talenten ook om valse identiteitsbewijzen, rantsoenkaarten, stempels voor paspoorten en andere officiële documenten te maken. Vooral de vaardigheden van Treumann waren bijzonder nuttig. Hij raakt betrokken bij het Amsterdamse verzet en tijdens de lange uren op zijn onderduikadres wijdt Treumann zich aan hij vervalsen van niet alleen stempels voor over-heidsdocumenten, maar zelfs Duitse bankbiljetten. 1955 – 1974 pieter brattinga en ‘de kwadraatbladen’ De Kwadraatbladen is een serie expe-rimenten in druk op het gebied van de grafische vormgeving, beeldende kunst, literatuur, architectuur en muziek, uitgegeven van 1955 tot 1974. Allemaal werden ze bedacht door Pie-ter Brattinga, die jarenlang verbonden was aan Steendrukkerij de Jong & Co in Hilversum. Pieter Brattinga, wilde door middel van de Kwadraatbladen aantonen dat Steendrukkerij de Jong & Co zich ontwikkeld had tot de aller-beste offsetdrukkerij van Nederland. Alle, in totaal 23 nummers, waren vierkant en gewijd aan een thema, zoals muziek, ontwerpen, literatuur, typografie, architectuur en de schone kunsten. Het eerste nummer was gewijd aan de klokken van Chagall, andere nummers behandelde onder-werpen als Buckminster Fuller, Jan Bons’ muurschildering in Mexico, het

Rietveld-Schröderhuis, The New Alphabet

van Wim Crouwel en Anthon Beeke’s ‘blote meisjes alfabetten’. Brattinga fungeerde als hoofdredacteur en voor elk nummer werd een andere ontwer-per aangetrokken. Wat begon als een voorzichtig, bescheiden reclamemid-del groeide uit tot een op zichzelf staande serie avantgarde tijdschriften. Ze werden wereldwijd gratis verspreid onder de relaties, en de toekomstige relaties van de drukkerij. In de jaren zeventig kreeg de werkwijze van de steendrukkerij navolging. Drukkerijen als Rosbeek, Lecturis, de IJsel en Van Boekhoven-Bosch kwamen met series onregelmatig verschijnende uitgaven over het grafische vak of nauw daaraan verwante onderwerpen.

11

beeld: www.nago.nl 1917 – 1928 theo van doesburg en het tijdschrift ‘de stijl’

In 1917 begon Theo van Doesburg samen met de architect Joacobus Johannes Pieter (Ko) Oud, de schrijver en dichter Anthony Kok en de schil-ders Vilmos Huszár en Piet Mondriaan de beweging De Stijl. De Stijl was een kritische reactie op de eerste wereldoorlog en verwierp alle emoties die gepaard gingen met nationalisme en militarisme en pleitte voor een idealistische doelstelling om de kunst te bevrijden van niet essentiële en achterhaalde zaken zoals onderwerp, naturalisme, subjectiviteit en decora-tie. Om deze ideeën te communiceren werd het gelijknamige tijdschrift De

Stijl uitgegeven waarvan het eerste

nummer in oktober 1917 verscheen. In dit nummer schreef Van Doesburg;

“Dit tijdschriftje wil zijn eene bijdrage tot de ontwikkeling van het nieuwe schoon-heidsbewustzijn. Het wil den modernen mensch ontvankelijk maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst. Het wil tegenover de archaïstische verwarring - de ‘moderne barok’ - de logische beginselen stellen van een rijpenden stijl, gebaseerd op zuivere verhouding van tijdsgeest en uitdrukkings-middelen.”

1939 – 1945

valse indentiteitsbewijzen door otto treumann.

Tijdens (en vlak na) de tweede wereld oorlog had de grafisch ontwerper in Europa en in de Verenigde Staten een duidelijke taak: het ontwerpen van propaganda en informatie in opdracht van de overheid, bestemd voor zowel het leger als voor de burger. Maar veel grafisch ontwerpers, onder wie Jan Door middel van een aantal bekende of opvallende initiatieven loop ik door de geschiedenis van het nog jonge vak grafisch ontwerpen. Veel van deze werken zijn telkens een reactie geweest op maatschappelijke en politieke omstandigheden, ont-staan vanuit de op dat moment heersende cultuur.

10

Een geschiedenis van initiatieven

beeld: A. P

urvis, N

ederlands gr

(7)

1974 – ? piet schreuders en de poezenkrant

In Het Grote Boek van De Poezenkrant*

vertelt Piet Schreuders dat het ont-staan van De Poezenkrant begon bij het versturen van ansichtkaarten vanaf een vakantieadres aan vrienden. Na de zoveelste kaart geschreven te heb-ben begonnen de leuke originele en persoonlijke berichtjes op te raken. Zo kwam hij op het idee om, in plaats van kaarten, de verschillende anek-dotes en verhalen te verzamelen op één blad, dit te kopiëren en naar alle vrienden op te sturen. Ze kregen dan weliswaar een wat minder persoonlijk bericht maar wel meer leesvoer. Een andere reden voor het onstaan van De Poezenkrant is het verdwijnen van het tijdschrift Aloha, waar Schreuders tot de vaste opmaak ploeg behoorde. De Poezenkrant ontwikkelde zich van een blaadje gemaakt voor eigen plezier en voor vrienden tot een periodiek met betalende lezers. De eerste num-mers vormgegeven alsof het door katten zelf werd gemaakt terwijl er aan latere nummers door gast ontwerpers werd gewerkt. Een krant over poezen. Is het wel een krant en gaat het eigenlijk wel over poezen? Soms kan er wel een aantal jaar tussen zitten voor er weer een nieuw nummer op je deurmat valt. Alleen Directeur P. Schreuders weet wanneer we de volgende kunnen verwachten... In dit hoofdstuk heb ik een aantal ini-tiatieven uit het verleden besproken. Er zijn natuurlijk nog andere mooie en inspirerende initiatieven te noemen, maar ik heb de meest opvallende geko- zen. Veel zijn ontstaan uit maatschap-pelijke betrokkenheid en politieke redenen waardoor de op dat moment heersende tijdsgeest te zien is. In het volgende hoofdstuk ga ik in op de hui-dige maatschappelijke klimaat waarin een aantal huidige ontwerpers kiezen voor eigen initiatief.

13

*In 2004 verscheen ‘Het Grote Boek van De Poezenkrant’ samengesteld uit fragmenten van de tot dan toe verschenen nummers

1 tot en met 50.

beeld: Het Grote Boek van D

e P

oezenkr

ant

1965 – 1969 willem de ridder en het tijdschrift ‘hitweek’

De na-oorlogse babyboom had er voor gezorgd dat er vanaf eind jaren vijftig een zeer grote groep jongeren was. De tijdschriften die tot dan toe voor jongeren waren gemaakt, werden door volwassenen bedacht, vormgegeven en volgeschreven. Volgens Willem de Ridder was het hoog tijd voor een tijd-schrift voor en vooral door jongeren. Door de democratische opzet werd Hitweek een succes, lezers schreven brieven, recensies, zonden tekeningen in en nodigden elkaar via Hitweek uit om elkaars platencollectie te komen beluisteren. Door de inbreng van leeftijdgenoten kregen zij het gevoel dat het echt hun blad was. Dat werd versterkt door het feit dat ouderen het blad afkeurden: Hitweek ging immers alleen maar over beatmuziek, lang haar en later, over seks en drugs. Het strijdblad voor jongeren was er echt gekomen.

In Lay In-Lay Out schrijft Piet Schreu-ders over het blad waar ook hij aan heeft meegewerkt; “De Ridder wist met zijn speciale journalistieke en typografische aanpak duizenden lezers tot grote geestdrift op te zwepen, niet in de laatste plaats de makers van de gevestigde bladen, die zich, op veilige afstand, sufstudeerden op de spraakma-kende Hitweek-benadering.” […] Doordat eind jaren zestig de meeste ta-boes waren doorbroken, underground muziek stond in de top tien, lang haar was prima, verviel het gezamenlijk ele-ment van verzet. In 1969 stopt Hitweek en verschijnt er een nieuw blad dat om de week uitkomt: Aloha, wat veel leek op Hitweek: het had dezelfde democra-tische opzet en bovendien was vrijwel de hele Hitweek-redactie aangebleven. Inhoudelijk legde Aloha meer de na- druk op seks, drugs, strips en maat-schappelijke onderwerpen. Vier jaar later, in 1974, werd door onder andere teruglopende advertentie-inkomsten, Aloha stopgezet.

12

foto: www.kb.nl

(8)

aan je een identiteit ontleent en die als inspiratiebron dient” (A. Twemlow, pag. 15) Door de steeds groeiende economie en door de enorme toename aan reclame-boodschappen – de middeleeuwse mens zag gedurende een heel leven evenveel beelden als wij nu op één dag… – groeit ook de vraag naar ontwerpers. Twem-low; “Tegenover de dienstverlener ontwikkelt zich een ander profiel van de ontwerper: de ontwerper als auteur. Hij vat het ontwerpen niet op als een soci-ale praktijk, maar benadrukt de eigen subjectiviteit en autonomie.” (A. Twemlow, pag. 34) Het terrein waarin een grafisch ontwer-per nu werkzaam is, is in loop van de tijd steeds interessanter, gevarieerder maar ook complexer geworden. Terwijl het beroep zich oorspronkelijk vooral concentreerde op het vormgeven van gedrukte media, zijn nu de grenzen tussen verschillende ontwerpdisciplines aan het vervagen.

“Veel grafisch ontwerpers zijn

uitge-keken op hun rol als uitvoerder van projecten voor anderen; ze nemen

zelf de touwtjes in handen en initiëren eigen projecten die ze ook zelf op de markt brengen. Steeds meer ontwerpers worden hun eigen klant of agent. Ze creëren een kleding- of muzieklabel, een meubel of productmerk, openen galerieën, geven bladen uit, redigeren blogs en organiseren events. Specialisa-tie maakt plaats voor uitwisseling, zowel tussen activiteiten die aan vormgeving gerelateerd zijn – beeldende kunst, illustratie, animatie, mode, letteront-werp, productontwerp, schrijven – als met minder nauw verwante: redactie, tentoonstelling maken, uitvinden. Er zijn allerlei redenen voor dit soort kruisbestuivingen. Voor sommigen gaat het om auteurschap, voor anderen om ondernemerschap. De meeste delen een

algemeen gevoelde ontevredenheid over de modellen en podia die op dit moment voorhanden zijn voor het pro-duceren en presenteren van grafisch ontwerp.” (A. Twemlow, pag. 34) Over de relatie tussen opdrachtgevers en ontwerpers schrijft grafisch ontwerper Daniel van de Velde in een recent, in het tijdschrift Metropolis M, gepubliceerd ar- tikel; […] “De dialectiek tussen opdracht-gever en ontwerper, het spanningsveld van geven en nemen en onderhandelen, staat onder druk om te verdwijnen, om-dat zowel ontwerper als opdrachtgever de confrontatie mijden; de eerste wordt een autonoom genie, de tweede wordt een autocratische ‘aanstuurder’ van dienstverlenende freelancers.” In mijn interview met Richard Niessen vertelt hij dat hij altijd probeert van

1

** Alice Twemlow is een schrijver, criticus en docent haar focus ligt op het gebied van grafisch ontwerp.

everyone is a designer? De afgelopen decennia heeft een grote ontwikkeling plaatsgevonden op tech-nisch gebied. Dit heeft geresulteerd in een voornamelijk digitale ontwerpprak-tijk. Halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw werd internet bekend onder het groter publiek en inmiddels is de computer een ‘huishoudartikel’ ge-worden. Over deze ontwikkeling en de invloed op het vak grafisch ontwerpen schrijft John O’Reilly* in zijn boek No

Brief: Graphic Designers Personal Projects;

“As we enter the 21st century it has never been more clear that the defini-tion of what designers do and who they are has never been more ambiguous. Mieke Gerritzen‘s manifesto is called

Everyone is a designer, which at the very

least nods to the idea that in the age of the internet, of web pages and cheap design technology, anyone can at least play at being a designer. If everyone is a designer the status of the designer is obviously diminished.” (J. O’Reilly pag. 8) Als iedereen dus een designer is of zichzelf zo ziet, wat betekent dit dan voor het vak? Tijdens mijn gesprek-ken met de geinterviewden heb ik hen deze stelling voorgelegd en gevraagd hoe zij de rol van de ontwerper zien. Erik Kessels zegt hierover dat door de toenemende toegankelijkheid “het vak steeds transparanter en democratischer wordt” waardoor bijna iedereen een ontwerper kan zijn. Dit is waar de rol van de professionele ontwerper naar vo-ren komt. “Het maken van sterke ideeën is nog steeds een wapen waarmee een ontwerper zich kan onderscheiden.” Dit is waar naar mijn idee eigen ini-tiatieven van grafisch ontwerpers een belangrijke rol kunnen spelen omdat eigen projecten meestal niet ontstaan uit een commerciële vraag -massa, verkoop, bezoekersaantallen- maar vanuit een ‘antwoord of een vraag’ van de initiatiefnemer. dienstverlening of auteurschap De toenemende globalisering en mon-dialisering heeft erin geresulteerd dat ontwerpers van vandaag opereren in een wereldwijde economie. Dit heeft ook invloed op het vak grafisch ontwerp. Zo zegt Alice Twemlow**

in haar boek Gra-fisch ontwerpen: waar is het goed voor?; “In

het licht van de huidige ontwikkelingen worden meer en meer ontwerpers zich ervan bewust dat het belangrijk is, thuis

te zijn op een welbepaalde plek

waar- Aan de hand van uitspraken en artikelen van auteurs en ontwerpers schets ik de con-text waarbinnen een aantal hedendaagse ontwerpers kiezen voor een eigen initiatief.

1

Maatschappelijke context

(9)

17

deze relatie met de opdrachtgever een samenwerking te maken. Dat wanneer je het beschouwt als team-work, het een veel prettige werkrelatie oplevert. maatschappelijke betrokkenheid Duidelijk blijkt uit het vorige hoofdstuk dat er een grote maatschappelijke be-trokkenheid wás. Hoe is het nù met het engagement gesteld? Grafisch ontwerper Annelys de Vet vertelt over een discussie met onder andere Anthon Beeke* en Max Bruinsma** over het verschil tussen het engagement van de ontwerpers in de jaren 60 en van de generatie die nu afstudeerd; […]“in de zestiger jaren ging men ‘de straat op’, werden er onafhan-kelijke posters wildgeplakt, en was het engagement duidelijk zichtbaar. ‘Er was strijd’, aldus Anthon Beeke recentelijk in een debat in De Balie, ‘we waren alle- maal heel alert en wakker, en probeer-den het Nederland waar we in woonden vorm te geven, een gezicht te geven.’ Of het nou was op een anonieme of expres-sieve manier, de jaren zestig waren ‘strijd’. Strijd voor de betekenis van het individu. Iedereen streed mee, ook grafisch ontwerpers, met affiches en de- monstratieve dingen. Max Bruinsma re-ageerde met de opmerking dat als strijd het woord is voor de generatie van toen, je nu de woorden ‘ad hoc engagement’ zou kunnen gebruiken: ‘op het moment dat je ontwerpers confronteert met een precieze vraag, blijkt dat er wel degelijk een soort engagement aanwezig is, dat alleen eerst geactiveerd moet worden.’ […]Duidelijk is dat een engagement zoals in de jaren zestig is gedefinieerd niet het dogma is van de nieuwe generatie ontwerpers. Ze zijn onderdeel van een

groot netwerk, worden geconfronteerd met veel meer soorten informatie en kunnen onmogelijk reageren op iedere impuls waarmee ze het oneens zijn.”

(A. de Vet, Items, 2006) Eèn van de door mij geinterviewden, Lies Ros, die in de jaren zestig volop mee streed als lid van het collectief Wild Plakken, merkt tijdens ons gesprek op dat er vroeger vooral vanuit politieke rede-nen werd geïnitieerd terwijl het nemen van eigen initiatieven op dit moment een op zichzelf staande cultuur is. We hebben gezien dat er ook heden ten dage voldoende redenen zijn om te kiezen voor eigen initiatieven. Waarom de geinterviewden hiervoor kiezen en welke invloeden vanuit de maatschappij meespelen komt aan bod in de volgende zes hoofdstukken.

16

* Grafisch ontwerper.

(10)
(11)

mijn doelstellingen, wat het voor de maatschappij betekent, wat het voor jongeren betekent. Ik wist dus eigenlijk al best goed wat ik wilde.” “De weg ernaar toe, daar heb ik wel lang over gedaan, je maakt aanteke-ningen in dummy’s*, je denkt erover na en je vraagt veel advies aan anderen en ik heb veel gesurft op het internet. Er is best veel over te vinden eigenlijk. Ik heb bijvoorbeeld andere plannen voor het aanvragen van subsidies als grid gebruikt voor die van mij. Op de website van kunstenaars & co** staat ook veel informatie over hoe je bijvoorbeeld subsidie aanvraagt en hoe je een plan moet schrijven.” “Weet je wat het vooral ook is; je kunt het gewoon doen. Heel veel mensen willen je ook helpen. Er is echt hele-maal niemand die je tegenhoudt, als je maar weet wat je wilt. Je moet alleen niet bevattelijk zijn voor opmerkingen als ‘zou je dat nou wel doen’, ‘drie-honderd pagina’s is dat niet een beetje veel’, enz. Van negatievelingen moet je je niet teveel aantrekken. Je moet gewoon durven. Ik was in het begin ook best een schijterd. Ik wist bijvoorbeeld vanaf het begin dat ik heel graag de illustratoren Jeroen de Leijer (bekend van de strip Eefje Wentelteefje) en Paul Faassen erbij wilde betrekken maar ik durfde ze niet goed te benaderen. Uiteindelijk heb ik ze gewoon een mailtje gestuurd en uitgelegd waar ik mee bezig was, dat ik niet veel geld had maar of zij wilden meewerken. Allebei mailden ze meteen enthousiast terug; ‘Leuk doe ik!’ Ik kon wel een gat in de lucht springen! Ik had toen naar mijn idee de twee moeilijkste al gevraagd. Daarna kon ik anderen benaderen en zeggen dat Paul Faassen en Jeroen de Leijer ook mee deden. Dan gaat het wat makkelijker. Zo groeit het.” “Ik vind werken voor een opdrachtge-ver ook heel leuk maar ik vind vooral de combinatie leuk. Met het één heb je meer vrijheid en met het ander weet je beter waar je aan toe bent. Zo houd je ook diversiteit in je werk. We zijn, als grafisch ontwerpers, uiteindelijk toch afhankelijk van bedrijven of organisa-ties, die iets willen communiceren. In principe is dat je brood.” Suzanne Hertogs heeft mij haar Project

plan Boekazine Duf gestuurd wat ze heeft

opgesteld om in te sturen naar De Ko-meet. Hiervan heb ik een aantal pagina’s als bijlage aan deze scriptie toege-voegd. In haar plan beschrijft Suzanne uitgebreid wat haar ideeën, motivaties en doelstellingen zijn maar ook wat de sterke en zwakke punten zijn.

21

* Twee afbeeldingen zijn hiervan te zien op pagina 23.

** www.kunstenaarsenco.nl “Ik wilde eigenlijk al sinds de academie iets met boeken doen. Op dat moment had ik nog niet echt een boek gemaakt, behalve mijn eindexamenproject. Wat ik zo mooi vind aan boeken, in tegen-stelling tot de meeste tijdschriften, is dat je boeken wel bewaart of je geeft ze door aan een ander. Boeken kunnen je echt een wereldje schenken, het heeft iets magisch.” “Vroeger vond ik zelf als klein kind die vakantie doe-boeken bijvoorbeeld geweldig, het viel me op dat dit soort boeken er niet zijn voor 12 tot 18 jarigen. Die kids hebben nog niet alle kennis van de wereld dus je kunt ze nog veel nieuwe verassende dingen vertellen. Plus het feit dat jongeren bladen naar mijn idee wel erg com-mercieel zijn. Alles draait om uiterlijk, kleding en celebraties. Ik vond dat je ze iets meer kon geven. Dus ben ik gaan onderzoeken hoe je zoiets in de markt moet zetten. Een tijdschrift in de markt brengen dat kost echt geld. Je moet een rete goed plan hebben waar de banken vertrouwen in hebben. Dat is nog best ingewikkeld. En in het begin was ik nog best ambitieus, in die zin, dat ik Duf in alle kiosken ook de kleine om de hoek, wilde hebben liggen. Maar dat is dus erg lastig om voor elkaar te krijgen. Zo kwam ik uit op een boektijdschrift, een boekazine. Ik ben eerst naar de vorm gaan kijken omdat ik wilde weten wat het zou gaan kosten. Omdat mijn vader drukker is, wist ik al veel over de mogelijkheden in papiersoorten en druktechnieken. Drukkers hebben vaak de houding dat iets niet kan. Dat iets onmogelijk is. Maar door mijn achter-grond wist ik dat het wel mogelijk was, lastig misschien, maar wel mogelijk.” “Ik heb denk ik het voordeel dat ik geen helicopter-view heb. Ik ga stapje voor stapje en ik zie wel waar ik uitkom, ik heb niets te verliezen. Ik ga gewoon door en elke keer als iets lukt dan is dat weer een overwinning en mijn vriend heeft me erg geholpen met het maken van een plan. Dat was ook nodig voor De Komeet*. Ik had het

daarom maar gelijk heel professioneel aangepakt met een swot analyse, sterke punten, zwakke punten en valkuilen. Ik had mijn motivatie benoemd en

20

Suzanne Hertogs

* De Komeet is een cultuurprijs voor Haags talent.

Mijn eerste interview is in Den Haag met grafisch ontwerper Suzanne Hertogs. Nadat ze eerst een aantal jaren ervaring heeft opgedaan bij bureau’s, is Suzanne voor zichzelf begonnen. En met succes. De ene recensie na de andere, allemaal vol lof over haar ‘boekazine’ Duf. Dit boek – wat ze overigens via haar eigen uitgeverij heeft uitgegeven – is aanleiding voor ons gesprek op 16 november 2007.

(12)

23

Duf Duf

22

Voorzijde Duf Duf

(13)

2

Schetsboek Schetsboek

2

Duf Duf

(14)
(15)

daar en toen dacht ik “wat hangt dat daar lullig, dat kan toch niet!” Dan kijk je ineens met een professioneel oog, die foto’s verdienden gewoon iets beters! Dan zie je dat daar iets openligt. Iets wat jij zou moeten gaan invullen. Omdat we net de Frans Duwaer prijs van 15.000 gulden hadden gekregen, hebben wij dat geld gebruikt om die tentoonstelling te maken.” “Met behulp van twee vrouwen, een historica en een beeldend kunstena-res begonnen we aan een lijdensweg van twee jaar! We zijn gestart met een comité van aanbeveling met allemaal van die zwaargewichten uit de vrouwenbe-weging, maar die wilden helemaal niet in het comité! Die zeiden; “jullie gaan dat onwetenschappelijk aanpakken en daar willen wij niet aan meewerken”. Dat was ook ongetwijfeld zo maar dat wilden wij helemaal niet horen, dus wij gingen gewoon door. Voor ik het wist zat ik samen met die andere twee vrou-wen anderhalf jaar research te doen. Het project groeide en groeide en uitein-delijk is er iets heel moois uitgekomen. Het werd een hele kleine tentoonstel-ling van dertig panelen die inhaakbaar waren – een soort opvouwbaar systeem – zodat het achterin de kofferbak van je auto paste. Dat konden mensen voor 25 gulden – het was in 1980 tenslotte – huren voor een week. Die panelen konden ze dan in buurthuizen of waar

2

2 panelen uit de tentoonstelling

Alsof je een emmer leeggooit

spannend “Ik vind Opdrachtgever: geen een leuk maar spannend onderwerp. Spannend omdat het ook wringt. Want het doet op een of andere manier voorkomen alsof het veel voorkomt. En ik heb dat een beetje geïnventariseerd aan de hand van eigen werk en eigenlijk zijn er maar heel weinig projecten geweest die eigen initiatieven waren. Dat waren dan vooral affiche’s en tentoonstel-lingen. Veel vaker komt het voor dat je te maken hebt met opdrachtgevers die je heel erg vertrouwt en die dezelfde belangen hebben. Met wie je samen aan de slag gaat en met wie je geld probeert te vinden. Het hangt van de opdracht-gever af of het werkt als een eigen project of niet. Het belangrijkst is, dat hebben we altijd gedaan, je opdracht- gevers heel zorgvuldig te kiezen. Ei-genlijk hebben we dat niet eens gedaan maar we hebben ons zo geprofileerd dat er altijd speciale opdrachtgevers op ons af kwamen, mensen waar je heel goed mee kon werken. Dan ben je eigenlijk min of meer gelijkwaardig. Misschien is dat wel een vergelijkbaar traject?” alsof je een emmer leeggooit. De tentoonstelling Alsof je een emmer

leeggooit ging over 80 jaar vrouwen geschiedenis – van 1900 tot 1980. “maar dan eens een keer van de gewone vrouw.” De tentoonstelling zelf heeft gelopen van 1980 tot 1990. “Ik was op een abortusmanifestatie in 1978 en had daar met behulp van een paar andere vrouwen het decor geschilderd. Ik liep op die manifestatie rond en ik zag dat er allemaal kleine tentoonstellingen waren, en dat waren foto’s die gewoon tegen panelen waren getimmerd. De foto’s op zich waren hele goede foto’s. Foto’s van vrou-wen als Bertien van Manen en Gon Buurman* die hun camera’s hebben gepakt en de vrouwenbeweging zijn gaan fotografen. Dat soort foto’s hingen 26 november 2007 om 13.00 heb ik bij Lies Ros thuis in Amsterdam afgesproken. Eén uur was een goede tijd volgens Lies, want dan hoefde ik niet te haasten en dan kon ik nog een hapje mee-eten. Lies Ros was van 1977 tot 1994 lid van het collectief Wild Plakken samen met Rob Schreuder en Frank Beekers. De drie kenden elkaar van de Rietveld Academie waar ze hun opleiding tot grafisch ontwerper hebben gevolgd. Wild Plakken stond voor activisme en ontwerpen vanuit een maatschappelijke

ideologie. In 1994 werd door Lies Ros, een overzichttentoonstelling Beeld tegen Beeld ontworpen in het Centraal Museum in Utrecht. Na deze tentoonstelling valt het collectief langzaam maar zeker uit elkaar en sindsdien werkt Lies Ros voornamelijk alleen.

28

Lies Ros

(16)

31

1 natuur 2 delfstoffen dan ook neerzetten. De tentoonstelling was een soort aanjager voor verdere activiteiten. Omdat we hadden besloten de totale tentoonstelling op 30 A1 af-fiches te drukken – in twee kleuren op watervast hardboard geplakt – en omdat er ook tassen en kisten moesten komen om de panelen in te vervoeren, liepen de kosten ongemerkt hoog op. Opeens had-den we 120.000 gulden schuld! (lacht) We hadden ons niet gerealiseerd dat het zo kon oplopen. Dus daar zaten wij, drie arme jonge ontwerpers, en twee vrou-wen. Eén van die vrouwen stelde voor om naar het WVC* of CRM te gaan. Ik weet niet meer hoe dat heette. Zij vroeg een audiëntie aan en samen gingen we uitleg geven. Ze deed het hele verhaal uit de doeken en barstte daar in tranen uit. Ik weet nog steeds niet of dat echt was of gespeeld, maar in ieder geval (het feminisme en de vrouwenbeweging was natuurlijk nog een hot item) onze hele schuld werd aangezuiverd! En we hiel-den per persoon ook nog 1000 gulden over als salaris, voor twee jaar werk… Uiteindelijk heeft die tentoonstelling nog tien jaar lang als een waanzinnige gedraaid. Dat was het mooiste, dat was dus een heel succesvol eigen project.” explosief drukwerk “Een ander eigen project heet Explo-sief drukwerk, dit heeft ook weer een aanleiding, hoewel dat weer een hoog kunst gehalte heeft. Dat is dan ook een uitzondering in mijn werk maar misschien niet qua mentaliteit. Explosief drukwerk is gebaseerd op mijn verzame-ling vuurwerk, maar het is tegelijkertijd ook weer een gezamenlijk project met een vriend van mij, Ewald Spieker. Hij heeft een galerie, Typogalerie, op de Groenburgwal in Amsterdam en organi-seert af en toe kleine tentoonstellingen. Hij vroeg mij of ik dat vuurwerk bij hem wilde exposeren en er moest ook een catalogus bij. Toen is dit eruit gekomen. Met zijn redactie en mijn ontwerp en een verhaal over het ontstaan van de mensheid en het vergaan van de aarde. Het is in mijn werk een uitzondering. Het is ook maar een oplage van 44 stuks en ik ben normaal iemand van massa oplage. [lachend:] Maar ja, toen stond ik aan de rand van de afgrond, financieel, dus dit was ook een redmiddel.” vakbond “O, ja we hebben nog een ander eigen initiatief, en dat was weer zoiets waarvan wij dachten dat het maatschappelijk noodzakelijk was. Het boek Het Ont-werpproces. Dit is al heel oud hoor. Wij hadden op school onze eigen vakbond opgericht, LSK, Studenten vereniging kunstonderwijs. Na school wilden wij dat continueren, dus we werden geen lid van de BNO* maar we richtten onze ei-gen vakbond op met op zijn hoogtepunt maar liefst 42 leden. Maar toen hebben we toch dit boek uitgegeven. Het gaat

30

* Ministerie van WVC.

(17)

33

5 vuurstorm 7 slachtoffers

32

3 wapens 6 atoom bom

(18)

3

over de relaties tussen ontwerpers en opdrachtgevers en wat voor dingen er fout kunnen gaan. Het hele boek was een eigen initiatief.” […] “Je hebt belangen als student. En je hebt natuurlijk ook belangen als grafisch ontwerper en je hebt in Nederland een vakvereniging, dat dachten wij tenmin-ste, dat heette toen de GKF dat heet nu de BNO. Maar in die BNO, toen GKF, zitten opdrachtgevers en werknemers samen in een club. Die club kan dus nooit, als er een belangenconflict is tus- sen een opdrachtgever en zijn werkne-mer, bemiddelen. Je moet òf voor de een opkomen òf voor de ander. Dat was voor ons een reden om niet bij die club te wil-len zitten. Ik ben er wel lid van geweest, maar als student. Ze hebben mij toen automatisch geroyeerd, dat vond ik wel mooi, omdat ik het echte lidmaatschaps-geld niet kon betalen, het was veel te duur. Ik had toch mijn eigen vakbond...! Ach ja, het is wel een beetje een jongens-boek hoor. Maar wij waren dus op school al de landelijke studenten vereniging kunstonderwijs begonnen. Om voor de belangen van de studenten op te komen. Zoals nu LAKS**, voor de scholieren, want er was heel veel te doen: er waren aanvallen op het onderwijs, er werden bezuinigingen uitgevoerd en de beurzen werden teruggeschroefd. Voor een deel was het niet gedemocratiseerd. Kortom: er lag een hoop werk en dat wilden we doorzetten na school. Dat was eigenlijk een logische continuering.’ affiches “We hebben ook een aantal affiches ge-maakt die uit woede of verontwaardiging zijn ontstaan en die puur eigen initiatief zijn geweest. Maar dat zijn altijd een paar mensen die bij elkaar gaan zitten - aan de borreltafel of niet - die dan boos worden op bepaalde toestand. Die zeggen dan ‘als jij dit doet dan doe ik dat!’. We hadden bijvoorbeeld naast ons een zeefdrukker zitten en die zei - toen was er iets ergs gebeurd in Zuid-Afrika; ‘Als jullie het ontwerp maken dan druk ik dat affiche!’ Een aantal dingen gingen we dan zelf in de stad plakken. Vroeger was wild plakken heel erg gewoon. Het was ook gemoedelijker.” “Maar het merendeel van onze affiches zijn natuurlijk gemaakt voor instellin-gen als de anti apartheidbeweging, de communistische partij of de vakbewe-ging. Dan heb je wel te maken met een opdrachtgever, al is het onbetaald. Als je politiek ging plakken dan werd er een hele mythe omheen gecreëerd. Als je dat voor de CPN** deed, dan belde je naar de club zelf; ‘staat de koffie klaar!?’ Dan hadden zij lijm, kwasten en rollen affiches voor je klaar gezet. Dan ging je die dingen ophalen en ging er altijd iemand mee op de uitkijk staan. Als je dan politie zag riep je een bepaalde

* Het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) is een organisatie van, voor en door scholieren.

** De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een Nederlandse politieke partij die in 1909 werd opgericht. In 1989 ging de partij op in GroenLinks en in 1991 werd de CPN opgeheven.

3

verschroeide aarde

(19)

37

“Ik heb geen innerlijke drive zoals een

kunstenaar dat heeft. Ik ga niet iets moois

maken en dan proberen dat aan de man

te brengen. Ik moet een maatschappelijk

nut van iets zien. En bij die

tentoonstel-ling ‘Alsof je een emmer leeggooit’ had ik

dat opeens.” – Lies Ros, 2007 –

code of je floot. Maar als je desondanks gepakt werd, kreeg je soms niet eens boete, maar dan moest je wel mee naar het bureau en je was je emmer lijm en je affiches kwijt.”

eigen dingen doen

“Het kan te maken hebben met dat ik zelf commissielid ben van het Fonds BKVB* , maar ik heb de indruk dat gra-fisch ontwerpers meer eigen projecten hebben dan vroeger. Ik krijg de indruk dat jonge ontwerpers meer dan vroeger bij elkaar gaan zitten en hun eigen din-gen doen, of voor alternatieve circuits werken, maar op kleinere schaal dan vroeger. Vroeger was het ook meer poli-tiek gericht, nu is het meer cultuur. Dat idee heb ik, maar misschien komt dat omdat ik dat zie bij die aanvragen bij het Fonds BKVB en ik weet niet of dat een vertekend beeld is. Ik zie natuurlijk alleen de mensen, die zelf graag dingen willen gaan doen. Die hebben dat geld nodig. De mensen die meteen een goede baan vinden zie je daar niet. Of je ziet mensen die wel een baan hebben maar voor zichzelf willen gaan begin-nen. Mensen die geld genoeg hebben om voor zichzelf te werken die komen daar nooit. Als je kijkt naar Richard Niessen of naar Harmen Liemburg, die werken wel aan eigen projecten. Hoewel Harmen Liemburg ook in opdracht werkt, weet ik dat hij nu al drie keer een aanvraag bij het fonds heeft gedaan.”

* Het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst (Fonds BKVB) is de landelijke instelling voor

subsidie-verlening aan individuele beeldend kunstenaars, vormgevers, architecten en bemiddelaars. De doelstelling van het Fonds BKVB is de bevordering van de kwaliteit van de beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst in Nederland.

36

(20)

Front cover, Roma Publication 40: Mark Manders Singing Sailors

38

(21)

1

Parallel Encyclopedia is een boek samengesteld door de kunstenaar Batia Suter uit beelden uit andere boeken. Door de manier waarop Suter de beelden bij elkaar zoekt ontstaat er een verhaal. De beelden krijgen door de combinatie weer een andere betekenis.

Een uitgeverij, 106 publicaties, hoe is dit zo gekomen?

“Door te doen wat ik graag doe en daar dan een naam aan te geven. Ik denk dat ik zonder Roma Publications ook heel veel publicaties in samenwerking met kunstenaars zou hebben gemaakt, maar door het onder één noemer te plaatsen - er een label aan te plakken - krijgt het makkelijker her- en erkenning. Dat kun je ook strategisch toepassen op een of an-der project, maar dan houd je het minder lang vol. Daarom zijn die 106 publicaties op de eerste plaats een resultaat van iets graag doen.”

Waarom heeft u Roma opgezet?

“Als je Roma Publications ziet als een manier van werken - zelfstandig, op relatief kleine schaal, dicht bij de materie en onbaatzuchtig op kunst gericht - kun je zeggen dat dat er vanaf het begin af aan in zat. Al tijdens mijn studie zocht ik steeds naar relevantie in het maken en samenwerken zelf en had ik geen enkele voeling met grafisch ontwerpen als communicatievraagstuk of doelgroe-penkwesties. Ik maakte liever foto’s op straat waar ik boekjes mee maakte of ging met kunstenaars simpele tekeningen-boekjes maken. De eerste Roma uitgave is dan ook met een kunstenaar die ik kende uit mijn studietijd in Breda. Het was een boekje voor Marc Nagtzaam die meedeed aan de Prix de Rome*. Door onze

namen samen te smelten kwamen we op

Roma, en legden daarmee een link naar

de Prix de Rome. Het was een ingeving van me om dit boekje deze reeksnaam te geven; Roma uitgave nummer 1 staat er in het colofon. Dat was zonder te weten wat er na zou komen, maar ik wist wel dat er een vervolg zou komen, in welke vorm dan ook. Krap een jaar later ontmoette ik [de kunstenaar red.] Mark Manders die zorgde voor een stroomversnelling (en Het was niet ver lopen van mijn afspraak met Lies Ros naar mijn tweede afspraak van die dag met Roger Willems. Roger Willems is opgeleid als grafisch ontwerper aan de St-Joost Academie en het Sandberg Instituut. Na een stage bij Karel Martens bleef hij nog een tweetal jaar bij deze ontwerper werken voordat hij samen met bevriend kunstenaar Marc Nagtzaam een boekje maakte dat de eerste was in een reeks die uitgroeide tot zijn eigen uitgeverij. Roma Publications is gevestigd in een mooi en oud pand op de Amstel. Roger verteldt me dat het pand nog van zijn overgrootvader is geweest. Hij was architect en had zijn werkruimte waar Roger nu met zijn uitgeverij van kunstboeken zit. Mooie gedachte. Vervolgens stelt Roger voor om mijn vragen over de mail te beantwoorden, “zodat we nu lekker in de boeken kunnen bladeren”. Een week later stuurt hij mij zoals beloofd zijn antwoorden op mijn vragen.

0

Roger Willems

(22)

een beschikbaar budget waar we binnen proberen te blijven. Ikzelf kom rond van mijn werkzaamheden als ontwerper. Als ik voor Roma een boek ontwerp, proberen we daar in het budget een honorarium voor vrij te maken. Daarnaast heb ik ook externe opdrachten. Alle andere werk-zaamheden voor Roma, door mij of door anderen, zijn onbetaald op vrijwillige basis - tenzij uitbesteed aan freelancers.”

Wat viel er mee, wat viel er tegen?

“Soms is het te veel werk om alles zelf te doen. Vooral distributie - met name be- stellingen afhandelen en het in consigna-tie leveren aan boekhandels - is iets waar we steeds te weinig tijd voor hebben. Distributie in het algemeen is iets dat je snel onderschat, vooral naar de boek-handels toe. Het is een soort gesloten circuit waar je moeilijk in komt als kleine uitgever. Wat me meevalt is dat zelfs met geringe distributie en zonder reclame te maken je toch naamsbekendheid en vooral goodwill kunt opbouwen.”

Heeft u nog nieuwe projecten lopen?

“Er zijn voortdurend nieuwe projecten aan het groeien waaronder meerdere publicaties en presentaties. Een daarvan is een boek dat we maken met de kunstenaar JCJ Vanderheyden. Vander-heyden wordt dit jaar 80 en heeft een heel uitgebreid oeuvre opgebouwd en in het verleden zelf ook prachtige boeken gemaakt. We willen met dit boek een groot deel van zijn werk laten zien en een hernieuwde aandacht op zijn werk ves-tigen, maar ook simpelweg genieten van het samenwerken met deze kunstenaar en er een heel mooi boek mee maken nu hij daar bereid toe is. Bijzonder is ook dat er nu al een grote grote solotentoonstel-ling in Portugal uit voortkomt en twee kleinere presentaties in belangrijke musea in Nederland en België. Dus zelfs voordat het boek er is genereert het al allerlei andere projecten.”

Kunt u mij vertellen of er een verschil in werk-wijze is als je voor een opdrachtgever werkt of wanneer je met een eigen project bezig bent?

“Ja, er zijn verschillen maar het is een overlappend gebied. Je zou kunnen zeggen dat als je voor een opdrachtgever werkt je taken meer zijn afgebakend. Je hebt minder verschillende verantwoorde-lijkheden, maar daar staat tegenover dat je meer moeite moet doen om aan eisen en verwachtingen te voldoen. Je wordt ingezet in een groter belang waarbinnen je wel vrijheid krijgt, maar altijd maar tot op zekere hoogte. Bij een eigen project heb je vaak veel meer petten op maar val-len de eisen samen met wat je gaat doen. Van de ene kant levert dat extra werk en risico’s op - zoals productie en financie-ring - maar aan andere kant geeft het ook een soort rust en overzicht. Je zet zelf - meestal wel in samenwerking met ande-ren - een richting in en plaatst het in een zelf gekozen context. Je hoeft daardoor

3

toevalligerwijs paste hij met zijn naam er zelfs dubbel bij...)”

Hoe gaat dit in zijn werk, hoe organiseer je dit?

“Ik ken of ontmoet een kunstenaar en dan besluiten we op een gegeven moment dat we een bepaalde publicatie gaan maken. Er moet als start een gemeen- schappelijk beeld zijn van wat het onge-veer kan gaan worden. Vaak is dat naar aanleiding van een speciale gelegenheid of een afgerond kunstproject en werk je toe naar een presentatiemoment zoals een opening van een tentoonstelling, een prijs, een eenmalige mailing of een gro-tere manifestatie. Maar belangrijk is dat het daarna binnen de context van Roma Publications een langer of een nieuw leven krijgt. Dat is een grote meerwaarde. Zelfs die eerste publicatie van Marc Nagtzaam wordt nog steeds ‘als nieuw’ getoond in presentaties van het hele project. Als het niet in de reeks had gezeten was het na die eerste presentatie nooit meer te zien geweest, behalve door de kunstenaar zelf verspreid. Met dit mechanisme in je achterhoofd besef je dat elke uitgave goed moet zijn. Je kunt het niet meer aan de kant schuiven als een vergissing of een opdracht voor geld. Dat is dan ook een belangrijk selectiecriterium geworden: dat je er met Roma jaren mee gezien wil worden en dat je er energie in wil steken om het mede te verspreiden. Naast dis-tributie via boekwinkels en onze website, organiseren we ook tentoonstellingen en nemen we deel aan door anderen georganiseerde presentaties. Zo is er een platform ontstaan voor alle betrokkenen waarvan de mogelijkheden nog lang niet zijn uitgeput. Op het moment lopen er altijd zo’n 5 a 6 plannen tegelijkertijd die dan naar verloop van tijd verschijnen. Soms is het een kortlopend traject, soms heel langdurig. Je moet dan tekstschrij-vers benaderen, geld verzamelen, foto’s maken of beeld verzamelen, of de kunste-naar is nog niet klaar en komt op nieuwe ideeën etc. en dan volgt het hele pro-ductieproces. Samen met de kunstenaar ben ik degene die de touwtjes in handen heeft en er anderen bij betrekt. Daarnaast overleg ik over alles en altijd met Mark Manders. We beschouwen Roma Publicati-ons als ons gezamenlijk project waarvoor we altijd beide verantwoordelijk zijn.”

Hoe worden de projecten gefinancierd?

“Roma Publications is een stichting zonder winstoogmerk. Meestal houden we een budget relatief laag omdat er weinig vaste lasten zijn en omdat er geen personen betaald hoeven te worden die vast bij de uitgeverij werken. Je probeert in te schat-ten wat je aan inkomsten uit verkoop kunt verwachten en begint er alleen aan als je geen onverantwoord groot risico loopt. Aanvullend geld kan komen van in-stituten, eigen bijdragen van kunstenaars, subsidies, sponsoren e.d. of spaargeld van Roma zelf. Vaak gaan we ook uit van

2

(23)



Boek over een serie tekeningen die de kunstenaar Bart Lodewijks maakte in de straten en in expositie ruimten van Gent, Lissabon en Porto

Compost Index is een boek over het werk en gedachten van de Mexicaanse kunstenaar Gabriel Kuri.



minder vaak water bij de wijn te doen, en dat bespaart een hoop stress.”

Vind u dat er meer of minder initiatief genomen wordt door de nieuwe generatie ontwerpers? “Het lijkt er wel op maar ik weet niet of dat echt zo is. Er komen natuurlijk steeds meer ontwerpers in alle hoeken van het brede vakgebied ‘grafisch ont-werpen’ terecht, en dus worden er ook meer projecten opgezet. Maar ik zie geen wezenlijk verschil in het opzetten van je eigen kunstenaarsuitgeverij of het opzetten van een ontwerpbureau voor bijzondere websites. Ik zie wel een groot verschil in de manier waarop je dat kunt doen. Het is misschien erg algemeen, maar ik vind dat er in alle beroepsgroepen mensen voor hun ideeën moeten gaan staan en initiatief moeten tonen. Het gaat erom dat je je met overgave aan iets kunt geven en dat talenten worden benut, tenminste als je daar kansen voor krijgt. Dat is voor een samenleving van heel groot belang.”

Heb je nog advies voor ontwerpers die eigen projecten willen gaan opzetten?

“Gewoon beginnen, ook al is het heel klein. Iets wat in de avonduren ontstaat kan later veel betekenis krijgen. Je moet er in het begin niet te veel van terug verwachten maar de tijd juist gebruiken om scherp te stellen wat je precies wil en kan.

Mieke Gerritzen’s manifest “Everyone is a designer” zet je tot nadenken over de rol van de grafisch ontwerper in een tijd waarin iedereen toegang heeft tot de grafische hulpmiddelen als computer, internet, grafische programma’s, enz. Hoe ziet u de rol van de grafisch ontwerper?

Zoals ik al zei zie ik grafisch ontwerpen als een heel breed gebied waar je niet een specifieke rol aan kunt toedelen. Maar dichter bij mezelf gehouden denk ik dat een grafisch ontwerper bezig moet zijn met ordenen en selecteren om tot een zuivere en kritische bijdrage te komen in het aanbod van kunst en informatie. Het is waar dat iedereen bijna dezelfde technische mogelijkhe-den daartoe heeft, maar daarmee is het niet minder belangrijk dat mensen daar ook hun vak van maken, net zoals het goed is dat er professionele journalisten zijn, ook al halen ze veel informatie van internet.” Tijdens ons gesprek in Amsterdam vertelde Roger mij dat de tekst van Buck-minster Fuller, die ik bij de vragenlijst had bijgevoegd, hem deed denken aan een tekst van Christoph Keller*, deze tekst, in de vorm van een brief gericht aan Roger Willems is gepubliceerd in het boekje Books make friends dat verscheen bij een overzichtstentoonstelling van Roma

Publications in Lissabon in 2006. De inspi-rerende tekst van Christoph Keller is als bijlage aan deze scriptie toegevoegd.

* Christoph Keller, is redacteur, ontwerper en curator.

(24)

7

Newspaper with Fives is een krant gebaseerd op de fascinatie dat een object buiten jouw

eigen lichaam, bijvoorbeeld vijf rekenmachines op een rij, je kan laten denken aan ‘vijf ’. De krant is verspreid in de stad Hann. Münden in Duitsland en is een project van Mark Manders en Roger Willems.

6

(25)

1637

woorden

8576

tekens

262

regels

over Erik Kessels

8

(26)

afnemers en distributeurs aanslaan gaan we over op productie van het product. Verder zien we do ook als een platform waar niet altijd letterlijk producten uit hoeven te komen. Een project als do doen we nu zo’n tien jaar. Laatst is er een boek gepubliceerd 101 things to do en hebben we net een tentoonstelling gehad met een do product op het Design Festival van Singapore.” “Omdat er momenteel in de creatieve industrie een klimaat is waar ontwerpers veel kunnen switchen tussen disciplines, zijn de initiatieven van jonge ontwerpers eigenlijk alleen maar toegenomen. Omdat door een toenemende toegankelijkheid het vak steeds transparanter en democra-tischer wordt, is het bijna zo dat iedereen een ontwerper kan zijn. De rol van een professioneel ontwerper komt hier naar voren. Het maken van sterke ideeën is nog steeds een wapen waarmee een ont-werper zich kan onderscheiden. Als je kijkt naar een bepaalde periode waarin werk gemaakt is, zijn het altijd de projecten met het sterkste idee die overeind blijven.”

1

“Ik vind dat een ‘eigen’ project nooit een substituut moet zijn

voor een klant waarmee het lastig werken is. Wel is het

belang-rijk dat je met een dergelijk project een meer autonome rol hebt.

Maar in principe zou er weinig verschil moeten zijn tussen een

‘eigen’ project en een opdrachtgever.”

do box Het boek ‘101 things to do’

“Vaak klinkt ‘eigen projecten’ een beetje als een hobby project. Ik denk dat ont-werpers tegenwoordig meer autonoom en grensoverschrijdend zijn dan in het ver-leden. Het doen van projecten waar niet direct een opdrachtgever aan verbonden is, is vaak een zoektocht naar een voor die ontwerper nog nieuw terrein. Het is dus belangrijk om deze projecten te blijven doen om jezelf te blijven inspireren en verrassen.” do “do is ooit opgezet door de wens om ooit je eigen opdrachtgever te worden. Zou het niet mooi zijn als je een merk bedenkt wat op een gegeven moment weer werk genereert? Het merk do zelf heeft weer bepaalde waarden die wij bedacht heb- ben en elke keer als we er nieuwe activi-teiten mee doen weer opnieuw toepassen. Het idee is ontstaan door het feit dat consumenten tegenwoordig vrij passief zijn. Als je een stoel koopt, gebruik je die een aantal jaren om op te zitten. Ben je de stoel zat dan zet je deze bij het vuilnis. In al deze tijd is een consument vrij pas-sief met het product. In het geval van do proberen we consumenten te stimuleren om actief met het product dat ze kopen, bezig te zijn. Eén van de laatste voorbeel-den is een papieren bokszak genaamd do box. Je koopt een lege witte papieren zak met kettingen erbij om hem op te hangen. Vervolgens kun je deze zak met oud papier vullen en eenmaal vol kun je er je frustraties op kwijt.” “Van veel do projecten worden eerst pilots geproduceerd, indien deze bij Erik Kessels heeft de opleiding grafisch ontwerpen aan de Academie Beeldende Kunst in Breda gevolgd. Inmiddels is het tien jaar geleden dat Erik Kessels en Johan Kramer het bureau KesselsKramer oprichtten. Het tien jarig bestaan was aanleiding voor het boek 2 kilo of KesselsKramer waarin hun beste en soms ook minder geslaagde werken gebundeld zijn. Campagnes die onder het groter publiek bekend zijn, zijn die voor het inmiddels overgenomen telefoonbedrijf Ben en de online boekenwinkel

Bol. Naast deze commerciële campagnes werkt Erik Kessels graag aan eigen projec-ten zoals het eigen opgerichte label do. Het verzamelen van foto’s op vlooienmarkten en internet zijn voor Erik aanleiding voor tentoonstellingen als Loving Your Pictures. Omdat Erik in Singapore was heb ik hem helaas niet persoonlijk kunnen spreken. Een collega van Erik, Kyra Muller, waarmee ik contact had via de mail, liet mij we-ten dat zodra Erik terug was, ze Erik zou vragen of hij mijn vragen via de mail wilde beantwoorden. Twee weken later kreeg ik de mail van Erik. Hij was net twee dagen terug maar heeft nog de tijd gevonden om mijn vragen te beantwoorden!

0

Erik Kessels

(27)

3

loving your pictures / in almost every picture #2

“Dit zijn foto’s gemaakt door een taxi chauffeur uit Nijmegen. Hij had een klant, de oudere vrouw die je in de auto ziet zitten, die hij twee of drie keer per jaar, voor vier of vijfdaagse reizen mee naar Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland nam. We hebben hier zevenhonderd foto’s van gevonden. Het gekke is dat op elke foto de Mercedes te zien is met zijn klant op de bijrijdersstoel. Zevenhonderd foto’s en ze komt nooit de auto uit. Er is een foto waar de taxi chauffeur zelf op staat. Je ziet dat de vrouw de foto heeft genomen, want je ziet nog links in beeld de portierstijl van de auto. Ze is de auto niet uitgekomen. Je gaat je dan afvragen waarom ze altijd in de auto blijft zitten? Het bleek later dat de vrouw gehandicapt was. De taxi chauffeur heeft eigenlijk jaren lang haar vakantie foto’s gemaakt. Hij parkeerde dan de Mercedes voor een fontijn of voor een berg en maakte vervolgens een vakantiekiekje. Alleen die Mercedes zat er rondom-heen!” (Erik Kessels in gesprek met Mathijs van Nieuwkerk, De Wereld Draait Door)

2

loving your pictures / in almost every picture #1

“Deze foto’s vond ik in Barcelona op een markt, het waren vierhonderd foto’s en op elke foto stond deze vrouw. De foto’s zijn genomen door haar man. Het zijn vol-ledig geanceneerde foto’s, maar wel een beetje op een amateur niveau. De vrouw modeleert echt, maar ze heeft niet echt een modellen figuur. Op sommige foto’s staat ze ook met een roos in haar mond. Het grappige is ook dat je ziet dat zij gaandeweg kleiner wordt in beeld. Dus het lijkt ook net of de interesse voor het onderwerp van de fotograaf een beetje afneemt… Voor de tentoonstelling in Barcelona heb ik uitno-digingen gemaakt die ook als een poster fungeerden, met de vraag of iemand deze vrouw kent. Twee weken later melde een ex collega van haar zich bij de gallerie. Zij vertelde dat de vrouw in de foto’s Josephina Iglesias heette en dat de foto’s door de man van Josephine waren genomen.” (Erik Kessels in gesprek met Mathijs van Nieuwkerk, De Wereld Draait Door)

(28)



photoblogs / oolong “Deze serie foto’s heb ik gevonden op internet, op een weblog van een japans meis-je. Zij heeft dit konijn, Oolong, als huisdier. Ze is er achtergekomen dat Oolong alles op zijn hoofd kan laten balanceren. Elke dag maakt zij een foto van haar huisdier met telkens iets anders op zijn hoofd. De foto’s zet ze vervolgens op haar weblog.” (Erik Kessels in gesprek met Mathijs van Nieuwkerk, De Wereld Draait Door)



loving your pictures / in almost every picture #3

“Dit fenomeen heb ik ook op internet gevonden. Dit zijn foto’s gemaakt door jagers uit Texas. Ze plaatsen een kastje tegen een boom, daar zetten ze dan hun camera in, die op een sensor werkt. Alles wat dan voorbij komt wordt plat geflitst door de camera. Het zijn een soort van zelfportretten van herten die voorbij komen. Elke foto heeft een tijdcode en een datum, zodat de jagers kunnen zien wanneer de meeste herten voorbij komen. De volgende week liggen ze dan klaar met hun geweren.” (Erik Kessels in gesprek met Mathijs van Nieuwkerk, De Wereld Draait Door)

(29)
(30)



Crispy Cloud Kombini, mupi poster, zeefdruk

crispy cloud kombini

“Het SieboldHuis* in Leiden vroeg mij of

ik een tentoonstelling met mijn eigen werk wilde maken. Zelf wilde ik die ruimte gebruiken om iets heel anders te doen. Ik ben namelijk heel erg geïnte-resseerd in de japanse cultuur van die kleine leuke objecten, zoals die dingetjes die japanners aan hun mobiele telefoons dragen. Ik heb een grote fascinatie voor japanse snoepverpakkingen en populaire beeldcultuur. Ondertussen heb ik een hele verzameling van dit soort dingen, zoals hello kitty’s, die je veel ziet in Japan. Elke keer dat ik naar Japan ga neem ik dit soort frutsels mee.” Harmen haalt ondertussen een grote doos te voor-schijn, vol met van die typische japanse hebbedingetjes. Allemaal in prachtige, kleurrijke verpakkingen! “Ja, don’t get me started…! Er zit een hele wereld achter… Ik zie allerlei mogelijkheden om dit soort hedendaags materiaal te verbinden met historisch materiaal uit collecties. Ik heb daarom voorgesteld om een aantal weken naar Japan te gaan om dan, in de voetspo-ren van Siebold*, een verzameling van objecten aan te leggen. Ik heb daar een hoop tijd doorgebracht in supermarkten en een hele verzameling van snoep en verpakkingen aangelegd. Daaraan heb ik de tentoonstelling Crispy Cloud Kombini opgehangen.” Een ander project waar Harmen mij over vertelde was een project wat hij samen met Richard Niessen** had geor-ganiseerd; Jack (de naam Jack verwijst naar de Jack-plug) jack “Richard en ik hadden een keer een documentaire gezien over de band de Smashing Pumpkins waarin zanger en gitarist Billy Corgan praat over hoe een plaat tot stand komt. Dit inspireerde ons om ook dat soort gesprekken te gaan Op 14 december 2007 was mijn vijfde, en tevens één na laatste, interview. Dit keer met grafisch ontwerper, printmaker, kunstenaar, … Harmen Liemburg. “Ik voel me nog het meest comfortabel met mezelf grafisch ontwerper te noemen, maar ik sta er wel een beetje tussenin.” Nadat hij eerst voor mij een lekkere warme bak koffie had gezet vertelde hij mij over zijn werk, leven, verzamelingen, fascinaties en zijn liefde voor zeefdruk-technieken die hij veel toepast in zijn werk.

8

Harmen Liemburg

* Philipp Von Siebold, 1796-1866. Hij werd beroemd door zijn onderzoek naar en het verzamelen van Japanse flora en fauna. ** Deze grafisch ontwerper komt uitgebreid aan bod in het volgende hoofdstuk.

(31)

en gaandeweg ontdek je dat de grenzen steeds verder kunnen liggen…” “Eigenlijk gebruik ik het grafisch ontwerpen steeds meer om mijn auteur-schap te ontwikkelen en mijn eigen indrukken te verwerken en mijn eigen verhaal te vertellen. Ik werk altijd naar deadlines toe maar of die deadline nu van iemand anders komt of van mijzelf, dat doet er niet veel toe. In die zin is heel veel werk ook heel sterk een mede-deling. Dus ligt het ook nog steeds heel dicht bij grafisch ontwerpen, terwijl het toch een heel autonoom karakter heeft. Ik heb ook het idee dat ik zelf ergens tussen grafisch, illustratie, die grafiek wereld, beeldende kunst en journalistiek in sta. Ikzelf vind het eigenlijk wel een prima positie.” “Ik heb een heel onzeker en onregel-matig leven, zoals heel veel beeldende kunstenaars dat ook hebben. Ik kan meestal wel van kwartaal tot kwartaal inschatten wat ik te doen heb, hoeveel geld er binnen komt en wat mijn uitga-ves zijn. Meestal is dat redelijk in balans maar ik maak me er weleens zorgen om. Ik probeer zelf altijd het nuttige met het aangename te verenigen. Als er een aanleiding is om naar het buitenland te gaan, dan probeer ik van de gelegenheid gebruikt te maken om nog te werken op andere scholen, lezingen te geven en contacten aan te gaan. Misschien nog wat te reizen. Als ik reis maak ik foto’s; verzamel ik materiaal. Op de een of andere manier komt dat materiaal weer terug in het werk. Zo is alles weer met elkaar verbonden. Het is gewoon een manier van leven. Onderscheid tussen werk en vrije tijd is er bijna niet. Ik ben er altijd mee bezig.”

het is wat je er zelf van maakt “Werken voor een opdrachtgever is van oudsher verbonden aan het vak grafisch ontwerpen. Het is probleem oplossend, het is gericht op communicatie. De noodzaak om tot iets te komen, komt niet van binnenuit maar van buitenaf. Het past in deze tijd dat de scheidslijn tussen verschillende disciplines vervaagt en dat mensen bijvoorbeeld actief zijn in een band, als ontwerper, avondjes organiseren of wat voor mix dan ook. Maar dat is ook een soort maatschap-pelijke trend, dat heeft ook te maken met onze manier van communiceren. Dat zie ik meer als onderdeel van een groter geheel. Ik heb heel veel affiniteit met het vakgebied maar ik ben niet zo bezig met wat er speelt. Ik schrijf weleenswaar voor de Items maar ik lees eigenlijk geen vakbladen. Ik kijk naar andere dingen. Ik ben meer geïnteresseerd in geschiedenis, ga naar volkenkundige musea of luister naar muziek.” “Ik roep altijd; grafisch ontwerpen is wat je er zelf van maakt. Het leuke van het

61

voeren met ontwerpers, muzikanten en schrijvers. We waren nieuwsgierig naar het werkproces van anderen en vanuit dat idee zijn we begonnen met een serie avonden te organiseren voor publiek. Dit is meteen een goed voorbeeld van het nemen van eigen initiatief omdat we er gewoon mee zijn begonnen vanuit onze eigen interesses. We zochten eigenlijk een manier om èn iets te doen voor onze collega’s èn om gewoon lol te hebben op zo’n avond. Daarnaast vormde het een goede reden om mensen in wiens werk je geïnteresseerd bent, ‘lastig te vallen’ en eveneens om een platform te creëren om onze eigen dingen te maken. Als je zo’n avond organiseert dan moet dat ook aangekondigd worden. Er moesten opdrachtvellen worden gedrukt en uitnodigingskaarten. En hier komt dat zeefdrukken ook weer om de hoek kijken. Ik kon dat goed, ik vond het leuk om te doen en het is natuur-lijk een perfecte manier om in eigen beheer, los van dure drukkers, dingen te maken. Die autonomie heeft me altijd heel erg aangesproken. En nog steeds eigenlijk. Maar ik vind het ook altijd een uitdaging om, binnen de middelen die je redelijkerwijs ter beschikking staan, iets bijzonders te maken.” “Ik denk dat Richard en ik gewoon zo’n drive hadden om zelf dingen te doen… We hadden geen zin om te gaan wachten op opdrachtgevers! Waarom zou je? Je kunt zelf ook gewoon een aanleiding ver-zinnen of een soort zin aan werk geven. Ik zie weinig verschil met bijvoorbeeld muzikanten. Het is een soort innerlijke noodzaak om werk te maken, om dingen uit te proberen. Zo simpel is het. Ik vind het ook belangrijk om, niet alleen mijn eigen grenzen, maar ook de grenzen van het vak op te rekken. En dat lukt met dat soort projecten. Dat lukt minder makkelijk in opdrachtsituaties, hoewel ik ook opdrachten doe. Dus wat dat betreft sprokkel ik echt mijn inkomen bij elkaar. Ik verdien geld met opdrachten, werk af en toe met geld van kunstfondsen, maar dat is vaak productie budget en geen inkomen. Ik verkoop af en toe eens wat werk, geef les, geef lezingen en zo komt het iedere maand min of meer goed.” open plek in het bos

“Ik voel me vaak nog het meest comfor-tabel met mezelf grafisch ontwerper te noemen. Dat is eigenlijk een soort open plek in het bos waar vanuit je alle kanten op kan. Het is dan ook een ander gesprek als je jezelf kunstenaar gaat noemen. Dan kom je ook in een heel ander soort circuit terecht. Het groeit gewoon die kant op. Toen ik ooit begon met grafisch ontwer-pen vanuit mijn universitaire achtergrond had ik van het vak een beperkter beeld. Ik dacht dat ik de opmaak van tijdschrif-ten en jaarverslagen zou doen, dat soort dingen. En boeken misschien. Maar er zijn allerlei dingen op mijn pad gekomen

60

(32)

63

Beelden Crispy Cloud Kombini

1 Verwerking en bewerking van snoepverpakkingen. 2 Zeefdrukken

3 Crispy Cloud Kombini in het SieboldHuis, ‘Crystals’. 4 Crispy Cloud Kombini in het SieboldHuis, ‘Bento box’ 5 Uitnodiging voor de tentoonstelling in het SieboldHuis.

De afbeeldingen voor deze uitnodiging zijn gebaseerd op Fuji-Ya* verpakkingen, maar zo

bewerkt dat ze verwijzen naar de Nederlandse handelsreizigers in Dejima (Japan), naar het eten van walvisvlees en de verzameling flora en fauna van Philipp Von Siebold.

afbeelding 5

* Fuji-Ya is de grootste snoepfabriek van japan.

62

afbeelding 1

afbeelding 2

(33)

6

ging moet iedereen voor zich maken. Ik wil graag hele eigenwijze dingen maken. Zoveel mogelijk op mijn eigen termen dat vind ik belangrijk. Veel dingen uitprobe-ren. Het is belangrijk er achter te komen wat je niet bevalt. Hoe meer je uitpro-beert, hoe dichter bij jezelf komt. En wees eigenwijs, ten allen tijden.” vak is dat het je zoveel mogelijkheden biedt. Ik zie het echt als een spring-plank. Iedereen vult dat weer op een andere manier in. En ik wil ook best voor opdrachtgevers werken, want soms worden er voorwaarden gecreëerd of is er een bepaalde noodzaak waardoor ik weer dingen doe, die ik vanuit mezelf niet zou doen. Los van de financiële noodzaak, zou ik mezelf prima met mijn eigen ideeën aan het werk kunnen houden. Kijk, ik zit natuurlijk ook een beetje in mijn eigen wereld. Dat kun je niet ontkennen. Ik leef eigenlijk gewoon net als iedere andere beeldende kun-stenaar in mijn eigen universum. Ik ben niet blind voor mijn omgeving maar ik werk vanuit mijn eigen universum. Dat stuurt mijn blik. Net zo goed als dat het een deel uitmaakt van Mieke Gerritzen’s universum om actuele ontwikkelingen te willen vatten zoals Gerritzen dat doet in Everyone is a designer. Ik neem dat soort uitspraken als ‘Everyone is a designer’ niet echt serieus. Ik vind het holle frasen. Ik vind het ook helemaal niet belangrijk, de technologie die is er. Iedereen heeft een computer en als je je er even in verdiept dan kun je er ook mee omgaan. Dat maakt allemaal geen zak uit. Waar het uiteindelijk om gaat zijn je ideeën, of je werk verbeel-dingskracht heeft, inspirerend, mooi of ontroerend is. Het gaat erom wat eruit komt. En hoe het gemaakt wordt is steeds minder interessant, je kan alles met alles combineren. Alles kan, en alles mag ook, ongeveer.” Harmen reagerend op mijn vraag Heeft u

nog advies voor ontwerpers die eigen projecten willen gaan opzetten?;

“Ik denk dat het jouw taak is om iets te zoeken in dat vakgebied of iets in een aangrenzend vakgebied waar jij affiniteit mee hebt. Waar jij je verhaal kwijt kan en graag je energie in steekt. Je moet pro-beren je eigen geluid te ontwikkelen en uniek te worden. Of dat nou typografie is, grafisch ontwerpen of illustratie, het maakt geen zak uit. Je kunt je beter daar druk om maken dan al dat gerommel in de marge. Je moet daar zelf richting aan geven. Dat kun je beter doen dan die lui proberen op te voeden.” eigenwijs “Ik had zelf nooit gedacht dat mijn werk zo mijn leven zou vullen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat je voor jezelf iets bedenkt waar je je graag op wilt storten. Dat lijkt me gewoon de beste weg om tot iets eigens en iets goeds te komen. Ik heb het idee dat ik na bijna tien jaar nog aan het investeren ben maar ik heb er nog steeds vertrouwen in dat het een goed pad is. Andere mensen hebben andere prioriteiten. Dat zijn allemaal keuzes. Het is mijn keuze dat ik nog steeds op een bescheiden appartementje woon. Ik heb wel heel veel vrijheid in mijn werk. Dat

levert weer andere dingen op. Die afwe-6

(34)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat de UGent betreft, is de concessiehouder tevens aansprakelijk voor beschadigingen van alle roerende goederen die zich binnen de cafetaria bevinden en die eigendom zijn van de

In het voorjaar (februari) zijn, tijdens een flinke vorstperiode, een aantal persleidingbreuken ontstaan. Waterschap Hunze en Aa’s is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud

2.1 Ten aanzien van de in artikel 1 genoemde verwerkingen zal Subverwerker zorg dragen voor de naleving van de voorwaarden die, op grond van de Wbp en de AVG, worden gesteld aan

Deze derde partij mag de gecodeerde gegevens echter alleen verwerken op de manier zoals hierboven is beschreven en voor de beschreven doeleinden en moet uw rechten

In de interviews kwam al snel naar voren dat de identiteit van Aan Tafel niet duidelijk is voor de doelgroep.. Zo kwam uit elk interview een an- dere uitleg naar voren over waar

Ingevolge de Wet op de Waterkering dienen steenzettingen op waterkeringen vijfjaarlijks getoetst te worden. In de praktijk kan aan veel steenzettingen geen definitief toetsoordeel

En als hij dan hoort dat de veiligheidskunde een nieuwe afzuig- methode voor gevaarlijke stoffen heeft voortgebracht en zijn adviseur weet daar niets van, dan heb je terecht een

Het HRW is een bijzonder initiatief: het is niet een initiatief dat vanuit een groep bewoners komt die voor zichzelf iets willen, maar vanuit een groep professionals die