• No results found

Een moment van stilte: poëzie in de openbare ruimte

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een moment van stilte: poëzie in de openbare ruimte"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EEN MOMENT VAN STILTE

POËZIE IN DE OPENBARE RUIMTE

(2)
(3)

EEN MOMENT VAN STILTE

POËZIE IN DE OPENBARE RUIMTE

INGE KORTEN

GO4 2008

(4)

Copyright © 2008 Inge Korten Inge Korten

Parallelweg 97

5223 AN ’s-Hertogenbosch http://www.ingekorten.nl

(5)

1 INLEIDING | bladzijde 5 1.1 Een poging tot afbakening 1.2 Poëtische richtingen 1.3 Poëzie in reclame 1.4 Vraagstelling 2 TOEPASSINGEN | bladzijde 11 2.1 Poëzie op straat 2.1.1 Slogans op straat 2.2 Poëzie op internet 3 MAKERS | bladzijde 20 3.1 Grafisch ontwerpers 3.1.1 Samenwerkingsprojecten 3.1.2 Milou van Ham

3.1.3 René Knip 3.2 Kunstenaars 3.2.1 Lawrence Weiner 3.2.2 Richard Long 3.3 Dichters 3.3.1 Paul van Ostaijen 3.3.2 Tonnus Oosterhoff

(6)
(7)

Voor mij is poëzie heel persoonlijk. Bij geten die ik mooi vind, weet ik zeker dat de dich-ter dat speciaal voor mij heeft geschreven; het raakt me, kriebelt in mijn buik en maakt mijn hoofd helder.

Het net iets verder gaan binnen een taal, gren-zen overschrijden, dat is poëzie. De kracht die erin schuilt komt tot uiting bij de lezer. Als deze hiervoor openstaat kan poëzie als een ontplof-fing werken. Het kruipt diep in je ziel en blijft je bij. Woorden maken iets los in de mens; emo-ties, ontroering, begrip, herkenning. Het speelt in op die emoties en kan alles veranderen bin-nenin jezelf; jouw manier van denken, jouw kijk op de wereld, jouw manier van leven.

Poëzie speelt een grote rol in mijn leven. Ik ben op zoek naar communicatie op een persoonlijk niveau. Wanneer dit contact oppervlakkig blijft is het voor mij nutteloos, emotie moet over-draagbaar zijn, woorden moeten dingen kun-nen veranderen. Misschien wel de wereld om ons heen, onze kijk op de wereld, maar ook hoe wij omgaan met dingen. Poëzie kan op inti-rigerende wijze verheldering geven over hoe de werkelijkheid in elkaar zit.

Poëzie wordt jammer genoeg vaak geassocieerd met rokerige cafés waar oude mannen literair staan te wezen. Tegenwoordig begint hier ech-ter verandering in te komen. Het gedicht staat niet meer romantisch in een boek, maar komt hieruit, nieuwe media worden ontdekt. Door ontwikkelingen binnen de technologie werd er altijd voorspeld dat literatuur en ande-re kunstvormen ingrijpend zullen verandeande-ren. Dit gaat niet alleen over de drager (papier of digitaal), maar ook over teksten zelf.

Veel dichters van nu gaan hiermee experimen-teren, op zoek naar een nieuwe manier van poëzie verspreiden. Hierdoor verdwijnt de saaie reputatie van poëzie. Poëzie buigt zijn grenzen en verschijnt in de openbare ruimte, waar het

voor iedereen toegankelijk is.

In onze samenleving worden ontelbare woor-den en teksten gebruikt, wat is dan nog het effect ervan? Ligt het aan mij of lijkt de wereld steeds oppervlakkiger te worden? In de open-bare ruimte word je doodgegooid met allerlei reclameteksten en andere tekstuele uitingen die allemaal jouw aandacht op willen eisen. Maar waar gaat je aandacht heen en wat doet dit met je? Misschien heeft de literatuur hier een taak in, dit vind ik interessant om te onder-zoeken. Kan poëzie binnen deze drukte zorgen voor een moment van stilte.

Om hiermee te beginnen wil ik graag de ter-men literatuur en poëzie afbakenen; wat is het precies en waar komt het tegenwoordig voor. Hierna ga ik kijken op welke manieren poëzie wordt gebruikt en waar. Dan bespreek ik de be-kendste plek waar poëzie veel voorkomt. Aan de hand van het bovenstaande stel ik mijn on-derzoeksvraag op.

De hoofdstukken hierna gaan over poëzie op straat en poëzie op internet. Als dit allemaal duidelijk is ga ik mensen bespreken die bezig zijn met literatuur. Als eerste grafisch ontwer-pers die bezig zijn met taal, hierna kunstenaars die ermee bezig zijn en als laatste dichters die bezig zijn met typografie en het visuele aspect van hun gedichten.

(8)

1.1 EEN POGING TOT AFBAKENING

LITERATUUR

Het begin: een Vlaamse monnik in het Engelse Oxford. Bij hem, ongeveer duizend jaar geleden, even na 1130, begint de Nederlandse litera-tuurgeschiedenis met de regels:

‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu.’

Letterlijk staat er: ‘Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij; wat wachten we nu.’ Vrij vertaald: ‘Alle vogels zijn al aan het nes-telen, behalve jij en ik; waar wachten we nog op?’ Het zijn waarschijnlijk twee regels uit een liefdesliedje. (zie afbeelding 1)

Eén van de belangrijkste vragen om vervolgens te stellen is de volgende: wat is literatuur? Het Nederlands is immers al veel ouder dan deze regels. Het echte begin ervan is niet aan te geven, omdat het een deel was van een fa-milie van talen, die ooit één waren, maar zich langzaamaan gingen splitsen. Het Nederlands was in eerste instantie alleen een spreektaal, de geschreven taal was Latijn. Het vertellen van verhalen en het zingen van liederen gebeurde in het Nederlands. Je zou kunnen zeggen dat er toen ook al literatuur bestond, maar dan alleen in de hoofden van mensen.

Rond 800 werd in het Oudhoogduits, een Ger-maanse taal, een lied opgeschreven. Ook in het Frans werd rond 1100 al een volledige tekst opgeschreven. Andere landen om ons heen waren dus al verder dan ons enige zinnetje. Na 1100 groeiden literatuur en boek steeds meer naar elkaar toe.

Vandaag de dag definieert Wikipedia literatuur in zijn ruimste betekenis als ‘de verzameling van alle teksten, geschreven en in mondelinge vorm’. Hieronder vallen de volgende teksten: poëzie, toneel- en filmteksten en alle prozatek-sten (zoals de roman, de brief, het essay en de autobiografie).

Om het scherper te formuleren: een verzame-ling woorden die door de smaakmakende ge-meenschap als waardevol wordt beschouwd en volgens die gemeenschap bijzondere kenmer-ken heeft. De ‘smaakmakenmer-kende gemeenschap’ is lastig te definiëren, mensen die hiertoe be-horen zijn onder andere: literatuurwetenschap-pers, recensenten, critici, schrijvers, opiniema-kers, uitgevers, journalisten, mediafiguren, studenten, samenstellers van schoolboeken, leden van literaire jury’s enzovoorts. Deze ge-meenschap verandert steeds en is onderling natuurlijk verdeeld. Zo verandert de maatstaf of literaire norm ook gedurende de tijd. POEZIE

In mijn scriptie wil ik me binnen het begrip lite-ratuur specifiek richten op poëzie. Waarop weer een belangrijke vraag volgt: wat is poëzie? Of beter gezegd: wanneer wordt een tekst poëzie genoemd?

Hierbij roep ik weer de hulp in van Wikipedia, waar poëzie omschreven wordt als ‘een literair genre dat uit gedichten bestaat’. In z’n alge-meenheid is het moeilijk om poëzie duidelijk af te bakenen. De grenzen tussen tekstsoor-ten en genres zijn niet duidelijk en veranderen steeds.

Een gedicht is in theorie een tekst in versvorm. De vorm is belangrijk, waarbij onder andere klank komt kijken, maar ook rijmschema’s, tra-ditionele stijlfiguren, enjambement, strofes, beeldspraak, metrum, ritme en typografie.

(9)

Toch zijn deze kenmerken geen noodzaak! Over het algemeen zijn er een aantal kenmerken van poëzie. Een kenmerk ervan is gelaagdheid, de tekst kan op meerdere manieren gelezen of begrepen worden. Het tweede kenmerk is de woordkeuze, deze wordt zorgvuldig gekozen vanwege betekenis, klank en gevoelswaarde. Als derde kenmerk is de voordrachtswaarde te noemen, ondanks het ontbreken van vaste vormregels blijft dit aspect herkenbaar. Het laatste kenmerk is het zo kernachtig mogelijk neerzetten van de hoofdgedachte.

De opvatting van schrijver en criticus Simon Vestdijk over wat poëzie onderscheidt van pro-za is naar mijn mening een mooie uitleg: ‘De dichter doet alles met zijn woorden om het proza te ontlopen. Ten aanzien van het proza is het gedicht iets bijzonders, een ‘abnormaliteit’, een onderbreking; een bijzonder moment in de voortvloeiende bewustzijnsstroom of in de stroom van gebeurtenissen, die door het proza op de voet worden gevolgd. Het gedicht isoleert zich als het ware uit de sfeer van het proza; het geeft een stilstand te zien, een zwevende stilstand (...) daar waar het proza voortstroomt, voortkabbelt, en nooit stilstaat, maar daarnaast ook nooit zweeft. De poëzie is een verticaal, het proza een horizontaal phenomeen.’ 1

Uiteindelijk bepaalt de lezer zelf of een tekst poëzie te noemen is. Er zijn een aantal factoren te noemen die dit voor ons kunnen bepalen, bijvoorbeeld de context en situatie, maar het precieze aantal blijft onbekend. Een gedicht le-zen we pas als zodanig als we het een gedicht vinden.

Het onderwerp wat hier logischerwijs op volgt is het doel van poëzie, wat kan men bereiken met poëzie? Poëzie is een vorm van communicatie, zij maakt communicatie mogelijk tussen men-sen. Poëzie volgt andere regels in de wereld van communicatie, zoekt andere wegen, speelt met de uitdrukkingsmogelijkheden en de grenzen

van taal. Wanneer we zo naar poëzie kijken, staat het lijnrecht tegenover commerciële taal. Het is taal waarin we iets kunnen herkennen wat we nog niet kennen, het roept vragen op, laat je zitten met zinnen die je niet meer kwijt kan raken, tijdsloze teksten, het biedt vragen zonder antwoorden. De tekst zelf, vooral de elementen die stijl en vorm bepalen definieert de relatie tussen schrijver en lezer, spreker en luisteraar. Het gaat om de manier waarop; de ervaring.

Normaliter schrijf je een gedicht op papier. Al tijden is poëzie alleen te vinden in de biblio-theek, in dichtbundels. Het genre heeft de re-putatie van een soort geheimtaal die alleen be-reikbaar is voor een kleine groep mensen die er verstand van heeft en die de geschiedenis kent. Het vak wordt niet meer op scholen gegeven en de vraag over hoeveel overlevingskans poëzie heeft hangt al lang in de lucht. Toch zijn er een aantal gegevens die deze negatieve reputatie weer tegenspreken. Er verschijnen elk jaar hon-derden bundels en tientallen tijdschriften met poëzie, podiumdichters trekken volle zalen, Internet staat vol met gedichten en 620.000 Nederlanders schrijven regelmatig verzen. Poëzie lijkt dus een opmars te maken in andere vormen, het verlaat het boek. Het duikt ineens op op internet, op straat en zelfs in reclames. Het verschijnsel poëzie in de openbare ruimte neemt opvallend toe, het lijkt zich te ontwikke-len en poëzie lijkt opnieuw ontdekt te worden in een andere context. In veel steden zijn po-ezieroutes en –projecten, waarbij gedichten op gebouwen zijn aangebracht. Ook zijn er bijvoor-beeld steeds meer poëziedagen, –evenemen-ten en –festivals. Deze vormen van poëzie zijn interessant voor mijn onderzoek. Wat zijn de gevolgen ervan? Maar wat is nou de openbare ruimte, waar kan poëzie dan precies gevonden worden?

Het begrip openbare ruimte is een begrip waar veel onderwerpen onder vallen: de inrichting van de stedelijke ruimte, landschap en

(10)

ruim-telijke ordening, maar ook televisie, internet en radio zijn vormen van openbare ruimte. Het is een ruimte die voor iedereen vrij toegangelijk is. Er zijn ontmoetingen tussen mensen, er is interactie, je komt in aanraking met andere interesses, gedrag, andere ideeën en andere voorkeuren.

Als dit duidelijk is komen er een aantal vra-gen naar boven. Namelijk: kan een gedicht wel vanuit het boek in de openbare ruimte gezet worden? Dat kan, maar de vraag die dan nog belangrijker is: kan een poëtische tekst daar blijven bestaan tussen de massa commerciële teksten en de strakke informatiesystemen van de overheid en semi-overheidsinstellingen? En wat vindt het publiek ervan? De manier om hier achter te komen is door te gaan bekijken op wat voor manieren het tegenwoordig ge-bruikt wordt.

1.2 POËTISCHE RICHTINGEN

Zoals gezegd zijn er weinig regels om te bepa-len of iets poëzie is. Het gaat om de manier waarop, de ervaring. Er zijn dus veel verschil-lende teksten die kunnen vallen onder de noe-mer poëzie, of beter gezegd, poëtische richtin-gen.

In de openbare ruimte wordt poëzie op verschil-lende manieren gebruikt. Grofweg kan dit inge-deeld worden in vier verschillende manieren. De zinsnede, het poëtisch taalgebruik, ‘echte’ poëzie en visuele poëzie.

Met zinsnede bedoel ik stukken uit een poëti-sche tekst, dus geen volledig gedicht of volle-dige tekst. Dit kunnen dan zinnen zijn, delen van een gedicht.

Het poëtisch taalgebruik kan omschreven wor-den als een poëtisch gevoel, hieronder val-len zowel woorden als alle andere dingen die een poëtische uitstraling hebben. Dit kan dus beeld zijn of typografie. Wat hier ook onder valt is niet-westerse tekst, het ornament. Omdat dit niet leesbaar is wordt het als beeld of versiering gezien. Vaak levert dit een poëtisch beeld op.

De ‘echte’ poëzie mag duidelijk zijn; poëzie let-terlijk, oftewel: het traditionele gedicht. Als laatste de visuele poëzie, hier gaat het om de kracht van het weergeven van een gedicht, niet in taal, maar met visuele middelen. Het door elkaar gebruiken van letter- beeld- en tekstmateriaal, pictogrammen, tekens, tekst-fragmenten, verbale en figuratieve elementen. Grenzen tussen lezen en waarnemen verdwij-nen en er is veel ruimte voor eigen interpreta-tie. Het visuele element kan gebruikt worden om iets naders over het woord of de taal in het algemeen uit te drukken. Vooral kunstenaars uit de twintigste eeuw, afficheontwerpers en reclamemensen zijn bezig met dit aspect van de taal. Dichters van de ‘Konkrete Poesie’, zo-als Kurt Schwitters, experimenteerden veel met poëzie. Zij ontleedden het woord tot de letters. Deze letters werden dan als beeld gezien en

(11)

niet meer als letter. De experimentele poëzie van Schwitters is wereldwijd bekend.

Ook Guillaume Apollinaire is een bekende naam wanneer men spreekt over visuele poëzie. (zie afbeelding 2: Il Pleut) Taal wordt uit zijn geïso-leerde positie gehaald en in een ander context geplaatst.

Wat voor rol deze vormen van poëzie nu spelen in de openbare ruimte, zal ik laten zien aan de hand van een aantal voorbeelden.

1.3 POËZIE IN RECLAME

Binnen de openbare ruimte kunnen een aantal toepassingen onderscheiden worden van de hiervoor omschreven poëtische richtingen. De bekendste en opvallendste openbare ruimte waarin verschillende vormen van poëzie naar voren komen is in de reclame. Op de televi-sie, op de radio en op straat komen ongemerkt heel wat vormen van poëzie voorbij.

Voor de jaren zestig van de vorige eeuw waren de werelden van poëzie en reclame nog ver van elkaar gescheiden. Toch kwam het al voor, Ger-rit Kouwenaars ‘Natuurazijn heeft een zilverdop met een blauwe N erop’ is vooral bekend uit die tijd. Maar in de jaren zestig begonnen poëzie en reclame pas echt dichter naar elkaar te komen. Dit was eigenlijk een logisch gevolg van de zes-tigers, zij wilden namelijk met hun literatuur de werkelijkheid niet mooier maken dan hij was. Ze accepteerden de realiteit, het ging hen om echtheid van de informatie. De scheidingslijnen tussen kunst en het alledaagse leven wilden de zestigers uitgewist zien. Sommigen wilden zelfs letterlijk het schrijven van reclameteksten op-waarderen. 2

Naast de schrijvers die schreven voor reclame waren er ook reclameteksten die opgenomen werden in de poëzie, Armando citeerde in één van zijn gedichten bijvoorbeeld een landbouw-folder. De ready-mades waren dus soms let-terlijk complete reclameteksten, het tijdschrift Barbarber van J. Bernlef, K. Schippers en G. Brands deed dit bijvoorbeeld ook. Barbarber

werd opgericht in 1958. In het begin werden er vooral stukjes bestaande tekst zoals kran-tenknipsels, briefjes, opschriften en reclame-teksten gepubliceerd. De makers wilden een nieuwe kijk op de realiteit geven. Later werd er meer aandacht geschonken aan informatie over alledaagse dingen door ze op een an-dere manier te laten zien. Dat kon gaan over bijvoorbeeld een reportage over een lekkend dak. Deze aandacht voor alledaagsheid was een vorm van protest tegen de grootdoenerij die veel kunst omgeeft en was een verzet tegen de Vijftigers.

Natuurlijk kwam er ook weer een tegenbewe-ging tegen de zestigers met hun ‘liefde’ voor de reclamewereld. Steeds meer dichters zetten zich af tegen de readymades en snelle woord-grappen. De kritiek bestond uit de opvatting dat de dichter zijn taak verwaarloosde door met mensen te communiceren door middel van de reclametaal. Bovendien heerste de ge-dachte dat reclame de taal verpestte. Uiteindelijk zijn de meningen erg verdeeld over dichters binnen de reclamewereld, sommigen zien de creativiteit in de reclamewereld en benadrukken dat het je na laat denken over noodzaak, effectiviteit en bijbetekenissen van woorden, waardoor gedichten ook een directer en concreter karakter krijgen. Daarnaast geldt dat mensen die zich even laten manipuleren door een slogan, niet persé ongevoelig zijn voor andere woorden.

Hiertegenover staan dichters die zeggen dat de reclamewereld voortdurend op zoek is naar formuleringen die voor iedereen begrijpelijk zijn, terwijl de poëzie vooral uitgaat van de gecomprimeerde, individuele formulering. Zij benadrukken ook de wezenloosheid van de reclamewereld en het feit dat poëzie hier juist recht tegenover staat.

(12)

Als we het geheel bekijken zijn er desondanks een paar duidelijke overeenkomsten tussen reclame en poëzie. De reclame wil een over-tuigende boodschap overbrengen met zo min mogelijk woorden, korte zinnen, het moet recht op zijn doel afgaan. Een tekst moet krachtig en klankrijk zijn en volume hebben om andere teksten te overstemmen. Er is weinig ruimte, de boodschap moet meteen aankomen. Voor veel schrijvers is het schrijven van reclame ook een springplank naar een carrière in de literatuur. Door het schrijven van reclameteksten leer je om kort maar toch krachtig te schrijven, en om op te vallen tussen alle andere experimentele schrijvers.

Het belangrijkste verschil is het feit dat recla-meteksten een commercieel doel hebben, ze willen zoveel mogelijk producten doen verko-pen. De dichtkunst is precies het tegenoverge-stelde, want daar gaat het om gelaagdheid en het oproepen (en verwoorden) van emoties, de diepte in willen gaan.

Als je om je heen kijkt zie je vandaag de dag veel stijlfiguren voorbij komen in de reclame. Een aantal voorbeelden zijn: ‘Heerlijk Helder Heineken’ (alliteratie) en ‘Zo in m’n sas met Badedas’ (eindrijm). (zie afbeelding 3) Zo kun je veel stijlkenmerken terugvinden, bijvoorbeeld woordspeling, understatement, tegenstelling en metafoor. Een aantal schrijvers die zich bezig houden of hebben gehouden met reclame zijn Kees van Kooten, Annie M.G. Schmidt, Jules Deelder etcetera.

1.4 VRAAGSTELLING

Na deze afbakening van de woorden literatuur, poëzie en het bekijken van actuele toepassin-gen binnen de reclame, lijkt het mij interessant om te gaan kijken naar andere toepassingen van poëzie in de openbare ruimte.

Ik vraag me daarbij af welke rol de poëzie speelt. Wat is nou juist het unieke van zulke projecten, in vergelijking met andere uitingen in de openbare ruimte. Welke waarde voegt poëzie toe aan onze publieke ruimte?

(13)

2. TOEPASSINGEN

2.1 POËZIE OP STRAAT

In de twintigste eeuw is er in Nederland veel poëzie aangebracht in de openbare ruimte. In veel steden zijn gedichten aangebracht op gebouwen, monumenten, bruggen, tunnels, sta-tions, metro’s en bussen. Ook hebben veel ste-den tegenwoordig een stadsdichter, dit is een dichter die door het bestuur van een stad wordt aangesteld om gedichten te schrijven over die stad en gebeurtenissen die er plaatsvinden. De eerste stad waar dit plaatsvond was Venlo in 1993. Hierna volgden Dordrecht, Beverwijk, Groningen en later ook de grotere steden zoals Enschede, Rotterdam en Den Haag.

Een gedicht uitgevoerd in de openbare ruimte ervaar je op een geheel andere manier dan wanneer je het in een boek leest.

Steden waar veel gedichten op gebouwen staan zijn bijvoorbeeld Leiden en Den Bosch. In Leiden heet het project “Gedichten en mu-ren” en is opgestart door de Stichting Tegen-Beeld. Het begon met een gedicht van Marina Tsvetajeva, een Russische dichteres. Hierna volgden er veel meer, met als laatste in 2005 De Profundis van Garcia Lorca. De muurgedich-ten zijn dus in verschillende talen geschreven en zijn voor iedereen. Het project heeft als doel om mensen te prikkelen door middel van het gedicht zelf èn door het visuele beeld van de letters en de achtergrond van de muur. (zie af-beelding 4 en 5)

De kijker ziet verschillende schriften en verschil-lende culturen. Veel gedichten gaan over taal, kleur of over het dichterschap. Leiden is ook altijd een echte schrijversstad geweest. Bijvoor-beeld Piet Paaltjens, Jan Wolkers en Maarten ‘t Hart hebben er gewoond of gestudeerd. Vanuit de hele wereld komen wetenschappers al vanaf de zestiende eeuw naar Leiden vanwege haar karakter als universiteitsstad. Hierdoor klopt

afbeelding 4 | dichter: Paul Verlaine - gedicht: Chanson d’automne

(14)

ook het internationale aspect van het project in Leiden. Van de muurgedichten zijn verschil-lende boekjes uitgekomen en er bestaat een wandelroute om alle gedichten te zien. De gedichten of dichtregels vind je op hoekjes van straten, op flats, in smalle steegjes, aan pleinen en op allerlei andere plaatsen in de stad. Dichters drukken op deze manier hun stempel op de stad. De gevelgedichten zijn erg populair, veel mensen blijven tijdens hun wan-deling of fietstocht door de stad even stilstaan om een gedicht te lezen en op zich in te laten werken. Dit is ook precies de bedoeling, men-sen aan het denken zetten door ze een onver-wacht beeld te laten zien.

Ook organiseert Stichting Tegen-Beeld vanaf 1998 poëzievoorleesavonden, waarachter het idee steekt om poëzie onder de aandacht te brengen door haar voor iedereen toegankelijk te maken. Mensen kunnen ideeën aandragen, een gedicht van hun favoriete schrijver voorlezen, zingen, spelen en luisteren. Door deze interactie zegt de stichting dat poëzie iedereen aan kan spreken.

In Den Bosch is de Stichting Poëzie op Straat bezig met het streven driemaal per jaar op een gevel in de binnenstad een poëtische tekst aan te brengen. Tot nu toe zijn er bijna twintig plaat-sen versierd met gedichten, waaronder gevels,

maar ook is poëzie verwerkt in het trottoir. De gedichten en plekken waar ze staan, zijn met aandacht uitgezocht. Als kijker word je verrast, sta je even stil en let je misschien de volgende keer meer op tijdens je wandeling door de stad, hopend om nog eens toevallig iets moois te lezen. (zie afbeelding 6 en 7)

Het proces van stilstaan en bewust worden van de bijzonderheid van gewone dingen is het doel van de Stichting Poëzie op Straat. De stilte is heel belangrijk, even stilstaan, stil lezen van woorden maar ook de stilte die uit de gedich-ten komt. Je laat het op je inwerken en bekijkt dingen vervolgens met andere ogen. Veel van

de dichters gebruiken natuurlijke onderwerpen zoals een vogel, een tak, het weer. In de druk-ke binnenstad zijn deze normale maar toch bijzondere dingen juist uitnodigend voor een moment van rust. Ook in veel andere steden zijn gedichten te vinden, onder andere in Til-burg, Breda, Amsterdam, Nijmegen, Helmond, Utrecht, Maastricht en Eindhoven.

Naast deze gedichten op willekeurige plekken zijn er ook veel bekende gebouwen waarop ge-dichten staan. Zoals de PTT in Den Haag en de Maastunnel die gedichten bevatten van P.C. Boutens. De Beurs van Berlage heeft gedichten erop, geschreven door Albert Verwey.

(15)

Hij maakte gedichten voor verschillende ruim-tes. De gedichten gaan echt over die ruimte en over de toekomst. De tekst die boven de entree staat is hier een goed voorbeeld van:

Als voorhoofd strekt de steen op de ingangsbogen ‘t Verstand des handels breke in heldre lijn Daaruit: Tusschen zoo mensch als dingen zijn Veel omgangsdaden die ‘t bestaan beoogen. Hiernaast schreef Verwey de twee regels op de klokkentoren van de Beurs:

Duur Uw Uur - Beidt Uw Tijd. (zie afbeelding 8)

Het Monument op de Dam in Amsterdam heeft ook een poëtische tekst, geschreven door A. Roland Holst. Op de binnenkant van de muur staat:

“Nimmer, van erts tot arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten. Maar geest brak wet en stelde op de geslagen bres de mens. Uit die eersteling daalden de ontelbaren. Duchtend zijn hoge blik deinsden hun zwermen binnen de wet terug en werden volken en stonden elkander naar het leven, onder nachtgewolken verward treurspel, dat wereld heet. Sindsdien werd geen mens vrij dan ontboden van boven zijn dak, geen volk dan beheerst van boven zijn torens. Blijve ons

dat bij, verlost als we werden uit het schrikbe-wind van een onderwereld. Niet onbeheerst, doch enkel beheerst van boven de wereld blijft vrijheid ons deel.”

Het treffende van gedichten op straat is het feit dat het ècht voor je staat, het is levensgroot en recht voor je neus. Hierdoor voel je je directer en persoonlijker aangesproken dan wanneer je het gedicht in een boek zou lezen. Het lijkt echt betrekking op jou te hebben, alsof de dichter zich alleen tot jou richt. Als honderden men-sen op weg zouden zijn en een gedicht zou-den lezen, lijkt het toch alsof het over jou gaat. Hierdoor neem je de boodschap langer met je mee.

Dit is de kracht ervan, het is heel speciaal omdat het geen massabezigheid is om de ge-dichten te lezen. En dit is ook precies het grote verschil tussen poëtische en commerciële tek-sten. Commerciële teksten hebben als doel om direct de massa aan te spreken, alle mensen die langskomen moeten meteen de boodschap luid en duidelijk doorkrijgen. Terwijl poëzie zich richt op het individu dat toevallig langskomt. Het gaat hierbij om de persoon die hiervoor openstaat op een dieper niveau aan te spre-ken. Juist het verrassingselement, het toevallige van de teksten, maakt het subtiel en in mijn ogen zeer sterk.

(16)

2.1.1. SLOGANS OP STRAAT

Naast de hiervoor besproken poëzie op straat is er nog een ander vorm te noemen van tek-sten op straat die een poëtisch gevoel kunnen uitstralen, namelijk graffiti.

Het verspreiden van graffiti is er eigenlijk altijd geweest. De Romeinen schreven al op hun ei-gen muren en monumenten. Het tagei-gen met viltstift werd groot in New York eind jaren zestig, vooral jongeren zetten toen hun handtekening op treinen en metro’s. Vrij snel wordt dit ver-vangen door een spuitbus en worden de op-pervlakken groter. Ook in de jaren zestig komen de Provokunstenaars op die alle mogelijkhe-den van graffiti onderzoeken. Onder het motto ‘openbare ruimte als kladblok’ gebruikten ze graffiti om slogans te verspreiden. Later, tij-dens de punkbeweging, verschenen eveneens politieke teksten als slogans in de openbare

ruimte. Bovendien werd er op meerdere plek-ken graffiti gespoten, zoals op architectuur en bushokjes. Weer later, in de jaren 1980, kwam het in Amsterdam op. Langzaamaan werd de scheiding tussen kunstwerk en reclame-uiting steeds vager.

De stad is tegenwoordig volgeplakt en volge-tagd met allerlei informatie. Er wordt reclame gemaakt, maar plakkers en graffiti arties-ten gaan overal overheen, waardoor vanzelf iets anders ontstaat. Kunstenaars gaan hier ook weer mee aan de slag. In Gouda laat geluidskunstenaar Edwin van de Heide bij-voorbeeld lantarenpalen met elkaar praten. De stad moet tegenwoordig opnieuw gelezen worden. Er is een overdaad aan dragers en informatie. Een manier hiervan is taggen, het signeren van de openbare ruimte; geschreven, gespoten of geplakt. Deze handtekening is een autonoom iets geworden. Hij voorziet anonieme dragers van zijn naam en wordt zo een geco-deerde, maar fysieke aanwezigheid in de open-bare ruimte.

Een andere manier is ‘culture jamming’, het op-nieuw ordenen van informatie. Veel stickeraars zijn hiermee bezig. Ze zetten de kijker op het verkeerde been door te spelen met beelden in de openbare ruimte. Door hun nieuwe positie tegenover de beelden om hen heen worden ze juist auteurs, dingen die een nieuwe visie ge-ven, een statement.

Tegenwoordig worden graffiti spuiters dus niet meer gezien als illegalen, maar als kunste-naars. Bij sommige van deze taggers of culture jammers is duidelijk een poëtisch gevoel te vin-den. Een voorbeeld hiervan is Laser 3.14. (zie afbeelding 9 en 10) Zijn naam verwijst naar zijn passie voor ‘science’, maar het nummer staat voor het wiskundige getal pi, wat verwijst naar public image. Hij maakt graffiti, maar dan echt in tekstvorm. Zijn teksten zijn terug te vinden in heel Amsterdam. Op schuttingen, bouwketens, dichtgetimmerde huizen enzovoorts.

afbeelding 9 | tekst van Laser 3.14

(17)

Hij verkondigt zijn visie door zinnen te versprei-den als ‘How can peace be so violent?’, ‘This is what we are’, ‘There is a lot of truth in pain’ en ‘These streets are filled with loneliness’. Met zijn teksten wil hij een beeld oproepen bij het publiek. Dat zijn werk weer wordt verwijderd is voor hem juist een pluspunt. Hij zegt hierover: ‘Amsterdam is een gedicht dat continu veran-dert.’ 3

Zijn teksten zijn intrigerend en blijven in je hoofd hangen omdat ze op straat staan.

Ook de Amerikaanse graffitikunstenaar Sandro Tchikovani (Misk) is bezig met poëzie. Hij maak-te een gezamenlijk kunstwerk met de Neder-landse dichter Bart FM Droog. Beiden lieten zich inspireren door de letter ‘L’.

Deze letter kregen ze van de organisatie van ABC2004 die met het project ‘Stad van letters’ een blijvende herinnering wil creëren voor Ant-werpen, boekenstad 2004. Schrijvers en kun-stenaar werkten in 26 koppels om het gehele alfabet zichtbaar te maken. De ontmoeting van poëzie en graffiti is hier interessant. Van elke letter werd een boek gemaakt. (zie afbeelding 11 voor het boek van de letter C, gemaakt door Toon Tellegen en Stef Kamil Carlens)

Een ander bekend voorbeeld dat ook valt onder het idee van slogans in de openbare ruimte is Loesje. In 1983 werd Loesje opgericht. Zes men-sen uit verschillende actie-bewegingen, zoals anti-kernenergie-beweging en kraakbeweging, zochten een andere manier om hun betrokken-heid bij de wereld te uiten. Samen besloten zij toen om met Loesje te beginnen. In het begin was Loesje alleen bekend in een paar steden, maar in 1986 deed ze mee met de verkiezingen en vanaf toen kreeg zij landelijke bekendheid. Het doel van Loesje is om de wereld te verove-ren door haar mening te uiten over de wereld en de maatschappij. Zo wil zij de wereld beter en mooier maken voor iedereen, door van zich te laten horen denkt zij dat het mogelijk is om haar idealen waar te maken.

afbeelding 11 | boek over de C - Toon Tellegen + Stef Kamil Carlens

(18)

2.2 POËZIE OP INTERNET

Tegenwoordig is internet een nieuw medium geworden voor iedereen, dus ook voor dichters. Dichters van nu zoeken naar nieuwe mogelijk-heden buiten de beperkingen van het papier. Door technologische ontwikkelingen zijn er steeds meer mogelijkheden voor poëzie met elektronische middelen. Internetpoëzie is een begrip waar veel toepassingen onder vallen. De verzameling van poëtische teksten die op inter-net te vinden zijn is groot. Er zijn experimentele en traditionele teksten, teksten toegesneden op het medium of juist niet. Het aanbod be-staat dan uit digitale tijdschriften, nieuwsbrie-ven, weblogs met nieuws over poëzie, maar ook losse sites waar poëzie te lezen is. Deze afzon-derlijke websites zijn weer onder te verdelen in drie categorieën. Als eerste zijn de amateur-dichters te noemen die hun werk aanbieden. Hiernaast zijn er de professionele dichters die hun eigen website hebben. Als laatste zijn er de weblogs en nieuwsbrieven.

Internet biedt vandaag de dag de mogelijk-heid voor iedereen die zich door middel van poëzie wil uiten om de hele wereld te berei-ken. Iedereen kan een website opstarten en dit lijkt ook gebeurd te zijn. Internet staat vol met websites van amateurdichters die hun werk te lezen aanbieden. Ook vóór internet bestonden er veel van dit soort dichters, maar nu worden zij eigenlijk pas zichtbaar. Deze dichters varië-ren van zeer amateuristisch tot dichters die hun dichterschap wel ‘professioneel’ benaderen. De meeste van deze ‘professionele’ dichters bren-gen boeken uit, hun sites bestaan dus vooral uit reclame maken voor die boeken of geven misschien nog wat biografische informatie. Maar een aantal van hen ziet zijn eigen website als een echt medium dat naast het papier be-staat. Zij experimenteren met dit nieuwe medi-um en ontdekken mogelijkheden die op papier niet toepasbaar zijn. De nieuwe mogelijkheden De manier om iedereen te bereiken is door

middel van teksten op affiches. Affiches die op straat worden geplakt, dus onder de mensen zijn. De teksten moeten mensen aan het denken zetten over de wereld en over de betrokkenheid van iedereen hierbij. Het sterke aan Loesje is dat het ontzettend her-kenbaar is, ze heeft het medium zich echt eigen gemaakt. De posters zijn eenvoudig en direct. De teksten hebben ook een heel eigen uitstra-ling. Je kan iets natuurlijk op veel verschillende manieren zeggen, maar Loesje zegt het op een manier dat iedereen het hoort, mensen reage-ren erop. De teksten zijn verrassend, humoris-tisch en vaak poëhumoris-tisch. De woorden zijn met zorg gekozen en als een zin je aanspreekt, blijft hij hangen. Zie afbeelding 12 en 13 voor aantal voorbeelden van teksten die naar mijn mening een duidelijk poëtisch gevoel geven.

(19)

van een elektronisch gedicht zijn bijvoorbeeld dat een gedicht niet noodzakelijk een gesloten iets is. Er kunnen links in aan worden gebracht zodat men door kan klikken en het gedicht ei-genlijk een onderdeel is van een groter geheel. Er bestaan ook een aantal verzamelsites waar werk van meerdere dichters te lezen is. Een voorbeeld: http://www.dichterinhetweb.nl. Deze site is een verzameling van gedichten van professionele dichters. Deze gedichten kan je in eerste instantie gewoon lezen, maar dan opent zich een hele nieuwe wereld waarin je kan luisteren naar het gedicht en veel infor-matie erover kan lezen. Je kan woorden eruit lichten met je muis, informatie lezen over de dichter, wat andere mensen over hem hebben geschreven, informatie lezen over het gedicht, de klank, de versvorm enzovoorts.

Een ander kenmerk van elektronische poëzie is dat het gedicht niet persé lineair hoeft te lopen; je hoeft het niet regel voor regel en van links naar rechts te lezen. Ook is het gedicht dan nog maakbaar voor de lezer. De dichter is niet noodzakelijk verantwoordelijk voor wat de lezer leest. Je zoekt je eigen weg in zo’n gedicht. Dichters die spelen met de nieuwe mogelijk-heden van het elektronisch gedicht zijn Tonnus Oosterhoff, Mark Boog en Jogchem Niemands-verdriet.

Tonnus Oosterhoff (bespreek ik uitgebreider in het hoofdstuk 3.3.2. Tonnus Oosterhoff) ziet de klassieke, vaste vormen van poëzie als een be-perking. In zijn eerste bundels experimenteerde hij veel met typografie en schreef hij met grote letters door de gedrukte tekst heen. In 2000 publiceerde hij iets spectaculairs in het elek-tronische tijdschrift De Gekooide Roos: een bewegend gedicht. Het gedicht was een dy-namisch geheel van woorden die verschenen, veranderden en weer verdwenen. De tekst werd tegelijkertijd in verschillende varianten aange-boden. Hierna bracht Oosterhoff samen met bundels nog meer bewegende gedichten uit op cd-rom, maar altijd bij een gedichtenbundel.

Ook op http://www.tonnusoosterhoff.nl staan de ‘filmpjes’. Want dit zijn het in feite, het zijn geregisseerde filmpjes. De woorden schuiven elke keer in hetzelfde tempo en op dezelfde manier voorbij. Dit neemt niet weg dat het inte-ressant is om naar te kijken, maar je vraagt je af of dit alles is wat je ermee kan, qua techniek en dynamiek.

Nog iemand die actief met elektronische poëzie bezig is, maar op een hele andere manier, is Mark Boog. Zijn werk op het internet draagt bij aan de opvatting van taal als een dynamisch iets dat voortdurend verandert en zichzelf steeds weer vernieuwt. Zijn gedichten lijken gemaakt te zijn om de taal meer speelruimte te bieden binnen het nieuwe medium. Op zijn website http://www.poetryinmotion.nl en http://www.markboog.nl staan een aantal ge-dichten.

In ‘Encyclopedie van de grote woorden’ 5, zie

je woorden rustig langszweven. (zie afbeel-ding 14) Wanneer je met je muis een woord aanraakt, komt deze naar voren en komen er andere termen omheen te staan. Bij ‘Liefde’ komt lust, schoonheid, haat, geluk en hart. Deze woorden blijven ook bewegen en komen bijvoorbeeld al onder jouw muispijltje te staan. De achtergrondkleur verandert constant wan-neer je een ander woord aanwijst.

(20)

Het geheel spoort je aan om te gaan zoeken naar de logica in het ‘gedicht’, om uit te zoeken waar het eigenlijk over gaat. Uiteindelijk ben je niet meer weg te slaan op de website, je blijft overal op klikken en wil zoveel mogelijk bekij-ken en beluisteren.

Hetzelfde verslavingsverschijnsel merk ik bij de website van Jogchem Niemandsverdriet, te zien op http://www.nobodyhere.com. Op deze site zie je een oneindige stroom van zijn gedachten. (zie afbeelding 15 en 16) Je kan overal begin-nen, overal doorklikken en overal eindigen. Je kan bij elk tekstje klikken op sprong, waarbij je op willekeurige wijze door wordt gelinkt naar een andere pagina. Het geheel is dus een net-werk van verhalen en gedichten, maar vooral gedachten. Het is bijna onmogelijk om te stop-pen met doorklikken, je gaat op zoek naar de maker ervan, naar zijn identiteit. Je dwaalt als het ware door zijn hoofd. Er zijn ook nog opties om commentaar achter te laten, e-cards te ver-sturen en te chatten.

Al deze dichters zijn bezig met het verder ont-wikkelen van poëzie. Hun materiaal is niet af, maar begint net. Vaste vormen worden omver-gegooid en nieuwe vormen worden elke dag ontdekt door degene die de website bezoekt. Naast de dichters bestaan er nog vele weblogs, nieuwsbrieven en tijdschriften. Veel jonge dich-ters hebben een weblog, een dagboek waar ze dagelijks persoonlijke notities, poëzie, informa-tie, roddels en andere nieuwtjes op zetten. Een erg bekende en ‘grote’ site is Poëziedagblad Rottend Staal Online (www.epibreren.com) van Bart FM Droog. Op papier is Droog nauwelijks bekend of gepubliceerd, maar op internet is hij bekend en groots. Het is een nieuwsbrief waarin Droog de ‘volkse stem’ is. Hij heeft het vooral over dichters die groots zijn in het papie-ren medium en lijkt publiciteit te zoeken door relletjes te forceren.

Ook elektronische tijdschriften bestaan er veel. Het probleem hiermee is dat er bijna nooit

wordt aangegeven door wie iets gemaakt is, auteurs blijven meestal vaag en de kwaliteit is hierdoor twijfelachtig. Sommige sites hebben wel een selecterende redactie, zoals Mean-der, De gekooide roos, De opkamer en Writers block. Anderen niet, iedereen kan als het ware zo’n tijdschrift opstarten.

Als laatste is er nog een andere vorm van poëzie die ontstaan is door de technologische vooruitgang, namelijk het sms-gedicht. Meer-dere mensen zijn bezig met deze vorm maar ik wil er graag één kort bespreken. In het voor-jaar van 2005 bedacht Sofie Cerutti (1972) de dichtvorm ‘160’. Dit werkte zij uit in de eerste bundel 160 tekens (inclusief wit). Het bestaat uit kleine gedichten van precies 160 tekens

afbeelding 15 | Jogchem Niemandsverdriet - falen

(21)

(inclusief spaties); de inhoud van een sms dus. Op www.precies160.nl staan inmiddels 1691 voorbeelden, van vele verschillende mensen. Je kan via de site een 160 intypen die daar vervolgens op komt te staan, of hem gewoon smsen. Het mooie aan deze site is dat iedereen eraan mee kan doen en het geeft een nieuwe kijk op een gedicht. (Zie afbeelding 17 en 18) Samenvattend krijgt poëzie in alle elektronische gevallen een hele nieuwe dimensie en nieuwe kenmerken. De extra waarde van elektronische poëzie tegenover tekst op papier, ligt dan ook in de nieuwe mogelijkheden. Een definitieve tekstvorm is er niet meer, poëzie is interactief en levend geworden. Ook kunnen verbindin-gen met ander teksten daadwerkelijk gelegd worden, door dat men bijvoorbeeld kan door-klikken. De lezer speelt een grotere rol bij dit soort poëzie. Hij is degene die iets in werking zet, hij baant zich op zijn eigen manier een weg door de tekst en máákt in feite de tekst. Hier zit ook een nadeel aan. Het auteurschap wordt namelijk onder druk gezet. De auteur heeft de mogelijkheden gemaakt, maar hij kan niet alles precies uitstippelen. De vorm waarin de tekst wordt gelezen is dus niet altijd door de auteur bedacht. Op het moment dat de lezer zelf gaat bepalen wat hij doet, verliest de schrijver dat voorrecht. Taal wordt dynamisch en vernieu-wend en wil groeien in en door verandering.

afbeelding 17 | een 160 van een bezoeker van de site

(22)

3. MAKERS

Na de afbakening van mijn onderwerp en de bespreking van toepassingen van poëzie in de openbare ruimte, wordt het tijd om te gaan kij-ken naar mensen die individueel bezig zijn met poëzie buiten het boek. Hoe gebruiken zij taal in hun werk? Hoe kan poëzie volgens hen wer-ken in een andere omgeving.

Disciplines lijken op veel momenten samen te vallen, maar ik begin met het bespreken van grafisch ontwerpers die bezig zijn met taal.

Hieronder vallen samenwerkingsprojecten, maar ook personen die op hun eigen manier bezig zijn met taal. Hierna wil ik graag kunstenaars bespreken die ook op hun eigen manier om-gaan met taal en als laatste schrijf ik over dichters die ook denken aan de vormgeving van hun gedichten, de typografie. Alle men-sen die ik bespreek heb ik uitgekozen, om-dat zij een grote inspiratiebron zijn voor mij.

(23)

3.1 GRAFISCH ONTWERPERS

Taal is een belangrijk onderdeel van het gra-fisch ontwerp. Gragra-fisch ontwerpers zijn met taal bezig, maar dichters hebben ook te ma-ken met typografie. De scheidingslijn kan naar beide kanten opgerekt worden. Dit is een in-teressant verschijnsel om te onderzoeken. Zo ontstaan ook opmerkelijke samenwerkingspro-jecten tussen de twee disciplines. Als eerste ga ik twee projecten bespreken en vervolgens twee grafisch ontwerpers die op een hele eigen en poëtische manier met taal bezig zijn: Milou van Ham en René Knip.

De volgende projecten zijn samenwerkingen waar veel dichters en ontwerpers aan mee heb-ben gewerkt.

3.1.1. SAMENWERKINGSPROJECTEN

Als eerste is dit het project Woordenstroom. Hierbij werden langs de waterweg tussen Delf-zijl en Lemmer kunstobjecten geplaatst die de aandacht moeten vestigen op de vaarroute door Groningen en Friesland. In totaal zijn dit dertien ‘taalbeelden’ waarbij taal, beeld (ty-pografie) en landschap tot een mooi geheel gemaakt moeten worden. Vooral taal speelt een belangrijke rol in dit project. Via taal moet de aandacht gevestigd worden op de verschil-lende aspecten van de vaarweg. De vaarweg is verdeeld in twaalf stukken en elk stuk mag door een duo van kunstenaars ‘gemaakt’ wor-den. Dit duo bestaat elke keer uit een dichter plus een ontwerper.

Het dertiende duo kreeg de opdracht om een concept te bedenken voor een overkoepelend project waarin alle denkbare aspecten van de vaarweg tot verbeelding zijn gebracht. Zij be-dachten als concept dat er op de vaarweg niet alleen lading wordt vervoerd, maar dat er over het water ook dagelijks levensverhalen, fami-liegeschiedenissen en liefdesavonturen van de ene provincie naar de andere worden gebracht. Al deze verhalen werden geschreven in een ‘Bio-grafie van de vaarweg Lemmer-Delfzijl’.

Honderd biografen werden hiervoor uitgeno-digd die op een dag in juni 2006 langs het water gingen zitten schrijven. De duo’s waren: 1. Wigger Bierma/Tonnus Oosterhoff

2. Marten Jongema/K.Schippers

3. Roger Willems/Marije Langelaar/Mark Manders 4. Rudo Menge/Ronald Olsen

5. Regina Verhagen/Gerrit Krol 6. Jan van Toorn/Willem van Toorn 7. Karel Martens/Kees ‘t Hart 8. Erwin Adema/Benne van der Velde 9. René Knip/Tsead Bruinja

10. Gert Jan Slagter/Albertina Soepboer 11. Jacques Peeters/Martin Reints

12. Thomas Widdershoven/George Moormann 13. Vanessa van Dam/Sjaak Langenberg

Eén project dat ik graag wil laten zien is het project van René Knip en Tsead Bruinja. (zie afbeelding 19) In het weiland van boer Durk Wartena hebben zij de perfecte plek gevonden voor hun werk.

Op dat punt splitst de vaarweg zich en moet men dus kiezen of ze links of rechts naast het eilandje zullen varen. Het moeten maken van deze keuze werd het thema voor het gedicht van Tsead Bruinja: ‘Stinne op Swart’. Het ge-dicht is geschreven in het Fries en gaat over een persoon die in het kale weide- en rivier-landschap van Friesland zijn plaats in de we-reld overdenkt. Gaat hij een verband aan met het andere om hem heen of vlucht hij? René Knip heeft in zijn ontwerp de tekst zo leesbaar mogelijk gemaakt. De letters zijn vastgemaakt op een houder van staaldraden en speciaal ontworpen voor dit gedicht. Als je het zo ziet is het net een enorme uitvergroting van een blad-zijde. Alleen de witruimte is nu de Friese lucht die een mooi contrast vormt met de monumen-tale, industriele en strakke letters.

(24)

hele ander functie krijgt. Je vaart langs de woor-den dus lijkt het net of zij een stroom vormen die jou (bege)leiden naar jouw bestemming. Het tweede project waar veel ontwerpers en dichters mee aan het werk zijn geweest is het project Dicht aan het Ij uit 2005. Hierbij zijn samenwerkingen opgezet tussen 12 dichters en ontwerpers. De opdracht die zij kregen was om een nieuw werk te maken dat geïnspireerd was op het werk van Paul van Ostaijen. Twee belangrijke elementen in zijn werk kwamen hierbij naar voren: klank en beeld. De dichters schreven een nieuw gedicht en de voordracht hiervan werd vervolgens opgenomen. Aan de hand van deze klank van de taal alleen kregen de ontwerpers de opdracht om de gedichten opnieuw op te bouwen en vorm te geven. Het opmerkelijke aan dit project is dat de dichters op geen enkel moment contact hadden met de ontwerpers. Ze ontmoetten elkaar pas nadat

alles was afgerond. Van de uiteindelijke werken sprong er voor mij één uit die me meteen aan-sprak. Dit was het gedicht van Koen Bauwens, wat was uitgewerkt door Hansje van Halem. (zie afbeelding 20)

Zij heeft het hele gedicht geborduurd wat het een hele subtiele en persoonlijke uitstraling geeft.

3.1.2. MILOU VAN HAM

Milou van Ham is een grafisch ontwerpster/ kunstenares uit Rotterdam (1964) die onder andere werkt voor TPG Post in Den Haag, KPN, Luxor Theater en gemeentes van een aantal ste-den. Je kan haar omschrijven als woordkunste-naar of beeldend kunstewoordkunste-naar met een raakvlak aan het grafisch ontwerp. Ze is geobsedeerd door teksten, woorden en vooral namen. Bij elk project zijn woorden haar uitgangspunt en haar medium. Ze verzamelt alle woorden en namen die je maar kan bedenken. Haar fascinatie is

(25)

taal en dat mensen de dingen benoemen. De veelheid in de wereld en het feit dat elk ding, mens, dier, begrip in woorden is te vatten; al-les heeft een naam. Ze heeft bijvoorbeeld meer dan 50.000 voornamen verzameld van over de hele wereld. Deze verzamelingen worden ge-groepeerd in categorieën. Daarbij gaat het om de keuze van de categorie èn om de keuze van het woord zelf. Achter elk woord zit een heel scala aan vormen, structuren, verbanden, af-spraken, keuzes, betekenissen, interpretaties, misverstanden. De kijker plaatst woorden in zijn persoonlijke context.

Maar wat wil Van Ham nou precies zeggen met haar werk? Haar werk gaat over aandacht, vari-aties en nuances. Ze zoekt naar details in haar beschrijving van de wereld, deze is oneindig en onuitputtelijk. Ze vindt het belangrijk dat haar werk helder, terloops en menselijk is. Ook zoekt ze de balans tussen taal en tekens. Haar werk is te lezen maar ook te bekijken als beeld. Haar woorden worden verwerkt in wanden, in beton, papier en glas. Dit gebeurt ook op een manier dat alles mooi in elkaar past en een relatie met elkaar heeft. De kleur, het font, het formaat enzovoorts wordt allemaal aangepast aan de ruimte waarin het werk komt. Een mooi

voorbeeld hiervan is een spiegel waarop 6000 voornamen staan op alfabetische volgorde. De namen zijn op de achterkant van het glas ge-zeefdrukt, tussen het glas en de verspiegeling. Van een afstand lijkt het een spiegel met getint glas maar van dichtbij zie je pas de namen. (zie afbeelding 21) Deze namen verzamelde Van Ham sinds 1994. Het zijn namen van naam-bordjes van caissières in de supermarkt, uit aftitelingen van films, uit telefoonboeken met voornamen die in Berlijn, Hordaland (Noorwe-gen) en New York bestaan. Alle namen zijn voor van Ham gelijk, haar favoriete namen of smaak zul je niet zien in haar werk, het is puur een verzameling van alle namen die ze tegenkomt. Met haar werk wil Van Ham associaties opha-len bij de kijker. Degene die haar werk bekijkt en beleeft, daar speelt het beeld zich af. Door de variatie in haar werk is er bij bijna elk mens een associatie teweeg te brengen.

Het belangrijkste zijn bij elk project de woor-den, en dan vaak woorden met dubbele bete-kenis, poëtische taal.

Het werk van Milou van Ham heeft een soort verfijning en subtiliteit die me ontzettend aan-spreekt en raakt. Soms doet het in eerste in-stantie onpersoonlijk aan omdat het een op-somming is, een willekeurige, oppervlakkige reeks woorden waaruit niks naar voren komt of opvalt. Maar juist deze veelheid is interessant. Van Ham geeft je een aanzet en vanaf daar kan je het helemaal zelf invullen. Alles wat ze maakt straalt iets poëtisch uit en met haar woorden zet ze je met een zacht duwtje aan het denken en associëren.

3.1.3. RENÉ KNIP

René Knip is een (typo)grafisch ontwerper uit Amsterdam (1963). Knip is vooral letterontwer-per, maar geen gewone. Zijn eerste font is het enige klassieke font wat Knip heeft gemaakt. Al zijn andere letters zijn echt gebouwd, gemaakt, geknipt, gesneden, gelast, gesmeed, gefreesd, gegoten, geschroefd.

(26)

De lettervorm en het materiaal zijn de belang-rijkste factoren van Knips letters en de manier waarop hij hiermee omgaat maakt zijn letters heel eigen. Zijn letters zijn fysieke objecten voor hem, ruimtelijke letters.

Ook de manier waarop deze letters kunnen blijven staan zie je vaak terug in het ontwerp, waar komen de schroeven, hoe ziet het frame eruit dat het gewicht moet dragen? Knip haalt zijn inspiratie op straat, op de markt, in archi-tectuur, in landschappen. Hier in ziet Knip gra-fische vormen als hekken, bomen, stenen en zelfs dakpannen die hem insprireren. Voor elke plek maakt hij een specifiek alfabet.

Knip verwerkt in zijn werk vaak poëzie, dit doet hij zelf of dit gebeurt door zijn samenwerkingen met dichters en schrijvers. Twee voorbeelden waarin zijn werk een poëtische uitstraling heeft zijn een ‘gordijn’ en een graf waar allebei hand-schrift in verwerkt zijn.

In 2003 deed Knip mee met de manifestatie ‘Armour: de fortificatie van de mens’, waarvan het doel was om verschillende disciplines bij elkaar te laten komen. Het thema was bescher-men en verdedigen. Knip maakte een metalen ‘gordijn’ van geschreven tekst. De subtiele let-ters krijgen een hele andere uitstraling door-dat ze van metaal gemaakt zijn. Ook het licht draagt bij aan de poëtische uitstraling die het geheel krijgt. (zie afbeelding 22)

In 2005 maakte Knip een graf, maar niet van steen. Om het graf heen staat een laag gietijze-ren hekwerk waar tekst in verwerkt is. Het is het handschrift van Knip en de tekst die te lezen is, is de naam en levensdata van de gestorve-nene. Maar ook stukken uit zijn leven, flarden van herinneringen en namen zijn erin verwerkt. Kleinkinderen, kinderen, muziek en dieren waar hij van hield. Zowel de tekst als de uitstraling van het werk is poëtisch en de informatie die te lezen is, is zo persoonlijk dat het het werk een enorme gelaagdheid geeft. (zie afbeelding 23)

afbeelding 22 | ‘Armour’ - René Knip

(27)

3.2 KUNSTENAARS

Ook veel kunstenaars zijn natuurlijk bezig met taal. Hieronder bespreek ik twee kunstenaars die op een poëtische manier met taal bezig zijn en die mij hierdoor inspireren.

Als eerste Lawrence Weiner, omdat hij binnen de conceptuele kunst een belangrijk kunstenaar is en omdat hij op een hele aparte manier met taal bezig is. Vervolgens Richard Long, omdat hij ook zijn hele eigen manier heeft gevonden binnen de kunst om met taal om te gaan.

3.2.1. LAWRENCE WEINER

Lawrence Weiner is een kunstenaar uit New York (1942) die omschreven wordt als een concep-tuele kunstenaar. In de jaren zestig en zeventig

werd het materiaal waaruit een kunstwerk be-stond steeds minder belangrijk. Het idee, het concept werd het belangrijkste. Weiner is een van de grootste vertegenwoordigers van deze conceptuele kunst. Wie het werk uitvoert en of dat überhaupt gebeurt doet er niet toe. De in-houd heeft geen vorm nodig, het concept is niet gebonden aan een medium. Weiner brengt zijn kunstwerken over met taal en degene die dat leest, bezit het. Op het moment dat iemand het leest of hoort en begrijpt is het kunstwerk er eigenlijk ook pas. Hierdoor zijn de kunstwer-ken ook niet exclusief of op één plaats, de taal kan nog veranderen en de omgeving ook. (zie afbeelding 24 en 25) Weiner gebruikt taal als sculptuur. Kunst vraagt altijd veel van de kijker,

afbeelding 24 | tekst van Lawrence Weiner

(28)

afbeelding 28 | Dry Walk - Richard Long

afbeelding 27 | A Line in Japan - Richard Long afbeelding 26 | A Line Made By Walking - Richard Long

omgeving of probeert de wandeling met onder-delen van de natuur weer te geven. Dit doet hij bijvoorbeeld door een lijn te trekken achter zich aan of door middel van zijn voetstappen een ‘lijn’ te maken. De enige dingen die overblijven van deze wandelingen zijn plattegronden, foto’s en teksten die hij erbij maakt. Per wandeling bekijkt Long welk van deze drie manieren ge-schikt is. Long wandelde in Engeland, maar ook in de Sahara, Spanje en de VS. Naast de land art maakt Long ook beelden voor musea. Deze stukken bestaan uit stukken steen of hout die in een cirkel of een ander geometrisch figuur neergelegd zijn. Ook modder gebruikt hij vaak om schilderingen op de muur of op de vloer te maken.

Long gebruikt zijn kunst om de ruimte en erva-ring weer te geven van het landschap. Hij laat zijn onderwerp natuur op een hele eigenzinnige manier zien. Al het materiaal dat hij gebruikt is natuurlijk en zijn overkoepelende idee om van een wandeling een sculptuur te maken maar Weiner maakt hiervan een heel groot deel

van zijn kunst. Je moet kijken en denken op een manier die meer vraagt van jou als persoon en als kijker.

Ik vind sommige stukken die hij maakt erg moeilijk te begrijpen, dan weet ik niet zeker wat ik ermee aan moet. Desondanks vind ik de teksten die hij maakt heel mooi en poëtisch. De meeste teksten spreken heel erg tot de ver-beelding. Het zet je aan het denken over con-cept, inhoud en taal.

3.2.2. RICHARD LONG

Richard Long is een kunstenaar uit Engeland (1945). Hij is conceptueel kunstenaar, foto-graaf en schilder maar is vooral bekend om zijn land art. Het werk wat Long maakt heeft dus altijd met landschap te maken. De meeste werken maakt hij tijdens wandelingen door de natuur, deze wandelingen zijn zijn kunstwerken. Tijdens zo’n wandeling maakt hij foto’s (zie af-beelding 26, 27 en 28), verandert dingen in zijn

(29)

is uniek. Zijn wandelingen hebben geen doel, gaan nergens heen en hebben stuk voor stuk een route die nog nooit gelopen is. In zijn werk komen grote thema’s zoals tijd en afstand terug die je aan het denken zetten. Het gaat vooral over de beleving, de ervaring van het wandelen die Long vast wil leggen en om ‘iets’ achter te laten op een plek. De grenzen van het gege-ven sculptuur worden opgerekt door hem. Het hoefde niet meer alleen te gaan over materiaal en vorm, maar kon nu ook gaan over plaats. Een aantal voorbeelden wilde ik laten zien van foto’s en teksten van Long. (zie afbeelding 28) De foto’s spreken naar mijn mening voor zich en hebben een hele stille, mooie uitstraling. De teksten zijn letterlijke weergaves van de wande-ling. V aak staan er veel cijfers in bijvoorbeeld ‘Dry Walk’ waarin het gaat over de afstand tus-sen twee regenbuien. Het idee achter deze tek-sten vind ik heel interessant, het zet je aan het denken over de natuur en haar verschijnselen en over thema’s als tijd en afstand.

(30)

3.3 DICHTERS

De meeste dichters schrijven binnen de vaste vormen van poëzie en zijn daar tevreden mee. Maar enkele dichters zoeken de grenzen van hun medium op en zijn ook bezig met de vorm-geving van hun gedichten, de typografi e. Dit maakt hun interessant om te onderzoeken. Hier zijn meerdere dichters voor te noemen maar ik wil als eerste graag Paul van Ostaijen be-spreken vanwege zijn vooruitziende blik en zijn reputatie als grote experimentele dichter. Ook Tonnus Oosterhoff mag hier niet ontbreken, zijn eerste elektronische gedicht is een inspiratie geweest voor vele andere dichters die zich be-zighouden met elektronische poëzie.

3.3.1. PAUL VAN OSTAIJEN

Paul van Ostaijen (1896 – 1928) was een Vlaamse dichter en prozaschrijver. Hij wordt ge-zien als de grote vernieuwer en experimentator in het Nederlandse taalgebied. Hij vertegen-woordigde hier niet alleen eigentijdse stromin-gen van de moderne poëzie, zoals het Franse Kubisme en het Duitse expressionisme, maar droeg ook bij aan de ontwikkeling van deze stromingen. Qua gedachtes was Van Ostaijen zijn tijd ver vooruit, hij was zich er toen al van bewust dat taal wil groeien en zocht de grenzen hiervan op. Hij zag de mogelijkheden, maakte voorwaarden en kende daarbij geen grenzen. Van Ostaijen zag het gedicht als ‘een klein, maar zelfstandig onderdeel van een ‘wordende wereld’, waarbinnen de taal welig tiert volgens haar eigen wetten’. 4

Van Ostaijen bevindt zich vanaf het begin van zijn ‘carrière’ op de grenzen van poëzie. Waar-schijnlijk vaker zelfs nog buiten deze grenzen dan erop. Hij verzet zich tegen het stoffi ge kli-maat dat op dat moment binnen de poëzie heerst en zet zich af tegen grote dichters van die tijd. Hij begint ideeën te ontwikkelen over gedicht en dichterschap die gaan over bewe-ging en dynamiek. Hij ziet dynamiek als een

cruciale eigenschap van de actuele werkelijk-heid. Een belangrijke rol van de kunstenaar/de dichter was om dynamiek op te nemen in zijn techniek. Hij zag kunst als het perfecte medium om verandering in gang te zetten.

Nog steeds wordt het werk van Van Ostaijen zeer gewaardeerd, zijn gedichten zijn nog steeds fris en sprankelend. Zijn werk kan in onze tijd, in een nieuwe en meer dynamische omgeving ook nog bestaan. Zijn werk lijkt zich dus aan te passen en blijft groeien. Het lijkt net alsof Van Ostaijen zich hierop heeft voorbereid. Door zijn woorden op een aparte manier te ty-pograferen lijkt er al beweging in te zitten. Zijn gedichten lijken in eerste instantie nog statisch maar wanneer je ze bijvoorbeeld hardop gaat lezen blijkt er ontzettend veel dynamiek in te zitten. De lezer moet dit zelf opwekken, wat ook weer een kenmerk is van elektronische poëzie. Dynamiek krijgt bij Van Ostaijen een nieuwe dimensie. Met de moderniteit was een nieuwe, dynamische tijd ontstaan die volgens Van Os-taijen door de kunst in al zijn aspecten moest worden weerspiegeld. Niet alleen de aard en

(31)

status van het kunstwerk is dynamisch maar volgens Van Ostaijen heeft ‘dynamiek’ vooral betrekking op de techniek. Hiernaast koppelt hij ‘dynamisch’ met ‘groei’. Wanneer de dichter in zijn voltooide gedicht een nauwelijks nog zichtbare aanzet heeft gegeven, groeit het ge-dicht volgens àndere wetten dan de logische van het verstand. In deze groei schuilt de dy-namiek van het gedicht. Het woord of de ge-dachte waarmee de dichter begint, verandert dus en wordt onafhankelijk. Uiteindelijk staat het gedicht dan los van zijn maker, die het ini-titatief overlaat aan een taal die niet aan com-municatieve beperkingen onderhevig is. Poëzie creeërt een (weliswaar subjectieve) werkelijk-heid die zonder poëtische taal niet bereikbaar zou zijn geweest. Deze werkelijkheid wordt ook tot leven gebracht zonder dat de dichter hier de oorzaak van is.

Uiteindelijk slaat het begrip dynamiek op groei, ontwikkeling en actualiteit.

De dichter is voor Van Ostaijen een vernieuwer. Van Ostaijen geeft de lezer altijd een raadsel, nooit een boodschap. De lezer moet hier zijn eigen tekst van maken en zelf nadenken over zijn eigen werkelijkheid. Het gedicht moet dus uiteindelijk volledig losgekoppeld zijn van zijn maker èn van de werkelijkheid, zodat de lezer hem volledig kan interpreteren op zijn eigen manier. De strategieën die Van Ostaijen hier-voor gebruikt zijn onder andere zijn taalspel en muzikaliteit. (zie afbeelding 29)

Vooral de typografie van Ostaijen valt op en daar wil nog even op doorgaan. Dit maakt Van Ostaijen namelijk ook geschikt om te bespre-ken in mijn scriptie. Zijn experimentele typo-grafie maakte hem een voorbode voor nieuwe vormen van poëzie.

Elk letterteken wordt door Van Ostaijen af-zonderlijk onderzocht naar zijn typografische eigenheid. Deze losse onderdelen neemt hij als uitgangspunt voor het samenspel tussen de afzonderlijke elementen van de pagina. Hij tast de mogelijkheden van zijn medium af

met veel gevoel voor verhouding en oog voor detail. Hierbij verwijst hij ook naar de klank van de woorden en fonetische woorden. Van Ostaijen benadert taal als een medium dat bewerkt dient te worden door de dichter. Uiteindelijk wordt het dan een zelfstandig kunstwerk en moet het voor zichzelf spreken. Het eindwerk is dan een stukje ritmische typo-grafie, waarbij de lezer het op zijn eigen manier kan vertolken. Net onder de statische pagina ligt een ritme verscholen die elke letter span-ning geeft. Het ritme wordt gemaakt door de letters en de witruimte.

(32)

3.3.2. TONNUS OOSTERHOFF

Tonnus Oosterhoff (1953) debuteerde als dichter pas op latere leeftijd. Al vanaf zijn derde bundel uit 1998 kan je zien dat Oosterhoff om zich te uiten niet genoeg heeft aan papier. Hij begint dan woorden en zinsdelen tussen sla-shes te zetten of ze in verschillende grijstinten af te drukken. Ook gaat hij schrijven tussen de gedrukte tekst door en gaat woorden versprei-den over de pagina zodat ze geen zinnen meer vormen maar op een hele andere manier gaan werken. Hieropvolgend, vanaf 2000, begint Oosterhoff met het maken van elektronische gedichten. Hij is een van de weinige dichters in Nederland die zich met volle overgave op deze vorm heeft gestort. Hij is hierom zeer bekend en wordt gezien als baanbreker van dit nieuwe literaire medium.

Bij zijn bundels zit vaak een cd-rom (zie afbeel-ding 30) maar ook op zijn website kan je de elektronische gedichten bekijken. Sommige van zijn gedichten zijn in stille vorm èn in be-wegende vorm te bekijken. Zijn inspiratie komt van alles wat hij tegenkomt, een krantenbericht bijvoorbeeld of vaak een muziekstuk. Bij be-paalde gedichten staat dan ook een opdracht: ‘(hoor dit eerst)’. Dit muziekstuk kan je dan terugvinden op de cd-rom bij de bundel, of je hoort vanzelf al muziek.

Op http://www.tonnusoosterhoff.nl, de site van Oosterhoff, vind je een aantal van zijn bewe-gende gedichten. Deze gedichten hebben geluid, woorden of zinsdelen verspringen, schijnen en vervagen. Een stuk tekst kan ver-schijnen en veranderen na verloop van tijd. Een woord kan worden aangevuld of groeit uit tot een tekstgedeelte. Er lijkt een soort van ritme in te zitten wat beeldend heel sterk werkt. Elke keer betekent datgene wat je ziet iets anders, zelfs wanneer misschien dezelfde woorden worden gebruikt. Elke keer wanneer je denkt dat je alles gezien hebt verschijnt er op een andere plek weer een tekstje. Steeds ontstaan

(33)

er nieuwe versies van hetzelfde gedicht. Lang-zamerhand krijg je zo toch een overzicht van de gehele tekst.

Oosterhoff heeft de regie stevig in de hand. De leessnelheid en leesvolgorde worden precies door hem geregeld. Soms gaat het vrij snel om-dat regels tegelijkertijd verschijnen op verschil-lende plaatsen in het beeld. Je ogen gaan van boven naar onder en weer terug naar boven. In het begin is het daarom moeilijk om de tekst te interpreteren. Je moet je gedachten telkens opnieuw ordenen en je blijft zoeken naar (nieu-we) verbanden. Maar na een tijdje of misschien een paar keer het gedicht te bekijken beginnen je gedachten samen te smelten en komt de fo-cus op de inhoud. Oosterhoff speelt met het proces van een gedicht. Dit raakt nooit voltooid en blijft altijd veranderen.

Een voorbeeld van een gedicht op zijn site is: ‘Ik niet meer’. (zie afbeelding 31) Hierin zie je het woord IK eerst heel groot maar langzamerhand verdwijnt ‘IK’ in een hoeveelheid tekeningetjes, krabbels en onleesbare woorden. De andere gedichten op de website blijven eigenlijk bij regels, standaard letters en strakke tekstblok-ken. Oosterhoff kiest er blijkbaar voor om zijn medium niet volledig te onderzoeken naar de mogelijkheden die het hem biedt. Er zou meer geëxperimenteerd kunnen worden met tech-niek en dynamiek. Misschien is dit ook niet zijn intentie, om de uiterste grenzen op te zoeken. Eigenlijk vertaalt hij gewoon zijn papieren ge-dichten naar een digitale vorm, waarschijnlijk om te kijken welk effect dit heeft op de beteke-nis van het gedicht of om het grootse karakter van de traditionele poëzie omver te werpen. Ik vind dat deze negatieve opmerkingen weinig afdoen aan het subtiele karakter van de ge-dichten van Oosterhoff. De manier waarop hij speelt met woorden, betekenissen, interpreta-ties en verbanden is heel apart. Zijn gedichten zijn niet moeilijk, maar je moet wel goed oplet-ten om er betekenis aan te kunnen geven.

(34)

4. CONCLUSIE

Nu mijn onderzoek volledig afgerond is kan ik me richten op het samenvatten van de ant-woorden die ik in de tekst heb gegeven op mijn onderzoeksvraag en hier mijn conclusie uit trekken. Wat is de extra waarde van poëzie in de openbare ruimte of welke waarde voegt zij toe aan onze openbare ruimte?

Overal kan je poëzie vinden. Op het nieuws, op je beeldscherm, op straat maar ook in gesprek-ken die je opvangt van mensen of een oogop-slag waarin je iets nieuws ziet. Poëzie is iets persoonlijks, een gedicht lijkt alleen voor jou bestemd. Het boek was altijd dè manier om dit privé lezen van gedichten te benadrukken. Tegenwoordig begint dit te veranderen, de tekst kan op allerlei manieren worden weergegeven. De tekst is losgekomen van zijn medium, mede door technologische ontwikkelingen en experi-menterende dichters. Poëzie speelt zich altijd af op de grenzen van het medium, het gaat verder dan de taal. Nieuwe media worden ontdekt. Dichters van nu zijn op zoek naar vernieuwende vormen van poëzie. Poëzie verschijnt in de open-bare ruimte; in reclame, op straat en op internet. Poëzie ontwikkelt zich binnen deze ruimte en lijkt opnieuw ontdekt te zijn in deze ‘nieuwe’ context. Over poëzie in reclame zijn de meningen ver-schillend. Het grote verschil blijft het doel. Reclame heeft een oppervlakkige boodschap, poëzie geeft juist gelaagdheid in deze opper-vlakkige wereld.

Poëzie op straat is ècht, levensgroot en recht voor je neus. Het sterkste punt ervan is het toevallige van de teksten, hierdoor voel je je persoonlijk aangesproken en blijf je er even bij stilstaan. Slogans op straat kunnen ook een poëtisch gevoel uitstralen.

Doordat de stad tegenwoordig boordevol staat met informatie kunnen deze teksten je verras-sen en je even een moment tot nadenken ge-ven. Hierna let je de volgende keer misschien beter op je omgeving in de hoop nog een keer iets moois te lezen.

Poëzie op internet bestaat in veel verschillende niveaus en vormen. Dichters experimenteren met de nieuwe mogelijkheden en grenzen van het elektronische gedicht. Lezers krijgen hierbij veel meer eigen inbreng, kunnen hun individu-ele weg zoeken in een tekst en hem zich vol-ledig eigen maken.

Personen uit verschillende disciplines zijn bezig met poëzie in een andere context dan in het boek. Grafisch ontwerpers zoeken naar de re-latie tussen woord en beeld, maar vooral naar een manier om te communiceren met poëti-sche teksten. Samenwerkingsprojecten leveren prachtige samensmeltingen op tussen woord en beeld. Door de taal die gebruikt wordt, krijgt het geheel een extra laag. Ook kunstenaars spelen met taal en betekenis. Ze gebruiken taal als sculptuur en om je na te laten denken over de thema’s die ze gebruiken. De dichters die ik besproken heb zoeken de grenzen op van hun medium. De lezer krijgt ineens veel meer in-breng. De dichter geeft een aanzet en moet het gedicht dan loslaten om het te laten groeien naar de lezers ideeën en associaties.

(35)

Uiteindelijk zie ik een overeenkomst in alle nieuwe vormen van poëzie. De kijker of lezer moet steeds meer zelf zijn eigen weg zoeken binnen de gegeven poëzie. Je kan ineens zelf veel meer bepalen en het gedicht komt los te staan van zijn maker, wordt onafhankelijk. Ik denk dat dit een goede ontwikkeling is binnen de poëzie in deze tijd. Wanneer je hier open voor staat kan dit soort poëzie een grote indruk op je maken. Iedereen doet met een gedicht wat hij zelf wil. Je neemt het mee en het verrast je. Het maakt je bewust van de gewone dingen die toch bijzonder kunnen zijn en die je vaak vergeet of over het hoofd ziet in de drukte van elke dag. Je laat het op je inwerken en kijkt ineens met hele andere ogen naar de wereld.

Omdat poëzie steeds meer verschijnt in de openbare ruimte hoop ik dat er steeds meer mensen zich bewust worden van deze kracht die poëzie kan hebben. Het is een nieuwe en doeltreffende manier om poëzie te leren ken-nen. Op straat kom je het tegen, op internet kan je uren doorklikken. Het opent een nieuwe wereld voor je waar je een stukje geluk in kan vinden. Poëzie in de openbare ruimte zorgt bin-nen alle drukte voor een moment van stilte, daar waar je het niet verwacht.

(36)
(37)

NOTEN EN BRONNEN

1. Uit: Simon Vestdijk, De glanzende kiemcel. Acht lezingen over wezen en techniek der poëzie. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 1975

2. http://fuzzy.arts.kuleuven.be/WvT/reclame.htm 3. http://www.dekliek.nl

4. http://home.deds.nl/~lendumont/pvo/home.html

5. http://www.2meter4.com/2meter4_portfolio/grotewoorden/index.html

BOEKEN

- Omroepers van oproer Breekijzers in taal Piet Gerbrandy ISBN 9025427758

- Het mechaniek van de ontroering Rutger Kopland

ISBN 9028208615 - Catalogus Post St. Joost 2001 - Ongerijmd Succes

Poëzie in een onpoëtische tijd Thomas Vaessens ISBN 9077503161

INTERNET

http://www.literatuurgeschiedenis.nl http://www.wikipedia.com http://www.precies160.nl http://www.poezieopstraat.nl http://www.siebethissen.nl http://www.cubra.nl http://www.muurgedichten.nl http://www.dichterinhetweb.nl http://www.tonnusoosterhoff.nl http://www.nobodyhere.com http://www.markboog.nl http://www.poetryinmotion.nl http://meander.italics.net http://www.thomasvaessens.nl http://www.loods6.nl/dichtaanhetij http://www.tussentaalenbeeld.nl http://www.loesje.nl http://www.laser314.com http://www.epibreren.com http://www.atelierreneknip.nl http://www.milouvanham.com http://www.richardlong.org

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

mogelijkheid 1: de opdracht met begindatum 01-09-2013 corrigeren en de einddatum van de interim aanpassen?. Er worden voor dit personeelslid 20 uren voorzien uit

Elke nieuwe melding voor dezelfde leerling overschrijft de

• Makkelijker checken op ‘nog niet gegeven’. •

Personen in het bezit van een H-kaart hebben recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW voor de medische zorgen als ze behoeftig zijn.. Het recht op

Misschien zijn de momenten ook stil door de grote afwezigheid van mensen: God, voor vele mensen de grote afwezige, krijgt hier de volle ruimte.. Waar wij met lege handen

Het ATR adviseerde tevens de regeldrukparagraaf van het Bep en van de Rep aan te vullen, omdat met name de standaardinstellingen voor de ongevraagde e-mailattendering nog niet

Dit heeft tot gevolg dat bij het verwijzen naar documenten die beschikbaar zijn op deze site, het niet meer noodzakelijk is deze site en het webadres te vermelden.. Verwijzingen

De elektronisch gedetineerde is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het niet verlaten van zijn huis, terwijl hij zich in een inrichting niet voor die verantwoordelijkheid