• No results found

Vriendschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vriendschap"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Avans Hogeschool

Vriendschap

Professionele identiteit

Avans Hogeschool, opleiding leraar basisonderwijs Onderzoekrapportage in het kader van

de kernopgave ‘Professionele Identiteit’ Begeleider: Willie van Pelt-Hilverda Stageschool:

Breda, 26-04-2013 Student: Sylvana Cramer Studentnummer: 2027258

(2)

Voorwoord

Voor u ligt het onderzoek over het thema vriendschap. Het onderzoek is een onderdeel van het vierde leerjaar van de kernopgave Identiteit. De opdrachtgever voor dit onderzoek is Avans Hogeschool Breda, onder leiding van Willie van Pelt – Hilverda.

Ik heb gekozen voor het thema vriendschap, omdat ik mijn lio-stage loop in een opstartgroep. De leerlingen komen via verschillende wegen binnen en moeten elkaar nog leren kennen. Als leerkracht vind ik het belangrijk dat de leerlingen zich veilig voelen in de groep en zich durven te uiten. Het is dan ook belangrijk dat de leerlingen elkaar leren kennen en aansluiting vinden. Om de leerlingen hierbij te helpen ga ik samen met hen onderzoeken wat vriendschap is en de waarde ervan.

Het thema vriendschap ga ik introduceren in mijn eigen groep 1. De klas bestaat uit 7 meisjes en 9 jongens. Ik hoop dat ik na dit onderzoek kan zien of de leerlingen gemakkelijker contact maken met elkaar door de vaardigheden die ze hebben geleerd tijdens de lessen van het thema.

(3)

Voorwoord... 2

Inleiding... 4

1. Onderzoeksvraag en invalshoeken... 5

2. Maatschappelijke invalshoek... 6

3. Levensbeschouwelijke / godsdienstige invalshoek...8

4. Psychologische invalshoek... 11

5. In gesprek met een verhaal... 13

6. Conclusie en reflectie theoretisch onderzoek... 17

7. Globale opzet voor de praktijk... 18

8. Reflectie op de activiteiten... 19

9. Reflectie en conclusie... 26

Onderzoeksvraag in theorie en praktijk... 26

Mijzelf in de rol van leraar... 26

Mijn toekomstige handelen... 27

Keuze voor algemeen levensbeschouwelijke richting...27

10. Bronnenlijst... 28

11. Bijlagen... 29

Bijlage 1: Wie ben ik als leerkracht?... 29

Bijlage 2: Waar sta ik op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing?...30

(4)

Inleiding

Wie ben ik als leerkracht?

Ik ben een leerkracht die zorgt voor structuur. De regels in de klas moeten helder en duidelijk zijn, zodat er een goede sfeer kan zijn. Daarnaast ben ik consequent, waardoor ik leerlingen maar drie keer waarschuw, waarna ik handel.

Leerlingen kunnen mij vertrouwen en ik wil hen ook kunnen vertrouwen. Door een goede sfeer te creëren wil ik ervoor zorgen dat de leerlingen naar mij toe kunnen komen en zich veilig voelen in de klas.

De belevingswereld van het kind staat centraal. Ik vind het belangrijk dat de leerlingen bij elk thema bepalen waarover ze meer willen weten. Mijn lessen pas ik hierop aan.

Waar sta ik op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing?

Vanuit thuis ben ik katholiek. Ik ben gedoopt en heb mijn communie gedaan. Mijn basisschooltijd heb ik doorgebracht op een katholiek basisschool.

Ik hecht veel waarde om tijdens vieringen samen te zijn met mijn familie. Dit heb ik geleerd van mijn ouders. Sinterklaas, Kerst, Nieuwjaar en Pasen vier elk jaar samen met mijn familie.

In leerjaar 3 heb ik de kernopgave algemene levensbeschouwing gevolgd. Aan het einde van de kernopgave vond er een theorietoets plaats over alle geloven. Deze heb ik met een voldoende afgesloten.

Ik vind het belangrijk om af en toe stil te staan bij het geloof, maar ben er niet dagelijks mee bezig. Het is de eerste keer dat ik een thema en lessenserie ga ontwikkelen rondom godsdienst en levensbeschouwing.

Een ervaring die mij heeft geraakt

Afgelopen december is de moeder van mijn oppaskindje overleden. Een jaar daarvoor heeft zij te horen gekregen dat ze terminaal was. Ze is 30 jaar geworden en heeft haar zwangerschap van haar tweede kindje moeten beëindigen vanwege de chemokuren. 1,5 jaar voor de begrafenis stond ik nog op hun bruiloft. Dit heeft mij erg geraakt. (Waarom zij?, Waarom de zwaarste vorm

van kanker?, Waarom op deze leeftijd?, etc.)

Eeuwe is nu 4 jaar en zit in de kleuterklas. Ik hoop dat hun dochter veel vriendjes en vriendinnetjes gaat tegen komen. Kinderen die er voor haar zijn op leuke en minder leuke momenten. Leeftijdsgenootjes die haar helpen groeien en ontwikkelen.

Onderwerp

(5)

1. Onderzoeksvraag en invalshoeken

Voor een van de eerste bijeenkomsten heb ik een ervaring op papier gezet. Vanuit deze ervaring heb ik gekozen voor het thema vriendschap. Dit thema wil ik in het theoretisch deel uitwerken aan de hand van de volgende onderzoeksvraag en invalshoeken.

Onderzoeksvraag

Hoe kan ik samen met de kinderen gaan onderzoeken wat vriendschap betekent, zodat ze gaan ervaren wat de waarden ervan is?

Invalshoeken en deelvragen  Maatschappelijk:

Wat wordt er in de media gezegd over vriendschap bij kinderen en of volwassenen?

 Levensbeschouwelijk:

Hoe wordt er vanuit het christendom en het humanisme gekeken naar zich verbonden voelen tot de ander?

 Ontwikkelingspsychologie

Hoe wordt vanuit de ontwikkelingspsychologie gekeken naar de ontwikkeling van vriendschap bij kinderen van 4 t/m 6 jaar?

(6)

2. Maatschappelijke invalshoek

Om antwoord te krijgen op de vraag: ‘wat wordt er in de media gezegd over vriendschap?’, ga ik drie verschillende bronnen onderzoeken. De media is erg breed, waardoor ik heb gekozen voor een artikel uit een tijdschrift, uit een krant en van het internet. Ik ga op zoek naar drie

verschillende onderwerpen om te kijken welke factoren een rol spelen of invloed hebben op vriendschap bij kinderen en of volwassenen.

Kinderkrant (tijdschrift)

In de kinderkrant van Curaçao heeft orthopedagoge Marjolein van Dongen-Lapre een artikel geschreven dat zij kinderen ziet als ‘’reizigers’’.

Deze keer gaat het niet om het reizen naar een ander land, maar het leven zien als een grote reis. Kinderen zijn in hun ontwikkeling volgens haar reizigers. De wereld is immers nog zo onbekend en alle gewoonten, taal, normen en waarden van die onbekende mensen, zoals ouders, moeten zij allemaal nog leren. Daar gaat tijd overheen en het leren gaat met vallen en opstaan. (Dongen-Lapre, 2012)

Tijdens hun ‘’reis’’ ontmoeten kinderen heel veel verschillende mensen. Naast hun ouders, eventueel broers en zussen (broertjes en zusjes), familieleden, vrienden/vriendinnen en nog veel meer die meer of minder belangrijk tijdens hun ‘’reis’’ zullen zijn. De ‘’reisgenoten’’ van het kind hebben allemaal hun eigen rol en betekenis. Ze reizen, als het ware, een stukje mee en begeleiden het kind, verzorgen, motiveren, stimuleren, sturen en of onderwijzen. (Dongen-Lapre, 2012)

Volgens Orthopedagoge M van Dongen-Lapre (2012) ontmoet een kind verschillende mensen tijdens zijn reis, ontwikkeling. Enkele personen zullen belangrijk zijn voor het kind blijven en er kunnen verschillende relaties ontstaan, bijvoorbeeld vriendschap.

Gezondheidskrant (Internet)

Ellen Peters (2010) is van mening dat vriendschap een kind beschermt tegen stress op school. Hierover heeft zij een artikel geschreven in de gezondheidskrant op het internet.

Ze is er van overtuigd dat een kind dat wordt buitengesloten door klasgenoten hier veel last van heeft en kan er op den duur zelfs ziek van worden. Ze is van mening dat vriendschappen het kind kunnen beschermen tegen de stress van het er niet bij horen. Een goede relatie tussen ouders en hun kind geeft een goede basis om later vriendschappen aan te gaan. Het contact tussen ouders en het kind bij vijftien maanden is voorspellend voor de kwaliteit van toekomstige

(7)

Het algemeen dagblad (krantenartikel)

Het algemeen dagblad (2012) is van mening dat ‘’kletsen een bedreiging kan zijn voor de vriendschap’’.

Volgens hen zijn er grote verschillen in de manier waarop mannen en vrouwen met hun

vriend(inn)en praten. Het zijn niet alleen de onderwerpen (voetbal versus shoppen) die anders zijn, maar ook het effect van dat gepraat. Het AD is van mening dat het mannen dichter bij elkaar brengt, terwijl het geklets van vrouwen juist een bedreiging voor vriendschap kan zijn.

Dit blijkt uit hun onderzoek naar de kwaliteit van vriendschap en het type geklets bij mannen en vrouwen. Voor het onderzoek werden 167 vrouwelijk en 69 mannelijke proefpersonen

geselecteerd.

Volgens het AD bleek zelfs het opscheppen bij mannen over wat ze bereikten de vrienden dichter bij elkaar te brengen. De vriendschap tussen mannen wordt gekenmerkt door de deelname aan groepsactiviteiten. Daardoor kan het gepraat de band tussen individuen in de groep versterken, legt Davis Watson van de Grant MC Ewan University uit.

Het AD is van mening dat bij vrouwen daarentegen de band veel dieper is, waardoor hun geklets het omgekeerde resultaat kan hebben. Vooral dat vrouwen vaak praten over hun uiterlijk, is een grote bedreiging voor de vriendschap.

Nieuwe inzichten:

Leerlingen zijn al het ware reizigers. Tijdens hun basisschooltijd, op sportclubs, op straat, etc. ontmoeten zij nieuwe kinderen en volwassen. Leerlingen kunnen zich verbonden voelen tot deze personen, omdat zij hen nodig hebben of dezelfde interesses delen. Na meerdere ontmoetingen kan er pas vriendschap ontstaan.

ik denk dat ‘’kletsen’’ een bedreiging kan zijn voor de vriendschap. Kinderen en volwassen vinden het niet leuk als er achter hun rug nare dingen worden verteld. Hoe vaker dit zich voordoet hoe meer invloed dit heeft op de band die twee of meerdere personen samen hebben.

(8)

3. Levensbeschouwelijke / godsdienstige invalshoek

Ik loop mijn Lio-stage op basisschool de (…) in Breda. Het is een Nutsschool en zij kenmerken zich door hun onafhankelijke opstelling naar levensbeschouwelijke of maatschappelijke

invalvloeden. Deze opstelling vormt het verschil met andere bijzondere scholen, zoals katholiek of protestant-christelijke.

Zij vinden dat ieder kind zich moet kunnen ontplooien binnen een veelzijdige maatschappij. Hiervoor bieden zij een gedegen en brede basisopleiding met het kind als centrum.

Die visie van de (…):

 Een plek zijn waar iedereen zich veilig, aanvaard en geborgen voelt, ofwel: een school met een goede sfeer en respect voor elkaar waar eenieder zich thuis voelt en optimaal kan functioneren;

 Duidelijke waarden en normen hanteren;  Rust en structuur bieden;

 aansluiten bij de ontwikkeling van elk kind en het laten leren door zelf ervaringen op te doen, ofwel: de belevingswereld van kinderen centraal stellen en hen begeleiden in de ontdekking daarvan;

 Zorg op groeps- en schoolniveau bieden aan kinderen die extra hulp behoeven;  Bijdragen in de ontwikkeling van kinderen tot positief kritisch denkende mensen;  Rekening houden met verschillen tussen kinderen en zowel zelfstandig als

samenwerkend leren stimuleren;  Een doorgaande didactische lijn bieden;

 De deskundigheid van individuele leerkrachten en het team bevorderen, ofwel: de inzet van gemotiveerde en creatieve professionals die constant groeien in hun werk;

 Een goede en open relatie onderhouden met ouders en hen betrekken in (het aanbod van) de school.

 We zijn trots op wat we samen doen en bereiken!

Uit de visie van de (…) is op te maken dat zij het belangrijk vinden dat de leerlingen respect hebben voor elkaar en iedereen welkom is. Er zijn duidelijke waarden en normen binnen de school. Deze punten hebben te maken met mijn onderzoekvraag. Elkaar respecteren is nodig om elkaars vriendje of vriendinnetje te worden. Samen met de leerlingen ga ik onderzoeken wat vriendschap betekent en dat ze gaan ervaren wat de waarden ervan is.

Voor dit onderzoek ga ik me verdiepen in het christendom en humanisme. Mijn onderzoeksvraag is: ‘hoe wordt er vanuit het christendom en het humanisme gekeken naar zich verbonden voelen tot de ander?’.

(9)

Hoe wordt er in het Humanisme gekeken naar het begrip “verbondenheid”?

Wanneer is het humanisme ontstaan?

De naam ‘humanisme’ is in de negentiende eeuw ontstaan. Deze naam werd voor het eerst gebruikt door de Duitse pedagoog Niethammer als onderwijskundig begrip. Hij doelde met humanisme op de studie en aandacht voor kunsten en letteren die door het verleden werden aangereikt en die als belangrijke elementen werden gezien in de opvoeding tot mens.

(Gasenbeek, B., Winkelaar, P., 2007)

Wat is het humanisme?

Het humanisme is een levensovertuiging, waarbij de mens het uitgangspunt is. Het humanisme gaat er van uit, dat mensen niet alles kunnen weten. Het menselijk vermogen schiet te kort om het leven en de wereld geheel te doorgronden. Daarom moeten we ook niet zoeken naar onvindbare antwoorden. Humanisten zeggen dat het leven niet bij voorbaat zinvol of zinloos is. Mensen kunnen zelf betekenis aan het leven geven door hun handelen, door de keuzen die ze maken. Daarbij gaat het humanisme er van uit dat we binnen de grenzen van onze menselijke vermogens veel kunnen begrijpen en aanvoelen.

In het humanisme is de mens in staat zelf vorm, inhoud en zin te geven aan het leven. (Weerd,1986)

Uitgangspunten van het humanisme

Het humanisme heeft vijf uitgangspunten 1. Het centraal stellen van de mens 2. Menselijke waardigheid 3.Gelijkheid en gelijkwaardigheid 4. Autonomie en verbondenheid 5. Vrijheid (Gasenbeek, B., Winkelaar, P., 2007) Opvoeding en onderwijs

Opvoeding en onderwijs zijn belangrijke begrippen binnen het humanisme. Om meer mensen de kans te geven zich als volwaardige mensen te ontwikkelen en ontplooien, zijn opvoeding en scholing nodig. Vanuit het humanisme is er altijd aangedronken om opvoeding en onderwijs hoge prioriteit te geven, want wat mensen in hun jeugd niet hebben geleerd, blijkt hen later nog moeilijk bij te brengen. ‘Wat in de kinderjaren is aangeleerd lijkt er met geen stok en staf meer uit te slaan.’ (Gasenbeek, B., Winkelaar, P., 2007)

Autonomie en verbondenheid

Vroegere humanisten uit de twintigste eeuw hebben benadrukt dat mensen autonome wezens zijn. Veel mensen in deze tijd vinden zelfstandigheid erg belangrijk. Omdat er veel waarde wordt gehecht aan autonomie, zal het niet zou gauw tot ons doordringen hoe alle dingen met elkaar verbonden zijn. In de huidige maatschappij zijn we op elkaar aangewezen.

Humanisten gaan er vanuit dat die verschillen noodzakelijk zijn voor ons bestaan, maar dat het essentiële ligt in datgene waarin we niet verschillen, in wat ons met elkaar verbindt en waarin we een zijn en een wereld en een mensheid vormen. Het gaat niet om of autonoom of niet autonoom. Het gaat om beide. (Gasenbeek, B., Winkelaar, P., 2007)

In het humanisme is vrijheid en verantwoordelijkheid een van de wezenlijke eigenschappen van de mens. Het gaat hierom over de vrije wil van de mens. Vrij zijn betekent ook verantwoordelijk zijn, voor de dingen die we wel doen. (Humanisme,2001)

(10)

Hoe wordt er in het Christendom gekeken naar het begrip “verbondenheid”?

Wat is het Christendom?

Christenen zijn aanhangers van Jezus Christus. Zij geloven in één boodschap voor alle mensen op aarde. Die boodschap staat geschreven in de Bijbel, het heilige boek van de christenen.

Het heilige boek van de christenen is de Bijbel. De eerste verhalen in de Bijbel gaan over de schepping van de wereld en de eerste mensen. Ze gaan ook over het Joodse volk en zijn leiders, en het beloofde land waarnaar zij op zoek zijn. De verhalen hebben vaak een voorspellend karakter. Goed en kwaad en de relatie van de mensen tot God zijn belangrijke onderwerpen. Het kwade verleidt de mensen steeds weer in de vorm van een slang of de duivel. De christenen noemen het toegeven aan de verleiding de zonde. Dit eerste deel van de Bijbel wordt het Oude Testament genoemd.

Het tweede deel van de Bijbel heet het Nieuwe Testament. In dit deel wordt het leven van Jezus Christus beschreven. Hij is de zoon van God. De christenen geloven dat God hem naar de aarde heeft gezonden om de mensen te helpen. Daarom wordt hij Christus, de Verlosser of de Messias genoemd. Het leven van Jezus, en ook zijn lijden, is voor de christenen het voorbeeld van hoe zij hun leven moeten leiden. (Hoffenkamp, 2011)

Verbondenheid

In het boek ‘Wat Christenen geloven’ wordt vriendschap beschreven als verbondenheid.

Verbondenheid beleven als in liefde voor mensen en voor alles wat bestaat, naastenliefde. Deze vaardigheid beschouwen ze als een funderende vaardigheid van het christelijke levensgevoel. Aan de vaardigheid verbondenheid beleven zitten twee aspecten, wel te verstaan verwantschap beleven en verantwoordelijkheid voelen.

Verwantschap wordt beschreven als; elk mens wordt geboren uit andere mensen. Het zogeheten fundamentele verwantschap. De beleving kan verschillen, namelijk heel sterk met bepaalde mensen. Verwantschap is ook alles hangt samen met alles.

“Verantwoordelijkheid is een tweede aspect van verbondenheid beleven. Dit aspect is nauw verbonden met de beleving van verwantschap. Volgens de filosoof Emmanuel Levinas is de ervaring je verantwoordelijk te weten voor de ander de basis van elke levensechte

levensbeschouwing: je ervaart de ander als een werkelijkheid die je niet kunt grijpen of begrijpen, en voor wie je je toch verantwoordelijk weet.” (Wat Christenen geloven, 2006)

Nieuwe inzichten

Het humanisme en het christendom zijn verschillend. Het een is een geloofsovertuiging en het andere een levensbeschouwing. Toch kijken beide ongeveer hetzelfde tegen het begrip vriendschap. Belangrijke uitgangspunten zijn verantwoordelijkheid en verwantschap.

In het humanisme komt ook nog duidelijk naar voren dat ze vinden dat mensen elkaar nodig hebben om te kunnen leven. Mijn mening hierover is dat ik vind dat een belangrijk aspect van vriendschap is, dat je elkaar kunt vertrouwen, dit hangt samen met verantwoordelijkheid nemen.

(11)

4. Psychologische invalshoek

De ontwikkeling van sociale relaties

Familierelaties

Hughes & Dunn (2007) zijn er van overtuigd dat het contact met vriendjes in bepaalde mate wordt beïnvloed door de verbinding tussen kinderen met hun broertjes en zusjes. Uit hun onderzoek blijk dat kinderen die in de thuissituatie veel samen spelen met oudere broers of zussen, zich inhoudelijk goed weten te verdiepen als ze met hun leeftijdsgenootjes spelen. Een goede verbinding met een broertje of zusje werkt voor kinderen ook positief in de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden die van belang zijn tijdens het spelen met vriendjes. (Hughes & Dunn, 2007)

Relaties met leeftijdsgenoten

Uit onderzoekobservaties van Howes (1988) komt naar voren dat jonge kinderen, van ongeveer twee en drie jaar oud hun intimiteit en vriendschap uiten in gedeelde fantasie en activiteit. Volgens hem is de interesse in andere kinderen vooral gebaseerd op een behoefte aan spelen en samenzijn. Daarbij richten heel jonge kinderen zich meestal op een of twee specifieke vriendjes. (Howes, 1988)

Dielemans en de Beer (2010) sluiten zich hier bij aan en zijn van mening dat jonge kinderen vriendschap sluiten omdat ze graag samen spelen en elkaar aardig vinden.

Damon (1990) is ook van mening dat vriendschap op jonge leeftijd vooral neer komt op het samen spelen: kinderen ondernemen gezamenlijke activiteiten, ze stoeien en doen spelletjes, maar hebben nog weinig oog voor elkaars behoeften en persoonseigenschappen. Dieleman en de Beer (2010) sluiten zich hierbij aan dat persoonlijke eigenschappen nog geen rol spelen.

Howes (1988)schrijft dat wanneer kinderen ouder worden, gemeenschappelijke interesses en vertrouwen een steeds grotere rol gaan spelen. Kinderen hebben nu ook een wederzijds begrip van het thema, van het spel, de interactie en het kunnen meespelen in sociaal rollenspel. (Howes, 1988)

In de kleutertijd, de periode van ongeveer vier tot zes jaar, ontstaat er volgens Howes (1988) een verschil tussen vriendjes en speelmaatjes. Hij schrijft dat kinderen nu ook spelen met andere kinderen die niet hun vriendjes zijn. Ze benoemen kinderen tijdelijk als vriendje. Howes zegt dat Stabiele vriendschapen tegemoet komen aan de affectieve behoefte van het kind en bij tijdelijke vriendschappen staan meer de gedeelde interesse en activiteiten centraal.

Volgens Damon & Hart (1988) zien kinderen van het vierde tot het zevende levensjaar vrienden als anderen die hen aardig vinden en met wie ze speelgoed en andere activiteiten delen. Ze beschouwen kinderen met wie ze het grootste deel van hun tijd doorbrengen als hun vrienden. Dieleman en de Beer (2010 spreken van vriendschap als er een hechte band is tussen twee of meer kinderen die vaak in elkaars gezelschap verkeren. De betekenis van vriendschap verandert volgens hen met het ouder worden.

Volgens Howes (1994) hebben kinderen een vriendschap als zij 30 procent of meer van hun tijd dat ze samen kunnen spelen, ook daadwerkelijk hieraan besteden.

(12)
(13)

Nieuwe inzichten

Ik ben benieuwd of het waar is dat kinderen met een broer of zus gemakkelijker contact zoeken met andere leerlingen. In mijn opstartgroep komen de leerlingen nieuw binnen. Ik ben benieuwd of de leerlingen met een broertje of zusje gemakkelijker contact maken met de andere leerlingen. Zelf denk ik dat het ligt aan de persoonlijkheid van elk kind.

Ook ben ik benieuwd of een leerling zich op 1 of twee specifieke kinderen richt of dat de leerling tijdens het werken en buitenspelen elke keer met andere kinderen speelt.

Ik wil graag een goed pedagogisch klimaat creëren waarin een ieder zich geaccepteerd en gewaardeerd voelt. Met dit onderzoek hoop ik een beter beeld te krijgen van het begrip ‘’verbondenheid’’.

(14)

5. In gesprek met een verhaal

In dit hoofdstuk ga ik in gesprek met een verhaal ‘’Kikker en de vreemdeling’’ van Max Velthuijs. Het onderwerp sluit aan bij mijn onderwerp en

onderzoeksgroep. Ik maak gebruik van het schema van ’’in gesprek met een (bijbel) verhaal’’ van The van der Zee (2008). Door deze activiteit wil ik mezelf op een andere manier verdiepen in het onderwerp ‘’vriendschap’’.

Wat weet ik al?

Wat kun je van het onderwerp vertellen?

Het boek gaat over een kikker en een vreemdeling. Iemand die kikker nog niet kent.

Denk je dat je weet wat voor verhaal het is? De titel: ‘’Kikker en de vreemdeling’’ verklapt het onderwerp van het verhaal. Ik denk dat het gaat over het ontmoeten van een nieuw personage. Heb je er al iets over gelezen?

Ik heb nog niks over het boek gelezen. Tijdens een van de bijeenkomsten vertelde de docent over het boek van Kikker en de vreemdeling, dat het geschikt is voor kleuters.

Waar het vandaan komt?

Ik heb geen idee waar het verhaal vandaan komt.

Heb je er al iets van ervaren?

Ik heb gehoord van een docent dat het boek gaat over verschillende culturen, anders zijn.

Hoe zal het aflopen?

Kinderboeken lopen meestal goed af. Ik denk dat Kikker vrienden wordt met de vreemdeling. Hoe voelt dat?

Ik ben nieuwsgierig naar het verhaal en of het past bij mijn doelgroep.

Wat verwacht je te weten te komen?

Ik verwacht te weten te komen wie de vreemdeling is, waar hij vandaan komt en wat hij komt doen.

Wat lees je? Raar? Of niet?

Waarover gaat het verhaal?

Het verhaal gaat vier vrienden. Op een dag komt er bezoek. Twee personages hebben vooraf een

Begrijp je het verhaal? Ja.

(15)

Rat (de vreemdeling) Haas

Wat zeggen ze? Wat doen ze?

Varkentje: ‘Volgens mij is het een vieze, stinkende rat.’

Eend: ‘Ratten, daar moet je voor uitkijken.’ Kikker: ‘Hoe weet je dat?’

Varkentje en Eend waarschuwen Kikker voor Rat. Varkentje: ‘’Waarom ga je niet terug, je hoort hier niet!’

Varkentje: ‘’En dat hout heb je zeker gestolen?’ Haas: ‘’Hij is anders dan wij, maar hij doet toch geen kwaad? Het bos is van iedereen’’

Kikker wist het niet en besloot om zelf te gaan kijken.

Kikker, Eend en Varkentje brengen een bezoek aan haas. Haas vertelt dat de nieuweling anders is, maar niemand kwaad doet.

Wat zegt het verhaal over god? God komt niet in het verhaal voor.

Wat voelen ze? Wat willen ze?

Kikker voelt dat zijn vrienden een mening hebben over de vreemdeling, maar wilt hem eerst zelf ontmoeten.

Varkentje en Eend willen niet dat Kikker vrienden wordt met de nieuweling. Ze willen dat de

vreemdeling vertrekt.

Hoe gaat de hoofdpersoon met anderen om? Goed. Hij stelt zich neutraal op en wilt eerst de vreemdeling ontmoeten. Hij vraagt aan zijn vrienden waarom zij vooroordelen hebben.

Hoe verloopt het verhaal?

Varkentje, Eend en Kikker leren van Haas dat iedereen anders is en worden vrienden met de vreemdeling, Rat.

Kun je, je voorstellen wat god zou doen? God zou op dezelfde manier handelen als de hoofdpersoon. Hij heeft geen mening vooraf en respecteert iedereen.

Wat gebeurt er eerst en dan daarna?

Varkentje en Eend hebben een mening over de vreemdeling. Kikker besluit om zelf te gaan kijken. Hij brengt een bezoek aan Rat, waarna hij erg onder de indruk is van hem. Kikker, Varkentje en Eend brengen een bezoek aan Haas. Haas vertelt dat rat anders is, maar niemand kwaad doet. Kikker gaat veel met Rat om. Op moeilijke momenten hielp rat Kikker, Haas en eend. Hij bedacht ook leuke activiteiten. Iedereen was het ermee eens, Rat mocht blijven en was een echte vriend. Op een dag vertrok Rat naar een bestemming waar hij nog niet geweest was.

Welke gevoelens roept het verhaal bij je op? Varkentje en Eend zijn gemeen.

Kikker geeft het voorbeeld en laat zien dat je iemand eerst zelf moet ontmoeten en een kans moet geven.

Varkentje en Eend komen erachter dat de vreemdeling een goed persoon is.

Ik vind het een mooi verhaal met een mooie gedachten voor kinderen.

Gebeurt het zoals je verwacht? Nee.

Hoe voel je, je?

Het geeft een fijn gevoel dat de hoofdpersonen hebben ingezien dat de vreemdeling een goed persoon is.

(16)

Wat staat er tussen de regels?

Wat wil het verhaal zeggen? Kun je doordenken over de bedoeling? Leer een ander ken en oordeel niet vooraf.

Ieder is anders.

Roept het verhaal je op om iets te doen? Nee

Wat vind je ervan? Hoe voel je, je daarbij?

Ik vind het een mooi verhaal waarin een boodschap wordt overgebracht aan kinderen dat iedereen anders is, maar dat niet uitmaakt.

Wat wil het verhaal over God zeggen? N.v.t.

Wat roept dat bij je op? Wat vind je ervan? N.v.t.

Wat doe je met wat je gelezen hebt

Kun je verder denken?

Ja.

Herken je wat er gebeurt in het verhaal? Ja.

Heb je zoiets wel eens meegemaakt? Nee.

Welke rol had je toen en hoe voelde dat? N.v.t.

(17)

Wie is Max Velthuijs?

Max Velthuijs werd op 22 mei 1923 in Den Haag geboren. Na een opleiding tot grafisch ontwerper begon hij na de Tweede Wereldoorlog met het maken van politieke prenten en het ontwerpen van affiches, advertenties, boekomslagen en allerlei ander drukwerk. Langzaam maar zeker ontdekte hij in die jaren wat hij eigenlijk het liefste wilde: zelf boeken maken en

illustreren.

In de boeken van Max Velthuijs speelt het contact tussen mens en

dier een belangrijke rol. Later zijn de personages in zijn boeken dieren met menselijke trekjes, zoals in de dierenfabels (De eend en de vos, De beer en het varkentje en De olifant en de krokodil) en in de boeken over Kikker.

In de wereld van Kikker en zijn vrienden Eend, Haas, Varkentje, later ook Rat en Beertje, bestaat geen gevoel voor status: iedereen is gelijk. Elk dier heeft zijn eigen karakter en zijn eigen

vaardigheden. Ondanks de soms ‘zware’ onderwerpen, zoals verdriet, angst, watersnood en de dood, weten Kikker en zijn vrienden van het leven te genieten. Zij zijn gelukkig met weinig en hun wereld is harmonieuzer dan die van ons. Er is altijd een boodschap in Velthuijs’ boeken, maar hij brengt die als een algemene, universele waarheid. Op het eind is er steeds een positieve oplossing voor de dilemma’s van Kikker en zijn vrienden. Hun avonturen spreken niet alleen kinderen aan, maar raken ook een gevoelige snaar bij volwassenen.

(18)

6. Conclusie en reflectie theoretisch onderzoek

In het theoretische stuk hierboven heb ik gekeken naar de levensbeschouwelijke,

maatschappelijke en psychologische invalshoek. De levensbeschouwelijke invalshoek vond ik het moeilijkst. Over het humanisme had ik nog weinig gehoord of gelezen. Het christendom was voor mij bekend, omdat ik zelf katholiek ben en het christendom heb bestudeerd voor een tentamen van ALV. Ik vond het interessant dat beide stromingen ongeveer hetzelfde kijken naar

‘’verbondenheid’’. In elke invalshoek komt naar voren hoe belangrijk verbondenheid is voor kinderen, maar ook voor volwassenen. In de psychologische invalshoek wordt omschreven hoe kleuters vriendschap aangaan met elkaar. Vaak selecteren zij vriendjes op basis van dezelfde interesses. Ik ben benieuwd hoe de leerlingen in mijn opstartgroep vriendschap sluiten.

Vriendschap is een breed onderwerp dat hoort bij alle leeftijden. Iedereen voelt zich verbonden tot een andere op verschillende manieren; liefde, familie, school, werk, godsdienst etc. Om zich verbonden te kunnen voelen tot een ander zijn verschillende factoren nodig. Je hoort een ander te kunnen vertrouwen en te respecteren, dit is terug te vinden en de christelijk en humanistische levensvisie. Een veilige basis is nodig om vriendschap aan te kunnen gaan met een ander.

Na mijn theoretisch onderzoek ben ik benieuwd of ik in de praktijk mijn waarde en gedachten over vriendschap kan overbrengen op de kinderen. Doormiddel van verschillende activiteiten wil ik met de leerlingen onderzoeken wat de waarde van vriendschap is.

Ik vind het prentenboek ‘’Kikker en de vreemdeling’’ een verhaal met een mooie boodschap voor de aller jongste. Het is een boek met een thema waar ik verschillende activiteiten aan kan

(19)

7. Globale opzet voor de praktijk

Les 1 Prentenboek ‘’Kikker en de vreemdeling’’ (mondelinge taal)

Ik ga in gesprek met de leerlingen over het verhaal. Samen met hen maak ik een woord web over het boek wat centraal komt te hangen in de klas.

Les 2 Prentenboek ‘’ Kikker en de vreemdeling’’ (drama)

Ik ga het prentenboek kort herhalen en laat de leerlingen het verhaal naspelen.

De leerlingen krijgen de opdracht om aan het einde van de week de afbeeldingen van het prentenboek in de goede volgorde op te plakken.

Les 3 Vertrouwen (drama)

Ik laat een leerling in het midden van de kring op de grond liggen. Ik vraag aan de leerling of hij mij en zijn mede leerlingen vertrouwt en of we hem of haar mogen optillen.

Ik wijs een paar leerlingen aan met wie ik samen de leerling optil. Daarna roep ik om de beurt de teams van coöperatief leren naar voren en mogen ze ervaren hoe het is.

Les 4 Vertrouwen (tekenen)

Ik roep om de beurt een groepje bij mij. Ik geef de leerlingen de opdracht om het hoofd van kikker op papier te tekenen. Daarna vraag ik de leerlingen om het papier met de klok mee door te geven aan de leerling naast hen. Nu geef ik de opdracht om het lijf van kikker te tekenen. Daarna vraag ik de leerlingen weer om het papier met de klok mee door te geven aan de leerling naast hen. De leerlingen moeten elkaar vertrouwen dat de tekening mooi afgemaakt wordt. Elke leerling krijgt een tekening mee waar hij samen met de anderen aan heeft gewerkt.

Van de methode ‘’goed gedaan’’ wil ik meerdere lessen geven. Deze methode wordt gebruikt op de (…) voor de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen.

Les 9 Allemaal anders les 14 Vrienden

(20)

8. Reflectie op de activiteiten

Les 1 Prentenboek ‘’Kikker en de vreemdeling’’

(mondelinge taal)

Ik ga in gesprek met de leerlingen over het verhaal. Samen met hen maak ik een woord web over het boek dat centraal komt te hangen in de klas.

Leerdoel leerlingen:

- Gericht luisteren naar een verhaal.

- Kan kort vertellen waar het verhaal over gaat. Lesverloop:

Ik heb het prentenboek van ‘kikker en de vreemdeling’ interactief voorgelezen. De leerlingen mochten op een mat op de grond zitten en ik heb een klein stoeltje gepakt, zodat ik op ooghoogte van de leerlingen zat. Tijdens het voorlezen heb ik af en toe vragen gesteld om te controleren of de leerlingen het verhaal begrepen.

Na het lezen van het prentenboek ben ik in gesprek gegaan met de leerlingen over het verhaal. We hebben het verhaal besproken aan de hand van de WWW-vragen (Wie, wat, waar). Daarna hebben we een woord web gemaakt van de personages uit het verhaal.

(21)

Reflectie

Samen met de leerlingen heb ik 3 weken aan het thema vriendschap gewerkt. Het prentenboek heb ik drie keer voorgelezen in anderhalve week tijd, om het verhaal te laten leven bij de leerlingen. Daarnaast heb ik met de leerlingen een thematafel ingericht. Op de thematafel waren knuffels van de personages te vinden, waarmee de leerlingen het verhaal konden naspelen. Na ongeveer

anderhalve week heb ik de dvd van kikker en de vreemdeling laten zien. De leerlingen zijn helemaal weg van het verhaal!

De leerlingen hebben tijdens het verhaal van Haas geleerd dat ‘’iedereen anders is’’. We zien er allemaal anders uit en iedereen is ergens anders goed in. Door het prentenboek drie keer voor te lezen en de film meerdere malen te bekijken is het verhaal echt gaan leven. De leerlingen kunnen tot op de dag van vandaag het verhaal en de boodschap navertellen.

Het verhaal heb ik betekenisvol gemaakt door een link te leggen naar de leerlingen. Ik heb verteld dat we er allemaal anders uit zien. D. heeft lange haren en N. en T. hebben een bril. L. heeft vlechtjes en J. is het langste. We zijn allemaal anders. Het maakt niet uit hoe je eruit ziet, want we zijn allemaal aardig. Ik heb gevraagd aan de leerlingen of het aardig is om vooraf al te bedenken of iemand wel of niet lief is. De leerlingen konden goed aangeven dat het niet aardig is om een oordeel te hebben.

(22)

Les 2 Prentenboek ‘’ Kikker en de vreemdeling’’

(drama)

Ik ga het prentenboek kort herhalen en laat de leerlingen het verhaal naspelen.

De leerlingen krijgen de opdracht om aan het einde van de week de afbeeldingen van het prentenboek in de goede volgorde op te plakken.

Leerdoel leerlingen:

- Kan een voorgelezen verhaal naspelen, met steun van de leerkracht en illustraties. - Kan basisemoties herkennen, uiten, benoemen en nabootsen.

Lesverloop:

In de tweede week van het thema vriendschap heb ik de leerlingen het prentenboek ‘kikker en de vreemdeling’ na laten spelen. Voor elke rol had ik een kroon gemaakt. In de grote kring hebben de leerlingen het toneelstuk opgevoerd. Ik heb de zinnen hardop voorgezegd en de leerlingen laten herhalen. Ondertussen heb ik de bladzijden van het boek omgedraaid, zodat de leerlingen ook zelf konden zien wat er ging gebeuren. Ik heb de leerlingen uitgelegd dat ze zelf het verhaal kunnen naspelen in de huishoek door goed te kijken naar de afbeeldingen in het boek.

Reflectie:

De leerlingen vonden het erg leuk om het verhaal na te spelen! Door het prentenboek meerdere keren voor te lezen kenden de leerlingen het verhaal al bijna uit hun hoofd.

Na het toneelstuk heb ik enkele leerlingen een vervolgopdracht gegeven. Vier leerlingen kregen een werkblad met daarop 6 afbeeldingen uit het prentenboek. De leerlingen moesten de plaatjes uitknippen en in de goede volgorde leggen. Ik ben individueel met de leerlingen in gesprek gegaan over de platen en heb ze daarna de opdracht gegeven om deze op te plakken op een strook. Het werkje heb ik gebruikt voor het onderdeel logisch denken voor de portfoliomappen. De leerlingen kunnen op een later moment thuis aan de ouders vertellen wat ze hebben geleerd.

(23)

Les 3 Vrienden

(Methode Goed gedaan! sociaal emotionele

ontwikkeling)

Leerdoel leerlingen:

- Maak een ander duidelijk wat hij of zij wel of niet wil. - Probeert zich in te leven in een ander.

Lesverloop:

Deze les hebben we gewerkt aan het thema ‘vrienden’. Samen spelen is leuk, maar soms nog moeilijk voor kleuters. Wat kun je doen als je een keer niet mee mag spelen of als je vriendje met een ander kind afspreekt? En wat als je vriendje verdriet heeft of zich pijn doet?

Ik heb de les geopend met het verhaal ‘vrienden’ uit het prentenboek ‘Kosje konijn’ van de methode Goed Gedaan! De personages sluiten aan bij de leef en belevingswereld van de leerlingen. Ik heb het verhaal met de leerlingen besproken aan de hand van de WWW-vragen. (wie, wat waar)

 Tijdens de les hebben we het volgende besproken:

vriendjes willen ook weleens met andere vriendjes spelen of afspreken. Als je dan niet mee mag doen:

o Vertel je dat je dat jammer vindt. o Ga je zelf iets anders leuk doen.

 Kinderen kunnen elkaar ook troosten als iemand verdrietig is of zich pijn heeft gedaan.

Reflectie:

Om de les concreet te maken heb ik de leerlingen een verwerkingsopdracht gegeven. De helft van de klas kreeg een puzzel. De leerlingen waren heerlijk aan het puzzelen. De andere leerlingen wilden graag mee doen. Ze kregen de opdracht om netjes te vragen: mag ik mee spelen/helpen? De leerling die aan het puzzelen was kreeg de opdracht om alleen ja te zeggen als de leerling het ook

daadwerkelijk netjes had gevraagd. Enkele leerlingen in de klas zijn verlegen en kunnen dit als lastig ervaren. Daarna hebben we de rollen omgedraaid, zodat beide partijen elke rol konden ervaren.

(24)

Na deze situatie hebben de leerlingen een nieuwe opdracht gekregen. De helft van de klas was aan het puzzelen en had nu de opdracht gekregen om ‘nee’ te zeggen. De andere leerlingen vroegen netjes of ze mochten helpen. Ze mochten niet helpen. Ik vroeg aan de leerlingen hoe het voelde en wat ze konden doen. Een leerling gaf aan dat ze zelf een werkje uit de kast konden kiezen met een andere leerling. Ik gaf aan dat ze een nieuw werkje mochten kiezen.

(25)

Les 4 Vertrouwen(tekenen)

Leerdoel leerlingen:

- Tekent mensfiguren en benoemt eigen gemaakte tekeningen. - Probeert zich in te leven in een ander.

Lesverloop:

Ik heb alle kleurengroepjes van de klas één voor één bij mij aan tafel geroepen. Samen hebben we gekeken naar de grote kikker knuffel. We hebben een gesprek gevoerd over hoe de kikker eruit ziet. Ik heb de leerlingen verteld dat we een moeilijk werkje gaan doen en dat ze goed moeten opletten en luisteren.

Elke leerling kreeg van mij een wit tekenvel voor zich. Ik gaf de leerlingen de opdracht om alleen het hoofd van kikker te tekenen. Daarna moesten de leerlingen hun potlood neerleggen. Ik heb de leerlingen het blad laten doorgegeven. Ik vertelde de leerlingen dat we nu verder gingen tekenen op een ander blad en dat ze elkaar moeten vertrouwen dat het mooi wordt afgemaakt. Het wordt een groepswerk wat we op het raam in de klas gaan hangen, zodat iedereen het kan zien. Elke leerling kreeg een andere tekening voor zich. Ik gaf de leerlingen nu de opdracht om de ogen te tekenen, waarna zij hun potlood weer neer moesten leggen, etc.

Reflectie

De leerlingen vonden het erg leuk dat we aan de slag gingen met kikker. Elke leerling deed zijn best om goed te luisteren en stopte op tijd met tekenen. Enkele leerlingen zochten bevestiging en keken naar een andere leerling of ze het wel goed hadden getekend. De leerlingen vonden het niet moeilijk om hun tekening door te geven. Aan het einde van de les wisten de leerlingen niet meer op welk blad ze waren begonnen. Hierdoor was er geen strijd welke tekening van welke leerling was. De leerlingen hadden plezier in het tekenen en vonden het leuk om naar elkaars resultaten te kijken. Per groep heb ik de tekeningen op een groot vel geplakt, zodat het een echt groepswerk werd.

(26)

Les 5 Allemaal anders (Methode Goed gedaan! sociaal emotionele

ontwikkeling)

Leerdoel leerlingen:

- Kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen.

- Kan basisemoties herkennen, uieten, benoemen en nabootsen. Lesverloop:

Deze les hebben we gewerkt aan het thema ‘allemaal anders’.

Om rekening te kunnen houden met een ander, moet een kind begrijpen wat er in die ander omgaat. (wat hij/zij denkt, voelt en wilt?) Een kleuter kan dat nog niet goed inschatten. Zijn inlevingsvermogen moet nog groeien en de taak van de leerkracht is om hen hierbij te helpen. Ik heb de les geopend met het verhaal ‘allemaal anders’ uit het

prentenboek ‘Kosje konijn’ van de methode Goed Gedaan! De personages sluiten aan bij de leef en belevingswereld van de leerlingen. Ik heb het verhaal met de leerlingen besproken aan de hand van de WWW-vragen. (wie, wat waar)

Tijdens de les hebben we het volgende besproken:

 Ieder kind kan andere dingen leuk of vervelend vinden  Als je goed naar een ander kind kijkt, kun je zien of hij

een blij, bang, boos of verdrietig gezicht heeft.  Als je goed luistert, kun je horen of hij iets wel of niet

leuk vindt. (Wat zegt hij? Hoe klinkt zijn stem?)

Reflectie:

Om de les concreet te maken voor de leerlingen had ik de kaarten van de emotie boos en blij uit de doos vol gevoelens gehaald. Ik had het werkblad met verschillende plaatjes van de emoties boos en blij gekopieerd. Samen met de leerlingen heb ik de afbeeldingen en de situaties die daarop te zien zijn, een voor een besproken. Wat gebeurt er? Hoe voelen de personen zich? Waarom voelen zij zich zo? Elke leerling kreeg de opdracht om een afbeelding bij de kaart van boos of blij te leggen. Na de kringactiviteit heb ik vier leerlingen uitgekozen die het werkblad zelf ging maken. Ze kregen de opdracht om alle emoties uit te knippen en de situaties van boos op de voorkant te plakken en de situaties van blij op de achterkant te plakken.

(27)

9. Reflectie en conclusie

Onderzoeksvraag in theorie en praktijk

De onderzoeksvraag waar ik dit onderzoek mee gestart ben is: Hoe kan ik samen met de kinderen gaan onderzoeken wat vriendschap betekent, zodat ze gaan ervaren wat de waarden ervan is?

Om mezelf te verdiepen in het onderwerp heb ik de theorie onderzocht. Vanuit verschillende invalshoeken; maatschappelijk, levensbeschouwelijk en ontwikkelingspsychologie heb ik meerdere boeken, artikelen en forums gelezen. Ik heb gekeken naar mijn eigen doelgroep kleuters en wat hierover geschreven is.

Basisschool de (…) is een Nutsschool waar geen godsdienst lessen worden gegeven. Bij de kleuters wordt thematisch gewerkt, waardoor ik gemakkelijk een eigen thema kon invoeren. Gedurende drie weken heb ik met de leerlingen aan het thema vriendschap gewerkt, waarbij Kikker centraal stond. Kikker sluit namelijk goed aan bij de leef en belevingswereld van de leerlingen. Ik heb het thema geopend met het prentenboek ‘kikker en de vreemdeling’. Door het boek meerdere keren voor te lezen en er met de leerlingen over te praten is het verhaal bij de leerlingen gaan leven. Hierdoor was het mogelijk om het prentenboek samen met de leerlingen na te spelen. De leerlingen konden op een speelse manier ervaren hoe de personages zich voelde. Voor de andere leerlingen werd het nog meer betekenisvol, doordat het verhaal echt werd gespeeld. De leerlingen hebben geleerd dat ‘iedereen anders is’. Het is niet aardig om vooraf een oordeel te hebben en iedereen is ergens anders goed in. Tijdens het thema heb ik op

verschillende momenten de leerlingen kunnen wijzen op het verhaal. Ik heb gevraagd aan de leerlingen: ‘Weet je nog wat Haas zei?’ of ‘ Weet je nog hoe Rat zich voelde?’. De leerlingen hebben tijdens het thema stil gestaan bij het reageren op en omgaan met elkaar.

De maatschappelijke invalshoek is tijdens de lessen minder vaak aan bod gekomen, omdat de leerlingen nog niet bekend zijn met het internet en de sociale media.

Mijzelf in de rol van leraar

Ik ben een leraar die houdt van structuur, wat terug te zien is in de klas. Ik hanteer duidelijke regels en grenzen. Gewenst gedrag wordt gecomplimenteerd en ongewenst gedrag wordt gecorrigeerd. De leerlingen kunnen bij mij terecht voor een knuffel, praatje, als zij een conflict hebben, etc. Ik wil dat zij het gevoel hebben dat ik er voor hen ben.

De leerlingen in mijn klas werken ieder op hun eigen niveau. Vooraf heb ik een planning gemaakt met daarop aangegeven welke leerling waar behoefte aan heeft. Een clustergroep heeft

bijvoorbeeld het verhaal in goede volgorde gelegd. Met een andere clustergroep heb ik de sprongen van kikker nagedaan in de klas en de geluiden gemaakt. Daarna kregen ze de opdracht om de sprongen van kikker op een groot verfvel met krijt te maken. Met de anderstalige

leerlingen heb ik in de kleine kring het prentenboek van ‘kikker en de vreemdeling’ stap voor stap besproken. Als leerkracht heb ik oog voor de individuele behoeftes van de leerlingen.

(28)

Mijn toekomstige handelen

Het vierde leerjaar is bijna voorbij. Met veel plezier en enthousiasme heb ik mijn lio-stage gelopen in een opstartgroep. De leerlingen heb ik zien groeien in hun ontwikkeling omtrent vriendschappen. Na school wordt er onderling met elkaar afgesproken.

Op dit moment werk ik in deze klas als leerkracht om het jaar samen af te maken. Ik heb ervaren hoe er op een Nutsschool wordt omgegaan met feestdagen. In het verleden heb ik stage gelopen op katholieke scholen. Zelf ben ik gedoopt en heb ik mijn communie gedaan. Ik vind het

belangrijk om de basis te weten van ieder geloof, zodat ik er met alle leerlingen over kan praten. Tijdens het schrijven van mijn onderzoek heb ik veel geleerd over de levensbeschouwelijke invalshoek.

Keuze voor algemeen levensbeschouwelijke richting

Ik heb gekozen voor de algemeen levensbeschouwelijke richting, omdat ik nog niet wist op welke basisschool ik mijn lio-stage wilde lopen. Als ik voor de richting katholiek had gekozen was ik verplicht om mijn lio-stage op een katholieke basisschool te lopen.

Mijn familie is katholiek en hebben er destijds voor gekozen dat ik gedoopt werd en mijn communie heb gedaan. Zelf heb ik geen spijt dat ik heb gekozen voor de richting algemeen levensbeschouwing. Ik heb nu van meerdere godsdiensten de basis meegekregen, waardoor mijn kennis is vergroot! Als leerlingen mij nu iets vragen of ik wil met hen in gesprek gaan kan ik erover mee praten. Ik ben blij dat ik voor de richting algemeen levensbeschouwing heb gekozen. Ik vond het interessant om over meerdere geloven te lezen. Het ene geloof past meer bij mij dan het ander. Op dit moment zou ik me niet willen bekeren tot een godsdienst. Ik vind het fijn dat ik er met de leerlingen over kan praten en wil graag respect tonen voor hun geloof. Elke leerling mag een eigen gedachte of mening hebben, maar ik vind het belangrijk dat de leerlingen en leerkracht respect hebben voor elkaar. Het begrip respect is tevens terug te vinden in mijn lessenserie voor het thema vriendschap.

(29)

10. Bronnenlijst

Boeken

Baeyens, J. (2011). Het begint met kijken en luisteren. Amsterdam; SWP. Bulckens, J., Roebben, B. (2002). Zin in leven. Leuven; Acco

Damon, W. (1988). The Moral Child. Nurturing Childeren’s Natural Moral Growth. New York: The Free Press. Dieleman, A., Beer, F. de (2010). De eigen wereld van het kind. Bussum; Coutinho.

Gasenbeek, B., Winkelaar, P. (2007). Humanisme. Kampen; Uitgeverij Kok

Howes, C. (1988). Peer interaction of Young Children. Chicago; University of Chicago Press. Hughes, C. & Dunn, J. (2007). Children’s Relationships with other Children. In; Brownell,

C.A. & Kopp, C.B. (Eds.), Socioemotional Development in the Toddler Years. New York; The Guilford Press. Idema, E. (2007). Een wereld vol geloof. Amersfoort; Kwintessens Uitgevers.

Schepper, J. de (2006). Wat christenen geloven. Wommelgem; Uitgeverij Lannoo nv en Uitgeverij Van In. Velthuijs, M. (1993). Kikker en de vreemdeling. Amsterdam; Leopold bv.

Weerd, C. van de (1986). Vrijheid en verbondenheid. Amersfoort; Uitgeverij Giordano Bruno Zee, T. van der (2008). Het verhaal gaat verder. Bond KBO en IKO

Artikelen

Dongen-Lapre, M., Kinderen zijn reizigers. 2012. Kinderkrant, Curaçao. Watson, D., Kletsen kan bedreiging zijn voor vriendschap. 2012. AD. Websites

Max Velthuijs

http://www.maxvelthuijs.org/Pages/bio.php Geraadpleegd op: 26-10-2012

Peters, E. (2010). Vriendschap beschermt kind tegen stress op school.

http://www.gezondheidskrant.nl/15729/vriendschap-beschermt-kind-tegen-stress-op-school/ Geraadpleegd op: 5-10-2012

(30)

11. Bijlagen

Bijlage 1: Wie ben ik als leerkracht?

Een moeilijke vraag, maar er zijn een aantal punten die ik steeds terug zie als ik op mezelf reflecteer.

Structuur

Ik maak met de kinderen duidelijke afspraken en die moeten worden nageleefd. Dit kan zijn met betrekking tot het gedrag, maar ook tot de werkverzorging in het schrift. Dit klinkt misschien ouderwets, maar het is wel iets waar ik altijd positieve reacties op krijg. Kinderen moeten bij mij op de gang stil zijn als ze naar buitenlopen om spelen, of

binnenkomen van het spelen. Doen ze dat niet kunnen ze terug naar binnen of buiten om het nog een keer te proberen. Dat zijn afspraken die ik maak en dat weten de kinderen dan ook. Ook weten kinderen dat als ze hun zelfstandig werk af hebben ze dat eerst aan mij moeten laten zien en dan pas een ander werkje mogen kiezen. Dat zijn de afspraken en dat weten de kinderen.

Consequent

Dit lijkt op het vorige punt. Als kinderen bij mij hun laatste waarschuwing krijgen dan is dat ook echt hun laatste waarschuwing. Dan is het ook echt afgelopen, ze krijgen niet nog een kans. Dit is soms moeilijk om vol te houden, maar dit heb ik in de loop der jaren geleerd. Kinderen weten waar ze aan toe zijn en wat de grenzen zijn van mij als leerkracht.

Vertrouwen

Kinderen moeten mij kunnen vertrouwen. Ze moeten naar mij durven komen met een vraag. Niet alleen op cognitief gebied, maar ook op sociaal gebied. Ik maak altijd tijd en ruimte om met een kind individueel te praten. Elke dag maak ik een praatje met alle kinderen en vraag hoe het met ze gaat. Maar ik wil ook dat kinderen zelf naar mij toe komen.

Belevingswereld

(31)

Bijlage 2: Waar sta ik op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing?

Vanuit thuis ben ik katholiek. Ik ben gedoopt en ik heb mijn communie gedaan. Met kerstmis gingen we vroeger naar de kerk. Tegenwoordig vier ik Kerstmis met mijn gezin thuis. Mijn ouders hechten veel waarde om tijdens vieringen bij elkaar te zijn. Met Pasen ontbijten we altijd met gezin bij mijn ouders.

In leerjaar 3 heb ik de kernopgave algemene levensbeschouwing gevolgd. Er zijn verschillende godsdiensten behandeld. Elk leerteam moest een godsdienst uitwerken en presenteren tijdens een college. Samen met mijn leerteam hebben we ons verdiept in het Jodendom. Aan het einde van de kernopgave vond er een theorietoets plaats over alle geloven. Deze heb ik met een voldoende afgesloten.

Ondanks dat ik meerdere geloven heb bestuurd kom in het dagelijks leven nog veel

levensbeschouwelijke vragen tegen. Niet op alle vragen is een antwoord te vinden. Ik vind het belangrijk om af en toe stil te staan bij het geloof, maar ben er niet dagelijks mee bezig.

Ik vind leerzaam om mijn een ‘’thema’’ voor mijn stageklas over godsdienst/levensbeschouwing te ontwerpen en uit te voeren. Voor dit onderzoek sta ik bij begin van een nieuwe ervaring.

(32)

Bijlage 3: Een ervaring die mij heeft geraakt

Afgelopen december is de moeder van mijn

oppaskindje overleden. Een jaar daarvoor heeft zij te horen gekregen dat zij terminaal was. Dit heeft mij erg geraakt. (Waarom zij?, Waarom de zwaarste vorm van

kanker? Waarom op deze jonge leeftijd?) Ze is 30 jaar

geworden en heeft vanwege haar ziekte, haar zwangerschap van het tweede kindje moeten beëindigen. Tijdens haar ziektebed heb ik veel opgepast, maar ook als vrienden geholpen. Het oppassen is uitgegroeid tot hechte vriendschap.

Er moest een traktatie gemaakt worden, omdat hun kind afscheid ging nemen op de

peuterspeelzaal. Ik heb aangeboden dit graag voor hen te doen. Enkele keren ben ik met haar man naar de bioscoop geweest, voor een avondje ontspanning. Voor Sinterklaas en kerst heb ik geholpen om inkopen te doen voor hun kind. Het waren namelijk haar laatste dagen.

Een paar dagen na de begrafenis stuurde ik een sms naar mijn oppas met de vraag of hij het leuk vond om iets te gaan doen, zodat hij wat afleiding had. Hij gaf aan graag samen een dagje naar de Efteling te willen, zodat hij en zijn dochter samen een dagje uit hadden.

Ik heb gemerkt dat hij opzoek was naar zijn ‘’echte’’ vrienden. Vrienden die hem begrepen. Vaak werd hij niet gevraagd voor een verjaardag of activiteit, omdat zijn vrienden dachten dat hij te veel ‘’zorgen’’ had met zijn vrouw. Soms had hij behoefte aan afleiding en ontspanning, want elke dag naar het hospice is een zware tijd.

Ik hoop dat zijn dochter veel vriendjes en vriendinnetjes gaat tegen komen. Kinderen die er voor haar zijn bij leuke en minder leuke momenten, kinderen die haar helpen groeien en ontwikkelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jongeren spreken onder andere over ‘die persoon met wie ze een klik hebben’, ‘die ene persoon bij wie ze volledig zichzelf kunnen zijn’, die vrienden ‘met wie ze samen

Egied Van Broeckhoven, roep- naam Gied, verwoordt dit in een van zijn nagelaten geschriften op een sterke wijze: „Als we ons de paradox realiseren dat de Blijde Boodschap voor de

Bij onze noorderburen verliep het katholieke leven altijd al wat heftiger dan bij ons, maar de op- heffing, zonder overleg vooraf, van de priesteropleiding van het

Het zou goed zijn als de hulpverleners beter leren luisteren naar de behoeften van mensen met autis- me en het respecteren als zij niet de wens hebben om meer

Eva heeft twee heel goede vrienden: Jackie en haar broer Thomas.. Samen met hen doet ze leuke dingen: ze varen in hun bootje, zijn op school veel met ze drieen en ze zwemmen

Voor dit essay is het van belang dat elk van de drie door Aristoteles benoemde vriendschappen van toepassing kan zijn op politici en staatshoofden in de

Met deze rubriek sluiten we aan bij het openingsartikel waarin we de jonge dichteres Lisa Heyvaert en de poëzie in haar debuutbundel ‘Lieveheersbeestje’..

Vriend- schap als een ruimte waar de geestelijk verzor- ger vanuit zijn religieuze of levensbeschouwelijke traditie wordt gebracht en hem een unieke kans biedt op zijn eigen