• No results found

Werk aan de winkel!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Werk aan de winkel!"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

Werk aan de winkel!

Hoe kan Buro Atlantis Zorg vrijwilligers effectief in de ambulante

hulpverlening inzetten?

Daphne Hendrikse

Avans Hogeschool Breda

Academie voor Sociale Studies (ASB)

Onderzoek in opdracht van:

Buro Atlantis Zorg

Begeleiders:

M. van Berkel (Buro Atlantis Zorg)

M. Kühl (Avans Hogeschool)

Beoordelaar:

M. Reelick (Avans Hogeschool)

Studentnr.: 2077462

Opleiding: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

Studiejaar: 2015/2016

(2)

1

Voorwoord

Met gepaste trots presenteer ik u mijn bachelorscriptie ‘hoe kan Buro Atlantis Zorg vrijwilligers effectief in de ambulante hulpverlening inzetten?’. Deze scriptie is geschreven in opdracht van Buro Atlantis Zorg en dient ter afsluiting voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan Avans Hogeschool Breda. Een periode waarin enthousiasme, frustratie en blijdschap elkaar soms razendsnel hebben afgewisseld, maar de interesse voor dit onderzoek is nooit weggeweest. Het was een jaar waarin ik hard heb moeten studeren, maar ook een jaar waarin ik met plezier aan deze scriptie heb gewerkt.

Aanvankelijk had ik andere ideeën waarover ik onderzoek wilde doen. Echter hebben mijn interesses een andere wending gekregen, omdat mijn vader vorig jaar zowel een hart- als herseninfarct heeft gehad. Van de een op de andere dag werd een van mijn ‘steunpilaren’ in het leven zorg- en hulpbehoevend. Ineens werd ik geconfronteerd met de complexiteit van de zorg, het bureaucratisch handelen en alle emoties die gepaard gaan bij de zoektocht naar de beste zorg voor iemand die veel voor mij betekent. Van hulpverlener in wording werd ik plotseling hulpvrager, omdat mijn vader daartoe zelf niet meer in staat is. Met de opgedane ervaring in de zorg, zowel tijdens mijn stage als in mijn privé situatie, kan ik me als geen ander inleven in de cliënt en hoe het is om afhankelijk van de zorg te zijn. De waarde en het belang van de ondersteuning van vrijwilligers heb ik duidelijk ervaren. Dit heeft mij geïntrigeerd om er onderzoek naar te doen. Daarnaast heb ik ervaren dat men de

ervaringsdeskundigheid kan inzetten vanuit een vrijwillige kader wat de effectiviteit van de

zorgverlening vergroot. De vrijwilliger die mij ondersteuning heeft gegeven, heeft in zijn verleden ook een hartinfarct gehad.

Van februari 2016 tot en met juni 2016 ben ik actief bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van dit afstudeerrapport. Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de hulp en ondersteuning van een aantal mensen. Graag wil ik een bijzonder woord van dank richten aan de deelnemers van de interviews: mevrouw A. Spit, C. van Vegten en P. Waterreus. De deelnemers zijn werkzaam bij Careyn, Centrum Jeugd en Gezin en Theek 5. Ook wil ik graag meneer R. Beckers, werkzaam bij Contour de Twern, bedanken voor zijn informatie. Daarnaast wil ik Buro Atlantis Zorg bedanken voor de fijne samenwerking. De opdrachtgever heeft mij de ruimte en het vertrouwen gegeven waardoor ik zelfstandig aan dit project heb kunnen werken en mijn eigen visie erin heb kunnen verwerken.

Ook de professionals van Buro Atlantis Zorg wil ik graag bedanken voor hun tijd en openheid voor het beantwoorden van de vragenlijst. Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn scriptiebegeleider Meike Kühl en wil ik mijn leerteamleden bedanken voor hun kritische feedback die deze scriptie naar mijn mening naar een hoger niveau heeft gebracht. Afsluitend gaat mijn dank uit naar een vriendin en tevens studiegenoot. Zij is tijdens dit afstudeerproces een steun voor me geweest doordat we elkaar herhaaldelijk motiveerden.

Daphne Hendrikse Breda, juni 2016

(3)

2

Inhoudsopgave

Inleiding 5

H.1 Vooronderzoek 6

§1.1 Probleemanalyse 6

§1.1.1 Macro, meso- en microniveau 6

§1.1.2 Theoretisch kader 7 §1.2 Beroepsrelevantie 8 §1.3 Doelstelling 8 §1.4 Centrale vraagstelling 8 §1.5 Deelvragen 8 §1.6 Begripsafbakening 9 H.2 Methodebeschrijving 10 §2.1 Onderzoeksmethode 10 §2.2 Onderzoeksgroep 10 §2.3 Meetinstrumenten en analysemethode 11 §2.4 Dataverwerking 11

§2.5 Betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid 12

H.3 Innovatie-eisen 13

H.4 Resultaten 14

§4.1 Deelvraag 1: Welke wetten en regels zijn er met betrekking tot het inzetten van 14

vrijwilligers en met welke randvoorwaarden moet er vervolgens rekening mee worden gehouden? §4.1.1 Wetten en regels 14

§4.1.2 Randvoorwaarden 16

§4.1.3 Tussenconclusie 22

§4.2 Deelvraag 2: Wat zijn de competenties die een vrijwilliger nodig heeft in het 23

ambulante werkveld met betrekking tot het methodisch werken bij BAZ? §4.2.1 Welke competenties behoren de professionals in de hulpverlening te beschikken? 23

§4.2.2 Welke competenties koppelen andere organisaties aan de werkzaamheden van vrijwilligers? 23

§4.2.3 Welke werkzaamheden voeren de professionals van BAZ uit en waar gaat de 24

meeste tijd in zitten? §4.2.4 Welke werkzaamheden bij BAZ zouden er mogelijk door vrijwilligers gedaan 24

kunnen worden? §4.2.5 Waar zouden de professionals van BAZ vrijwilligers in willen zetten? 24

§4.2.6 Tussenconclusie 24

§4.3 Deelvraag 3: Hoe zetten andere organisaties (Careyn, Centrum Jeugd en Gezin, 25

Theek 5 en Contour de Twern) vrijwilligers in en wat zijn hun ervaringen daarmee? §4.3.1 Tussenconclusie 32

(4)

3

§4.4 Deelvraag 4: Wat zou de inzet van vrijwilligers voor de cliënt op kunnen leveren? 36 §4.4.1 Wat is de meerwaarde van de inzet van vrijwilligers? 36 §4.4.2 Wat levert het concreet voor de cliënt op? 36 §4.4.3 Verwachten de professionals van BAZ dat cliënten openstaan voor vrijwilligers? 36

§4.4.4 Tussenconclusie 36

§4.5 Deelvraag 5: Wat hebben de professionals van BAZ nodig om te kunnen samenwerken 37 met vrijwilligers?

§4.5.1 Wat verwachten de professionals van BAZ nodig te hebben in een samenwerking met 37

vrijwilligers?

§4.5.2 Zien de professionals van BAZ een mogelijkheid om met vrijwilligers samen te werken? 37 §4.5.3 Wat waren de reacties van de professionals bij BAZ toen ze hoorde van het idee om 37 samen te werken? §4.5.4 Tussenconclusie 37 H.5 Conclusie en aanbevelingen 39 H.6 Discussie 41 Literatuurlijst 42 Bijlagen: 45

Bijlage 1: Tekstfragmenten interviews 45

Bijlage 2: Topiclijst 58

Bijlage 3: Vragenlijst 59

Bijlage 4: Toestemmingsverklaring informatieverstrekking 60

Bijlage 5: Vrijwilligerscontract 63

Bijlage 6: Formulier werkenafspraken vrijwilligers 66 Bijlage 7: Checklist intakegesprek en tweede gesprek vrijwilligers 68 Bijlage 8: Formulier jaargesprek vrijwilligers 70 Bijlage 9: Formulier eindgesprek vrijwilligers 71

Bijlage 10: Declaratieformulier vrijwilligers 74

Bijlage 11: Getuigschrift 75

Bijlage 12: Poster vrijwilligers gezocht 76

Bijlage 13: Krantadvertentie vrijwilligers gezocht 77 Bijlage 14: Oproep vrijwilligers gezocht via de website 78

Bijlage 15: Vrijwilligersprofiel 79

(5)

4

Samenvatting

Om ervoor te zorgen dat Buro Atlantis Zorg mee gaat in de ontwikkelingen van de maatschappij en ter bevordering van de kwaliteit van dienstverlening, heeft er een onderzoek plaatsgevonden. BAZ heeft middels dit onderzoek inzichtelijk gekregen hoe zij vrijwilligers binnen de organisatie kunnen inzetten. Door de veranderingen in het sociaal zorgstelsel en de invoering van de Wmo wordt er meer beroep gedaan op de informele zorg, waaronder vrijwilligers. Dit is mede ontstaat om cliënten en burgers te helpen belemmerende patronen te doorbreken. Sociaal werkers bevorderen hierin het afhankelijke gedrag van burgers en buigen het om naar het nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast ondersteunen de hulpverleners vrijwilligers in de activiteiten die ze uitvoeren. De

hoofdvraag die hieruit voortkwam luidt als volgt: hoe kan Buro Atlantis Zorg vrijwilligers effectief in de ambulante hulpverlening inzetten?

Er is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Dit houdt in dat het onderzoek gericht is op de context waarbij de beleving en ervaringen van de deelnemers en respondenten centraal stonden. Er is antwoord gegeven op de hoofdvraag doordat er gebruik is gemaakt van literatuuronderzoek, half-gestructureerde interviews, vragenlijsten en documentanalyse. De deelnemers van de interviews waren coördinatoren vrijwilligers werkzaam bij Careyn, Centrum Jeugd en Gezin en Theek 5. Contour de Twern heeft enkel beleidsdocumenten toegestuurd. De professionals binnen BAZ zijn in dit onderzoek de respondenten van de vragenlijst.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er wettelijk weinig geregeld is voor het vrijwilligerswerk. Echter kunnen organisaties die hulpverlening bieden vrijwilligers niet onverantwoord inzetten. Zij houden zich daarom aan een aantal randvoorwaarden, zoals een vrijwilligersbeleid, vrijwilligerscontract en een coördinator vrijwilligers die als ‘spin in het web fungeert’. Daarnaast is onderzocht of de vrijwilligers aan bepaalde competenties moeten voldoen om werkzaamheden uit te voeren. Dit blijkt niet het geval. Collega zorgaanbieders selecteren de

vrijwilligers op algemene verwachtingen aan het vrijwilligerswerk. Tevens zetten zij de vrijwilligers zowel in het ambulante werkveld als op de groepen. De ervaringen zijn over het algemeen positief. Dat het merendeel aan professionals binnen BAZ positief staat tegenover de samenwerking met vrijwilligers, geeft aan dat ze bewust zijn van de nood om de hulpverlening vanuit een ander

perspectief te bekijken. Door de inzet van vrijwilligers kan de hulpverlening anders ingericht worden. Er kan meer kwaliteit, tijd en aandacht aan cliënten geboden worden. De inzet van vrijwilligers is hier een goed hulpmiddel voor.

Om BAZ inzicht te geven hoe zij vrijwilligers kunnen inzetten, is er een innovatieplan ontwikkelt welke als aanbeveling dient. Gesteld kan worden dat BAZ dit plan kan gebruiken in een

(6)

5

Inleiding

Buro Atlantis Zorg, ook wel BAZ genoemd, is een kleinschalige organisatie en is gevestigd in Dongen. De zorgverlening van BAZ richt zich op verschillende doelgroepen, maar is vooral bedoeld voor cliënten die graag (zelf) verandering willen in hun leven. BAZ levert zorg aan cliënten tussen de 4 en 104 jaar oud en geeft voornamelijk ambulante begeleiding aan kinderen, jongeren en volwassenen met psychiatrische problematiek. Tijdens de begeleiding wordt er altijd gewerkt aan een van de vijf leefdomeinen: gezondheid en voeding, sociale contacten en netwerk, beweging en sport, financiën en veiligheid en zelfontplooiing. Bij het doorlopen van deze leefdomeinen hanteert BAZ in de

communicatie tussen de ambulante hulpverlener en de cliënt drie belangrijke pijlers: eigen regie, fundering en interactie. De pijlers vormen de basis om te kunnen werken aan de leefdomeinen. BAZ is ervan overtuigd dat problemen via de verschillende leefdomeinen met elkaar verbonden zijn en deze elkaar kunnen versterken. Naast ambulante begeleiding biedt BAZ ook groepsbegeleiding aan kinderen en jongeren in de leeftijd van 6 tot en met 18 jaar. De kinderen en jongeren die naar de groepen komen willen graag meer contacten met leeftijdsgenoten, maar vinden het vaak lastig om dit zelf te organiseren. Middels de groepsbegeleiding leren ze om samen te werken, voor zichzelf op te komen, worden de persoonlijke leerdoelen besproken en krijgen ze voorlichtingen over diverse onderwerpen (bijvoorbeeld over social media of alcohol- en drugsgebruik).

Mij is door de adviseur kwaliteit, beleid en communicatie van BAZ gevraagd om onderzoek te doen naar de inzet van vrijwilligers in een ambulante setting. Er is onderzocht of zij een positieve bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de doelen die cliënten hebben. Er is onderzocht hoe dit zowel organisatorisch (denkend aan alle regels en wetgeving) als operationeel in de ambulante hulpverlening gerealiseerd kan worden. Daarnaast hanteert de gemeente Dongen het zogeheten Social Return On Investment. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente Dongen als doel heeft de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen in de samenleving te bevorderen. Momenteel wordt er door veel collega

zorgaanbieders samengewerkt met vrijwilligers. Dit heeft bij BAZ geleid tot de volgende vraag: waarom kunnen zij dit wel realiseren en wij niet? De organisatie heeft gezien de

bezuinigingsmaatregelen geen tijd gehad om een goede selectieprocedure op te starten voor vrijwilligers. Daarbij is het gezien de veranderingen in de zorg al een enorme kunst om de eigen zorgverlening te verantwoorden. Laat staan het opzetten van een nieuw zorgverleningsbeleid. Door een toenemend beroep op de informele zorg ligt er een fundamentele rol voor vrijwilligers, daarom ziet BAZ haar kansen en is het tijd voor innovatie. Er is werk aan de winkel!

(7)

6

H.1 Vooronderzoek

Informele zorg is van oudsher. Over het algemeen zijn de meeste mensen bereid te zorgen voor hun geliefde en dierbaren. Volgens Movisie (2013) gebeurt dit vanuit de eigen motivatie en om de samenleving vooruit te halen zonder daartoe verplicht of betaald te zijn. Het zogeheten

‘vrijwilligerswerk’. In de verschuiving van een verzorgingsstaat naar participatiesamenleving wordt er steeds meer beroep gedaan op vrijwilligers (Tweede Kamer, 2014). Movisie (2013) schrijft dat er door de terugtredende landelijke overheden meer ruimte voor burgerinitiatieven ontstaat. Volgens Movisie (2013) spreekt men daarbij van vrijwilligerswerk, burgerinitiatieven en mantelzorg.

Ook Buro Atlantis Zorg is deze verandering niet ontgaan en heeft ondertussen haar interesse uitgesproken over het inzetten van vrijwilligers in de ambulante hulpverlening. De adviseur beleid, kwaliteit en communicatie van BAZ heeft haar vragen en gedachten over de inzet van vrijwilligers met mij gedeeld. Er is geen twijfel over de waarde van vrijwilligers. Met behulp van deze vrijwilligers kunnen er bijvoorbeeld andere vormen van hulpverlening aan de cliënt geboden worden. Haar vragen gingen vooral over de wijze waarop vrijwilligers ingezet zouden kunnen worden en hoe dit in relatie met de wet- en regelgeving is toe te passen. Bovendien is het noodzakelijk dat vrijwilligers in contact met cliënten methodisch te werk gaan en niet zomaar wat doen. Het is de kunst een meerwaarde te creëren in de samenwerking met professionals en vrijwillige zorgverlening (Machielse & Runia, 2013).

§1.1 Probleemanalyse

Het kantelpunt waar de samenleving zich in bevindt wordt de participatiesamenleving genoemd (Arends & Flöthe, 2015). Hier kunnen met name maatschappelijke organisaties niet omheen. Juist zij zullen zich moeten open stellen voor de inzet van vrijwillige zorgverlening. Vrijwilligers zijn

onmisbaar in onze huidige samenleving. Ze kunnen professionals ondersteunen in hun

werkzaamheden en voor zorgvragers van grote waarde zijn. Het is verstandig als BAZ meebeweegt in de ontwikkelingen van de maatschappij, zodat zij op maatschappelijk niveau kan meepraten over de welvaartstoename (groei in vrijwilligers). Daarnaast zou BAZ kunnen voldoen aan de nieuwe doelstellingen van de Wmo.

§1.1.1 Macro, meso- en microniveau

In dit onderzoek wordt op macroniveau ingegaan op de participatiesamenleving. Doordat zorgvragers steeds meer beroep moeten doen op de informele zorg is het aantal vrijwilligers de laatste jaren gestegen (Movisie, 2015). We leven in een samenleving waarin burgers steeds meer op vrijwillige basis ingezet worden. Het verrichten van vrijwilligerswerk is een belangrijke indicator van

maatschappelijke betrokkenheid en burgerparticipatie(Knulst & van Eijck, 2003). Dit gebeurt vanuit verschillende motieven zoals carrièremotieven, plichtsbesef en de wens om te helpen (Karl, Peluchette & Hall, 2008). De drijfveren zouden kunnen worden verklaart vanuit de motivatietheorie (2008) van Abraham Maslow. Ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder heeft zich minstens één keer paar jaar ingezet als vrijwilliger (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2015). De rol van vrijwilligers wordt aanzienlijk groter (Movisie, 2014).

Onder mesoniveau worden de gemeente Dongen, de organisatie Buro Atlantis Zorg en de

professionals verstaan. De omvangrijke stelselwijzigingen op het gebied van Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet zijn de aanleiding geweest tot het opnieuw vorm en inhoud geven aan het sociaal domein in de gemeente Dongen (Gemeente Dongen, 2015). Volgens Movisie (2014) worden vrijwilligers voor veel organisaties onmisbaar. Voor BAZ is het bouwen aan vertrouwen en het

(8)

7

creëren van gezamenlijke urgentie met vrijwilligers van grote waarde (Movisie, 2014). Een dergelijke samenwerking levert kostenvoordelen op en een beter positie in het zorglandschap. Ook schrijft Movisie (2014) dat samenwerking kennisuitwisseling en- ontwikkeling bevordert. Professionals krijgen vaker te maken met ondersteuning en informele zorg. Hierbij moeten professionals ervoor waken dat vrijwilligers géén professionele zorgverleners zijn, maar iemand die vanwege eigen motieven uit vrije wil werkzaamheden verricht (Kruijswijk, Peters, Elferink, Scholten & de Bruin, 2013). Het is goed om talenten van elkaar te benutten (Kruijswijk e.a., 2013).

Onder microniveau wordt de cliënt verstaan. Er zijn 114 cliënten die ondersteuning krijgen van Buro Atlantis Zorg. Van dit aantal ontvangt het merendeel begeleiding in de thuissituatie (ook wel

ambulante hulpverlening genoemd). Een kleine groep cliënten krijgt ondersteuning middels groepsbegeleiding. Volgens Movisie (2012) wordt door burgerparticipatie het maatschappelijk middelveld versterkt en zien burgers meer naar elkaar om. Een voorbeeld hiervan is de

participatieladder, ook wel participatietreden genoemd. Deze geeft aan in hoeverre burgers betrokken zijn bij en invloed hebben op een beleid van diens gemeente of instelling (Movisie, 2012). Cliënten kunnen door vrijwilligers worden gemotiveerd voor deelname aan de participatieladder door

bijvoorbeeld het bijwonen van de cliëntenraad. Hiermee zou volgens Movisie (2013) de eigen kracht worden teruggehaald. De zorg is erop gericht om burgers die het meest kwetsbaar zijn weer een plek in de samenleving te bieden. In het vooronderzoek is naar voren gekomen dat vrijwilligers cliënten onder andere laagdrempelige aandacht kunnen geven waarvoor professionals niet betaald worden of ondersteunend kunnen zijn in het behalen van doelen.

§1.1.2 Theoretisch kader

De term vrijwilligerswerk is in 1980 door het toenmalige Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgesteld en is sindsdien in Nederland uitgegroeid in diversen sectoren. Het motief om je in zetten voor vrijwilligerswerk is uiteenlopend zoals vrijwilligerswerk (binnen een organisatie), burgerinitiatieven en mantelzorg (Movisie, 2013). Hét vrijwilligerswerk bestaat niet, want er zijn verschillende soorten vrijwilligers.

Vrijwilligers kunnen doorgaans beter in staat zijn om betekenisvolle relaties met cliënten op te bouwen, omdat zij vaak een betere aansluiting vinden dan professionals (Kruijswijk e.a., 2013). Dit kan volgens Metz (2013) komen doordat zij bijvoorbeeld uit dezelfde omgeving komen, algemene kennis beheersen, ervaringsdeskundigen zijn en meer tijd hebben. Vrijwilligers kunnen inderdaad theorieën en kennis beheersen, maar dit betekent niet dat iemand meteen ervaringsdeskundig is. Een vrijwilliger is namelijk iemand die vanwege eigen motieven uit vrije wil werkzaamheden verricht (Kruijswijk e.a., 2013). De Geestelijke Gezondheidszorg Nederland [GGz] (2013) deelt de mening dat iedereen ervaart, maar niet iedereen ervaringsdeskundig is. Hier benoemt de GGz een belangrijk uitgangspunt. Ervaringsdeskundigheid is namelijk meer dan alleen zelf ervaring hebben. Ex-patiënten hebben psychische ervaringen en hebben ervaringen op het gebied van herstel. Door scholing hebben ze geleerd deze ervaringen te gebruiken als een bron van kennis om anderen verder te helpen. Om wezenlijk ervaringsdeskundig te zijn bevestigen Bovenberg, Wilrycx, Bahler & Francken (2011) dat iemand eerst de kennis moet hebben om de ervaring in te kunnen zetten.

(9)

8

§1.2 Beroepsrelevantie

Vrijwilligers zijn van grote betekenis geworden in onze huidige samenleving (Movisie, 2015). Door de stijgende kosten in de gezondheidszorg is de zorg in Nederland onbetaalbaar geworden. Zowel zorgaanbieders als zorgvragers zullen daarom eerder beroep moeten doen op de informele zorg (Elich, 2013). Sociaal werkers zullen hierdoor meer gaan samenwerken met vrijwillige zorgverlening

(Movisie, 2013). Dit draagt bij aan de belangrijkste doelstellingen van de nieuwe Wmo:

zelfredzaamheid, participatie en sociale samenhang. Sociaal werkers zullen cliënten meer stimuleren op de eigen kracht. Daarnaast worden burgers gestimuleerd om zich in te zetten voor de sociale samenhang en participatie, zoals vrijwilligerswerk.

Volgens artikel 1 van de beroepscode van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (2010) kent de sociaal werker een centrale waarde: de cliënt ‘tot zijn recht’ laten komen in de

samenleving. Hieruit blijkt dat de maatschappelijk werker actief bijdraagt aan een zo groot mogelijke eigen verantwoordelijkheid van de cliënt (NVMW, 2010). Zoals in microniveau beschreven staat, kunnen vrijwilligers in het leven van cliënten van grote meerwaarde zijn. Vrijwilligers kijken namelijk met andere ogen naar de zorg en het kwaliteit van leven (Algemeen Dagblad [AD], 2016). Op

mesoniveau is voor BAZ de urgentie van vrijwillige zorgverlening hoog. Er is sprake van de

relevantie op macroniveau, omdat vrijwillige zorgverlening een fundament vormt van het zorgstelsel. BAZ zou hier middels dit praktijkonderzoek een grote slag kunnen slaan.

§1.3 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is Buro Atlantis Zorg inzicht geven in hoe zij vrijwilligers binnen de organisatie kunnen inzetten en op welke wijze. Op dit moment werkt de organisatie niet samen met vrijwilligers in de hulpverlening. Zodra er een betrouwbaar en effectief onderzoeksrapport is geschreven zou BAZ vrijwilligers binnen de organisatie kunnen inzetten. Hiervoor is het belangrijk dat BAZ over relevante informatie beschikt, zoals over de randvoorwaarden. Een bijkomend voordeel is dat de gemeente Dongen een innovatiebudget toereikt als BAZ een samenwerking met vrijwilligers aangaat. Deze keuze is aan de opdrachtgever.

§1.4 Centrale vraagstelling

Hoe kan Buro Atlantis Zorg vrijwilligers effectief in de ambulante hulpverlening inzetten?

§1.5 Deelvragen

Een onderzoeksvraag is te groot om eenvoudig en concreet te kunnen beantwoorden. Om het onderzoek te kunnen uitvoeren is de onderzoeksvraag opgesplitst in een aantal deelvragen. De deelvragen helpen mij antwoord te geven op de onderzoeksvraag.

1. Welke wetten en regels zijn er met betrekking tot het inzetten van vrijwilligers en met welke randvoorwaarden moet er vervolgens rekening mee worden gehouden?

2. Wat zijn de competenties die een vrijwilliger nodig heeft in het ambulante werkveld met betrekking tot het methodisch werken bij BAZ?

3. Hoe zetten andere organisaties (Careyn, Centrum Jeugd en Gezin, Theek 5 en Contour de Twern) vrijwilligers in en wat zijn hun ervaringen daarmee?

4. Wat zou de inzet van vrijwilligers voor de cliënt op kunnen leveren?

(10)

9

§1.6 Begripsafbakening

Participeren: naar eigen vermogen ‘meedoen’ aan de maatschappij (Ensie, 2012). Verzorgingsstaat: een samenlevingsvorm waarin de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van burgers door een uitgebreid stelsel van

sociale voorzieningen (Tweede Kamer, 2014).

Vrijwilliger: ‘iemand die in organisatorisch verband onverplicht en onbetaald

werkzaamheden verricht ten behoeve van anderen en/of de samenleving waarbij een maatschappelijk belang wordt gediend’ (Vereniging Nederlandse Gemeente z.d.). De definitie wordt in dit onderzoek toegespitst tot de vrijwilliger die voor een langere periode bij de professionele hulpverlening wordt betrokken. Dit wordt gedaan zodat de vrijwilliger een bijdrage kan leveren in het proces

van de cliënt.

Efficiënt: doelmatig, praktisch en werkzaam met zo min mogelijk middelen

(Van Dale, 2016).

Social Return On Investment: vanuit het sociaal-maatschappelijk beleid wil de gemeente Dongen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (veroorzaakt door lichamelijke en/of geestelijke beperkingen, maar ook door culturele en/of etnische achtergronden) een kans geven tot participatie

(Gemeente Dongen, 2015).

Ambulante hulpverlener: ambulant wil niets meer zeggen dan ‘niet gebonden aan een vaste plaats’ (BAZ, z.d.). Als ambulante hulpverlener bij Buro Atlantis Zorg biedt je begeleiding in de thuissituatie of elders.

Professionals: met dit begrip doel ik op de hulpverleners in de gehele breedte van

het Social Work.

Methodisch werken: werken volgens een plan/systematische aanpak (Groot & Van Halem, 2014). In dit onderzoek houdt dit in werken volgens de

pijlers en leefdomeinen van BAZ.

Competenties: specifieke, persoonsgebonden eigenschappen de tot uiting komen in succesvol gedrag (Schouten & Nelissen, z.d.).

Top-down samenwerking: vrijwilligers hebben zich bewust aangemeld bij een organisatie die vrijwilligerswerk biedt. Professionals nemen het initiatief en coördineren werkzaamheden en, vrijwilligers voeren ze uit (Gruijter,

2009).

Bottom-up samenwerking: vrijwilligers nemen het initiatief en onderhouden contacten met de professionals. Vrijwilligers spelen een rol in de vraag- en aanbod van organisaties. Zij vormen zich tot een ‘brugfunctie’ voor de professional en de cliënt (Gruijter, 2009).

Motivatiemanagement: organisaties hebben de uitdaging om de motivatie en het plezier van vrijwilligers te combineren met de professionaliteit van het

vrijwilligerswerk (Heinsius, 2003).

Professionele bekwaamheid: door scholing zelfstandig aan werkzaamheden kunnen verrichten. Hiervoor heeft iemand voldoende competenties en eigenschappen nodig (Schouten & Nelissen, z.d.).

Coördinatoren vrijwilligers: met dit begrip doel ik op personen die het beleid rondom het

(11)

10

H2. Methodebeschrijving

Dit hoofdstuk richt zich op de methodologie van het onderzoek. In paragraaf 2.1 staat uitgelegd waarom er voor kwalitatief onderzoek is gekozen en welke technieken hiervoor zijn gebruikt. Paragraaf 2.2 gaat in op de onderzoeksgroep. In paragraaf 2.3 worden de meetinstrumenten en analysemethode beschreven. Vervolgens gaat paragraaf 2.4 in op de dataverwerking. Tot slot heeft paragraaf 2.5 aandacht voor de betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid.

§2.1 Onderzoeksmethode

Samen met de opdrachtgever heeft de onderzoeker gekozen voor kwalitatief onderzoek. In dit onderzoek ging het niet om feiten en cijfers, maar over het ‘waarom’ en ‘hoe’. Waarom is het voor BAZ zo belangrijk om gebruik te maken van vrijwillige zorgverlening? En hoe kunnen vrijwilligers dan worden ingezet? Er zijn in dit onderzoek vier vormen van kwalitatief onderzoek verricht, namelijk: literatuurstudie, half-gestructureerde interviews, vragenlijsten en documentanalyse. Deze methoden zijn voor dit onderzoek belangrijk geweest, omdat deze een antwoord geven op de centrale hoofdvraag. De 3 geïnterviewde deelnemers en 11 respondenten van de vragenlijst hebben samen met de literatuuronderzoek en documentanalyse voldoende informatie gegeven.

Voor het onderzoek is er rekening gehouden met een aantal beperkingen. Het eerste was dat er niet voldoende interviews kon plaatsvinden en er daardoor geen ruimte was voor saturatie. Dit leek in eerste instantie ook zo te zijn, want niemand reageerde. Gelukkig namen ze plotseling allemaal een week later contact op. Er was 1 coördinator vrijwilligers die helaas geen tijd heeft gehad om aan een interview deel te nemen en heeft daarom enkel beleidsdocumenten toegestuurd. Deze informatie is meegenomen in deelvraag 3, omdat dit wel relevant is voor het onderzoek.

De onderzoeker is door de gemeente Dongen benadert om contact op te nemen met Theek 5. De medewerker vertelde dat de bibliotheek groeit in het vrijwilligerswerk. Ondanks Theek 5 geen collega zorgaanbieder is, zou er volgens haar wel relevante informatie vandaan gehaald kunnen worden. Dit advies heeft de onderzoeker opgevolgd en dient als aanvullend op het gehele onderzoek.

Een tweede beperking waar aan werd gedacht, maar niet is gebeurd was onvoldoende respons op de vragenlijst. Echter geldt er bij kwalitatief onderzoek geen richtlijn voor het aantal reacties (Van der Donk en van Lanen, 2014). De onderzoeker heeft daarom zelf het aantal (minimaal 10) reacties afgesproken. In dit onderzoek was het overigens niet noodzakelijk om onderscheid te maken in ervaring, geslacht en opleidingsniveau. De professionals zijn allemaal werkzaam bij BAZ en hebben een opleiding in de welzijnssector gevolgd.

§2.2 Onderzoeksgroep

Er hebben 3 coördinatoren vrijwilligers aan het onderzoek meegewerkt. Er is 1 coördinator

vrijwilligers die beleidsdocumenten heeft toegezonden. Deze zijn gebruikt voor de documentanalyse. Er hebben 11 professionals van BAZ de vragenlijst ingevuld.

De coördinatoren zijn werkzaam bij verschillende organisaties: Careyn, Centrum Jeugd en Gezin, Theek 5 en Contour de Twern. Deze selectie is gemaakt, omdat zij allen vrijwilligers in dienst hebben. De deelnemers zijn zowel telefonisch als per e-mail benaderd voor een interview. De interviews zijn vervolgens persoonlijk in een gesloten ruimte afgenomen. Deze keuze is bewust gemaakt, zodat de deelnemers zich vertrouwd voelde en er ruimte werd gecreëerd om antwoorden vrijuit te geven. Het aantal is gebaseerd op dat er voldoende ruimte is saturatie. De onderzoeker is er vanuit gegaan dat er na 3 interviews een verzadiging optreedt en er geen nieuwe informatie naar boven komt.

(12)

11

Er heeft 1 coördinator vrijwilligers wegens tijdsgebrek beleidsdocumenten toegezonden. Deze informatie mocht ik voor het onderzoek gebruiken.

Er is een respons van 11 professionals binnen Buro Atlantis Zorg die de vragenlijst hebben

beantwoord. De professionals hadden zelf de keuze om de vragenlijst in te vullen. Om de respons van de vragenlijst enigszins te verhogen is er rekening gehouden met de volgende factoren: het juiste moment van verzending kiezen en de vragenlijst bijvoorbeeld niet tijdens een feestdag of in het weekend verzenden, een duidelijke omschrijving van het doel weergeven, aangeven hoeveel (vrije) tijd het kost, een herinnering sturen bij non-respons en door incentives beschikbaar te stellen.

§2.3 Meetinstrumenten en analysemethode

Er is literatuuronderzoek verricht om overzicht te verkrijgen in bestaande literatuur. Bovendien vormt de literatuuronderzoek de fundering waarop het onderzoek is gebouwd. Naast de literatuuronderzoek zijn er ook half-gestructureerde interviews afgenomen, ook wel ‘diepte-interviews’ genoemd. Hierbij is er gebruik gemaakt van een topiclijst. Dit heeft ervoor gezorgd dat er geen belangrijke informatie werd gemist. Er is aandacht geweest voor de resultaten van het onderzoek door vragen te beginnen met wie, wat, waar, wanneer of hoe. Hierdoor werden deelnemers niet beïnvloed en gestuurd richting een antwoord. Ook is er aandacht geweest voor de tijd (max. 10 seconden) om naar antwoorden te luisteren en stemde ik mijn lichaamstaal af door op de non-verbale communicatie te letten. Daarnaast zijn de interviews in gesloten ruimtes afgenomen en heeft de onderzoeker het gesprek opgenomen met een opname-recorder.

Er is bewust gekozen voor het afnemen van vragenlijsten, omdat er in een korte tijd meerdere professionals zijn bevraagd. Er zijn 25 vragenlijsten verstuurd met een respons van 11 professionals binnen BAZ. De vragen bestonden voornamelijk uit open vragen waarbij er om toelichting werd gevraagd. De vragen waren volgens een vaste formulering en een logische volgorde opgesteld. De privacy van de deelnemers van de interviews en van de respondenten van de vragenlijst is vooraf besproken en herhaald. De deelnemers van de interviews zijn bekend gemaakt, omdat het passend is voor het onderzoek. De antwoorden van de professionals zijn anoniem gebleven. Het heeft geen meerwaarde om die gegevens openbaar te maken. Het zou de resultaten van het onderzoek zelf kunnen beïnvloeden doordat professionals zich niet vertrouwd voelen om open en eerlijk antwoord te kunnen geven.

Bij de documentanalyse in dit onderzoek ging het om beleidsdocumenten met een publiekelijke en persoonlijke functie. Publiekelijke documenten zijn openbaar gemaakt op het internet. Documenten met een persoonlijke functie zijn in moreel vertrouwen aan de onderzoeker vrijgegeven. Persoonlijke documenten die aan de onderzoeker zijn vrijgegeven hebben als voorwaarde de informatie te

reconstrueren van degene die het document heeft geproduceerd. De deelnemers van de

half-gestructureerde interviews hebben overigens ook een toestemmingsverklaring informatieverstrekking ondertekend. Hiermee hebben zij aan de onderzoeker verklaart dat de antwoorden mag worden gebruikt voor de resultaten van dit onderzoek.

§2.4 Dataverwerking

Tijdens het uitwerken van data is er vooral uitgegaan van de structuur van de probleemanalyse. Hierbij is de uiteenrafeling van het macro, meso- en microniveau op toegespitst. Mindmapping is hier een handig hulpmiddel voor geweest (Van der Donk en van Lanen, 2014). Vervolgens is de informatie via een ‘trechtermethode’ uitgewerkt. Er wordt hierbij letterlijk aan een trechter die van breed naar smal gaat gedacht: van een breed onderwerp, naar steeds een klein aspect (Rijksuniversiteit Groningen [Rug], 2016). Daarmede is het theoretisch kader ontstaan. In het theoretisch kader is er informatie

(13)

12

gepresenteerd en ‘kader’ ik het onderzoek in. Begrippen worden gedefinieerd en theorieën zijn

verduidelijkt. Op deze manier is er een wetenschappelijke verantwoording van het onderzoek gegeven. Ook is de ‘sneeuwbalmethode’ gebruikt voor het verwerken van gegevens (Rug, 2016). Er is gekeken naar bronnen die de auteur voor haar informatie heeft gebruikt. Het bestuderen van de literatuurlijst achter in het boek van auteurs is eveneens een belangrijk onderdeel geweest. Op deze manier is de onderzoeker op nog meer boeken, wetenschappelijke artikelen of primaire bronnen die specifiek over dat onderwerp gaan gekomen (Rug, 2016). De resultaten van de deelvragen zijn per onderdeel beschreven en zijn opgedeeld in categorieën/labels (van der Donk & van Lanen, 2014). Deze manier van dataverwerking zorgt ervoor dat de informatie gestructureerd en daardoor leesbaar is. Informatie afkomstig van interviews zijn uitgewerkt tot betekenisvolle tekstfragmenten en vormen zo de input voor taxonomie (wetenschappelijk systematische ordering).

§2.5 Betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid

Tijdens het onderzoek is er getracht de betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid te waarborgen. Bij de totstandkoming van het onderzoek is er nauw contact geweest met de opdrachtgever. De

onderzoeksopzet en de eisen ten aanzien van dit praktijkonderzoek zijn uitgebreid aanbod geweest. De onderzoeker is veelal zelfstandig aan de slag geweest met behulp van de continuïteit aan feedback van de leerteamleden en coach van Avans Hogeschool. Tussentijds is er telefonisch- en mailcontact met de opdrachtgever geweest.

De uitwerkingen van de onderzoeksresultaten zijn zorgvuldig gedocumenteerd. Alles wat zich gedurende het onderzoek heeft afgespeeld is door de onderzoeker voor derden inzichtelijk gemaakt (Lucassen & olde Hartman, 2007). Denk hierbij aan een toestemmingsverklaring

informatieverstrekking, topiclijst, vragenlijst en tekstfragmenten. Dit heeft de interne validiteit van het onderzoek verhoogt. Er is aandacht geweest voor begripsvaliditeit door de interviews eerst af te nemen als test. Begripsvaliditeit betekent eigenlijk dat de onderzoeker meet wat zij wilt meten. In dit geval de mate waarin het interview aan het doel beantwoordt. Op basis daarvan zijn er aanpassingen gedaan, voordat er werkelijk een interview werd afgenomen. Verder was het voor de onderzoeker een kunst om door te vragen bij onduidelijkheden. Daarnaast is er gelet op de manier van vraagstelling, zodat de deelnemer niet werd beïnvloed en een sociaal wenselijk antwoord zou geven. Vragen die beginnen met ‘waarom’ zijn vermeden, omdat het wederom de reactiespectrum kan beïnvloeden. De deelnemer kan zich benadeeld voelen. Er is gedacht aan de ecologische validiteit door de interviews onder vertrouwde omstandigheden en in gesloten ruimtes plaats te laten vinden. Om de half-gestructureerde interviews vervolgens te kunnen interpreteren, heeft de onderzoeker de interviews opgenomen en getranscribeerd in bijlage 1. Door de interviews op te nemen konden de antwoorden ter aller tijden terug worden beluisterd en bleven de gegeven antwoorden in dezelfde antwoorden. Daarnaast zijn de interviews nog dezelfde dag uitgewerkt en gecontroleerd door de deelnemers. De deelnemers zijn in de gelegenheid gesteld om de uitwerking van het interview aan te passen. Deze manieren verhoogt de

betrouwbaarheid van het onderzoek.

In de resultaten is enkel een samenvatting van de interviews en de vragenlijst uitgewerkt. Vermeldingswaardig is dat dit praktijkonderzoek niet dezelfde resultaten oplevert als het wordt herhaald of door iemand anders wordt uitgevoerd. Dit komt doordat er onderzoek is gedaan in de sociale beroepscontext en meningen van mensen nodig zijn geweest (Van der Donk & van Lanen, 2014). Het definitieve ontwerpplan zal bij herhaling van het onderzoek hoogstwaarschijnlijk wel terugkomen, omdat deze mede tot stand is gekomen uit literatuuronderzoek en beleidsdocumenten van collega zorgaanbieders.

(14)

13

H3. Innovatie-eisen

Bij het ontwikkelen van een innovatieplan voor BAZ zijn er acceptatiecriteria opgesteld. Dit zijn eisen die in samenspraak met de opdrachtgever tot stand zijn gekomen. De eisen zijn geïnspireerd door het boek ‘ondernemen en innoveren in zorg en welzijn’ van Verhagen en Haarsma - Den Dekker (2015). Echter omschrijven de auteurs waar een innovatie in het algemeen aan moet voldoen. De volgende eisen zijn specifiek gemaakt waarbij de eisen van de auteurs als leidraad hebben gediend:

 Naast de resultaten van het onderzoek, ligt er een concreet innovatieplan bestaande uit onder andere een vrijwilligerscontract en vrijwilligersprofiel. Als blijkt dat er meerdere

werkdocumenten relevant zijn, worden deze erbij toegevoegd.

 In het innovatieplan komen minstens de volgende punten aanbod: verzekeringen, inwerkperiode, VOG, werkafspraken en geheimhoudingsplicht.

 Er wordt een innovatieplan ontwikkelt van bestaande middelen, zodat het gereconstrueerd kan worden naar de wensen en behoeften van BAZ.

 Het innovatieplan moet zo uitgewerkt zijn dat het direct tot uitvoering gebracht kan worden.  Het innovatieplan zal aan de opdrachtgever worden overhandigd. In een presentatie wordt

(15)

14

H4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de deelvragen beschreven. Om tot antwoorden te komen is er gebruik gemaakt van literatuuronderzoek, half-gestructureerde interviews, vragenlijsten en

documentanalyse. Er zijn in totaal 3 coördinatoren vrijwilligers van verschillende organisaties

geïnterviewd en 1 vrijwilligers coördinator heeft enkel een vrijwilligersbeleid toegezonden. Er zijn 25 vragenlijsten verstuurd met een respons van 11 professionals binnen Buro Atlantis Zorg.

De resultaten van de deelvragen worden per onderdeel beschreven. Deze zijn vervolgens per categorie/label opgedeeld (van der Donk & van Lanen, 2014). De antwoorden uit de interviews zijn uitgewerkt tot betekenisvolle tekstfragmenten (van der Donk & van Lanen, 2014). Zie bijlage 1. De tussenconclusies zijn mettertijd opgenomen in de conclusie.

§4.1 Deelvraag 1: Welke wetten en regels zijn er met betrekking tot het inzetten van vrijwilligers en met welke randvoorwaarden moet er vervolgens rekening mee worden gehouden?

Bij deze vraag is er een antwoord gezocht welke wetten en regels er zijn voor het uitvoeren van vrijwilligerswerk. Vervolgens wordt er antwoord gegeven met welke randvoorwaarden BAZ rekening moet houden. Eerst zal het begrip randvoorwaarden nader worden uitgelegd. Randvoorwaarden kunnen worden gedefinieerd als afspraken/eisen waaraan moet worden voldaan om een specifiek proces plaats te kunnen laten vinden (van Dale, 2016). In dit geval het proces voor het inzetten van vrijwilligers binnen BAZ. Randvoorwaarden geven grenzen aan die men tijdens het uitvoeren van het proces niet mag overschrijden. Ze vormen een kader waarbinnen een proces plaats kan vinden. Heinsius (2003) zegt het volgende over vrijwilligers dat passend is bij deze deelvraag:

Werken met vrijwilligers is ervoor zorgen dat vrijwilligers willen blijven. Vrijwilligers blijven als ze werk doen dat naar hun gevoel zinnig is en dat bij hen past, als ze sociale contacten opdoen waar ze wat aan hebben en actief zijn bij een organisatie die zinvol werkt doet. Kortom, vrijwilligers blijven als ze gemotiveerd zijn en de organisatie hen gemotiveerd houdt.

§4.1.1 Wetten en regels

Wettelijk is er weinig geregeld voor vrijwilligers dan voor betaalde beroepskrachten (NOV, 2015). Er is weliswaar een groei in de hoeveelheid wetten en regels voor het inzetten van vrijwilligers, maar deze dienen als advies voor organisaties (Vrijwilligerswerk, z.d.). De overheid heeft de

verantwoordelijkheid voor het beleid van vrijwilligerswerk aan gemeenten overgedragen (Rijksoverheid, z.d.). Wetten waar organisaties volgens Vereniging Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk [NOV] (2015) rekening mee moeten houden:

1) Zorgverzekeringswet (Zvw): zorgaanbieders maken met cliënten afspraken over de zorg in

het zorg(leef)plan/hulpverleningsplan. Vrijwilligers hoeven geen inzicht te krijgen in het plan. Voor vrijwilligers is het voldoende als er goede afspraken met de organisatie worden gemaakt wat zij als vrijwilliger mogen en kunnen doen.

2) Wet langdurige zorg (Wlz): zie uitleg bij de Zvw.

3) Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwz): deze wet bepaalt of een zorginstelling verantwoorde

en veilige zorg moet bieden, maar is per 1 januari 2016 komen te vervallen (Overheid, z.d.). Er moet nu worden voldaan aan de eisen uit de Zvw of uit de Wlz. De inspectie voor de

Gezondheidszorg (IGZ) bekijkt of daaraan wordt voldaan (Rijksoverheid, z.d.). De bepaling of een vrijwilliger een handeling verantwoord uit kan voeren, is afhankelijk van de kennis en vaardigheden die iemand beschikt. Deze worden tijdens het intakegesprek besproken.

(16)

15

4) Wet Beroepen in de gezondheidszorg (BIG): deze wet beschrijft dat onbevoegden geen

beroepsmatige handelingen mogen uitvoeren. In de wet BIG is een lijst opgenomen wat gelegitimeerde (aanvaardbare, berust op de wet) handelingen zijn. Echter geldt deze wet niet voor vrijwilligers, omdat zij de handelingen niet beroepsmatig verrichten. De organisatie bepaalt de bekwaamheid van de vrijwilliger en biedt scholing aan wanneer iemand voorbehouden handelingen wilt doen.

5) Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG): om het gedrag van vrijwilligers te kunnen

beoordelen kan de organisatie een VOG vragen. Sommige organisaties kunnen bekijken of zij in aanmerking komen voor een gratis VOG via de website gratisvog.nl. Een voorbeeld daarvan is dat de organisatie minimaal voor 70 procent uit vrijwilligers bestaat.

6) Vrijwilligers met een uitkering: ook mensen met een uitkering mogen vrijwilligerswerk

doen, mits de vrijwilliger zich houdt aan de voorwaarden van de uitkering en ze de uitkeringsinstantie om goedkeuring vragen (Rijksoverheid, z.d.).

Bron: Vereniging Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk [NOV] (2016). Vrijwilligerswerk & een uitkering Careyn, Breda

Mevrouw Spit vertelt in een interview dat de wetten en regels met name betrekking hebben op de nieuwe Wmo. Iedere gemeente stelt anders regels hoe vrijwilligers ingezet moeten worden. Er is een visie gevormd over het vrijwilligerswerk en professionalisering, zogenoemd de

maatwerkvoorzieningen. Dit betekent afstemming op de behoefte en mogelijkheden. Careyn bekijkt per gemeente waar vrijwilligers aan moeten voldoen, bijvoorbeeld het aanschaffen van een VOG. Organisaties moeten bij deze regeling voor zichzelf nagaan of de vrijwilliger deze kosten betaalt of zijn dit kosten die de organisatie moet betalen? Dan is er ook nog de Privacywetgeving. Wat mag een vrijwilliger allemaal weten en hoe wordt dat gecontroleerd? Alle afspraken omtrent de wet- en regelgeving heeft Careyn opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst vrijwilligers. Vrijwilligers kunnen volgens mevrouw Spit dan worden ingezet in zowel de gemeente Breda als in de gemeente Waalwijk. Maar, als een vrijwilliger alleen in de Breda vrijwilligerswerk komt doen en de gemeente Breda stelt een VOG niet als verplichting, dan laat Careyn die regeling vallen. Vrijwilligers vervangen voor betaalde beroepskrachten mag overigens niet. Organisaties moeten er rekening mee houden dat vrijwilligers als ‘aanvullend’ dienen. Anders is het broodroof en dan komt de vakbond en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in beeld. Hierover zijn duidelijk richtlijnen wat wel en niet mag: ‘een vrijwilliger dient ter ondersteuning en niet ter vervanging’, aldus mevrouw Spit.

(17)

16

Centrum Jeugd en Gezin, Breda

Er zijn een aantal wetten en regels waar organisaties volgens mevrouw van Vegten rekening mee moeten houden, zoals een VOG en een vrijwilligerscontract. Daarnaast is er een keurmerk ‘goedgeregeld’ die CJG als leidraad aanhoudt om te toetsen of het beleid dat zij hanteren daaraan voldoet. In het keurmerk staan afspraken zoals een vertrouwenspersoon, vrijwilligerscontract,

afspraken omtrent reiskosten en het aanvragen van een VOG. Volgens mevrouw van Vegten is het niet wettelijk vastgesteld hoe vaak vrijwilligers een VOG moeten aanvragen en wie dat vergoedt. Daar heeft CJG in het vrijwilligersbeleid een mening en visie over gevormd. Daar zijn afspraken over gemaakt.

Theek 5, Dongen

Mevrouw Waterreus geeft in een interview aan niet zo bekend te zijn met de wettelijke regels die vanuit de overheid gelden. Wel benoemd ze dat de vrijwilligers bij Theek 5 een overeenkomst moeten ondertekenen. Dit gaat via personeelszaken. Verzekeringstechnische zaken worden ook in het

samenwerkingsovereenkomst opgenomen.

§4.1.2 Randvoorwaarden

Ook vrijwilligers hebben net als betaalde beroepskrachten recht op veilige en gezonde

werkomstandigheden (Arboportaal, z.d.). Echter is er voor vrijwilligers wettelijk minder geregeld dan voor betaald beroepskrachten. Volgens Vonk & Vaders (2003) bestaan er geen collectieve afspraken voor vrijwilligers in bepaalde sectoren, zoals er wel CAO’s zijn voor werknemers. Randvoorwaarden zijn afspraken die de organisatie met vrijwilligers maakt. De organisatie en de cliënt moeten op een vrijwilliger kunnen rekenen als er een samenwerking wordt aangegaan.

Eigenlijk probeer je een sociaal contract tot stand te brengen dat voor beide partijen

bevredigend is. De vrijwilliger wil tijd en energie steken in activiteiten die voor hem of haar wat oplevert, die hem tegemoet komen aan zijn of haar behoeften/motieven. De organisatie daarentegen wil dat het werk van de vrijwilligers resultaten opleveren die voor de organisatie van belang zijn. Een organisatie dient zich bewust te zijn van deze ‘ruil’ en die ruil zo optimaal mogelijk te maken (Steunpunt Vrijwilligerswerk Zeist, z.d.).

De belangrijkste rechten en plichten waarover afspraken gemaakt kunnen worden zijn:

RANDVOORWAARDEN

A. ORGANISATIE EN HET WERK 1) Doelstelling

Als vrijwilliger moet iemand zich kunnen vinden in de doelstelling van de organisatie. Deze moeten voor de vrijwilliger duidelijk zijn. Ook de plaats (evt. functie van de groep) waar de vrijwilliger komt te werken moet duidelijk zijn (Cornelis, 1990).

2) Werkzaamheden

Ondanks de waarde van de werkzaamheden, moet er uitdrukkelijk worden vermeld dat het om vrijwilligerswerk gaat, waarvoor vrijwilligers (buiten een onkostenvergoeding) niet worden betaald. Daarnaast benoemd Cornelis (1990) dat het belangrijk is de werkzaamheden te omschrijven en een concrete beschrijving van de deeltaken waaruit het vrijwilligerswerk bestaat.

(18)

17

3) Werkomstandigheden

- Taakbeschrijving: volgens het boek ‘vrijwilligersmanagement’ geschreven door de Gast & Hetem (2009) is het nodig een heldere taakbeschrijving uitgewerkt te hebben. Dit zorgt ervoor dat vrijwilligers voor een langere tijd bij een organisatie betrokken willen zijn. Volgens de Gast & Hetem (2009) moet een vrijwilliger weten waar hij aan toe is, wat er van hem wordt verwacht en welke taken hij zal uitvoeren. De Gast & Hetem (2009) delen de mening als deze beschrijving niet concreet is, de vrijwilligers sneller zullen afhaken en uiteindelijk minder gemotiveerd zijn om te komen. Heinsius (2003) deelt de mening dat vrijwilligers het belang van hun werk moeten zien en succeservaringen moeten opdoen waaruit nieuwe energie gehaald kan worden.

- Werktijden: er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt over de werktijden. Wanneer vrijwilligers kunnen worden opgeroepen, moet er worden afgesproken wanneer iemand niet en bij voorkeur wel beschikbaar is (Cornelis, 1990).

- Vakantieafspraken en opnemen van vrije dagen: het beste is als de vakantieafspraken zo vroeg mogelijk worden doorgegeven, zodat er op tijd een vakantieplanning kan worden gemaakt (Cornelis, 1990). Ook is het goed als er een maximale termijn waarin de vrijwilliger kan worden gemist wordt afgesproken (bijvoorbeeld niet langer dan 4 weken achterheen). - Ziekmelding: het moet voor de vrijwilliger duidelijk zijn wat hij moet doen wanneer hij ziek is of vanwege andere redenen plotseling niet kan komen (Cornelis, 1990).

- Opzegtermijn: een opzegtermijn is wenselijk, zodat het werk goed kan worden overgedragen of afgerond. Ook de organisatie kan redenen hebben om de samenwerking met de vrijwilliger op te zeggen (Cornelis, 1990). De vrijwilliger moet dan wel de precieze redenen horen, zodat hij zich eventueel zou kunnen verweren. Tenslotte bij beëindiging van het vrijwilligerswerk, kunnen vrijwilligers behoefte hebben aan een getuigschrift (zie bijlage 11). Daar staat in vermeld wat voor werk ze hebben gedaan en welke positieve bijdrage ze hebben geleverd. Dit waarderen vrijwilligers enorm.

B. SELECTIECRITERIA EN INWERKTIJD 1) Selectiecriteria en inwerktijd

- Selectiecriteria: het is belangrijk om vrijwilligers voor bepaalde werkzaamheden te selecteren, want niet iedere vrijwilliger is overal voor geschikt (Cornelis, 1990). Als de organisatie vrijwilligers werft middels flyers, advertenties of vacaturebanken is het juist belangrijk om te selecteren. Cornelis (1990) beschrijft een criterialijst die door de organisatie kan worden gebruikt bij het zoeken naar vrijwilligers. Bijvoorbeeld, van de vrijwilliger wordt verwacht dat hij/zij:

 Zich kan vinden in doelstelling van de organisatie.

 Over algemene vaardigheden en kwaliteiten beschikt die worden genoemd. Wees voorzichtig met het vragen naar ervaring of opleidingseisen, omdat die over het algemeen minder passen bij het karakter van vrijwilligerswerk. De vrijwilliger wil namelijk iets voor de cliënt en de samenleving betekenen (Klein, van der Mak, van der Gaag, 2011).

(19)

18  Zich voor een minimale periode wil inzetten, bijvoorbeeld 2 jaar.

 Een bepaald minimum beschikbare tijd heeft, bijvoorbeeld 4 uur per week.

 Indien nodig vaste dagen beschikbaar kan zijn, bijvoorbeeld iedere dinsdagmiddag.  Bereid is om samen te werken en overleggen.

 Scholingsbereidheid heeft of het volgen van een cursus, training of workshop.  Bereid is een introductieweek te volgen. De beroepskracht bekijkt dan of de

vrijwilliger geschikt is.

- Selectieprocedure: alle vrijwilligers moeten worden meegenomen in de selectieprocedure. Vervolgens kan er een kennismakingsgesprek plaatsvinden. Bij aanmelding van veel

kandidaten is het goed een wachtlijst bij te houden. Het kan namelijk voorkomen dat er niet zo snel een plaats beschikbaar is (Cornelis, 1990).

- Evaluerend gesprek ná de proefperiode: in het ‘evaluatiegesprek’ is het goed om definitieve afspraken te maken. Ook suggesties van de nieuwkomers op de gebruikelijke werkwijze kunnen worden meegenomen, want soms kan een frisse kijk op het werk tot verassende ideeën leiden (Cornelis, 1990).

2) Inwerktijd en proefperiode: de inwerktijd en proefperiode kunnen gezamenlijk plaatsvinden.

Zowel de organisatie als de vrijwilliger kan in deze periode kijken of het goed gaat (Cornelis, 1990). Tijdens de proefperiode moet de vrijwilliger een duidelijk beeld krijgen van de organisatie en de werksfeer. Een ervaren medewerker (collega vrijwilliger of beroepskracht) draagt de verantwoordelijkheid om de nieuwkomer op zijn taken in te werken.

C. RECHTEN EN PLICHTEN

1) Overleg en meebeslissen/inspraak: vrijwilligers moeten net als beroepskrachten in

loondienst inspraak hebben (Vereniging Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk [NOV], 2015). Als vrijwilligers in de gelegenheid worden gesteld om te kunnen meebeslissen, bevordert dit de betrokkenheid bij de organisatie. Ook kan het de organisatie nieuwe ideeën opleveren. De wensen en gevoelens van de vrijwilligers worden hiermee gehoord en draagt daarmee bij aan het behoudt van vrijwilligers (Heinsius, 2003). Kortom, er moet ruimte zijn voor kritiek en voor nieuwe suggesties (Cornelis, 1990). Het is van belang dat de organisatie openstaat voor de inbreng van vrijwilligers. Tenslotte zouden vrijwilligers moeten worden betrokken bij de selectie van nieuwe vrijwilligers. Zij hebben namelijk ervaring als vrijwilliger.

2) Conflict-/geschillenregeling: als je een samenwerking met elkaar aangaat, kan het

voorkomen dat er een verschil van mening ontstaat (Heinsius, 2003). Wanneer het zo hoog oploopt dat er via de ‘gewone weg’ geen oplossing komt, kan men er door middel van een geschillenprocedure nog wel uitkomen (Cornelis, 1990). Een manier om dit op te stellen is een commissie bestaande uit drie personen: iemand van de organisatie, de vrijwilliger zelf en een derde onafhankelijke persoon. De beslissing die daar uitkomt, daar moeten beide partijen zich dan bij neerleggen.

3) Begeleiding van vrijwilligers: vrijwilligers moeten door een vaste persoon worden begeleid.

De begeleiding kan individueel of groepsgewijs plaatsvinden. Dat is afhankelijk van het soort vrijwilligerswerk. Tijdens de inwerkperiode is er natuurlijk intensievere begeleiding nodig.

(20)

19

Hierover kunnen tijdens het intakegesprek afspraken gemaakt worden net zoals dat de wensen en behoeften van beide partijen worden vastgelegd. Het is ook goed afspraken vast te leggen over de aard en inhoud van de begeleiding. Dit zijn punten waar men tevoren bij stil moet staan (Cornelis, 1990).

4) Taakafbakening en verantwoordelijkheden: vrijwilligers moeten verantwoordelijkheid

kunnen dragen over de eigen werkzaamheden. Volgens Cornelis (1990) moet de

taakafbakening tussen betaalden en onbetaalde krachten duidelijk zijn en daarmee ook de afbakening verantwoordelijkheden. De auteur beschrijft dat er op de vrijwilligers geen

(morele) druk mag worden uitgeoefend om zich uiteindelijk meer dan de afgesproken tijden in te zetten.

5) Onkostenvergoeding: de organisatie dient onkosten van de vrijwilligers te vergoeden

(Cornelis, 1990). De organisatie moet deze onkosten meenemen in de begroting, zoals:  Kledingvoorschriften, bijvoorbeeld sportschoenen of een badpak.

 Kosten van de koffie of thee.

 Reiskosten (inclusief woon- werkverkeer).

 Boeken of tijdschriften die de vrijwilliger voor het vrijwilligerswerk aanschaft.  Telefoonkosten, briefpaper, inktpatronen en postzegels.

 Kosten van trainingen, cursussen of workshops die voor het werk nodig zijn.

De NOV (2016) bevestigt benoemde onkosten. Echter hanteren veel organisaties het principe dat vrijwilligers zelf geen kosten hoeven te maken om vrijwilligerswerk te verrichten

(Vrijwilligerswerk, z.d.). Mochten de vrijwilligers zoals hierboven beschreven toch onkosten maken, dan kan de kosten op twee manier worden vergoedt:

- Werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten: er is ‘geen limiet’ voor alle gemaakte en aangetoonde kosten die met het vrijwilligerswerk te maken hebben (Vrijwilligerswerk, z.d.). Alle kosten zijn te vergoeden zonder dat de organisatie daarover belasting betaald. Wel moeten de kosten aantoonbaar zijn door middel van bewijsstukken: bonnen en

declaratieformulieren. Organisaties dienen zich ervan bewust te zijn dat het een papieren rompslomp is. Het is daarom aan te raden een vaste vergoeding af te spreken (Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk, 2016).

- Een vast bedrag voor kosten die niet aangetoond hoeven te worden (de zogenaamde forfaitaire vergoeding): om de administratieve lasten te beperken en bonnetjes veel

bureaucratische druk met zich meebrengt, heeft de belastingdienst een normbedrag vastgesteld als tegemoetkoming in de kosten die vrijwilligers maken (NOV, 2016). Dit maximum bedrag bedraagt van € 150,- per maand tot € 1500,- per jaar. Met deze vaste vrijwilligersvergoeding, hoeven organisaties niet te bewijzen dat er kosten zijn gemaakt. Deze vergoeding geldt voor het totaal aantal vergoedingen, dus ook voor bijvoorbeeld reiskostenvergoeding, badkleding, inktpatronen, kosten voor trainingen et cetera.

Aanvullende regels aan de hand van leeftijden:

 Vrijwilligers van 23 jaar en ouder: hiervoor is de vergoeding maximaal € 4,50 per uur met een maximum van € 150 per maand tot € 1500,- per jaar.

(21)

20

 Vrijwilliger onder de 23 jaar: maximaal € 2,50 met een maximum van € 150 per maand tot € 1500,- per jaar.

De vergoedingen voor vrijwilligers mag niet meer zijn dan het aantal daadwerkelijk gewerkte uren (arbeidsduur).

- Vacatiegelden (‘proceskosten’): ook bestuurders mogen hun onkosten voor het

vrijwilligerswerk vergoed krijgen. Daarnaast kunnen bestuursleden vacatiegeld ontvangen voor de vervulling van hun functie. Denk aan het voorbereiden en bijwonen van

vergaderingen. Ook hierbij kan worden gekozen voor een vergoeding per vergadering of voor een vaste vergoeding. Voor een uitgebreid overzicht van deze vergoeding, zie het

‘Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren’ in de publicatie over wet- en regelgeving voor vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties en gemeenten (Vereniging Nederlandse

Organisaties Vrijwilligerswerk, 2016).

- Reiskostenvergoeding: zowel de kosten van een eigen auto als de kosten voor het openbaar vervoer kunnen worden vergoed (NOV, 2016).

 Openbaar vervoer: vrijwilligers krijgen kosten voor de kaartjes van de trein, bus, tram en taxi vergoedt als zij deze aantoonbaar kunnen maken.

 Eigen auto: de werkelijke kosten mogen worden vergoed. Hiervoor hanteert de belastingdienst de ANWB-kilometertabel. De tabel geeft per kilometer voor ieder automerk, afhankelijk van de leeftijd van de auto, andere bedragen aan.

Organisaties kunnen beslissen dat vrijwilligers geen kilometervergoeding ontvangen wanneer zij lopend of per fiets naar het vrijwilligerswerk kunnen.

- Vrijwilligersvergoeding bijstandsgerechtigden: bijstandsgerechtigden mogen maximaal € 95,- per maand ontvangen tot € 764,- per jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar, geldt een andere regeling: elke andere betaling dan de daadwerkelijke kosten, wordt gekort op de uitkering. Als het vrijwilligerswerk het vinden van een betaalde baan bevordert, zou de gemeente de vergoeding van maximaal twee jaar € 2.292,00 kunnen uitkeren. Dit geldt uitsluitend als het vrijwilligerswerk bijdraagt aan het bevorderen van de arbeidsinschakeling. Deze regeling geldt wederom niet voor jongeren onder de 27 jaar.

6) Verzekeringen: vrijwilligerswerk brengt risico’s met zich mee, want vrijwilligers kunnen

tijdens hun werk schade aanrichten of een ongeluk krijgen (Cornelis, 1990). Daarom is het als organisatie goed om verzekeringen af te sluiten. De twee belangrijkste verzekeringen zijn:

 Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering: organisaties doen er goed aan een

wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) af te sluiten (Cornelis, 1990). Vrijwilligers kunnen namelijk letsel oplopen, schade toebrengen aan derden of aan de organisatie waar hij werkzaam is (Vrijwilligerswerk, z.d.). Op het moment dat vrijwilligers actief zijn, vertegenwoordigen zij een rechtspersoon (stichting of vereniging) en niet als zijne particulier (Vrijwilligerswinkel, z.d.).

 Ongevallenverzekering: een ongevallenverzekering is noodzakelijk bij verrichten van vrijwilligerswerk met verhoogde risico’s zoals klussenprojecten, veel met de auto rijden, tuinieren enzovoorts (Vrijwilligerswerk, z.d.). Een ongeluk zit immers in een

(22)

21

klein hoekje, maar kan grote gevolgen hebben. Deze verzekering zorgt voor de kosten bij het overlijden, invaliditeit, onkosten van aangepasten voorzieningen in huis. Of voor blijvend letsel met langdurige geneeskundige behandeling waarvoor het ziekenfonds of de particuliere verzekering geen dekking biedt (Vrijwilligerswinkel, z.d.). Ook is een vergoeding voor de huishoudelijke hulp mogelijk. De premie wordt hoger naarmate de wensen en uit te keren bedragen hoog zijn.

7) Cursussen, trainingen of workshops: vrijwilligers kunnen volgens Cornelis (1990) behoefte

hebben aan cursussen, speciale trainingen of workshops. Sommige organisaties stellen dit zelfs als voorwaarde. In dat geval moet de organisatie dit aan de vrijwilligers tijdens een kennismaking/intakegesprek bekend maken. De hiervoor gemaakte kosten vergoedt de organisatie. Daaraan wordt vaak weer de voorwaarde gesteld dat vrijwilligers een bepaalde minimumtermijn blijven werken (bijvoorbeeld 2 jaar).

Careyn, Breda

Voor het inzetten van vrijwilligers moeten organisaties een beleid opstellen waarin staat waarvoor de vrijwilligers dienen, hoe ze ernaar kijken en welke positie zij de vrijwilligers geven. Daarnaast is het belangrijk dat er een goede aannameprocedure: werving- en selectie is. Welke eisen kunnen er worden gesteld? Hoeveel vrijheid krijgt de beroepskracht om dit zelf te doen? Wat moet er vanuit de

organisatie gewaarborgd worden? Denk bijvoorbeeld aan verzekeringstechnische zaken, zoals een aansprakelijkheidsverzekering. Dit zijn randvoorwaarden die organisaties volgens mevrouw Spit goed moeten formuleren. Dit geeft vrijwilligers vastigheid. Denk ook aan training van de beroepskrachten. De beroepskrachten die bij Careyn werkzaam zijn werven zelf hun vrijwilligers. Zij voeren met vrijwilligers een kennismakingsgesprek en zullen uiteindelijk met elkaar gaan samenwerken. De verwachtingen van zowel de beroepskracht als van de vrijwilliger moeten met elkaar worden gecommuniceerd. Als dat geregeld is, zijn de werkafspraken opgesteld en is er een

samenwerkingscontract overeengekomen. In de werkafspraken staan de werkzaamheden van de vrijwilliger uitgeschreven en staan de dagen waarop de vrijwilliger in de gezinnen komt. De werkafspraken kunnen tussentijds worden bijgesteld als de persoonlijke omstandigheden van de vrijwilliger veranderen of als er veranderingen plaatsvinden in de situatie van de cliënt. Er zijn evaluatiegesprekken met vrijwilligers, zodat de beroepskracht zijn functioneren kan beoordelen. De beroepskracht benoemt in dit gesprek sterke punten en ontwikkelpunten. Vrijwilligers hebben groepsbijeenkomsten als het gaat over gezamenlijke leervragen. Het inschakelen van een coördinator is alleen nodig als de competenties van de beroepskrachten worden overstegen of als het veiliger is voor de beroepskracht. Als een beroepskracht een slechtnieuws gesprek moet voeren over dat wat de vrijwilliger heeft gedaan echt niet door de beugel kan, is het in sommige situaties verstandiger om een derde in te laten vliegen. Beide partijen worden op deze manier in bescherming genomen.

Centrum Jeugd en Gezin, Breda

Mevrouw van Vegten vertelt in een interview dat de randvoorwaarden zijn vastgelegd in een

vrijwilligersbeleid. Recentelijk hebben zij het beleid aangepast en diverse zaken toegevoegd, zoals een VOG, overlegvormen, samenwerking met professionals en een vast aanspreekpunt. Ook moeten de vrijwilligers bereid zijn om cursussen te volgen. De vrijwilligers moeten dan wel minimaal 2 jaar vrijwilligerswerk bij CJG komen doen. Verder vertelt mevrouw van Vegten in het interview dat vrijwilligers vooraf goed moeten nadenken als de persoonlijke situatie (zoals een verhuizing) zou kunnen veranderen. De investering is er anders te groot voor als een vrijwilliger maar één of twee keer komt opdagen.

(23)

22

Theek 5, Dongen

Uit het interview komt naar voren dat er voor vrijwilligers een paar keer per jaar bijeenkomsten worden georganiseerd. Hierin wordt de voortgang van de samenwerking besproken. Daarnaast is er voor vrijwilligers een vast aanspreekpunt en moeten ze een samenwerkingscontract ondertekenen.

§4.1.3 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk zijn de wet- regelgeving en de randvoorwaarden voor het inzetten van vrijwilligers op een rij gezet. Uit literatuuronderzoek blijkt dat er in tegenstelling tot betaalde beroepskrachten

wettelijk weinig geregeld is. Er is zowaar een groei in de wetten en regels, maar deze zijn vooralsnog niet verplicht en dienen als advies. In deze deelvraag zijn er overduidelijk overeenkomsten te zien. Zo blijkt uit de interviews dat de organisaties allemaal een vrijwilligerscontract hebben opgesteld.

Daarom is er ook een vrijwilligerscontract voor BAZ uitgewerkt welke is weergegeven in bijlage 5. In het contract komen onder andere verzekeringen, bijeenkomsten en trainingen naar voren. Dit komt ook overeen met de gezochte literatuur. Verder dienen organisaties er zich van bewust te zijn dat de wettelijke regels en vrijwilligersvergoedingen jaarlijks kunnen veranderen, zoals de Kwz. Deze wet reeds per 1 januari 2016 komen te vervallen. Organisaties moeten nu aan de eisen uit de Zvw of uit de Wlz houden. Om daarom op de hoogte te blijven van de regels, is het voor vrijwilligers én

vrijwilligersorganisaties belangrijk om contacten te onderhouden met de plaatselijke gemeente en uitkeringsinstanties. Zij behoren deze informatie te kunnen verstrekken.

Waar er wordt samengewerkt, moeten er afspraken gemaakt worden. Randvoorwaarden kunnen worden opgevat als afspraken waaraan moet worden voldaan om een proces plaats te laten vinden. In dit geval het inzetten van vrijwilligers. Als BAZ besluit om met vrijwilligers samen te werken, zouden ook zij schriftelijke afspraken moeten vastleggen. Deze afspraken kunnen worden gezien als een praktische uitwerking, zodat ze van elkaar weten wat er kan worden verwacht. Bovendien kunnen de professionals en vrijwilligers elkaar aanspreken op de gemaakte afspraken. Bij misverstanden kan er namelijk worden teruggegrepen op het formulier werkafspraken (zie bijlage 6).

(24)

23

§4.2 Deelvraag 2: Wat zijn de competenties die een vrijwilliger nodig heeft in het ambulante werkveld met betrekking tot het methodisch werken bij BAZ?

Om antwoord te vinden op deze vraag moet eerst duidelijk zijn over welke competenties professionals in de hulpverlening behoren te beschikken. Ook wordt er onder andere antwoord gegeven welke competenties Careyn, Centrum Jeugd en Gezin en Theek 5 koppelen aan de werkzaamheden van vrijwilligers. Daarnaast worden de professionals van BAZ bevraagd. Zij werken in de ambulante hulpverlening en hebben meer inzicht in welke werkzaamheden vrijwilligers mogelijk bij BAZ zouden kunnen uitvoeren. Hiervoor zijn er 25 vragenlijsten verstuurd met een respons van 11 professionals. Voor het uitvoeren van hulpverleningstaken is professionele bekwaamheid vereist (Holstvoogd, 2006). Iemand kan namelijk niet zomaar het werkveld ingaan zonder enige kennis te beheersen. Professionele bekwaamheid bereikt iemand door het volgen van een opleiding, bijscholing en het werken volgens een methodiek (Roza, Meijs, van Baren, Metz & Hoogervorst, 2011). Voor het uitvoeren van andere werkzaamheden die een mens doorgaans uitvoert, zijn er weer andere competenties/bekwaamheden nodig. Volgens Holstvoogd (2006) is bekwaamheid een geïntegreerd geheel van kennis, inzicht, houding, vaardigheden en persoonlijke eigenschappen. Deze aspecten zijn nodig om een taak te kunnen uitvoeren naar kwaliteit. Het gaat om de juiste wisselwerking tussen integratie van benoemde aspecten.

§4.2.1 Welke competenties behoren de professionals in de hulpverlening te beschikken?

Competenties gebonden aan de organisatie en uit de beroepenstructuur uit het profiel van de Nederlandse Vereniging Maatschappelijk Werkers (NVMW) blijven actueel. Maar vanwege de veranderingen in het sociaal zorgstelsel en het beroep dat er wordt gedaan op de Wmo, is er een ontwikkeling ontstaan in de competenties van de sociaal werkers (Vlaar, Kluft & Liefhebber, 2013). De verschillende beroepen in de welzijnssector delen overigens overeenkomstige competenties. De volgende competenties behoren professionals te beschikken:

1. Verheldert vragen en behoeften. 2. Versterkt eigen kracht en zelfregie. 3. Is zichtbaar en gaat op mensen af. 4. Stimuleert verantwoordelijk gedrag. 5. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie. 6. Verbindt gezamenlijke en individuele aanpak. 7. Werkt samen en versterkt netwerken.

8. Beweegt zich in uitlopende systemen.

9. Doorziet verhoudingen en anticipeert op veranderingen. 10. Benut professionele ruimte en is ondernemend.

De competenties dragen bij aan de Participatiewet en de Wmo. Competentie vier bijvoorbeeld: als sociaal werker kun je hieraan bijdragen door het afhankelijk gedrag van cliënten, vrijwilligers, mantelzorgers en burgers om te buigen in het nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Dit kan worden gedaan door het stellen van wedervragen, zodat de ander wordt uitgedaagd tot nieuwe inzichten.

§4.2.2 Welke competenties koppelen andere organisaties aan de werkzaamheden van vrijwilligers?

Uit interviews met andere organisaties blijkt dat voor alle hulpverleningstaken professionele bekwaamheid vereist is. Alhoewel mevrouw Spit van Careyn haar antwoord overdenkt: een

vrijwilliger hoeft voor het planten van een bloemetje in de tuin geen opleiding nodig te hebben. Het gaat erom dat een vrijwilliger meer tijd en aandacht voor de cliënt heeft. Mevrouw van Vegten en mevrouw Waterreus vinden dit een lastige vraag om te beantwoorden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Grondstoffen ontgonnen binnen Vlaanderen (productieperspectief) en door de Vlaamse consumptie (consumptieperspectief) in 2016 volgens het Vlaamse IO-model... MOBILITEIT,

Bovendien lijkt de wet voor de uitkeringsgerechtigde vrijwilligers ande- re uitgangspunten te hebben, waardoor de deelname aan eigentijdse vormen van vrijwilligerswerk niet

Uitvoerders hebben moeite voor de doelgroep passend werk te vinden UWV en gemeenten hebben onvoldoende zicht op wat mensen uit de doelgroep willen en kunnen.. Gemeenten

Om deze reden werd in dit onderzoek gekeken naar motieven van jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt om al dan niet vrijwilligerswerk te verrichten.. Hiertoe werd de

Verder zou TOS volgens de vrijwilligers nog meer door beroepskrachten ingevulde tijd moeten hebben ‘om met de grote hoeveelheid kinderen te kunnen omgaan en echt met hen aan het

 Legitimiteit/imago: vrijwilligers willen voelen dat hun inzet relevant is, belang van positief verhaal.  Ease of acces (toegankelijk): laagdrempelig en openstaan voor eender

De accountmanager analyseert niet alleen (samen met de werkcoach) welke werkzoekenden geschikt zijn voor een betreffende (vacature bij een) werkgever.. Werkgevers krijgen ook

Het is van belang dat UWV en gemeenten hun dienstverlening niet alleen op elkaar afstem- men, maar deze samen organiseren, zodat er één samenhangend – geïntegreerd – pakket