• No results found

Kroniek: Klachtrecht in het funderend onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kroniek: Klachtrecht in het funderend onderwijs"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kroniek: Klachtrecht in het

funderend onderwijs

Twee jaar geleden verscheen voor het eerst de Kroniek Klachtrecht in School en Wet met daarin een overzicht van de uitspraken van de klachtencommissies van de periode daarvoor. In deze tweede kroniek worden de uitspraken van de belangrijkste klachtencommissies sinds-dien besproken. De uitspraken hebben betrekking op ontvankelijkheid, communicatie tussen school en ouders/leerlingen, pedagogisch/didac-tische begeleiding, veiligheid van de leerling, optreden van de school tegen de leerling, schoolorganisatie en interne klachtenbehandeling. Mr. N. Sommers* en mr. dr. J. Sperling*

1. Inleiding

Het klachtrecht is het sluitstuk van de rege-ling omtrent de positie die ouders, personeel en leerlingen innemen op de school in het kader van de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor de kwaliteit van het onderwijs op school. De regeling heeft een belangrijke signaalfunctie en is bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs en de goede gang van zaken op de school te handhaven en te verbeteren.1

De wetgever had een laagdrempelige voor-ziening voor ogen: “Beoogd is […] een op de specifieke gemeenschap, zoals die door een school wordt gevormd, toegesneden re-geling mogelijk te maken, waarbij in over-leg tussen verschillende betrokkenen bij die gemeenschap een klachtenregeling op maat kan worden opgesteld.”2

De onderwijswetten schrijven voor dat het bevoegd gezag een regeling treft voor klachten van ‘ouders dan wel verzorgers, en personeelsleden’ over ‘gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag,

perso-neel of de permanente commissie leerlingenzorg, waaronder dis-criminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet ne-men van beslissingen door het bevoegd gezag, het personeel of de permanente commissie leerlingenzorg’.3 Er is met opzet geen nade-re aanduiding gegeven van het soort klachten dat kan worden in-gediend. ‘Dit zou de mogelijkheden van betrokkenen onnodig be-perken’, aldus de wetgever.4 De regeling is bedoeld voor ‘alle klachten’.5

Het is alweer twee jaar geleden dat Stephan Schellens de eerste kro-niek klachtrecht in het onderwijs schreef.6 Zijn -uitstekende- over-zicht betrof de periode tot medio 2011. In deze kroniek geven wij een overzicht van de vermeldenswaardige uitspraken sinds die pe-riode. Wij volgen daarbij grotendeels de indeling en volgorde van onderwerpen in de eerste kroniek. Dit zijn: ontvankelijkheid, com-municatie tussen school en ouders/leerlingen, pedagogisch/didac-tische begeleiding, veiligheid van de leerling, optreden van de school tegen de leerling, schoolorganisatie en interne klachtenbe-handeling. We eindigen met een aantal afsluitende opmerkingen. We hebben ons beperkt tot de uitspraken van de landelijke klach-tencommissies die hun uitspraken via internet openbaar maken. Dit zijn de klachtencommissies bij de Stichting Onderwijsgeschillen (LKC en LKC Islamitisch Onderwijs), de Landelijke Klachtencommissie voor het Katholiek primair en Speciaal Onderwijs, Beroepsonderwijs, Volwasseneducatie en Voortgezet Onderwijs (LKC KO) en de Landelijke Klachtencommissie voor het Christelijk Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie (LKC PC). Ongeveer 70% van de scholen is aangesloten bij een landelijke geschillencommis-sie.7 De periode is afgesloten per 1 oktober 2013.

2. Ontvankelijkheid

Voordat een klachtencommissie toekomt aan een inhoudelijke be-oordeling van het geschil, moet het eerst vaststellen of de klager ontvankelijk is. In de uitspraken zijn de volgende drie categorieën te onderscheiden met betrekking tot de ontvankelijkheid van een klacht: (1) overschrijding van de verjaringstermijn, (2) hoedanig-heid van partijen en (3) aard van de klacht.

2.1 Verjaringstermijn

Volgens de onderwijswetten moet in de klachtenregeling worden vermeld ‘de termijn waarbinnen de klager een klacht kan indie-nen’. In de reglementen van de landelijke klachtencommissies staat dat de klacht niet-ontvankelijk is indien deze betrekking heeft op * Nicolle Sommers is docent aan de Juridische Hogeschool

Avans-Fontys en jurist bij de Commissie van Beroep voor de Eindexamens regio Nijmegen

* Joke Sperling is lector onderwijsrecht aan de Juridische Hogeschool Avans-Fontys

(2)

een gedraging die zich meer dan een jaar vóór het indienen van de klacht heeft voorgedaan zonder dat er redenen zijn om de ver-schoonbaarheid van de overschrijding van de jaartermijn aan te nemen.8 Ook de andere landelijke klachtencommissies hanteren deze termijn. In weer andere klachtenregelingen is deze termijn korter.9

In een aantal recente uitspraken gaf de LKC aan wanneer van ver-schoonbaarheid sprake is. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de termijn is overschreden omdat de klacht eerder is ingediend bij het bevoegd gezag en de afhandeling van deze klacht veel tijd in beslag heeft genomen (of uiteindelijk niet ter hand is genomen), zonder dat de termijnoverschrijding de klager is te verwijten.10 Een ander voorbeeld is het geval waarin een klager pas recent bekend is ge-worden met de gebeurtenissen waarover wordt geklaagd, bijv. on-derdelen van het leerlingdossier, of klager de school niet eerder op de hoogte heeft kunnen stellen van zijn bezwaren daartegen.11 Ook is dat het geval als er sprake is van zaken die langer dan een jaar voor het indienen van de klacht zijn voorgevallen en deze onder-deel zijn van een doorlopend proces dat zich binnen een jaar voor het indienen van de klacht heeft afgespeeld. In dat geval is de hele klacht ontvankelijk.12

Niet verschoonbaar was de situatie waarin een klager ‘om hem mo-verende en op zich te respecteren redenen’ had gewacht met het in-dienen van de klacht. Eventuele onbekendheid met de procedure bij de commissie was dat evenmin.13

2.2 Hoedanigheid van partijen

In de onderwijswetten staat dat klagers zijn: ‘ouders dan wel ver-zorgers, en personeelsleden’. Sommige commissies leggen deze ter-men ruim uit en verstaan daaronder ook ouders van kinderen die nog geen leerling van de school zijn.14 Zo verklaarde de LKC ouders ontvankelijk in klachten over de behandeling van hun verzoek tot toelating van hun kind tot de school. Reden daarvoor is, volgens de LKC, dat zij beschouwd kunnen worden als ouders van kandidaat-leerlingen die tijdelijk, namelijk gedurende het toelatingsproces, deel hebben uitgemaakt van de schoolgemeenschap.15

Daarentegen werd een voormalig werknemer niet als ‘klager’ aan-gemerkt, ook al was de klacht ontstaan op een tijdstip dat betrok-kene wel werkzaam was op de school en toen al zijn onvrede tegen de (toenmalige) werkgever uitsprak. Of iemand als klager kan wor-den aangemerkt werd volgens de LKC in dat geval beoordeeld naar het tijdstip waarop een klacht wordt ingediend. Omdat de betrok-kene ten tijde van het indienen van de klacht niet meer werkzaam was op de school, was de klacht niet-ontvankelijk.16

In de onderwijswetten staat dat klachten kunnen

wor-den ingediend tegen ‘het bevoegd gezag, personeel of de

permanente commissie leerlingenzorg’. In een procedure

bij de LKC oordeelde deze dan ook dat geen klacht tegen

een andere ouder kon worden ingediend.

17

Maar een

klacht tegen de medezeggenschapsraad van de school was

wel ontvankelijk.

In de onderwijswetten staat dat klachten kunnen worden ingediend tegen ‘het bevoegd gezag, personeel of de permanente commissie leerlingenzorg’. In een procedure bij de LKC oordeelde deze dan ook

dat geen klacht tegen een andere ouder kon worden ingediend.17 Maar een klacht tegen de medezeggenschapsraad van de school was wel ontvankelijk. De LKC zei echter de klacht niet in behandeling te nemen omdat de gedragingen gingen over ‘inhoudelijke activi-teiten’ van de MR, en niet in verband stond met ‘de kwaliteit van het onderwijs.’18

2.3 Aard van de klacht

De klacht moet volgens de onderwijswetten betrekking hebben op ‘gedragingen en beslissingen’ van het bevoegd gezag, personeel of de permanente commissie leerlingenzorg. De wet beperkt de klach-ten dus niet tot bepaalde beslissingen of gedragingen en ook uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat het onderwerp van klachten ruim moet worden gezien.

Toch leggen sommige geschillencommissies de woorden ‘gedragin-gen en beslissin‘gedragin-gen’ beperkter uit. Zo stelt de LKC als voorwaar-de dat een klacht betrekking heeft op ‘voorwaar-de kwaliteit van het onvoorwaar-der- onder-wijs’.19 Hoewel de wetgever daaronder verstaat: ‘de kwaliteit van het onderwijs en de goede gang van zaken op school’20, interpre-teert de LKC deze woorden als: aangelegenheden ter zake van be-jegening of kwesties die het onderwijs raken21, of soms zelfs nog beperkter als ‘bejegening verband houdend met de kwaliteit van het onderwijs’.22 De LKC verklaarde daarom een klacht over het niet-nakomen van afspraken over integreren na verlof en re-sulterend in een plaatsing op een andere school niet ontvanke-lijk. De klacht had volgens de LKC voornamelijk betrekking op rechtspositionele aangelegenheden en was geen kwestie die het onderwijs of bejegening raakt. De LKC voegde daar aan toe dat uit de wetsgeschiedenis blijkt ‘dat het klachtrecht niet als juridisch instrument wordt beschouwd en dat klachtencommissies als de LKC niet dezelfde functie behoeven te vervullen als geschillen-, bezwaar- of beroepscommissies. Gelet hierop hebben de op een school werkzame personeelsleden een klachtrecht, namelijk in-dien en voor zover de kwaliteit van het onderwijs in het geding is. […] Indien een klacht voornamelijk betrekking heeft op rechts-positionele aangelegenheden anders dan ter zake van bejegening of kwesties die het onderwijs raken, is er echter voor de LKC geen taak weggelegd.’23

Ook een klacht over het niet-naleven van een uitspraak van de Landelijke geschillencommissie WMS werd niet-ontvankelijk ver-klaard door de LKC omdat deze ‘de inhoud van de medezeggenschap’ betrof, en niet de kwaliteit van het onderwijs.24 In de preambule van de Wet medezeggenschap op scholen staat evenwel dat deze wet is bedoeld voor ‘het goed functioneren van de school’, en dus de goe-de gang van zaken op school. In een angoe-der geval vond goe-de LKC dat de klacht primair betrekking had op de wijze waarop een selectie-procedure voor de directie van een fusieschool is verlopen. ‘De ge-volgen van deze procedure zijn niet gelijk te stellen aan bejegening verband houdend met de kwaliteit van het onderwijs’, aldus de LKC.25

Maar andere landelijke klachtencommissies lijken de reikwijdte van de klachtenregeling wel ruimer uit te leggen, en daaronder, naast de kwaliteit van het onderwijs, ook ‘de goede gang van za-ken op school’ te verstaan. De LKC KO verklaarde bijvoorbeeld een klacht gegrond van een docent over het treffen van maatregelen door het bevoegd gezag die een wijziging van het taakbeleid

(3)

in-hielden.26 Ook achtte de LKC KO zich bevoegd in een klacht over de handelswijze van het bevoegd gezag bij het onderzoek naar het mogelijk draagvlak binnen de school voor de klager voor een lei-dinggevende functie. De LKC PC achtte zich bevoegd in een klacht van een personeelslid over het handelen van het bevoegd gezag rondom zijn beoordelingsgesprek.27 In een procedure bij de LKC KO werd een klacht over niet-naleving van artikel 15, lid 3, Wet medezeggenschap op scholen door het bevoegd gezag ontvankelijk verklaard.28

3. Communicatie

Veel klachten hebben betrekking op de communicatie tussen school, ouders en/of leerlingen en/of derden. Er kunnen globaal drie soor-ten klachsoor-ten worden onderscheiden, klachsoor-ten over: (1) communi-catie in de brede zin van het woord, (2) informatieverstrekking aan derden en (3) informatieverstrekking aan gescheiden ouders.

3.1 Communicatie

In de meeste klachten binnen dit thema stellen klagers dat de school onzorgvuldig heeft gecommuniceerd, met name door het te laat of niet melden van belangrijke zaken. De LKC toetst of de school over belangrijke zaken duidelijk en tijdig heeft gecommuniceerd. Zo moet de school incidenten tijdig met de ouders bespreken en con-tact opnemen met de ouders als een leerling slechter gaat preste-ren en een leerachterstand krijgt en/of de overgang naar een vol-gende klas in gevaar komt.29

Opvallend is dat veel klachten die in hoofdzaak een ander thema raken, worden ondersteund met een klacht over de wijze van com-municeren. Klagers voeren aan dat scholen weigeren gesprekken te voeren of in onduidelijke bewoordingen communiceren met de ouders. Over de door de school gekozen bewoordingen en de inten-siteit van gevoerde gesprekken laat de LKC zich echter niet uit, mits de school zich respectvol heeft opgesteld.30 Het toetst in die geval-len marginaal.

Opvallend is dat veel klachten die in hoofdzaak een

an-der thema raken, worden onan-dersteund met een klacht

over de wijze van communiceren. Klagers voeren aan dat

scholen weigeren gesprekken te voeren of in

onduidelij-ke bewoordingen communiceren met de ouders.

3.2 Informatieverstrekking aan derden

Scholen moeten soms informatie over leerlingen aan derden ver-strekken. In de regel zijn deze derden hulpverleningsinstanties, zo-als het AMK, Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en andere scholen, met name wanneer het kind van school veran-dert. Hoofdregel is dat de school ouders zo veel mogelijk vooraf op de hoogte stelt over het informeren van derden, tenzij de veiligheid van het kind of die van een ander in het geding is of als wachten als gevolg van een urgente kwestie onverantwoord is. De informa-tie die de school verstrekt, moet bovendien objecinforma-tief en feitelijk zijn.31

In een geval waarin klaagster stelde dat de school onjuiste infor-matie aan Bureau Jeugdzorg over haar kind had verstrekt en klaagster niet eerst adequaat had geïnformeerd, oordeelde de LKC dat er onvoldoende steekhoudende argumenten voor de school

wa-ren om de zorgen over de leerling niet eerst met de klaagster zelf te bespreken.32 Opvallend is dat de LKC in zijn uitspraak de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die vanaf 1 juli 2013 van kracht is, op de voet lijkt te volgen.33 De LKC KO hanteert dezelfde uitgangspunten in zaken waar de school informatie verstrekt aan hulpverleningsinstanties. Volgens de LKC KO moet aan een melding bij het AMK een zorgvuldige belangenafweging voorafgaan. De school moet een inschatting maken van het risico op kindermis-handeling, alsmede van de aard en de ernst van de mishandeling. Dit kan ertoe leiden dat inschakeling van het AMK onder omstan-digheden een te zwaar middel kan zijn.34

In een zaak die ging over informatieverstrekking aan een opvolgen-de school, werd geklaagd dat opvolgen-de directeur ten onrechte privacyge-voelige informatie had doorgegeven aan de nieuwe school. Het be-trof met name de opmerking dat het contact tussen de school en de ouders van de leerling moeizaam verliep.35 De LKC oordeelde de klacht van de ouders ongegrond met de overweging dat de school een gerechtvaardigd belang had bij het verstrekken van de gege-vens, omdat deze relevant was voor de gezondheid en het welzijn van de leerling.

3.3 Informatieverstrekking aan gescheiden ouders

Op een school rust de wettelijke plicht om beide met het gezag be-laste ouders op dezelfde wijze te informeren. Als slechts één van de ouders met het gezag is belast, moet de school de niet met het ge-zag belaste ouder desgevraagd informeren over belangrijke feiten en omstandigheden met betrekking tot het kind. De school kan ech-ter anders besluiten, indien het belang van het kind zich verzet te-gen het verstrekken van informatie aan de niet met het gezag be-laste ouder.36 Daarvan was sprake bij de door een moeder geheim gehouden verblijfplaats. Maar informatie van algemene aard, zo-als informatie over ziekte en verzuim, mag de andere ouder niet worden onthouden.37 Tevens mocht een school redelijkerwijze be-sluiten om klager, een gescheiden vader, geen informatie te ver-strekken in de situatie waarin de Raad had geadviseerd geen infor-matie te verstrekken zolang er nog geen uitspraak van de rechtbank was.38

De school moet te allen tijde voorkomen partij te worden in een echtscheidingsconflict en alle schijn van partijdigheid vermijden.39 De omvang van het aantal gescheiden ouders kan voor de school aanleiding zijn om de contactmomenten met gescheiden ouders te reguleren. Maar het informatiebeleid kan er niet toe leiden dat de school de informatie die zij aan beide ouders dient te verstrekken nog slechts aan één van hen aanbiedt.40

4. Pedagogische/didactische begeleiding

Klachten over pedagogische en/of didactische begeleiding komen er in de kern steeds op neer dat de school een leerling op onzorg-vuldige of inadequate wijze heeft begeleid en/of het de leerling ont-brak aan aandacht. De LKC hanteert bij de toets of van zorgvuldige en adequate begeleiding sprake is, een drietal uitgangspunten. Ten eerste hebben scholen de verantwoordelijkheid om ontwikke-lingen die extra of andersoortige begeleiding vereisen, (tijdig) te signaleren en actief te handelen om de ontwikkeling van leerlin-gen op een zo positief mogelijke wijze te stimuleren. De

(4)

klachten-commissies toetsen of er bijzondere begeleidingsplannen en/of spe-cifieke doelen hadden moeten worden opgesteld en, als deze zijn opgesteld, of deze zijn opgevolgd.41 Zo concludeerde de LKC in een zaak waarin twee zusjes een leerachterstand hadden opgelopen, dat het deze leerlingen had ontbroken aan structuur in de begeleiding. De school had geen criteria ontwikkeld voor het starten of beëin-digen van extra begeleiding. Bovendien was er geen sprake van hel-dere verslaglegging en waren er geen evaluatiemomenten, zodat de klacht gegrond werd verklaard.42 Bij een leerling met een progres-sief ziektebeeld verzochten ouders om een op hun zoon toegespitst onderwijsprogramma. Zo vroegen zij onder andere om de lessen over doorstroming naar de arbeidsmarkt te laten vervallen en hun zoon gescheiden van de andere leerlingen toetsen te laten maken. De school kwam aan de verzoeken niet tegemoet. Volgens de LKC le-verde de school geen maatwerk, terwijl de omstandigheden daar-om wel vroegen. De school was daardaar-om tekort geschoten in de be-geleiding van de leerling.43

Ten tweede moet de school beleid ontwikkelen op grond waarvan bijzondere begeleiding wordt geboden bij leerlingen met beperkin-gen. In een zaak waar leerlingen met een auditieve beperking ge-durende een aantal weken les kregen van een docent die de geba-rentaal niet beheerste, stelde de LKC echter dat het beleid er in voldoende mate op was gericht om bevoegde en bekwame docenten voor de klas te zetten. En ondanks het feit dat de school pro-actie-ver had kunnen handelen, was de school niet zodanig nalatig dat dit klachtwaardig was.44

Ten derde moet de school iedere leerling de benodigde aandacht ge-ven. Van klachtwaardigheid is volgens de LKC pas sprake wanneer een leerkracht bepaalde leerlingen bewust en stelselmatig voortrekt of achterstelt, dan wel willekeurig behandelt, of wanneer sprake is van een incidentele handeling of beslissing die op zichzelf geno-men al klachtwaardig is.45 Extra aandacht is ook geboden als erva-ringen uit het verleden dit rechtvaardigen. Zo schoot een stagebe-geleider tekort in het proactief volgen van de ontwikkelingen van een stagiaire bij wie eerder een stage was afgebroken wegens pro-blemen.46

5. Veiligheid

Een school heeft een bijzondere zorgplicht en daardoor een ver-gaande inspanningsverplichting bij het waarborgen van de veilig-heid van leerlingen op school.47 De school moet voldoende toezicht houden48 en adequaat reageren wanneer een leerling zich door om-standigheden niet veilig voelt op school. Daarbij hoort dat de school grensoverschrijdend gedrag van leerlingen moet aanpakken ten be-hoeve van een veilige leeromgeving.49

5.1 Pesten door leerlingen

In veel zaken werd geklaagd dat de school niet adequaat optrad te-gen pesten van leerlinte-gen onderling. Volte-gens de LKC moeten scho-len bij pestproblematiek leidend optreden. Indien een bepaalde aan-pak van pesten geen resultaat heeft, moet de school andere wegen verkennen om tot het gewenste resultaat te komen.50 Door de klach-tencommissies werd eerst getoetst of een pestprotocol was ontwik-keld en toegepast.51 Een school die het pestprotocol niet had toege-past, terwijl de school met het pestprobleem bekend was, had volgens LKC daarom niet adequaat opgetreden tegen pesten.52 De

LKC PC stelde daarentegen dat er goede redenen kunnen zijn om het pestprotocol niet toe te passen, maar oordeelde een klacht ge-grond omdat de school niet duidelijk en gemotiveerd aan klagers had laten weten waarom het pestprotocol niet werd toegepast.53 In een andere zaak waren klagers en de school het met elkaar on-eens over de vraag of de zoon van klagers werd gepest. Klagers had-den regelmatig aan de school gemeld dat hun zoon zich buitenge-sloten en ongelukkig voelde op school. Volgens de LKC kon niet worden vastgesteld dat sprake was van pesten, maar had de school desondanks onvoldoende mogelijkheden verkend en benut om de zoon van klagers een veilige schoolomgeving te bieden.54

5.2 Gedrag van leerkrachten

Een aantal klachten betroffen onheuse opmerkingen van docenten. Nogal eens werd een grap van een leerkracht als discriminatie of belediging ervaren. De LKC wijst er op dat humor en relativering pedagogische instrumenten zijn die een leerkracht hoort te hante-ren.55 In een zaak waar de leerkracht een opmerking maakte over een valentijnscadeau dat in verband gebracht kon worden met kla-gers dochter, was echter sprake van een onoorbare opmerking. Een grap onder de lestijd over het ontstaan van ‘negers’ was eveneens klachtwaardig. Volgens de lerares waren negers blanken die met hun handen tegen de muur hadden gestaan en zwart waren geverfd. Voor de leerling met een Afrikaanse achtergrond was deze opmer-king discriminerend en kwetsend.56

Een school heeft een bijzondere zorgplicht en daardoor

een vergaande inspanningsverplichting bij het

waarbor-gen van de veiligheid van leerlinwaarbor-gen op school De school

moet voldoende toezicht houden

en adequaat reageren

wanneer een leerling zich door omstandigheden niet

vei-lig voelt op school. Daarbij hoort dat de school

grensover-schrijdend gedrag van leerlingen moet aanpakken ten

be-hoeve van een veilige leeromgeving.

In een klacht over een demotiverende omgangsvorm, vond de LKC KO de afkeurende opmerking van de leerkracht over een door de leerling gemaakt vaderdagcadeau ‘minder op haar plaats’. Evenmin was het niet handig dat de leerkracht een stuk uit een film waarin sprake was van zeer grof taalgebruik had vertoond aan groep 7. Onbegrijpelijk was echter vervolgens de conclusie van de LKC KO dat de leerkracht niet onprofessioneel had opgetreden en over het geheel genomen had gehandeld zoals van een leerkracht in verge-lijkbare omstandigheden verwacht mag worden.57

5.3 Ongewenste intimiteiten

Een ander klachtonderwerp betrof ongewenste intimiteiten. Voor de beoordeling van de vraag of lichamelijk contact grensoverschrij-dend is geweest, zijn de aard van de aanraking en de bijzondere wensen van de leerling bepalend. In een zaak waren schouderklop-jes door een leraar aan een leerlinge niet grensoverschrijdend, ook al had de leerlinge eerder aan de vertrouwenspersoon aangegeven dat zij niet door de betreffende leerkracht wenste te worden aan-geraakt. Volgens de LKC moeten docenten respecteren dat een leer-ling niet door hen wenst te worden aangeraakt. Die aanpak behoort dan wel te zijn vastgelegd in het leerlingdossier. Wanneer het ver-zoek één specifieke docent betreft, dient dit aan hem bekend ge-maakt te worden.58 Deze klacht werd ongegrond verklaard, omdat

(5)

de leerlinge in een gesprek met de vertrouwenspersoon had aange-geven anoniem te willen blijven. Uitvoering van de wens van de leerlinge zou het gevolg hebben dat de docent geen enkele leerling meer mocht aanraken, en dat was een te verstrekkende consequen-tie.

Dat klachten van leerlingen niet zomaar bij gebrek aan bewijs of tegenspraak opzij gezet mogen worden, bleek onder andere in de volgende zaak. Een leerling klaagde er over dat een leerkracht haar tijdens een rondleiding meerdere malen met zijn hand had aange-raakt op plaatsen waar het niet hoort. De leerkracht ontkende ten stelligste. De klacht werd desondanks gegrond verklaard. De LKC KO stelde dat sprake was van seksuele intimidatie en baseerde die conclusie op de wijze waarop de leerlinge ter zitting op vragen van de commissie had gereageerd en op een e-mailwisseling tussen de interne vertrouwenspersoon en een medeleerlinge die het verhaal van de klager bevestigde. Opvallend daarbij was de redenering van de LKC KO dat zij er ter zitting niet van overtuigd was geraakt dat de beschuldigingen aan het adres van de leerkracht onwaarheden bevatten.59

6. Optreden tegen leerlingen

Over de wijze waarop scholen gedragsregels handhaven, werd ook nogal eens geklaagd. Klachten betroffen veelal de aard of omvang van de aan leerlingen (en ouders) opgelegde sancties en de wijze waarop een leerkracht had gehandeld naar aanleiding van grens-overschrijdend gedrag van leerlingen.

Allereerst moet de klachtencommissie de vraag beantwoorden of de school de bevoegdheid had om een sanctie op te leggen. Aan een school kwam volgens de LKC geen bevoegdheid toe om een leerling te schorsen en over te plaatsen wegens betrokkenheid bij een vecht-partij die buiten de les- en schooltijd en buiten het terrein en het gebouw van de school had plaatsgevonden.60 In situaties waarin de school wel die bevoegdheid had, toetsten de klachtencommissies of er een deugdelijke grond was voor het opleggen van een sanctie en of de juiste procedure bij het opleggen van de straf was gevolgd. De vraag of de aard en de zwaarte van de sanctie gerechtvaardigd wa-ren, werd aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden beoordeeld. Daarbij valt op dat de LKC de zwaarte van de sanctie in relatie tot de verweten gedraging steeds inhoudelijk beoordeelde, terwijl de LKC KO in een aantal zaken expliciet stelde niet te wil-len treden in de beoordeling van de zwaarte van de sanctie schor-sing en verwijdering.

Zo oordeelde de LKC dat een schorsing van twee dagen wegens het filmen van een medeleerlinge op het toilet niet proportioneel was, omdat geen rekening was gehouden met de intentie van de filmen-de leerling.61 Ook een leerling die een leraar had uitgescholden en vervolgens niet mee mocht op schoolkamp, was te zwaar gestraft. Naar het oordeel van de LKC hadden de grenzen van behoorlijk ge-drag ook bewaakt kunnen worden door bij een mogelijke herhaling een minder zware straf in het vooruitzicht te stellen.62 De leerling die tegen klasgenoten had gezegd dat hij moslims haat, werd van-wege de onrust die in de groep was ontstaan terecht voor de rest van de dag in een andere groep geplaatst. Maar dat de leerling daar-na nog twee weken in de andere groep moest blijven, stond niet in verhouding tot het voorval.63 Een leerling die regelmatig bij

diver-se incidenten betrokken was, werd terecht geschorst gedurende drie dagen.64

In eerdere zaken toetste de LKC KO alleen of sancties op deugde-lijke gronden waren opgelegd en of de school bij de procedure tot het opleggen van een sanctie zorgvuldig te werk was gegaan.65 Over de zwaarte van de opgelegde sancties deed de LKC KO geen uitspraak. In recentere zaken lijkt de LKC KO dit uitgangspunt echter te verlaten en toetste of de opgelegde sanctie in verhou-ding stond tot de verweten gedragingen en of de sanctie in re-delijkheid kon worden opgelegd.66 Zo overwoog de LKC KO in een zaak dat schorsing en verwijdering zware sancties zijn die slechts ingeval van ernstig wangedrag van de leerling kunnen worden opgelegd. Er moet sprake zijn van dwang of geweld. Daarvan was in dat geval geen sprake, zodat de schorsing en ver-wijdering niet was gerechtvaardigd.67 Maar in een andere klacht over een verwijdering was de wijze van toetsing minder duide-lijk en ging alleen een toetsing van de door de school gevolgde verwijderingsprocedure vooraf, zodat het lijkt alsof de LKC KO opnieuw niet wilde treden in de beoordeling van de zwaarte van de sanctie.68

Scholen leggen soms ook sancties op aan ouders. Bij het beoordelen van klachten hierover hanteert de LKC dezelfde toetsingscriteria als bij leerlingen. In een incident waar twee ouders onacceptabele woorden hadden gebruikt, kon de school hen in redelijkheid bij wij-ze van ordemaatregel een schriftelijke waarschuwing geven en hen voor de duur van 14 dagen de toegang tot de school ontzeggen.69 Opvallend is de zaak waarin de moeder van een leerling klaagde over het hardhandig vastpakken en meetrekken van haar zoontje door een leerkracht en klaagster een schoolpleinverbod kreeg. De LKC kon niet vaststellen of de leerkracht onnodig en ontoelaatbaar fysiek had opgetreden. Daardoor werd de klacht tegen de leerkracht ongegrond verklaard. Hoewel evenmin kon worden vastgesteld in welke mate klaagster zich op school bedreigend en intimiderend had gedragen, was het de LKC voldoende aannemelijk geworden dat leerkrachten, kinderen en ouders zich geïntimideerd voelden. Dat maakte een toegangsverbod tot de school een gerechtvaardigde sanc-tie.70

Klachten over hardhandig of ongepast optreden van

leer-krachten jegens leerlingen worden vaak ongegrond

ver-klaard doordat de standpunten over het gebeurde

lijn-recht tegenover elkaar staan en daardoor geen

duidelijkheid over de feiten bestaat. Het fysiek aanraken

van leerlingen door leerkrachten op zichzelf is niet

klacht-waardig. Dat leerkrachten leerlingen soms fysiek moeten

aanraken om corrigerend te kunnen optreden, lijkt

alge-meen aanvaard.

Klachten over hardhandig of ongepast optreden van leerkrachten jegens leerlingen worden vaak ongegrond verklaard doordat de standpunten over het gebeurde lijnrecht tegenover elkaar staan en daardoor geen duidelijkheid over de feiten bestaat.71 Het fysiek aan-raken van leerlingen door leerkrachten op zichzelf is niet klacht-waardig. Dat leerkrachten leerlingen soms fysiek moeten aanraken om corrigerend te kunnen optreden, lijkt algemeen aanvaard.72 Dat een leerkracht echter bij het in bedwang houden van een leerling een tik tegen het hoofd van de leerling gaf, was volgens de LKC KO niet in overeenstemming met de professionaliteit die van een

(6)

on-derwijsgevende verwacht mag worden.73 De leerkracht die een leer-ling tot de orde riep door haar met een tekstbundel op het hoofd te raken, ging eveneens te ver. Bijzonder in deze zaak was de overwe-ging van de LKC dat er geen sprake was van een pedagogische tik, omdat de leerkracht had gehandeld zonder bijzondere overweging of gedachte.74 Dit wekt de suggestie dat een school gerechtvaardigd is een pedagogische tik uit te delen, hetgeen volgens ons een onjuist uitgangspunt is.

7. Schoolorganisatie

Veel klachten over de schoolorganisatie betroffen het bevorderen en doorstromen van leerlingen. Ook over de groepsindeling en het invoeren van het continurooster werd met regelmaat geklaagd. Vast beleid van de klachtencommissies is dat keuzes die scholen maken over de schoolorganisatie zoveel mogelijk worden geres-pecteerd. De commissies toetsen daarom terughoudend in dit soort klachtzaken.

Bij klachten over bevordering en doorstroming neemt de LKC de oordeling van de docentenvergadering als uitgangspunt. De LKC be-oordeelt of die vergadering in redelijkheid tot haar besluiten en ad-viezen over bevordering of doorstroming heeft kunnen komen. Daarbij toetst de LKC of de gehanteerde normen redelijk zijn en de procedure zorgvuldig is geweest.75 Wanneer overgangsnormen wor-den gehanteerd die in lijn liggen met algemene landelijke normen of gebruiken, moeten ouders bijzondere of zwaarwegende omstan-digheden aandragen die toepassing van de normen onredelijk ma-ken. Het ontbreken van een protocol inzake doubleren is niet door-slaggevend.76

Veel klachten over de schoolorganisatie betroffen het

be-vorderen en doorstromen van leerlingen. Ook over de

groepsindeling en het invoeren van het continurooster

werd met regelmaat geklaagd. Vast beleid van de

klach-tencommissies is dat keuzes die scholen maken over de

schoolorganisatie zoveel mogelijk worden gerespecteerd.

De commissies toetsen daarom terughoudend in dit soort

klachtzaken.

Van belang is dat de school in een specifieke situatie een zorgvul-dige afweging maakt.77 Een klacht over het niet laten doubleren werd ongegrond verklaard, omdat ouders pas twee dagen voor het einde van het schooljaar aanvullende informatie verschaften ter onderbouwing van hun wens om hun zoon te laten doubleren.78 Een klacht over het doortellen van de didactische leeftijd van een leer-ling die had gedoubleerd, was eveneens ongegrond, omdat het stand-punt van de school werd onderschreven door regionale verwijzings-commissies.79

Anders dan de LKC, verwijst de LKC KO in haar overwegingen niet naar algemene normen. De toetsing van de LKC KO beperkt zich tot de vraag of de school in redelijkheid haar besluit heeft kun-nen nemen en of er door de school verwijtbare fouten zijn ge-maakt.80

In een drietal zaken over groepsindeling verklaarde de LKC de klachten ongegrond nadat het had geoordeeld dat de interne pro-cedure correct was doorlopen en de school in redelijkheid tot haar

beslissing had kunnen komen. Zo kon de verantwoordelijkheid van de school voor een deugdelijke financiële huishouding rechtvaar-digen dat een tweetal kleine klassen werden samengevoegd tot een grote groep.81

Bij het invoeren van een continurooster moest een school rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van ouders. Dit houdt in dat ouders in ieder geval in het besluitvormingsproces betrok-ken dienden te worden. In een geval waarin de ouders niet bij de invoering en de datum van invoering waren betrokken, was de klacht dan ook gegrond.82 In een ander geval oordeelde de LKC dat de pauze onderdeel uitmaakt van de schooltijd. De school is gedu-rende die tijd verantwoordelijk voor de leerlingen. Volgens de vi-gerende regelgeving kan daarom geen sprake zijn van een verplich-te bijdrage in de overblijfkosverplich-ten.83

De beleidsruimte van de school kent echter haar beperkingen. Een ouder had de directie tevergeefs verzocht of haar zevenjarige doch-ter na afloop van de gymles bij het douchen haar onderbroek mocht aanhouden. De LKC oordeelde dat de school leerlingen mag verplich-ten om na de gymles te douchen. Maar het recht op lichamelijke in-tegriteit van de leerling is zo fundamenteel, dat geen schoolbeleid een uitzondering op dit recht rechtvaardigt. De klacht was daarom gegrond.84

8. Interne klachtenbehandeling

Er waren verschillende uitspraken over de wijze waarop de school de klacht eerst intern had behandeld. De LKC oordeelde dat een behandeling van vijf maanden te lang was, nu er geen omstandig-heden waren die maakten dat het onderzoek een dergelijke lan-ge duur nodig had. Ook was de reactie van de school op een inter-ne klacht onvoldoende gemotiveerd omdat klagers daaruit onvoldoende konden opmaken welke stappen het bevoegd gezag in het kader van de klachtbehandeling had ondernomen.85 De LKC beval in dat geval tevens aan om de klachtenregeling niet alleen ter inzage op school te leggen, maar ook op de website van de school te plaatsen. Verder mag van een schooldirecteur uit oog-punt van zorgvuldige klachtbehandeling verwacht worden dat hij een klacht doorstuurt naar de juiste persoon.86 Hoewel het indie-nen van een klacht er niet aan in de weg hoeft te staan dat de school de onderliggende problemen zelf probeert op te lossen, is het niet klachtwaardig dat de directeur in afwachting van de klachtbehandeling het hervatten van het gesprek met de ouders heeft opgeschort.87

Klachtwaardig was ook het niet-toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor, het onvoldoende motiveren van de afdoening van de diverse klachtonderdelen doordat van enige afweging in de visies van partijen geen blijk was gegeven en een oordeel over de klacht ontbrak.88 Eveneens klachtwaardig was het inadequaat reageren op een klacht door niet te erkennen dat het een klacht betrof en slechts in algemene termen te verwijzen naar de geëi-gende procedure voor het indienen van een klacht.89 Indien dui-delijk is dat er onvrede is bij een ouder, dient de desbetreffende schoolfunctionaris de ouder te informeren over de mogelijke stap-pen en het initiatief te nemen om te bewerkstelligen dat een ge-wenste afspraak met de directie en/of het bestuur daadwerkelijk wordt gemaakt.9

(7)

9. Ter afsluiting

De door ons bestudeerde uitspraken van de klachtencommissies in de afgelopen twee jaar vormen een waardevolle handleiding voor scholen over de wijze waarop zij met leerlingen, ouders en perso-neel omgaan. Wij vinden het werk van de klachtencommissies dan ook heel waardevol.

Wel valt ons op dat er nogal wat verschillen zijn tussen de behandeling van klachten door de diverse klachtencommissies. Zie bijvoorbeeld de aanvullende eis van de LKC dat de klacht de ‘kwaliteit van het onder-wijs’ moet betreffen. Ook hanteren de klachtencommissies soms ver-schillende toetsingsnormen in dezelfde soort klachten. Wij verwijzen naar de beoordeling van klachten met betrekking tot sancties. Het onderzoeksbureau Panteia dat in opdracht van het ministerie van OCW de klachtenregeling heeft geëvalueerd komt tot eenzelf-de conclusie in het rapport Werkt eenzelf-de klachtenregeling? Evaluatie

klach-tenregeling funderend onderwijs. Het onderzoeksbureau komt onder

meer tot de conclusie dat, hoewel de regeling op vrijwel alle scho-len is ingevoerd, er veel verschilscho-len zijn in de procedures. Met Panteia vinden wij uniformering van de procedure en de werkwij-ze van de klachtencommissies dan ook wenselijk.91

Noten

1. Kamerstukken II 1996-1997, 25459, nr. 3, p. 2 en 14. 2. Idem, p. 13.

3. Artikel 14 WPO. Zie ook artikel 24b WVO en artikel 23 WEC.

4. Kamerstukken II 1996/97, 25459, nr. 3, p. 8. Zie ook Kamerstukken II 1996/97, 25459, nr. 5, p. 11-12.

5. Handelingen II 12 maart 1998, 60-4536.

6. School en Wet 2011-6, nr. 6, p. 14.

7. Panteia, “Werkt de klachtenregeling? Evaluatie klachtenregeling funderend onderwijs”, Zoetermeer 28 maart 2013, p. 33-36.

8. Zie bijv. artikel 4, lid 2, aanhef en onder b, van het reglement van de LKC. Zie ook artikel 9, lid 6, van het reglement van de LKC Islamitisch Onderwijs.

9. Bijv. 60 werkdagen na de gedraging of beslissing in artikel 5, lid 3 van de klachtenre-geling van Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO).

10. Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (BVE) 12 april 2013, zaaknr. 105665. 11. LKC 27 november 2012, zaaknr. 105597.

12. LKC Islamitisch Onderwijs 28 februari 2013, zaaknr. 105453b. 13. LKC 27 november 2012, zaaknr. 105597.

14. Zie bijv. artikel 1 onder 6 van het reglement van de LKC. Ook de Landelijke geschillen-commissies van het bijzonder onderwijs behandelen klachten van leerlingen. Zie: http://www.geschillencommissiesbijzonderonderwijs.nl/index.php/klachten (geraad-pleegd 27 juli 2013). Die uitleg is in overeenstemming met de onderwijswetten. Zie bijv. artikel 40, lid 4, WPO waarin de term ‘ouders’ verwijst naar de ouders van een leerling voordat deze is toegelaten.

15. LKC 7 mei 2012, zaaknr. 105213. Zie bijv. LKC KO 7 juni 2012, klachtnr. 2012 N-07 en N-12.

16. LKC 21 mei 2013, zaaknr. 105778. 17. LKC 10 december 2012, zaaknr. 105586

18. LKC 13 oktober 2011, zaakknr. 105144. Zie ook LKC 30 november 2011, zaaknr. 105167. Ons inziens had de LKC klager niet ontvankelijk moeten verklaren omdat deze niet gericht was tegen een beklaagde in de zin van artikel 14, lid 1, WPO.

19. LKC 17 december 2012, zaaknr. 105613. Zie ook LKC 13 oktober 2011, zaaknr. 105144.

20. Kamerstukken II 1996-1997, 25459, nr. 3, p. 2 en 14. 21. LKC 17 december 2012, zaaknr. 105613.

22. LKC 4 april 2012, zaaknr. 105333.

23. LKC 17 december 2012, zaaknr. 105613. Zie ook LKC 16 februari 2012, zaaknr. 105294. 24. LKC 4 april 2012, zaaknr. 105351. Ons inziens had de LKC klager (de

medezeggen-schapsraad) niet ontvankelijk moeten verklaren omdat deze geen klager in de zin van artikel 14, lid 1, WPO was. Zie ook LKC KO 21 september 2012, klachtnr. 2012 N-22. 25. LKC 4 april 2012, zaaknr. 105333.

26. LKC KO 1 november 2012, klachtnr. 2012 N-29. Zie ook LKC KO 18 april 2013, klachtnr. 2013, N-01.

27. LKC PC 25 mei 2012, 2012-011.

28. LKC KO 21 september 2012, klachtnr. 2012 N-22.

29. LKC 27 september 2011, zaaknr. 104980, LKC 1 juni 2011, zaaknr. 104924, LKC 10 april 2012, zaaknr. 105296, LKC 18 februari 2013, zaaknr. 105574, LKC 3 april 2013, zaaknr 105638 en LKC 1 december 2011, zaaknr. 105123.

30. LKC 13 juli 2011, zaaknr. 104947.

31. LKC 12 oktober 2011, zaaknr. 105034 en LKC 27 september 2011, zaaknr. 105018. 32. LKC 16 mei 2012, zaaknr. 105308.

33. www.rijksoverheid.nl: meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

34. LKC KO 4 april 2013, klachtnr. 2013 Z-03, LKC KO 7 juni 2012, klachtnr. 2012 N-07 en LKC KO 20 april 2011, klachtnr. 2011 Z-06. 35. LKC 2 juli 2012, zaaknr. 105378. 36. LKC 8 maart 2012, zaaknr. 105160. 37. LKC 8 mei 2012, zaaknr. 105312. 38. LKC 15 mei 2013, zaaknr. 105698. 39. LKC 11 juli 2012, zaaknr. 105389. 40. LKC 18 maart 2013, zaaknr. 105682.

41. LKC KO 18 april 2013, klachtnr. 2012 N-30 en LKC 19 september 2011, zaaknr. 105059. 42. LKC 5 september 2012, zaaknr. 105370. 43. LKC 14 november 2012, zaaknr. 105465. 44. LKC 13 mei 2013, zaaknr. 105726. 45. LKC 18 juni 2012, zaaknr. 105357. 46. LKC 26 september 2011, zaaknr. 104977. 47. LKC 17 september 2012, zaaknr. 105402. 48. LKC 15 april 2013, zaaknr. 105610. 49. LKC 17 september 2012, zaaknr. 105402. 50. LKC 20 maart 2013, zaaknr. 105654.

51. LKC 28 juni 2013, zaaknr. 105738, LKC 4 juni 2012, zaaknr. 105330 en LKC KO 19 juni 2013, klachtnr 2013 Z-15. 52. LKC 16 mei 2012, zaaknr. 105307. 53. LKC PC 3 oktober 2012, advies 2012-085. 54. LKC 10 april 2012, zaaknr. 105296. 55. LKC 12 februari 2013, zaaknr. 105454. 56. LKC KO 19 september 2012, klachtnr. 2012 Z-08. 57. LKC KO 3 november 2011, klachtnr. 2011 N-29. 58. LKC 13 november 2012, zaaknr. 105527. 59. LKC KO 15 februari 2012, klachtnr. 2011 Z-28. 60. LKC 14 april 2013, zaaknr. 105617. 61. LKC 3 december 2012, zaaknr. 105537. 62. LKC 6 juni 2012, klachtnr. 105334. 63. LKC 30 mei 2012, klachtnr. 105316. 64. LKC 12 oktober 2011, klachtnr. 105034.

65. LKC KO 23 juni 2011, klachtnr. 2011 N-8 en LKC KO 15 september 2011, klachtnr. 2011 N-19.

66. LKC KO 15 april 2012, klachtnr. 2011 Z-31 en LKC KO 15 mei 2013, klachtnr. 2013 Z-04. 67. LKC KO 2 februari 2012, klachtnr. 2011 N-44.

68. LKC KO 19 juni 2013, klachtnr. 2013 Z-12. 69. LKC 1 december 2011, zaaknr. 105003. 70. LKC 24 oktober 2012, zaaknr. 105471.

71. LKC 7 maart 2012, zaaknr. 105233, LKC 16 mei 2012, zaaknr. 105307, LKC 1 juni 2012, zaaknr. 105286 en LKC 11 september 2012, zaaknr. 105363.

(8)

72. LKC 8 juli 2011, zaaknr. 104920. 73. LKC KO 20 juni 2012, klachtnr. 2012 N-12. 74. LKC 3 oktober 2012, zaaknr. 105490.

75. LKC 10 september 2012, zaaknr. 105461, LKC 1 november 2011, zaaknr. 105115 en LKC6 juni 2012, zaaknr. 105400 .

76. Zo blijkt o.a. uit: LKC 18 oktober 2011, zaaknr. 105042, LKC 10 oktober 2011, zaaknr. 105135, LKC 4 oktober 2011, zaaknr. 105130 LKC 13 december 2012, zaaknr. 105534 en 24 juli 2012, zaaknr. 105494.

77. LKC 7 november 2012, zaaknr. 105535 en 17 oktober 2012, zaaknr. 105508. 78. LKC 19 december 2012, zaaknr. 105582.

79. LKC 28 november 2012, zaaknr. 105562.

80. LKC KO 29 november 2012, klachtnr. 2012 Z-24 en LKC KO 20 februari 2013, klachtnr. 2012 Z-29.

81. LKC 19 september, zaaknr. 105058, LKC 19 september, zaaknr. 105084 en LKC 9 augus-tus 2012, zaaknr. 105459. 82. LKC 23 juli 2012, zaaknr. 105455. 83. LKC12 juli 2012, zaaknr. 105395. 84. LKC 24 oktober 2011, zaaknr. 105124. 85. LKC 11 februari 2013, zaaknr. 105380. 86. LKC 6 juni 2012, zaaknr. 105334. 87. LKC 27 september 2011, zaaknr. 105018. 88. LKC 29 september 2011, zaaknr. 105074. 89. LKC 6 december 2011, zaaknr. 105138. 90. LKC 1 december 2011, zaaknr. 105003. 91. Zoetermeer 28 maart 2013, p. 44.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De LKC checkt bij het schoolbestuur en de klager of er toch een oplossing vanuit de school mogelijk is Stap 4. De LKC onderzoekt de klacht en nodigt partijen uit voor

de klager legt de klacht aan het schoolbestuur voor als er binnen de school geen oplossing komt. een school valt onder een

6 Voorbeelden van klachten die LKC behandelt zijn: het niet goed begeleiden van een leerling of een student; het niet bevorderen van een leerling; een schooladvies voor

Om u een beeld te geven van de opgaven zoals die er in de volgtoetsen uit kunnen komen te zien, hebben wij in deze nieuwsbrief een aantal voorbeeldopgaven voor Reke-

om het ontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor de duur van 6 weken, samen met (a) de ontwerp omgevingsvergunning met olo nummer 3213453 en (b) het ontwerpbesluit

Scholen voor voortgezet onderwijs zijn verplicht aan de Inspectie van het Onderwijs te melden als zij een leerling langer dan één dag schorsen of het voornemen hebben een

Een tweede tegengeluid, dat in het verlengde ligt van bovenstaand tegengeluid, is dat de ervaren ruimte om te werken aan brede onderwijsdoelen en eigen aspecten van kwaliteit

In een identieke personele unie is het voltallige bestuur van een onderwijsbestuur (primair, voortgezet of speciaal onderwijs) gelijk aan dat van één of meer besturen uit een