I1H9I -h^*4,:&o
P r o e f s t a t i o n voor d e G r o e n t e n - en F r u i t t e e l t onder Glas t e Naaldwijk
MANGAANGEBREK EN
-OVERMAAT BIJ CHRYSANTEN OP WATERCULTUUR door : W.A.C. Nederpel 6 A. K o s t e r * N a a l d w i j k , j a n u a r i 1 9 7 5 . No.683/2
S t a g i a r e van d e Hogere Tuinbouwschool t e U t r e c h t .
-2-INHOUD I n l e i d i n g P r o e f o p z e t T e e l t v e r l o o p R e s u l t a t e n Opname en g e v o e l i g h e i d B e s c h r i j v i n g van d e symptomen C o n c l u s i e
INLEIDING
Bij diverse gewassen kan mangaanovermaat optreden na het stomen. Ook bij de chrysant wordt soms mangaanovermaat geconstateerd. Het schadebeeld varieert en is afhankelijk van de gevoeligheid van de cultivar. Soms hebben de planten een lichtere bladkleur, vooral bij de jongere bladeren, terwijl in andere gevallen ook necrotische vlekken in het blad worden aangetroffen. In de hier te beschrijven proef is door het aanbod van verschillende hoe-• veelheden mangaan getracht na te gaan bij welk mangaangehalte in
O
het gewas schade door gebrek of door overmaat zal optreden. Tevens werd nagegaan of er een verband bestaat tussen het mangaangehalte in het gewas en de gevoeligheid van de xjultivar voor mangaanovermaat.
-4-PROEFOPZET
De gewortelde stekken werden na het uitspoelen van de wortels in blokken
3
steenwol { 1 dm } geplaatst. De blokken steenwol stonden in plastic bakken. In de bakken werd een voedingsoplossing 'gegoten, zodat de blokken
steeds in een laag voedingsoplossing stonden van circa 3 cm diepte. De samenstelling van de voedingsoplossing was verschillend. In totaal werden vijf verschillende voedingsoplossingen klaargemaakt. De basis
samenstelling van de voedingsoplossing was per 100 liter gedemineraliseerd water : 4 H20 144 g Ca(N03) 17 g KH2p°4 17 g
KNO
3 71 g MgS04 -10 g NaCl 286 mg Na2B4°7 14 mg CuSO.. . 4 10 mg Na„mo0. 2 4 714 mg Chel Fe 57 mg ZnSO.. 4 2 ' a ° 7 H2ODe vijf verschillende behandelingen werden verkregen door verschillende hoeveelheden mangaansulfaat toe te voegen. Toegevoegd werd aan de voe dingsoplossing (per 100 liter) :
Behandeling A 0 g MnSO,. 4 4 H2° Behandeling B 0,1 g MnSO,. 4 4 o <N ta Behandeling C 8,3 g MnSO . 4 4 H2° Behandeling D 16,6 g MnSO,. 4 4 H2° Behandeling E 33,2 g MnSO . 4 4 H2°
In de proef werden 18 cultivars opgenomen. Van elke cultivar kwamen twee planten per behandeling voor. De proef werd'in enkelvoud uitgevoerd. De bakken met daarin de planten op steenwol stonden op een tablet.
-5-TEELTVERLOOP
Op 16 mei 1974 werd dé pfoef gestart. Gedurende de eerste twee weken kregen alle behandelingen dezelfde voedingsoplossing toegedriQid. Deze voedingsoplossing kwam qua samenstelling overeen met die van behandeling waarbij echter de concentratie van de voedingsoplossing was gehalveerd door toediening van gedemineraliseerd water. Eind mei werden de ver schillende behandelingen gestart, door de diverse voedingsoplossingen .toe te dienen. Omdat bij alle behandelingen chlorose werd waargenomen werd de hoeveelheid Fe-chelaat in de voedingsoplossingen verhoogd van 714 mg tot 2.142 mg per 100 liter.
\
Op 22 augustus 1974 werd de proef beëindigd en werden de afzonderlijke cultivars beoordeeld op mangaangebrek of mangaanovermaat. Voor de be paling van het mangaangehalte in het gewas werden de volgroeide bladeren verzameld, gedroogd en gemalen.
RESULTATEN
Bij de beëindiging van de proef werden tussen de diverse behandelingen duidelijke verschillen waargenomen. (Behandeling A (= voedingsoplossing zonder mangaan) veroorzaakte bij alle cultivars mangaangebrek. Niet alleen de jonge bladeren, maar ook de oudere bladeren waren egaal lichtgroen vaai kleur. Bij deze behandeling kon de rasgevoeligheid niet worden vast gesteld ofiidat bij alle rassen ongeveer gelijktijdig de eerste gebrekssymp tomen werden aangetroffen. Bij behandeling B ( = voedingsoplossing met een normale samenstelling) werd noch mangaangebrek,noch mangaanovermaat aangetroffen. Bij behandeling C (= voedingsoplossing met 8,3 g mangaan-sulfaat) werd bij 10 van de 18 cultivars mangaanovermaat waargenomen. Alle rassen vertoonden echter een duidelijke groeiremming. Voor het vast stellen van de mate waarin mangaanovermaat optrad is in de eerste plaats gekeken naar bruine necrofeische vlekijes langs de rand van het blad en in de bladschijf. Op de tweede plaats is gekeken'naar een lichtere bladkleur die vooral in de jongere bladeren wordt aangetroffen waarbij een fijne nerf tekening in het blad ontstaat. Behandeling D (= voedingsoplossing met
16,6 g mangaansulfaat) gaf bij 16 van de 18 rassen symptomen van mangaan overmaat. Tevens werd bij alle rassen een duidelijke groeiremming gevonden. Bij behandeling E (= voedingsoplossing met 33,2 g mangaansulfaat) werd bij 17 van de 18 cultivars mangaanovermaat waargenomen. Ook bij deze behande ling we±d bij alle rassen een duidelijke groeiremming aangetroffen. Om enig inzicht te verkrijgen in de mate van aantasting door mangaanovermaat is bij de behandelingen C, D en E een visuele beoordeling op symptomen uitgevoerd. Naarmate het cijfer hoger is (0 t/m 20) werd een ernstigere
mate van mangaanovermaat aangetroffen.
Tabel 1 geeft per behandeling de mangaangehalten in het gewas bij de diverse cultivars en vermeldt tevens bij welke cultivar mangaangebrek of -overmaat werd aangetroffen (bij de cultivars met mangaanovermaat is de mate van aan tasting in een waarderingscijfer uitgedrukt).
Zoals tabel 1 aangeeft en eerder is opgemerkt kwam'bij de behandeling A
bij alle rassen mangaangebrek voor. Het mangaangehalte in het blad lag hierbij beneden 14 p.p.m. Mn op de droge stof. Bij bèhandeling B werd geen gebrek of overmaat geconstateerd, het mangaangehalte liep uiteen van 14 tot 82 p„p.m. Mn.
C <D c h i 2: u) 03 a)i ß c 0) •Cl id M • ü> fii id 0) E — c • <1) 03 idi en M .Cl ß £1 Û.-D E a)i id 0) • C m i s Di CL 0) C m i s —' JZ Q) > 03 1 fi © 1 id -P -D XJ <Ci id r—1 03 a> 1 Di id — <D 4-* DU fi
.fi
"D 03 fii id 0) C E •HIS D> •M Q) d) — 0) * 11 0)1 fi _C — TJ •ai id X •— fii id 0) C JZ •—> idi D> M — O •— .Cl fi A (ƒ) -O qji id 0) C u i» m i s Di a> a> 03 m i s •M > 03 r— 3 03 0) SI -O «fc <D +J • D) C 03 c C 03 03 0) 03 > E > fD u 0) CT>"D d) Ol C Q) > a> 0) O O cn E — 1 i_ > a> a> c H- a) o —- O 3 I fi o)I ID 4-1
w i n )H
I tn iO w c xi fi I id (u•«-US DI
ai! I •Ol Q) ClTJ u a) > idi fr o -P jGI a) a) I id m i s a I•H C
n gI G Q)
I Id -P Qi id i-H I Cn id Wfi Ä ci id a)•HIS DI
H I (VI I •ai a) CI-Ö id 1 M D> O Al id ß I I ß a) I id -P m i i dH
I öi id DU fi ,fi fii id a) fi-tu 01 ; to ;&
•P id <u I id -H c id m i s U s S I fi a) I id -P ui id H I &> idDU ß A
Ci id a)•HIS &
H I 0)1 I •oi a) fil"Ü id I m Di .ci id c <üi id -H
m i s n I (D t m o l n o c o M l n H H O ^ m ^ D ( ^ l ^ û u ^ ( D O l y ) < J ( J I O N O n h H C N O N C O O l l f l M l l Û H c l r ^ n c j o T - i T H c r i n L n r - O ' a ' c y i c N ^ i ' o " » o o N n r o n n n n n n n n N N r o N n c s c s i r o o Ol Cl rl N r - œ o o ^ m w D o r—i «-H CN ,-1 %3< Ol (£>f-CNLC0RFV0VX)CNOCNCT>I^)CV]O<D«XI00 03 O
n -N f . O ' V O H ( D ( N C l f f l U l C ) C l ^ M < ) « 3 n h c j \ T - t r o u i o o r o c N n m c i v o T - i ^ - i r - - < x > c r \ ( D i n H N C N > - l l N N f M M N r t W ( N N H H H H ( N l O ö l I N O H M O O O n ^ O O O ^ N VÛ > H t-H *—H CN *—t H *H *-H NOJODOkDODM'^fflCOOCDCNltNlflOJkO^ ^ H ^ r o o i r i c N U ) * H O O O ' 3,i n o oti n oo m M o i n c N O ' j t D n o o o i o i H O N i a i o c iO O O O O O ^ O C D O C I O O O O O C \ J , - H LOVO
H *-4 CM x—t i—( *—* ïH r n ^ i / i N M ^ m m i f i a i H ' î i o ^ O M coK D T N C O H N N ' Ï I N C N N H N T N N N CMRO
I I I I I I 1 I 1 I I II I r ^ r- w c i i n r ^ v Q a i o i a i k Q C^ T- t r ^ r - c i f ^ c o + + + + + + + + + • + + + + + + + + + M M & fi a) d) a) 0 id •P r-1 •Ö •a rH 0) •rl 3 •H •H H •o.fi
m ft ft (1) S <D W rfi i—i W fH 0) O c v—• •p id O •H Di m p c •H •p > W fi a) C •H&
0) 0) S 01 0) 0 0) •H fi i—i Fi i—1 •p •a M s rH rH rH 0 Fi 0 ft •H i—! 0) i—1 XI O m n 10 ft a) .C O O o >o 0) M ft id rH id 0) S U r* A d) tH id aJ ÏÖ s S fa fi Q U C/l fi > S G M •H 0 id M M rH a) O M rd CO 0) O 1—i a) Ai •H A: 0) 0) ftf •Ö ti ÎH 0) A: •H al rd C 10) rH id C id 3 3 •H M o 5 —1 3 M TJ M ft ft > 0) rH ft ft •H c *0 Ö «H N A: ß E •H •rH >t m Q H Q M w«
tu es H en CM H W H S rH CN m m vo r- œ en o CM ro m vo [-- 00 t-H H H T-f v—i •H T—t
-8-Bij de behandelingen C, D en E zien we een toename van het aantal rassen dat mangaanovermaat vertoont. Ook het mangaangehalte • in het blad stijgt onder invloed van een groter aanbod van mangaan.
Bij de behandeling C lagen de gehalten tussen 850 en 1400 p.p.m. Mn, bij behandeling D tussen 1500 en 2800 p.p.m. Mn en bij behandeling E tussen 2400 en 4000 p.p.m. Mn.
Aan de hand van de waarderingscijfers bij de behandelingen C, D en E kan worden nagegaan in welke mate de overmaatsverschijnselen optraden. Tevens geven de waarderingsc^fers aan welke rassen mangaanovermaat vertoon den. Door vergelijking van de waarderingscijfers bij de verschillende be handelingen kan worden nagegaan in hoeverre de symptomen van mangaanover maat toenemen bij een groter aanbod van mangaan. De bovengenoemde verge lijkingsmogelijkheden hebben geleid tot de onderstaande indeling naar
gevoeligheid voor mangaanovermaat.
-Zeer gevoelig voor mangaanovermaat Matig gevoel ig voor mangaanovermaat
(waarderingscijfer 5 t/m 8) Super Golden Super White Super Yellow Improved Mefo L i c h t g e v o e l i g voor mangaanovermaat (waarderingscijfer 0 t/m 4) Golden Crystal Dark Flamenco Dark Deep Tuneful Indianapolis White Indianapolis Yellow Yellow Bonnie Jean (waarderingscijfer 15 t/m 20)
Pink Marble Blue Marble Fiducia Winner
Gevoelig voor mangaanovermaat
(waarderingscijfer 9 t/m 14) Elzas
Imka Rivalry
-9-OPNAME EN GEVOELIGHEID
Figuur 1 Illustreert de toename van het mangaangehalte in het blad onder invloed van de mangaanconcentraties in de oplossingen (behandelingen B, C, D en E). In deze figuur zijn slechts vijf rassen opgenomen, te weten de nummers 6, 8, 5, 4 en 16 (zie de nummers bij de rassen in tabel 1). Deze rassen zijn zo gekozen dat steeds de uitersten in mangaangehalte bij de afzonderlijke behandelingen aanwezig zijn.
Figuur 2 geeft, het verband weer tussen de waarderingscijfers voor mangaan-overmaat en de mangaangehalten in het blad bij de behandelingen C, D en E. Uit Figuur 1 blijkt dat het mangaangehalte in het blad onder invloed van de mangaanconcentraties in de voeldingsoplossingen toenam. Tussen de di verse rassen werd wel enig verschil in opname geconstateerd. In hoeverre het verschil in opname verantwoordelijk is voor het verschil in gevoelig heid kan uit figuur 2 worden afgeleid.
Uit figuur 2 blijkt dat er geen duidelijk verband bestond tussen het man gaangehalte in het blad en de mate van aantasting door mangaanovermaat. Er waren cultivars met een hoog mangaangehalte en weinig aantasting en cultivars met een betrekkelijk laag mangaangehalte en veel aantasting. Ofschoon bij behandeling C bij alle rassen een duidelijke groeiremming werd waargenomen bleek dat slechts 10 van de 18 rassen duidelijke symp-^ tomen van mangaanovermaat vertoonden. Mangaanovermaat kan dus schade geven zonder dat nog symptomen zichtbaar zijn. Bij deze behandeling wer den mangaangehalten in het blad aangetroffen die varieerden van ongeveer 850 tot 1400 d.p.m. Mn.
Gezien de verschillen in reactie van de diverse cultivars bij behandeling C is het verantwoord te stellen dat voor sommige rassen een mangaangehalte in het blad lager dan 850 p.p.m. Mn- reeds als drempelwaarde voor een dui delijk waarneembare schade door mangaanovermaat moet worden aangemerkt.
-10-FlGUUR 1 . Mangaangeha 1 t e in h e t b l a d b i j v i j f c u l t i v a r s onder invloed van d e v e r s c h i l l e n d e hoeveelheden mangaansu1faat in d e v o e d i n g s o p l o s s i n g
p . p . m . Mn op d e
d r o g e s t o f , '
gram m a n g a a n s u l f a a t i n d e o p l o s s i n g «
0) «M CO . c Ü> D> C ro CD C7i C <U' £ 4-» 0) SI • c LU 0) C +J a) <0 ra £ O u (1) > « O o c co c flj Q) O") Oî c C f0 •— . £ <u - 1_ "O O c O m > . c 0) L -O Q) M- a> —> "O O to •— en c •— 1/) u m Q) 5 "O a> o m fO AJ 3 a> -C 4-» <D c X — CS oc O O
-121-\
BESCHRIJVING VAN DE .SYMPTOMEN
Mangaangebrek
Alleen bij behandeling A werd mangaangebrek. aangetroffen. De habitus van de plant was normaal. Er werd geen of vrijwel geen groeiremming
'waargenomen. De bladeren waren egaal (= geelgroeni van kleur, afhankelijk van het ras, dof of iets glanzend. Bij Pink Marble was de bladrand iets donkerder van kleur, bij de overige rassen werd dit verschijnsel niet aangetroffen. De ontwikkeling van de bloemknoppen verliep iets trager dan normaal.
Mangaanovermaat
Alleen bij de behandelingen C, D en E werd mangaanovermaat geconstateerd. De groei van de plant was sterk geremd. Bij sommige rassen werd het begin
stadium gekenmerkt door kleine bruine vlekjes (1—2 mm) bij de randen
van de oudere bladeren (Blue Marble, Dark'Flamenco, Dark Deep Tuneful, Super White, Super Golden, Rivalry, Super Yellow, Pink Marble,
- Elzas, Imka, Winner en Fiducia).
Bij de overige rassen werden deze vlekjes niet alleen bij de randen maar
ook op en langs de nerven aangetroffen. In een later stadium kwamen de vlekjes' verspreid over de gehele bladschijf voor. Bovendien werd bij sommige
rassen een fijne nerftekening aangetroffen in de jongere bladeren door een geelverkleuring van het tussenliggende weefsel (Indianapolis White, Dark Deep Tuneful,' Golden Crystal, Süper Yellow, Indianapolis Yellow en Elzas). Ook in deze bladeren werden na enige tijd bruine vlekjes ge
vonden, De knopaanleg was matig. De bloemen waren iets kleiner dan normaal.
-13-CONCLUSIE
Tussen de gebruikte rassen werden geen duidelijke verschillen waargenomen ten aanzien van de gevoeligheid voor mangaangebrek.
Bij alle rassen werden ongeveer gelijktijdig de eerste gebrekssymptomen aangetroffen. Vbor het optredeii van mangaangebrek kan een mangaangehalte in het blad van 14 p^p.m. Mn op de droge stof als grenwaarde worden aangehouden.
Tussen de diverse cultivars kan een vrij groot verschil in mangaangehalte worden aangetroffen. Bij de gezonde planten varieerden de mangaangehalten in het blad van 14 tot 82 p.p.m. Mn.
Het aan de voedingsoplossingen toegediende extra mangaan gaf bij alle rassen een duidelijke groeiremming.
Het aantal rassen met symptomen van mangaanovermaat nam toe naarmate meer mangaan in de voedingsoplossing aanwezig was.
Tussen de diverse rassen werd een duidelijk verschil in gevoeligheid
1
voor mangaanovermaat waargenomen (zie tabel 1).
Juist de verschillen in gevoeligheid tonen aan dat sommige rassen bij een mangaangehalte in het blad lager dan 850 p.p.m. Mn mogelijk reeds visuele schade zullen vertonen. Ook de groeiremming zonder een duidelijk scahdebeeld van mangaanovermaat mag niet worden onderschat.
i
Tussen de mate van aantasting en het mangaangehalte in het blad kon geen verband worden aangetoond.
Bij het begrip gevoeligheid voor mangaanovermaat moet dus in eerste in stantie worden gedacht aan een eigenschap van de desbetreffende cultivar.