• No results found

Preken voor dertigers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Preken voor dertigers"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeerproject HBO-bachelor Theologie

CHE / Pastoraal Werk

Carline Speksnijder- de Koster

Afstudeerbegeleider:

S. Van der Velde

juni 2019

Preken voor dertigers

Een onderzoek naar de vragen en behoeften van dertigers

in de Sint Jansgemeente Gouda

(2)

1

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4 1.1 Aanleiding 4 1.2 Probleemstelling 5 1.3 Werkwijze 5 1.4 Opbouw 6 1.5 Begrippen 6

1.5.1 Existentiële vragen en behoeften 6

1.5.2 Existentiële noties uit het evangelie 6

1.5.3 Kerkelijk meelevende gemeenteleden 8

1.5.4 De tussengeneratieofwel ‘de dertigers’ 8

1.5.5 De Sint Jansgemeente Gouda 8

1.5.6 Gereformeerde Bond 8

1.5.7 Hervormd - Gereformeerde traditie (Gereformeerde theologie) 8

2. Beschrijving en analyse van de sociale en religieuze ontwikkelingen in de tijd 9 2.1 Elementen die een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van het christendom 9

2.1.1 Het zelfverstaan van de mens 9

2.1.2 De sociaal-religieuze verbeelding 9

2.1.3 De historische omstandigheden 9

2.1.4 Samenspel van de drie elementen en behoud van de theologische visie 9

2.2 Sociologie van religie: vier hoofdverhalen 10

2.2.1 Secularisatie 10

2.2.2 Religieuze Reorganisatie 10

2.2.3 Religieuze Individualisering 10

2.2.4 De aanbodzijde van religieuze markten 11

2.3 De sociaal/religieuze context waarin wij leven 11

2.3.1 Opvattingen en veranderingen in de samenleving 11

2.3.2 De huidige religieuze mens 11

2.3.3 De rol van de Kerk 12

2.3.4 Kansen voor de Kerk 12

3. Beschrijving en analyse van de tussengeneratie 14

3.1 De tussengeneratie, twee verschillende generaties 14

3.1.1 De pragmatische generatie 14

3.1.2 De grenzeloze generatie 14

3.1.3 Vergelijking en analyse van beide generaties 14

3.1.4 Dé tussengeneratie? 15

3.2 De tussengeneratie en het christelijk geloof 15

3.2.1 Geloofsontwikkeling en een stukje ontwikkelingspsychologie 15

3.2.2 De tussengeneratie en geloven in God 16

3.3 De tussengeneratie en de kerk 17

3.3.1 Op zoek naar een oase 17

3.3.2 Binding met de kerk,… Het moet leuk zijn? 17

3.3.3 Lid van de kerk en kerkgang 17

3.3.4 Waarom naar de kerk? 18

3.4 Kansen voor de kerk bij de tussengeneratie 18

3.4.1 Vijf sleutels voor de kerk (Niels de Jong) 18

(3)

2

3.4.3 Een spiegel voorhouden 19

3.4.4 Luisteren naar de behoeften vanuit de kern van het kerkzijn 19

3.4.5 Investeer in de tweede kerkdienst 19

3.4.6 Zondag een dag van onthaasten 19

4. Beschrijving en analyse van de essentie en praktijk van de (gereformeerde) preek 20

4.1 De prediking 20

4.1.1 Wat verstaan we onder een gereformeerde prediking?

20

4.1.2 De preek en wat zij beoogt 20

4.1.3 De inhoud van de preek: ontwikkelingen in de tijd en de actuele situatie 21 4.1.4 Een aantal andere waarnemingen in de huidige prediking 22 4.1.5 Een kritische noot van C.A. van der Sluijs 23

4.2 Aansluiting bij de hoorders 23

4.2.1 Ontwikkeling in de tijd binnen de homiletiek 24

4.2.2 Betrokken horen en betrokken preken 24

4.3 Uitdagingen voor de prediking vandaag 26

4.3.1 Bevindelijk blijven preken 26

4.3.2 God centraal blijven stellen (Leren van de Puriteinen (1)) 26 4.3.3 Aandacht voor praktische aspecten van het geestelijk leven 26

(Leren van de Puriteinen (2))

4.3.4 De relatie met Christus, vervulling van onze diepste verlangens 26

(Leren van de Puriteinen (3))

4.3.5 Verbinding tussen hoop en geloof: Oriëntatie op het Hemels koninkrijk 26 4.3.6 Aandacht voor het leerling-zijn/ het discipelschap 27 4.3.7 Vernieuwing door het evangelie hebben we nodig 27

4.3.8 Goed contextualiseren 27

4.3.9 Besteed aandacht aan de vragen van nu 27

en aan vragen die van alle eeuwen zijn

5. Korte beschrijving Sint Jansgemeente 28

5.1 Geschiedenis 28

5.2 Soort gemeente 28

5.2.1 Verbonden met de Hervormd-Gereformeerde traditie 28

5.2.2 De diensten 29

5.2.3 Haar leden 29

5.3 Beleid op het gebied van preken anno 2018 30

6. Onderzoek praktijk 31

6.1 Type onderzoek en selectie van deelnemers 31

6.2 Meetinstrumenten en procedure 31

6.2.1 Enquête 31

6.2.2 Diepte Interviews 32

6.2.3 Analyse preken 32

6.2.4 Korte openvragenlijst voor de predikanten 32

6.3 Resultaten 32

6.3.1 Enquête 32

6.3.2 Diepte Interviews 35

6.3.3 Analyse preken 35

6.3.4 Korte open vragenlijst voor de predikanten 36

(4)

3

7. Conclusies, discussie en aanbevelingen 37

7.1 Inleiding 37

7.2 Welke vragen en behoeften hebben kerkelijk meelevende gemeenteleden van de 37 tussengeneratie uit de Sint Jansgemeente op existentieel gebied?

7.2.1 Vragen waar de tussengeneratie mee rondloopt 37 volgens de enquête en de interviews

7.2.2 ‘Algemene’ behoeften van de tussengeneratie volgens de enquête 38

7.2.3 Het geloof in God & behoeften (vragen) 38

7.2.4 De kerkgang & behoeften 38

7.2.5 De preek & behoeften. 39

7.2.6 Herkenning in Bijbelse figuur & vragen en behoeften 39 7.2.7 De thema’s die tussengeneratie graag behandeld ziet 39 worden in een preek

7.3 Welke existentiële noties uit het evangelie komen naar voren in de vragen en 40 behoeften van de tussengeneratie en welke uitleg en betekenis geeft zij

aan deze noties?

7.3.1 Het geloof in God: betekenis voor de tussengeneratie 40 7.3.2 Bekering: betekenis voor de tussengeneratie 41

7.3.3 Heiliging: betekenis voor de tussengeneratie 41

7.3.4 Discipelschap 41

7.3.5 Betekenis van andere noties uit het evangelie 42 waar in de enquête naar gevraagd is

7.4 Welke existentiële vragen en behoeften van de tussengeneratie komen terug 43

in de prediking in de Sint Jansgemeente?

7.4.1 Conclusies uit de preken die geanalyseerd zijn 43 7.4.2 Conclusies uit de enquête, preken en interviews 43 7.5 Op welke wijze komen de noties die genoemd worden bij deelvraag 2 45

in de prediking van de Sint Jansgemeente naar voren?

7.6 Welke existentiële noties uit het evangelie vindt de Sint Jansgemeente belangrijk 46 om aan te reiken als gemeente die zich verbonden weet met de

Hervormd-Gereformeerde traditie?

7.7 In hoeverre is er een discrepantie tussen de door de tussengeneratie genoemde 46 existentiële noties en de betekenis die hier aan gegeven wordt en de noties

en de manier waarop zij worden aangereikt in de prediking van de Sint Jansgemeente?

7.8 Beknopte beantwoording van de hoofdvraag 48

8. Bibliografie 49

Bijlagen 52

A. Enquête 52

B. Resultaten Enquête voor de tussengeneratie Sint Jansgemeente Gouda 60

C. Format preek analyse 92

D. Analyses van de preken van de wijkpredikanten 94

(5)

4

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Kerkelijke gemeenteleden tussen de 25 en 45 jaar staan volop in het leven, vaak hebben zij een drukke, verantwoordelijke baan en een gezin waarvoor ze verantwoordelijkheid dragen. In hun drukke bestaan zitten zij zondag in de kerk vaak een beetje uit te blazen.Ze merken dat ‘geloven’ in het geseculariseerde Nederland niet meer ‘gewoon’ is. Dat is te zien op hun werk, in de media, in de buurt waar ze wonen en op talloze andere gebieden.Gemeenteleden tussen de 25 en 45 jaar worden de tussengeneratie of de dertigers genoemd.

In de afgelopen jaren zijn enkele initiatieven genomen om het thema van de betrokkenheid van jongvolwassenen op de agenda van de kerken te zetten. (…) Volgens onderzoek van de Raad van Kerken blijkt dat het kerkbezoek van jongvolwassene achterblijft. De belangrijkste oorzaak volgens dit onderzoek is dat de jongvolwassenen hun eigen belevingswereld in de kerk onderbelicht vinden. De kerken slagen er niet in om, in de diensten en de andere activiteiten relevante thema’s aan te snijden. De betrokkenheid van de Raad van Kerken bij twintigers en dertigers, heeft zich onder andere vertaald in de brochure Een nieuwe generatie over geloof en spiritualiteit (Amersfoort, 2010).

(De Jong & Van Noppen, 2011, p. 25).

Uit deze brochure blijkt onder andere dat de kerk weinig specifieke programma’s voor twintigers en dertigers biedt. Men gaat er vanuit dat de leeftijdsgroep van 20 tot 34 jaar als vanzelf instroom hebben in het algemene programma waar ook oudere mensen op intekenen. In de praktijk blijkt dat niet zo te zijn. Veel jongvolwassenen glijden weg uit de kerkelijke kaartenbakken en laten zich niet meer bij de kerkelijke samenkomsten zien. Het percentage uitschrijvingen onder jongvolwassenen is groter dan onder andere leeftijdsgroepen.

In 2016 is er een boek met de titel ‘Zien we de dertigers?’ uitgegeven door ds. Van het Goor in samenwerking met de Gereformeerde Bond. Hierin wordt speciaal aandacht gegeven aan deze generatie en de verantwoordelijkheid van zowel de dertigers zelf als de kerkenraden.

Ook in de Sint Jansgemeente Gouda staat aandacht voor gemeenteleden tussen de 25 en 45 jaar op de agenda. Voorgangers en kerkelijk werkers uit de Sint Jansgemeente krijgen van een deel van de generatie tussen de 25 en de 45 jaar te horen dat er een discrepantie ervaren wordt tussen de prediking en de existentiële behoeften en vragen die zij hebben.

Deze geluiden roepen bepaalde vragen op, zoals: Zijn er veel gemeenteleden uit de tussengeneratie die dit zo ervaren? Zo ja,.. Welke vragen en behoeften heeft deze generatie? Hoe kan de kerk hierbij aansluiten? Moet zij dat doen en zo ja, hoe en waarin wel, waarin niet? En als er een discrepantie ervaren wordt tussen de preek en behoeften van mensen, waar ligt het probleem dan precies?

(6)

5

1.2 Probleemstelling

In overleg met een catecheet en de wijkpredikanten uit de Sint Jansgemeente is de volgende doelstelling voor een onderzoek rondom bovenstaand onderwerp in deze Sint Jansgemeente naar voren gekomen: inzichtelijk maken wat de vragen en behoeften van de tussengeneratie op

existentieel terrein zijn en op welke wijze de prediking hier op aansluit. (Is hier een discrepantie en

zo ja, hoe ziet deze eruit?)

Het onderzoek heeft de volgende hoofdvraag:

Welke existentiële vragen en behoeften hebben de kerkelijk meelevende gemeenteleden van de tussengeneratie uit de Sint Jansgemeente Gouda en in hoeverre sluit de prediking hierbij aan? De deelvragen die hieruit naar voren komen zijn:

1. Welke vragen en behoeften hebben kerkelijk meelevende gemeenteleden van de tussengeneratie uit de Sint Jansgemeente op existentieel gebied?

2. Welke existentiële noties uit het evangelie komen naar voren in de vragen en behoeften van de tussengeneratie en welke uitleg en betekenis geeft zij aan deze noties?

3. Welke existentiële vragen en behoeften van de tussengeneratie komen terug in de prediking in de Sint Jansgemeente?

4. Op welke wijze komen de noties die genoemd worden bij vraag 2 in de prediking van de Sint Jansgemeente naar voren?

5. Welke existentiële noties uit het evangelie vindt de Sint Jansgemeente belangrijk om aan te reiken als gemeente die zich verbonden weet met de Hervormd-Gereformeerde traditie, zoals voorgestaan

door de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk ?

6. In hoeverre is er een discrepantie tussen de door de tussengeneratie genoemde existentiële noties en de betekenis die hier aan gegeven wordt en de noties en de manier waarop zij worden aangereikt (vraag 4 en 5) in de prediking van de Sint Jansgemeente?

1.3 Werkwijze

Het onderzoek dat ik heb gedaan, bestaat uit literatuur- en praktijk onderzoek.

Voor het literatuuronderzoek heb ik een diversiteit aan relevante, representatieve literatuur bestudeerd om de situatie te bepalen zoals zij is volgens de literatuur.

De hoofdvragen die ik hierbij gesteld heb, zijn:

- Welke sociale en religieuze ontwikkelingen zijn er te zien in onze tijd? - Wat is kenmerkend voor de tussengeneratie?

- Welke ontwikkelingen in de huidige seculiere maatschappij kunnen ten grondslag liggen aan de behoefte en vragen van de tussengeneratie op existentieel terrein?

- Op welke manier worden de ontwikkelingen in de samenleving en de existentiële vragen en

behoeften die dit oproept meegenomen in de prediking van gemeenten die zich verbonden weten met de Hervormd-Gereformeerde traditie binnen de Protestantse Kerk?

- Hoe ziet de Hervormd- Gereformeerde traditie de prediking?

Deze vragen kwamen naar voren in gesprekken met mijn afstudeerbegeleiders over het onderzoek. Het doel hiervan was, een zo goed mogelijk beeld te krijgen van alle verschillende facetten die meespelen bij het praktijkonderzoek. Ik heb in de literatuur ook gezocht naar de gewenste of ideale situatie volgens vooraanstaande theologen, sociologen en filosofen, daarbij rekening houdend met de identiteit van de Sint Jansgemeente. Vanuit de bestudeerde literatuur heb ik een evenwichtig overzicht getracht te geven in de eerste vijf hoofdstukken van dit onderzoeksverslag.

Voor het praktijkonderzoek naar de vragen en behoeften van de tussengeneratie heb ik ervoor gekozen om een tweetal onderzoekmethodes te gebruiken. Zie hoofdstuk 6, pagina 28-29.

(7)

6 Het hoofdonderzoek bestaat uit een enquête met een gestructureerde vragenlijst voor

gemeenteleden van de tussengeneratie uit de Sint Jansgemeente. Daarnaast heb ik mede op grond van de uitkomsten uit de enquête een viertal diepte interviews gehouden met mensen uit deze generatie, die in de enquête hadden aangegeven hier aan mee te willen werken.

Voor het praktijkonderzoek naar de preken in de Sint Jansgemeente heb ik een zestal preken bestudeerd en geanalyseerd. Drie per wijkpredikant. Ook heb ik een korte enquête afgenomen bij beide predikanten met openvragen om met name deelvraag 5 te kunnen beantwoorden:

“Welke existentiële noties uit het evangelie vindt de Sint Jansgemeente belangrijk om aan te reiken als gemeente die zich verbonden weet met de Hervormd-Gereformeerde traditie, zoals voorgestaan

door de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk?” 1.4 Opbouw

Om antwoord te krijgen op alle deelvragen, heb ik eerst onderzocht welke algemene sociale en religieuze ontwikkelingen er in de tijd te zien zijn in Europa en Nederland. De uitkomsten hiervan staan in hoofdstuk 2. Daarna komt de ‘tussengeneratie’ aan bod in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt de essentie en praktijk van de (gereformeerde) preek onderzocht en beschreven. In het 5e hoofdstuk wordt in het kort iets over de Sint Jansgemeente verteld. In het daaropvolgende hoofdstuk (6) volgen een beschrijving en de resultaten van het praktijkonderzoek, hier wordt ook kort beschreven hoe ik te werk ben gegaan bij de verschillende onderzoeksmethodes. In het laatste hoofdstuk (7) staan mijn analyses en conclusies van het praktijkonderzoek, leg ik de theorie en de praktijk naast elkaar en sluit ik af met conclusies en aanbevelingen.

1.5 Begrippen

In de eerste paragrafen zijn een aantal begrippen genoemd waarvan inhoud en betekenis verder uitgewerkt zullen worden in volgende hoofdstukken. In deze paragraaf geef ik alvast een korte uitleg van bepaalde begrippen, zodat vanaf het begin helder is wat zij binnen dit onderzoek betekenen. 1.5.1 Existentiële vragen en behoeften

Vragen en behoeften die gaan over het leven. Existentieel betekent ‘op het bestaan betrekking hebbend.’ Een existentiële vraag is een levensvraag, een vraag naar de betekenis van het leven, naar de diepere gronden van het bestaan. Daarbij denk ik aan vragen als: Wie ben ik, Waar kom ik

vandaan en waar ga ik naartoe? Hoe mag ik leven? Wat mag ik geloven en wat kan ik hopen? Wie is God? Is God? Wat betekent God voor mij? Waarom ben ik op deze aarde? Hoe vertaal ik mijn christen zijn in mijn dagelijks leven?

Bij existentiële behoeften kan gedacht worden aan: ‘gezien worden’, ‘geliefd zijn’ en ‘van betekenis zijn’ maar bijvoorbeeld ook aan ‘gevoed worden door Gods Woord’ om van daaruit te leven. 1.5.2 Existentiële noties uit het evangelie

In dit onderzoek wordt gericht aandacht besteed aan de betekenis van bepaalde existentiële noties uit het evangelie. Noties of begrippen uit de Bijbel die betrekking hebben op het bestaan en antwoord geven op existentiële vragen. Veel noties voldoen aan deze beschrijving. Ik heb gekozen om mij te richten op: geloven in God, verlossing, zonden, rechtvaardiging, bekering en

levensheiliging. Er wordt gekeken in hoeverre deze noties een rol spelen in de preken en in het dagelijks leven van gemeenteleden. Er volgt nu een korte beschrijving van de genoemde noties.1

(8)

7 Geloven in God:

Geloven in de God van de Bijbel. De God die zich geopenbaard heeft in Zijn woord en in Zijn Zoon Jezus Christus. Op de vraag wat het ware geloof is, geeft Calvijn een schitterende definitie:

‘Het geloof is een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid jegens ons, welke gegrond is op de waarheid van Zijn genadige belofte in Christus, door de Heilige Geest aan ons verstand wordt geopenbaard en in ons hart wordt verzegeld.’

(Calvijn, Institutie 1559, vert. A. Sizoo, 1931, in Van Kooten, 2004, p. 195)

Deze definitie bevat verschillende elementen, waaronder dat er geen waar geloof in God is buiten Christus om. De verschillende elementen worden hier niet verder uitgewerkt, omdat in dit onderzoek vooral wordt gekeken naar wat het geloof in God voor de tussengeneratie betekent.

Verlossing:

Hiermee wordt het verlossingswerk van Jezus Christus bedoeld. Jezus werd gegeven om ons te redden van de onbetaalbare schuldenlast van onze zonden en de kracht van de zonde. Dit heeft Hij gedaan aan het kruis en door de opstanding uit de doden.

Zonden:

“De zonde is naar haar wezen hoogmoed, ongeloof en ongehoorzaamheid.” (p. 120)

De mens kiest ervoor God niet te gehoorzamen. Zij wil niet afhankelijk zijn van God, maar aan Hem gelijk zijn, denkt het beter te weten en wil alles zelf bepalen. (hoogmoed) Zonde is eigenlijk

dwaasheid, we vertrouwen de vader van de leugen en de God van de Waarheid verdenken we. (ongeloof). Door de zonden is de dood in deze wereld gekomen en zijn wij de leven-schenkende relatie met God kwijtgeraakt. Wij hebben het verbond met God verbroken.

Rechtvaardiging:

“Gerechtvaardigd worden betekent dat God de zondaar vrijspreekt alsof zijn onschuld bewezen was. Deze vrijspraak kan alleen tot stand komen, omdat God de gerechtigheid van Christus, die Hij door Zijn gehoorzaamheid en offer verworven heeft, toerekent.” (p. 211) Deze toerekening vindt plaats, als de zondaar door het geloof Christus en Zijn gerechtigheid omhelst.

Bekering:

“Het geloof ziet vooral op het omhelzen van Gods welwillendheid in Christus, op het zich

toevertrouwen aan God.” (p. 203) Bij bekering denken we vooral aan de praktische consequenties die daarmee in het leven verbonden zijn: het ons afwenden van de zonde en toewenden naar God om met Hem en naar Zijn wil te leven. Na de wedergeboorte, blijft er een oude en een nieuwe mens. Het vlees begeert tegen de Geest (Gal. 5:17). Bekering is geen eenmalige zaak.

Levensheiliging:

Dat wat God doet in de zondaar. “God vernieuwt in Christus door de Geest de zondaar naar Zijn beeld. (…) Bij heiliging gaat het om een ethisch gebeuren: de zondaar wordt niet slechts voor heilig gehouden maar hij wordt werkelijk herschapen naar het beeld van God (Ef. 4:23; Kol. 3:10)” (p. 223) Heiliging is vernieuwing naar Gods beeld om, uit, met en voor de Heere te leven. Daarin staan de liefde tot God en de verheerlijking van God centraal.

Vanwege de omvang van het onderzoek moest er een keuze gemaakt worden. Bovenstaande noties zijn gekozen, omdat deze in de gereformeerde traditie belangrijk zijn en de Sint Jansgemeente zich hiermee verbonden weet. Er zijn meer - wat je zou kunnen noemen - ‘echt gereformeerde noties’, zoals uitverkiezing, voorzienigheid, Gods heiligheid en soevereiniteit. Met deze keuze doe ik naar mijn mening de gereformeerde traditie recht en kan ikexistentiële vragen voldoende beantwoorden.

(9)

8 1.5.3 Kerkelijk meelevende gemeenteleden

Bij de oproep om de enquête in te vullen, stond: “Ben jij tussen de 25 en de 45 jaar en lid van of betrokken bij de Sint Jansgemeente Gouda? Dan luisteren wij graag naar jou!”

Criteria die ik eerst voor ‘kerkelijk meelevend’ had, heb ik laten varen vanwege het volgende: “Wie dertigers ervan beticht niet betrokken te zijn of minder gelovig, krijgt kwade gezichten. Ze geloven anders. Dit anders komt misschien wel het meest tot uitdrukking in hun

aanwezigheid, dan wel afwezigheid in de zondagse kerkdienst. Zeker zijn ze daar wel aanwezig, maar in vergelijking met de generatie vóór hen zijn ze er minder frequent.” (Van het Goor, 2016, p. 36).

1.5.4 De tussengeneratie ofwel ‘de dertigers’

De Roest geeft in zijn boek ‘Huis voor de ziel: Gedachten over de kerk voor binnen en buiten’ (2010) aandacht aan de generatie tussen de 25 en de 45 jaar. Zij worden door hem ‘de tussengeneratie’ genoemd. Ook in dit onderzoek wordt deze term voor die generatie gebruikt. Volgens de Roest is de kerk voor hen een ‘huis voor af en toe’. “De Roest plaats zijn waarnemingen bij ‘de tussengeneratie’ in het kader van bredere ontwikkelingen. Hij wijst op veranderende bindingspatronen, waarbij kortdurende en partiële betrokkenheid de regel is geworden.” (De Jong & Van Noppen, 2011, p. 23) Zeker niet voor alle jongvolwassenen tussen de 25 en 45 jaar die bewust geloven, geldt dat zij niet of nauwelijksdeelnemen aan de gemeenschap rond de zondagse eredienst. Sociologische onderzoeken stellen namelijk dat de jongere generatie kerkgangers steeds meer orthodox georiënteerd is. “De betekenis van het geloof voor degenen die (nog) geloven, wordt steeds groter.” (idem, p. 23-24)

1.5.5 De Sint Jansgemeente Gouda

De Sint Jansgemeente Gouda is een grote gemeente van ongeveer vierduizend leden.

Zij is aangesloten bij de Protestantse Kerk in Nederland en bestaat uit twee wijkgemeenten. Beide wijkgemeenten hebben een eigen predikant. De Sint Jansgemeente voelt zich verbonden met de Hervormd-Gereformeerde traditie, zoals voorgestaan door de Gereformeerde Bond en wil daar een eigentijdse invulling aan geven.

1.5.6 De Gereformeerde Bond

De Gereformeerde Bond is in 1906 opgericht. Het ontstaan van de Gereformeerde Bond moet gezien worden vanuit de noodzaak om in de Nederlandse Hervormde Kerk op te komen voor de leer van de Reformatie, zoals die met name in de belijdenisgeschriften is verwoord. De Gereformeerde Bond signaleerde namelijk een afwijking van deze leer in het geheel van de theologie, het kerkelijk beleid en met name in de prediking binnen de gemeenten. De vereniging heeft als doel binnen de

Protestantse Kerk de gereformeerde waarheid te verbreiden en te verdedigen.

In mei 2004 zijn de deelnemers aan het Samen-op-Weg-proces officieel verenigd in de Protestantse Kerk in Nederland. Hoewel de Gereformeerde Bond deze kerkfusie afkeurt, heeft zij besloten om in het nieuwe kerkgenootschap te blijven om in haar taak te volharden. (Gereformeerde Bond, 2016) 1.5.7 Hervormd - Gereformeerde traditie (Gereformeerde theologie)

De overtuiging dat de Bijbel het geopenbaarde Woord van God is en dus regel voor geloof en leven, is uitgangspunt van de gereformeerde theologie. Het gereformeerde geloof ziet de Schrift (Oude en Nieuwe Testament) als eenheid en wil vasthouden aan de doorlopende lijnen van de

heilsgeschiedenis. De vijf sola’s zijn kenmerkend voor deze leer: Alleen genade, Alleen door het geloof, Alleen de Bijbel, Alleen Christus, Alleen God de eer. “In de prediking wordt in de hervormd-gereformeerde gemeenten, vanuit de Bijbel als norm, nauwe aansluiting gezocht bij de

belijdenisgeschriften als spreekregel van de kerk der Reformatie.” (Gereformeerde Bond, 2016) Prediking van de Heidelbergse Catechismus in de leerdienst 's middags is bij de kerken in deze traditie nog vaak in ere.

(10)

9

2. Beschrijving en analyse van de sociale en religieuze

ontwikkelingen in de tijd

In dit hoofdstuk beschrijf ik allereerst een aantal elementen die een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van het christendom. Hierna komen vier hoofdverhalen aan bod die momenteel de sociologie van religie domineren. In de derde paragraaf worden de sociaal/religieuze context waarin wij leven, de huidige religieuze mens en de rol van - en kansen voor de kerk beschreven.

2.1 Elementen die een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van het christendom

Europa heeft verschillende culturele golfbewegingen meegemaakt. Gerben Heitink heeft de vijf belangrijkste golfbewegingen getypeerd als: Kerstening, Hervorming, Verlichting, Revolutie en Ontplooiing. Deze culturele golven overspoelden Europa, sloegen zekerheden weg, maar lieten ook steeds een laagje vruchtbare klei achter. De invloed van het christelijke geloof op de ontwikkeling van de cultuur is een constante en sterke onderstroom die gekenmerkt wordt door een diep verlangen naar God, dat mensen helpt om op een hoopvolle wijze in het leven te staan. Bij de ontwikkeling van het christendom spelen drie elementen steeds een belangrijke rol:

het zelfverstaan van de mens, de sociaal-religieuze verbeelding en de historische omstandigheden.

Zij spelen alle drie een rol in de filosofie van Charles Taylor, internationaal gezien één van de belangrijkste filosofen van deze tijd en een (inspiratiebron) voor Heitink. (Heitink, 2011, p. 342-344) 2.1.1 Het zelfverstaan van de mens

Dit staat voor de wijze waarop een mens het eigen bestaan interpreteert. Een mens is levenslang op zoek naar zichzelf in relatie tot anderen door het eigen bestaan te interpreteren en daar betekenis aan toe te kennen. Het zelf heeft behalve een cognitieve ook een emotionele en existentiële

dimensie. Zelfkennis bepaalt mede de morele en religieuze keuzes die een mens in zijn leven maakt. 2.1.2 Sociaal-religieuze verbeelding

Met sociaal-religieuze verbeelding wordt de levensbeschouwing van mensen bedoeld, wat hun handelen in omgang met anderen bepaalt, aan welke verwachtingen ze willen voldoen en welke normen en waarden hieraan ten grondslag liggen. “Hiertoe behoort ook de religieuze beeldvorming, het geloof dat mensen leidt, de bronnen waaruit hun voorstellingswereld gevoed wordt en waaraan zij hun inspiratie ontlenen.” (idem, p. 343)

2.1.3De historische omstandigheden

Onder de historische omstandigheden wordt de context verstaan waarbinnen een bepaalde cultuur zich gevormd heeft en die de mogelijkheden van mensen in de verschillende tijdperken begrenst of bevordert. Zo worden de oudheid, de middeleeuwen en de moderne samenleving gekenmerkt door een groot verschil in omstandigheden, ook in geloofsomstandigheden.

2.1.4 Samenspel van de drie elementen en behoud van de theologische visie

In de ontwikkeling van Europa hebben bovenstaande drie elementen elkaar versterkt. Het is een spiraalvormige beweging. De beeldvorming van God heeft zich analoog ontwikkeld aan het zelfbeeld en het wereldbeeld van de mens. Vanaf de Verlichting in de Westerse samenleving heeft een Nieuwe Morele Orde als sociale verbeelding de plaats van het christendom langzaam maar zeker ingenomen. We weten al bijna niet beter, maar het gaat slechts om één opvatting onder anderen. Een theïstische opvatting van de werkelijkheid is even legitiem en beschikt over oude papieren. “Het eigene tekent zich af in het geloof in God als de ‘gans Andere’ die in de gestalte van de Gekruisigde door zijn Geest bij ons is. Dit uitgangspunt vormt nog altijd een betrouwbare basis om van daaruit de veranderende geloofsomstandigheden tegemoet te treden.” (Taylor, 2007, in Heitink, 2011, p. 347)

(11)

10 2.2 Sociologie van religie: vier hoofdverhalen

De religieuze situatie in de moderne wereld is anders dan vroeger, de band van religie met het maatschappelijke en individuele leven verandert. ‘Secularisatie’ is een bekende term in Europa om het proces waarin de samenleving zich bevindt, aan te geven. De sociologie van religie kent echter vier hoofdverhalen. Gethematiseerd als secularisatie, reorganisatie, individualisering en de

aanbodzijde van de religieuze markt, schilderen deze verhalen fundamenteel verschillende beelden van de plaats van religie in de moderne wereld. Ze zijn allen plausibel, gebaseerd op geaccumuleerd bewijs; elk verhaal belicht verschillende aspecten. Weinig geleerden staan achter een enkel verhaal, de meeste verkiezen er één of twee boven de andere. Hieronder volgt een korte beschrijving.2 2.2.1 Secularisatie

Volgens Steve Bruce, een Britse godsdienstwetenschapper, is secularisatie een weg van religie belichaamd in de grote Europese kathedralen naar religie als persoonlijke voorkeur en individuele keuze. Het is een weg van meer naar minder religie.

De secularisatietheorie komt in verschillende met elkaar verbonden versies:

- Institutionele differentiatie: kerken stonden vroeger veel centraler in het sociale leven dan nu. Er waren vroeger ook minder organisaties op dit domein.

- Grootschalige organisaties: bijna overal hebben kleinschalige gemeenschappen de macht verloren. Religie verbonden met het leven van de lokale gemeenschap heeft hieronder geleden.

- Privatisering: de toenemende relatie van religie tot de privésfeer. Religie kan het individuele moraal beïnvloeden, maar moet niet proberen het openbare beleid te sturen.

- Pluralisme: Groeiende ‘pluralisatie’ bedreigt religies. Waar wereldbeelden naast elkaar bestaan en even plausibel zijn, wordt de geloofwaardigheid van elk ondermijnd.

- Rationalisatie: De moderne samenleving waardeert rationeel denken, rationele wetenschap, - bedrijfsorganisatie en -wetgeving. Een paradigmatisch voorbeeld van deze 'bedreiging' van religie is het vermeende conflict tussen religieuze en wetenschappelijke uitleg van de wereld. (p. 286-289) 2.2.2 Religieuze Reorganisatie

Dit is een verhaal van religieuze herstructurering, geen achteruitgang. Het benadrukt dat religie een bron van gemeenschap is. Mensen hoeven niet meer verbonden te zijn met denominaties en andere grote religieuze groeperingen, maar willen wel een rijk gemeenschapsleven. Denominaties krimpen daardoor, maar onafhankelijke congregaties groeien. Dit is vooral in Amerika te zien.

Eén van de sociale veranderingen van de vorige eeuw is de groei van grootschalige sociale en economische instellingen, die steeds meer invloed kregen op het leven van individuen. Ook wel globalisering genoemd. Een resultaat hiervan is het terugtrekken naar familie en vrienden als bron van steun en identiteit: het plaatselijk bestaan wordt een toevluchtsoord. Plaatselijke gemeentes zijn beter in staat om aan de behoefte aan gemeenschap te voldoen dan de voorheen invloedrijke denominaties. Breder dan familie, maar emotioneel veiliger dan het politieke en economische domein, vullen zij voor veel mensen een belangrijke kloof en geven ze mensen het gevoel erbij te horen. (p. 290-292)

2.2.3 Religieuze Individualisering

Religieuze individualisering wordt ook wel autonomisatie genoemd. Een vorm van herstructurering van religie, waarbij religie van het instituut naar het individu verschuift. Het verwijst naar de mate waarin individuen kiezen uit verschillende religieuze mogelijkheden en een op maat gemaakt religieus pakket samenstellen in plaats van een door religieuze instellingen geformuleerd pakket. De godsdienstige diversiteit is niet alleen tussen kerken gegroeid maar ook binnen kerken. Een voorbeeld van de groeiende autonomie van gelovigen binnen de kerk is, dat mensen vandaag zelf willen beslissen welke kernovertuigingen en details ze aanhangen.

(12)

11 Ondanks dat in het verleden de opvattingen van kerkleiders ook niet altijd klakkeloos aan werden

genomen, legt dit wel iets vast van wat er in de moderne wereld met religie gebeurt. (p. 292-295) 2.2.4 De aanbodzijde van religieuze markten

Aannemend dat de 'vraag' naar religieus 'goed' bijna altijd constant is, beweert dit verhaal dat de dynamiek van het religieuze leven slechts een bijzonder geval is van de dynamiek van al het marktgedrag. Religie wordt als volgt gerationaliseerd: Mensen hebben er altijd al voor gekozen om hun winst te maximaliseren, op alle plaatsen en tijdperken. Voor hen is religie een goed als elk ander goed dat op de markt slaagt of faalt. Individueel religieus gedrag blijft hier onverklaard, het is wel een interessant model voor het gedrag van religieuze populaties in zijn totaal. (p. 295-299)

2.3 De sociaal/religieuze context waarin wij leven 2.3.1 Opvattingen en veranderingen in de samenleving

Sinds de 18e eeuw heeft het humanisme een nieuwe morele orde tot stand gebracht.

In plaats van religie als bron van zingeving geldt binnen de nieuwe morele orde als hoogste goed ‘een bepaalde vorm van menselijke ontplooiing, in een context van wederkerigheid, waarbinnen ieder zijn/haar eigen geluk nastreeft op basis van gewaarborgd leven en

gewaarborgde vrijheid in een samenleving van wederkerig nut.’ (Taylor in Heitink, 2011, p. 194) Tussen 1960 en 2010 zijn bepaalde opvattingen diep ingrijpend veranderd. Opvattingen over God, seksualiteit, opvoeding, geld verdienen, leefmilieu, kerklidmaatschap, om slechts enkele te noemen. Naast gevoelens van opluchting en bevrijding hebben zij ook twijfels en aanvechtingen meegebracht. Er kwam een positievere mensvisie, de mens kwam meer in het middelpunt te staan. Individuatie zou leiden tot groei en onafhankelijkheid, maar al snel werden er schaduwzijden zichtbaar. De mens zou zo met zichzelf bezig zijn dat dit eerder leidde tot frustraties en angst. De nadruk op zelfontplooiing zou leiden tot een hedonistische verwencultuur. (idem, p. 201-202)

Er ontstond een wereldwijd kapitalisme met een consumentencultuur en het al eerder genoemde

globaliseringsproces: de compressie van de wereld en de intensivering van het bewustzijn op de

wereld als geheel. Deze wereld kent veel nieuwe dreigingen zoals terrorisme, multiculturele samenleving, vrijheid en democratie. Grondrechten als godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting komen onder druk te staan. (McGuire, 2002, p. 314-317)

2.3.2 De huidige religieuze mens

Een mens vraagt zich dingen af als: Wie ben ik?; Waar kom ik vandaan?; Wat kan ik geloven en wat mag ik hopen?; Hoe moet ik leven? “Levensbeschouwelijke tradities geven op zulke vragen antwoord vanuit een wijsgerig of gelovig perspectief.” (Heitink, 2011, p. 22) De vragen blijven, maar veel van de antwoorden zijn ons onder andere door een breuk met de geloofstraditie ontvallen. Hoe is die breuk ontstaan? Wat is er door de tijd, met de mens gebeurd?

Culturele veranderingen voltrekken zich op drie niveaus, in een wisselwerking van gebeurtenissen, verklaringen en betekenissen, zoals vermeld in 2.1. Verklaring wordt vandaag de dag vooral in de natuurwetenschappen en biologie gevonden. (idem, p. 46) Dit leidt tot verschillende tendensen. Behoefte aan levensverdieping, een ‘zoekreligiositeit’

In de tijd van voortgaande individualisering leeft er bij veel mensen een diepgevoelde behoefte aan levensverdieping en ervaringen van het heilige. Ook onder kerkmensen is er een opvallend sterk verlangen om iets van God te vernemen. “Dit komt voort uit een diepe ontevredenheid over een leven dat volkomen binnen een immanente orde ligt opgesloten. Het leven is leeg, vlak, verstoken van een hoger doel.” (Taylor in Heitink, 2011, p. 225) Het gevolg is een soort zoekreligiositeit, waarbij mensen hun eigen religieuze menu samenstellen uit bronnen van verschillende tradities.

(13)

12 Humanisering, abstrahering en relativering van religie

Het religieuze besef van schuld, zonde, boete, hel en verdoemenis heeft volgens Jacques Jansen, hoogleraar cultuur- en godsdienstpsychologie, plaats gemaakt voor een optimistischer mensbeeld. Het concrete besef van een persoonlijke God, een vaderfiguur met wie men in gesprek kan gaan, is daarnaast ook bezig te verdwijnen. (Heitink, 2011, p. 227) “In de moderne wereld is het religieuze bewustzijn van de mens de kern van religie. Godsdienst is een projectie van de menselijk geest.” (Immink, 2019, p. 20) Zo kunnen we niet anders dan opgaan in het natuurlijke leven. “Godsdienst en geloof zijn voornamelijk symbolisch en roepen zingeving op.” Het levensgevoel wordt geprikkeld, maar het gaat niet om waarheid, het creëert slechts een voorstellingswereld die ons helpt oriëntatie en houvast te vinden in de wisselvalligheden van het leven. (idem, p. 21)

Differentiatie en verzakelijking

Door individualisering raken mensen los en maken zich los van traditionele verbanden. Ze bepalen in toenemende mate zelf hoe ze hun leven vormgeven. Dit is een proces van differentiatie.

De samenleving is uit elkaar gevallen. Mensen vervullen uiteenlopende sociale rollen, nemen deel aan verschillende kringen, groeien levensbeschouwelijk uit elkaar en hebben weinig

gemeenschappelijke ervaringen. (Heitink, 2011, p. 309) Daarbij is de vraag tegenwoordig altijd: Wat heb ik eraan? Ook godsdienst wordt zo bekeken. (idem, p. 206)

Geestelijke ‘ongeborgenheid’

“De samenleving geeft mensen het gevoel overbodig en vervangbaar te zijn. Het besef er als individu toe te doen en waardevol te zijn vermindert. (…) Er is een algemene verzakelijking van relaties en een verontrustende mate van geestelijke ongeborgenheid.” (De Roest, 2010, p. 51) Al sinds een aantal decennia spreken sociologen over een toegenomen ontologische verlatenheid. Mensen zijn in hun zoektocht naar identiteit op zoek naar dat wat verbind en zekerheid en geborgenheid geeft. De reputatie van christenen

Christenen worden vaak gezien als mensen met een achterhaalde visie. Dit zijn vaak karikaturen. “Dat neemt niet weg dat het beeld van christenen als moralistisch, conservatief en behoudzuchtig sterkbepalend is voor hoe er naar hen gekeken wordt. En sterker nog: hoe christenen naar zichzelf kijken…” (Van der Stoep, 2013, p. 292) De laatste jaren maken christenen zich in toenemende mate druk om de reputatie die ze in de samenleving hebben. Dit komt omdat de samenleving steeds meer draait om beeldvorming in de media, wat ook geldt voor religieuze overtuigingen. (idem, p. 293) 2.3.3 De rol van de Kerk

De kerk is de vanzelfsprekendheid voorbij. In een tijd van individualisering is lidmaatschap een zaak van persoonlijke keuze wat kan leiden tot kerkverlating. Door maatschappelijke differentiatie wordt de kerk steeds minder als het hart van het bestaan beleefd. “Opvallend is dat mensen, in eigen woorden, rondkerken: ze voelen zich verbonden met kerk en geloof, maar zoeken naar een kerkplek die bij hen past.” (De Roest, 2010, p. 156) Daarbij komen ze geregeld uit bij een andere plek dan de lokale geloofsgemeenschap of gaan ze, na zich ergens thuis te hebben gevoeld, op zoek naar een volgende plek. Kerkelijke gemeenschappen worden vloeibaar. Er is een partiële identificatie met een kerk, velen voelen zich nooit helemaal thuis in één kerk.

Er is ook hoop. In een verweesde samenleving ervaren velen een vorm van gemeenschap als een geschenk. Het uitwisselen van ervaringen, het delen van ingrijpende gebeurtenissen en samen gedragen worden door een diep vertrouwen in God, zijn antropologisch en spiritueel gezien onmisbaar. (Heitink, 2011, p. 320-321)

2.3.4 Kansen voor de Kerk

De tendensen en ontwikkelingen in de samenleving vormen een bedreiging voor het christelijk geloof, maar tegelijkertijd bieden ze ook kansen voor de kerk.

(14)

13 Een referentiekader

Mensen zijn op zoek naar levensverdieping en verlangen naar ervaringen van het heilige. Om een diepe ervaring een plaats te kunnen geven in het leven en als religieuze ervaring te kunnen benoemen, moet er een referentiekader zijn, ontleend aan een religieuze traditie.

De Bijbel biedt zo’n referentiekader. De verhalen van sleutelfiguren bieden een kader, waarbinnen mensen hun eigen zoektocht leren benoemen en doorleven. Zo wordt een algemene religieuze ervaring een geloofservaring. “Onderricht in de Bijbelse geschiedenis en de geloofstraditie vormen een onmisbare voorwaarde voor de toekomst van het christendom. Hier ligt de voornaamste taak van de kerk als ‘aanjager’ van het christelijk geloof.” (Heitink, 2011, p. 230) We moeten recht doen aan het niet te stillen verlangen naar authentieke geloofservaring. (idem, p. 216)

Antwoorden, perspectief en waarheid

Het geloof reikt verder dan dit bestaan. Je hoeft er op aarde niet alles uit te halen wat er in zit. Lastige vragen in deze tijd hebben betrekking op het bestaan van God en op de verhouding geloof en wetenschap, ze gaan over schuld en lot, leven en dood, lijden en onrecht. (Heitink, 2011, p. 251)

Een groot onderzoek in Duitsland laat zien dat mensen verwachten dat de kerk ruimte geeft aan de communicatie over bestaansvragen, over datgene wat men in het leven van alledag niet in de hand heeft, over de waarde en waardigheid van een mens, over ziekte en

eenzaamheid en over wat er na de dood gebeurt. (De Roest, 2010, p. 17)

Het geloof biedt een ‘gegronde’ verwachting die troost en inspiratie biedt. We mogen mensen leren dat de werkelijkheid van God weliswaar gehuld is in een heilig mysterie, maar dat dit de waarheid en geloofskennis niet uit sluit maar juist in. (Immink, 2019, p. 21)

Antwoorden op levensvragen en identiteit

Volgens Paul Tillich, een van de belangrijkste theologen van de twintigste eeuw, kan alleen het Evangelie antwoord geven op levensvragen. Of liever: ‘het Nieuwe Zijn’, in Jezus, de Christus.

Het gaat er om, dat het Evangelie zo gecommuniceerd wordt, dat duidelijk wordt (gemaakt), dat deel hebben aan ‘het Nieuwe Zijn’ de eigenlijke essentie van het mens-zijn uitmaakt, dat hem bevrijdt van wetticisme en alle andere vormen van angst en knechting, omdat hij weet door God geaccepteerd te zijn (the acceptance of the unacceptible). (Huisman, 2004) Antwoord op levensvragen, richting en betekenis

Gods liefde voor zondaren raakt mensen en helpt hen om zichzelf te leren kennen en betekenis te geven aan wat hun overkomt. De navolging van Jezus leert hen hoe ze mogen leven. De zonde is diep in de mens is verankerd. “In het gelaat van die ene Ander, Jezus Christus ontdekt een mens wat vergeving is, schuld kan beleden worden zonde verzoend. Mensen kunnen een nieuw begin maken.” (Heitink, 2011, p. 289) Dit is niet makkelijk. “Het geloof is voor dappere mensen die de moed hebben om schuld te bekennen, hun fouten tegen anderen uit te spreken en vervolgens proberen het anders en beter te doen.” (idem, p. 289) Een altijd actuele en relevante boodschap die de kerk mag brengen. Terug naar de oorspronkelijke inspiratie

We moeten voor de relevantie van het Evangelie in onze samenleving niet al te snel teruggrijpen op de antwoorden die in het verleden daarop gegeven zijn, maar doorstoten naar waar het in de kern van het Evangelie om draait. ‘Waarom vragen’ worden steeds belangrijker in deze tijd. We moeten christenen aansporen vanuit de reputatie die men in de samenleving heeft te kijken en zich opnieuw af te vragen wat hen drijft. “Terug naar de oorspronkelijke inspiratie, maar wel ingegeven door de vragen en opgaven waar we vandaag de dag voor staan.” (Van der Stoep, 2013, p. 298) Daarnaast is het denk ik ook belangrijk dat we als christenen opnieuw leren dat er aanstoot aan ons genomen zal worden en we verdrukt worden, omwille van Christus. Waar we onder andere in de Petrusbrief toe worden opgeroepen is dat we dit leren verdragen zoals ook Hij dit verdragen heeft.

(15)

14

3. Beschrijving en analyse van de tussengeneratie

3.1 De tussengeneratie, twee verschillende generaties

De tussengeneratie is de generatie tussen de 25 en 45 jaar. Ze worden ook wel ‘dertigers’ genoemd. “De vorige generatie dertigers groeide op en werd gevormd in een tijd dat streven naar en kiezen in vrijheid nog niet zo vanzelfsprekend waren. Het collectief was nog veel meer bepalend dan het individu.” (Van het Goor, 2016, p. 13) In christelijke gezinnen was de vader vaak de enige kostwinner, de Bijbel had een belangrijke plaats in het (gezins-)leven, verenigingen konden rekenen op actieve deelname en catechese was vanzelfsprekend.

De dertigers van nu behoren tot de eerste generatie die bewust gewenst en gepland ter wereld kwam. Bij deze generatie moet je onderscheid maken tussen jonge dertigers (eind twintig tot midden dertig) en gevorderde dertigers (midden dertig tot begin veertig). De verschillen zijn namelijk groot door de snelle ontwikkelingen op allerlei terreinen.

3.1.1 De pragmatische generatie

“Onder de pragmatische generatie verstaan we de gevorderde dertigers. Zij zijn opgegroeid in de welvaart van de periode 1975-1985. Bij hun opvoeding stond zelfontplooiing voorop en ze zijn gericht op ervaring en beleving.” (Van het Goor, 2016, p.15) Deze generatie kreeg veel stimulans van hun ouders. Ouders gingen zich steeds minder ‘boven’ en steeds meer ‘naast’ hun kinderen

opstellen. Dankzij vaak een hoger opleidingsniveau en technologische ontwikkelingen kreeg deze generatie gelijke kansen, ruime mogelijkheden en vrijheid. De pragmatische generatie is gedreven, ambitieus en gewend aan competitie. “Tegelijkertijd neigt deze generatie tot het uitstellen van fundamentele keuzes, bijvoorbeeld voor het moederschap. Jobhoppen is normaal.” (Spangenberg & Lampert, 2009, p. 55) Men bindt zich niet snel langdurig ergens aan. Goed in je vel zitten, trots kunnen zijn op jezelf, daar gaat het om. Ook is deze generatie sterk merk- en mediabewust. 3.1.2. De grenzeloze generatie

Omdat er vaak geen grenzen aan hun mogelijkheden lijken te zijn, worden jonge dertigers de ‘grenzeloze generatie’ genoemd. “Ze leven voor de passie, schakelen moeiteloos tussen realiteit en virtualiteit, werk en privé. Door de ongekende mogelijkheden stellen de dertigers van nu hoge eisen aan zichzelf: alles wat kan, moet kunnen in hun leven.” (Van het Goor, 2016, p. 15) Dit geeft stress, ze lijken wel relaxt te leven, maar schijn bedriegt en een burn-out ligt op de loer.

Er zijn een aantal etiketten geplakt op deze generatie die de kern goed weergeven: 1. Achterbankgeneratie: alles wordt voor ze geregeld;

2. Knip- en plakgeneratie: alles is al bedacht en opgeschreven

3. Mediageneratie: sterk met media, communiceert makkelijker digitaal dan face to face; 4. Einstein-generatie: jongeren van toen waren slimmer, sterker en socialer;

5. Generatie Y: vertroeteld, zelfverzekerd en opgegroeid met grote technologische vooruitgang. Uit analyses blijkt dat er veel belang wordt gehecht aan de buitenkant. Dit wordt aan de binnenkant gespiegeld door fascinatie voor heftige emoties en het ervaren van kicks.

(Spangenberg & Lampert, 2009, p. 56)

3.1.3 Vergelijking en analyse van beide generaties

De pragmatische generatie is minder escapistisch ingesteld dan de grenzeloze generatie. Zij staat midden in de realiteit en is druk met het organiseren van het bestaan. Ze komen vaak tijd tekort, voelen zich gehaast, hebben te weinig tijd om te doen wat ze leuk vinden en zouden best inkomen willen inleveren voor wat meer vrije tijd. “De grenzeloze generatie is daarentegen meer gericht op vermaak en vermaakt worden.” (idem, p. 63)

(16)

15 Beide generaties scoren qua gedrevenheid om doelen te bereiken ongeveer even hoog.

De grenzeloze generatie hecht daarbij veel meer waarde aan flink verdienen dan de andere

generaties. Maatschappelijk hogerop komen is voor hen ook van belang maar opvallend minder dan vroeger. Individualistische en hedonistische milieus overheersen in beide generaties. De grenzeloze generatie lijkt individualistischer en minder maatschappij betrokken dan de pragmatische generatie en kreeg van huis uit een minder kritisch waardenpatroon mee.

De grenzeloze en de pragmatische generatie verlangen beiden meer dan voorheen naar richting, duidelijkheid en autoriteit. Er zijn echter zorgen over wie hen dit gaat bieden.

3.1.4 Dé tussengeneratie?

Dé dertiger bestaat niet. Wat wel gezegd kan worden is dat het mensen zijn in de leeftijd van eind twintig tot begin veertig en ze lijken zelfverzekerd. De dertiger heeft echter wel behoefte aan een stimulerende omgeving waarin respect wordt getoond voor hun competenties, maar ook

gefundeerde feedback wordt gegeven op gesignaleerde, of door hen zelf ervaren, tekorten.

Dertigers zitten in een turbulente fase in het leven. “Het is een levensfase waarin heel veel dingen tot bloei komen. De opbouw van een gezin, het kiezen van de relaties om je heen, het opbouwen van een eventuele carrière. Er moet overal tegelijk gepiekt worden.” (Van het Goor, 2016, p. 18) Ontspanning, lichamelijke conditie en het sociale leven komen hier nog bij. Vaak hebben beide partners in een huwelijk een baan en is het moeilijk om voldoende tijd te vinden voor elkaar.

Om in die periode voldoende aandacht te besteden aan geestelijke groei, volwassen worden in het geloof, is een hele klus; een klus die niet door iedereen goed geklaard wordt met gevolgen die zich juist gedurende deze periode doorvertalen naar de kinderen. (idem, p. 19) 3.2 De tussengeneratie en het christelijk geloof

3.2.1Geloofsontwikkeling en een stukje ontwikkelingspsychologie (Fowler)

Als het gaat om levensbeschouwelijke ontwikkelingen die zich voordoen in het leven van mensen heeft J.W. Fowler op basis van empirisch onderzoek in de jaren 1972 tot 1981 in de Verenigde Staten een fasemodel ontworpen. Zijn model is descriptief en beschrijft zes stadia. De psychologische ontwikkeling van de mens is nauw verbonden met de levensbeschouwelijke ontwikkeling, de fasen in zijn model zijn gelinkt aan andere stadia theorieën zoals die van Erikson en Levinson. Een overgang naar een volgende fase vindt plaats als het evenwicht van een stadium verstoord wordt door crisiservaringen, nieuwe gebeurtenissen, confrontaties, etc. (Fowler, 1981, p. 113)

Volgens Fowlers model zal de tussengeneratie zich vooral in fasen 3 en 4 bevinden.

Fase 3 Synthetic – Conventional faith

In fase 3 moet het geloof een samenhangende oriëntatie bieden tussen verschillende gebieden die aandacht vragen zoals familie, school, werk, leeftijdsgenoten, samenleving, media en religie. Fase 3 heeft zijn opkomst en overwicht in de adolescentie. Veel volwassenen verblijven er permanent.

(17)

16 Het is een 'conformistisch' stadium in de zin dat het scherp is afgestemd op de

verwachtingen en oordelen van belangrijke anderen en nog niet voldoende inzicht heeft in de eigen identiteit en het autonome oordeel om een onafhankelijk perspectief te

construeren en te behouden. (idem, p. 172)

Vaak geeft de ervaring van 'het uit huis gaan' - emotioneel en/of fysiek - het soort onderzoek van het zelf, de waarden en achtergrond, aanleiding tot faseovergang.

Overgang naar Fase 4

Kenmerkend voor overgang naar de vierde fase is een dubbele proces:

- Men komt los van het impliciete (geloofs)systeem dat tot die tijd aanwezig was. - Er wordt een eigen identiteit gevormd waarbij autoriteit bij zichzelf wordt gelegd.

Veel mensen voltooien maar de helft van deze dubbele beweging. Er kan zo een langdurig evenwicht ontstaan in de overgang tussen fase 3 en 4. (idem, p. 179)

Fase 4 Individuative Reflective Faith

Fase 4 begint meestal in de jonge volwassenheid of rond het veertigste levensjaar of zij komt niet. In fase 4 wordt een eigen, expliciet en bereflecteerd systeem gevormd en aangehangen. Hierin kunnen nog geen verschillende visies naast elkaar blijven bestaan. “Men is erg bezig met het afgrenzen van de eigen identiteit en het eigen wereldbeeld. Centraal staat het ontwikkelen van een autonome relatie met een groep die men zelf uitgekozen heeft.” (Openpastoraat, 2012) In het toekennen van gezag is men gericht op autonomie: gezag is geïnternaliseerd en het individu steunt niet langer op uiterlijke vormen van gezag. Een gevaar hierbij is dat er een te groot vertrouwen ontstaat in het eigen denkvermogen. “De overgang van fase 4 naar fase 5 komt met de erkenning dat het leven complexer is dan de logica van fase 4 doet vermoeden.” (idem, 2012)

Gewoonlijk vindt fase 5, als zij al komt, niet plaats voor de tweede levenshelft. In het kader van dit onderzoek besteed ik daarom geen aandacht aan deze fase.

3.2.2 De tussengeneratie en geloven in God

Het geloof is voor veel dertigers bepalend voor hun dagelijks leven. “Vrijwel alle dertigers die tot de christelijke gemeente behoren hebben hun wortels in een christelijk gezin. Slechts een kleiner percentage is op een andere manier bij het christelijk geloof betrokken geraakt.” (Van het Goor, 2017, p. 23-24) De meeste dertigers, (uit verschillende christelijke gemeenten en met een verschillende betrokkenheid) beschrijven hun relatie met God goed; goed, maar het kan beter, volgens henzelf. Dat heeft vooral te maken met de manier waarop zij dat geloof persoonlijk onderhouden en voeden.

De huidige maatschappij waar tijd en afstanden nauwelijks een rol spelen, brengt vragen met zich mee; vragen over God, Wie Hij is en wat Hij doet of toelaat. Het blijkt dat de vragen toenemen en dat mede daardoor soms de twijfel groeit. Veel dertigers zien God als hun Vader in Christus en

vertrouwen zich aan Hem toe, maar ervaren ook dat hun relatie met God onder druk staat. In vergelijking met toen ze twintigers waren geven ze aan dat ze gegroeid zijn in het geloof, bewuster, meer betrokken en persoonlijker geloven. “Toch geeft het te denken als daarnaast veel dertigers aangeven dat het voor hen allemaal nog net is als toen: een traditioneel geloof.” (idem, p. 26) Als dit gaat om Bijbels gereformeerd, zoals het is overgeleverd is het aangenomen en geleefd, is daar niks mis mee. Het kan echter ook betekenen dat alles nog net als vroeger is en men daar niet veel over nadenkt en aan beleeft. Hier ligt een grote valkuil. Geloof mag traditioneel zijn, maar moet wel telkens verdiept worden door de vragen van vandaag in het licht van de Bijbel te zien.

(18)

17 3.3 De tussengeneratie en de kerk 3

Dertigers werden door hun ouders meegenomen naar de kerk, maar zo blijkt uit enquêtes, echt voorbeelden in het geloof waren ouders vaak niet. Er was weinig merkbaar van een geloofsleven waar kinderen jaloers op werden. Gelukkig zijn er jonge ouders die met liefde in woord en wandel getuigen van de hoop die in hen is en zo hun kinderen meenemen in het geloof in Jezus Christus. “Er is dus geen reden om alleen negatief te zijn. Wel is er zorg om een deel van de dertigers die het gemakkelijk laten afweten.” (p. 28) De vraag is hoe we hen weer bij de kerk kunnen betrekken. 3.3.1 Op zoek naar een oase

Het is belangrijk dat er in een sterk veranderende wereld waarin het er soms zeer hectisch aan toe gaat, oases van rust zijn om op adem te komen. “Een van die oases mag gevormd worden door de kerk en toch wordt zij door lang niet iedereen als rustpunt ervaren. Hoe kan dat?” (p. 33)

Een vraag die in deze tijd belangrijk is, één die al in de Heidelbergse Catechismus meerdere keren wordt gesteld: ‘Wat nut het u?’ Een dertiger heeft iets aan rustpunten in het drukke leven, oases in de woestijn. Als de kerk die te weinig biedt, zoeken mensen andere oases. “In zo’n oase kom je niet alleen om niets te doen en alles over je heen te laten komen. Je komt er om energie op te doen, je te bezinnen op levensvragen, anderen te ontmoeten.” (p. 35) In de kerk als oase kom je ook om van tijd tot tijd de handen uit de mouwen te steken, om te bidden en te aanbidden. Naast de kerkdiensten worden Bijbelkringen, gesprekskringen en het pastoraat door betrokken dertigers als oase ervaren. 3.3.2 Binding met de kerk,… Het moet leuk zijn?

Er wordt gezegd dat het voor de dertiger vooral leuk moet zijn in de kerk, want door waar het leuk is, worden ze aangetrokken. De vraag dringt zich op: moet de kerk vooral leuk zijn? Soms lijkt het misschien daar op, maar dit houdt geen stand. Niet ‘leuk’ maar ‘heiligheid’ is een kenmerk van het huis van God en alles wat er plaatsvindt. Uit een gehouden enquête voor ‘Zien we de dertigers?’ blijkt dat het voor de betrokken dertigers zeker niet vóór alles leuk moet zijn in de kerk. Wel moet er aandacht zijn voor hun eventuele kinderen en dan is ‘leuk’ eigenlijk niet het goede woord. (p. 36) De oorzaak van het op afstand raken van de kerk kunnen we niet alleen leggen bij de kerkganger. Het is nodig om ook als gemeente de spiegel voor te houden. “Zijn we er vanuit het Evangelie voldoende op gericht dat de boodschap van het Evangelie geen kwestie is van het verstand alleen, maar ook van het hart? Het Evangelie wil als een zuurdeeg het hele leven doortrekken.” (p. 37) Dertigers geloven meer met hun handen dan met hun hoofd en het hart speelt een grote rol in hun geloofsbeleving. Dit kan enigszins verklaren waarom hun binding aan de kerk geleidelijk minder wordt.

3.3.3 Lid van de kerk en kerkgang

Dertigers zijn lid van de kerk vanwege het geloofsgesprek dat niet zozeer gevoerd wordt vanaf de kansel, maar veel meer onderling. Betrokken dertigers, zeker in een grote stad, waarderen het geloofsgesprek met leeftijdsgenoten bijzonder en hebben dit nodig. Dit gesprek komt, naar eigen zeggen, in de plaats van de tweede kerkdienst op zondag. “Wie dertigers ervan beticht niet betrokken te zijn of minder gelovig, krijgt kwade gezichten. Ze geloven anders. Dit anders komt misschien wel het meest tot uitdrukking in hun aanwezigheid, dan wel afwezigheid in de zondagse kerkdienst.” (p. 36) De kerk is nog van belang maar staat vaak op een behoorlijke afstand en is geen gemeenschap waarin je op elkaar betrokken bent. De gemeenschap van gelovigen wordt meer ervaren als aan zichzelf en elkaar ontwikkelende gelovigen. Ze hebben elkaar nodig en niet zozeer de kerk. De kerk wordt niet meer gezien als instituut of eenheid van belijden.

(19)

18 Er wordt veel gevraagd van dertigers, vaak jonge ouders met kinderen. De kerkgang kan snel

verslappen en het is daarna niet altijd eenvoudig om de draad weer op te pakken. Belangrijk is dat de gemeente hun nabij is en helpt door hen vol liefde bij de hand te nemen. Het is van groot belang dat juist in de periode die aan de dertigersfase vooraf gaat, het geloof onderhouden wordt. “Hierdoor wordt het levenshuis van de dertiger behoed voor scheuren en breuken.” (p. 25)

3.3.4 Waarom naar de kerk?

Dertigers komen volgens Van het Goor naar de kerk voor de gemeenschap, de Woordverkondiging en het zingen. Ze willen dat hen daarbij een spiegel wordt voorgehouden vanuit de omgang met Christus. Het moet gaan over hen en het leven voor Gods aangezicht. Bewust aandacht voor de kinderen tijdens de dienst is ook van groot belang.

De kerk moet mee veranderen met de wereld maar niet wat de boodschap betreft. De Bijbelse boodschap moet klinken in de huidige tijd met al zijn vragen. Deze mag aangescherpt worden en toegesneden op het leven van elke dag. Het is dus erg relevant of wat in de kerk gebeurt de dertiger helpt op de andere zes dagen. Ze willen geen vrijblijvendheid, maar wel serieus genomen worden. “Ze vragen naar duidelijkheid: wat is de mening van de gemeente waartoe ze behoren inzake allerlei vraagstukken; willen en kunnen ze bij deze gemeente horen en worden zij gehoord bij hun vragen?” (p. 53) Ze zijn op zoek naar gelijkgestemden met wie ze vragen kunnen delen over geloof en ethiek. Ze hebben ook identificatiefiguren nodig die hen helpen om zelfkritisch te blijven. “In zo’n gemeente willen ze zich voegen, wat niet betekent dat ze elke zondag trouw in de dienst zullen zitten.” (p. 53) 3.4 Kansen voor de kerk bij de tussengeneratie

Naar aanleiding van zijn onderzoek onder Young Urban Protestants noemt Niels de Jong vijf sleutels voor de kerk. (De Jong, 2011, p. 62-70) In deze paragraaf worden deze genoemd en uitgelegd. Daarnaast komen nog andere aandachtspunten en kansen voor de kerk bij dertigers aan bod. 3.4.1 Vijf sleutels voor de kerk (Niels de Jong)

1. Het moet ergens over gaan.

“De dertiger komt naar de kerk om dingen te horen die hij elders niet hoort. Dan moet het vooral over Jezus gaan. Daarnaast en daarna moet het over het dagelijks leven van de christen gaan, liefde tot God en tot de naaste.” (Van het Goor, 2016, p. 71) Ze verlangen een helder verhaal, een pittige preek, inspiratie en verdieping. Wat voor soort verdieping zou onderzocht moeten worden. Het leven stelt voor veel vragen die vanuit het geloof om antwoord roepen. Zij kunnen goed in leerdiensten aan de orde komen.

2. Er moet ruimte zijn.

De kerk mag uitgesproken zijn en onderwijzen, maar de dertiger vraagt ruimte om met het geleerde zijn (eigen) weg te gaan. Dit past bij de overgang van fase 3 naar fase 4 in de geloofsontwikkeling. De kerk moet niet beklemmend worden, bijvoorbeeld in de liturgie. Dertigers willen geen grote veranderingen maar meedenken en bouwen aan de kerk. “De dertiger wil ruimte voor de eigen zoektocht. Als de kerk daarbij een beetje sturing kan geven zou dat voor de beleving van de dertiger welkom zijn.” (idem, p. 110)

3. Er moet een plek voor me zijn.

De tussengeneratie wil gezien worden zonder alle belangstelling op te eisen. Ze wil voor vol worden aangezien en haar steentje bijdragen. Het is daarom belangrijk dat de kerk oog heeft voor dertigers en hun kinderen en hen een plek en verantwoordelijkheid geeft die bij hen past. “De dertiger kan kritisch zijn maar de kerk moet haar oren niet dichtstoppen voor die kritische noten. Luisteren is niet hetzelfde als gehoor geven aan alles wat gevraagd wordt.” (idem, p. 20)

(20)

19 4. De sfeer moet goed zijn.

De tussengeneratie is gevoelig voor sfeer. Het werkt belemmerend als er geen overeenstemming is over rand- en bijzaken. “Door een sfeer waarin er goede contacten zijn, komt er ruimte voor geloofsgroei en een verlangen om (samen) voor God te leven.” (idem, p. 73)

5. Er moet wat gedaan worden.

Dertigers hebben genoeg te doen, dus dit is geen oproep om van alles te organiseren. De kerk moet iets doen waarmee zij het verschil kan maken. Dertigers vinden het belangrijk als de kerk haar best doet om iets te betekenen in haar context. (De Jong, 2011, p. 66) Ze willen diaconaal en missionair bewust worden en handvatten om te leren hoe ze met rand- en buitenkerkelijke mensen in hun buurt in gesprek komen. (Van het Goor, 2016, p. 114)

3.4.2 Voorgaan in geloven op Gods manier

Dertigers zeggen vaak: ‘Ik geloof op mijn manier.’ Geloven op je eigen manier lijkt een zekere vrijheid te geven en leuk en aardig, maar je komt er niet ver mee. “Echt geloof, dat je troost en draagt, dat is geloven op Gods manier, zoals de Bijbel ons leert; geloof in Jezus Christus Die zondaren redt van de verlorenheid, maar Die zondaren ook vrijmaakt en in vrijheid stelt.” (Van het Goor, 2016, p. 41) 3.4.3. Een spiegel voorhouden

Naast luisteren is het belangrijk dertigers een spiegel voor te houden. Ze vragen hier ook zelf om. “Ben je voorbereid op de dienst als je naar de kerk gaat? Is het je verlangen om van Jezus te horen, Hem te gehoorzamen en Zijn wil te volbrengen in een leven door de Geest?” (idem, p. 64) Een spannende vraag in het leven van een dertiger. Het Woord spreekt niet alleen aan, het spreekt ook tegen. Het Woord van de Koning wil jou koning-af maken. Het wil je rust geven en toerusten. 3.4.4 Luisteren naar de behoeften vanuit de kern van het kerkzijn

“Een kerk die zich laat bepalen door behoeftevervulling komt altijd te laat. (…) Zij negeert de dieptedimensie van haar eigen identiteit. Zij wil ergens anders zijn, dan waar zij is.” (De Roest, 2010, p. 200) Als ze vanuit haar kern goed waarneemt wat behoeften en verlangens van mensen zijn, kan zij betekenisvol worden door daar vrijuit, bevestigend maar ook kritisch, op in te gaan.

3.4.5 Investeer in de tweede kerkdienst

Er is een soort concurrentieverhouding tussen de traditionele zondagsbesteding en de behoefte aan rust en tijd voor onszelf. Het gebeurt nog al eens dat er een keuze gemaakt wordt ten koste van een van beide kerkdiensten. “Wanneer de tweede kerkdienst een kopie is van de eerste, is de keuze snel gemaakt, omdat het voor het gevoel toch meer van hetzelfde is.” (Van het Goor, 2016, p. 84) 4 3.4.6 Zondag een dag van onthaasten

Uitrusten van de voorbije week en rustig aan de nieuwe week kunnen beginnen is belangrijk.

‘Onthaasten’ is echter meer dan rust nemen, het is ook bezinnen op wie wij als christen zijn voor God en hoe wij ons leven inrichten door de week. “Onthaasten heeft zeker ook te maken met wie we mogen zijn in Christus.” (Van het Goor, 2016, p. 115) Als Jezus onze Redder en Zaligmaker is kan het leven nog heel vol zijn, toch hoeft dan niet alles meer. De kerk krijgt hierin een geweldige kans: de toerusting om in en uit die rust te leven met het oog op het eeuwige leven. Vraag op zondag niet te veel, maar biedt als kerk veel. Dat lijkt misschien op consumeren, maar die schijn bedriegt. Zorg voor een rustpunt tussen de week die voorbij is en de mogelijk nog drukkere week die voor hen ligt. “Wat een mogelijkheden liggen er als de dertiger aangeeft dat hij als christen op zondag opgeladen wil worden om door de drukke week te komen!” (idem, p. 102)

(21)

20

4. Beschrijving en analyse van de essentie en praktijk van de

(gereformeerde) preek

Dertigers geven aan dat hun geloof belangrijk voor hen is. Hoe wordt geloof bewerkt en versterkt? De Heidelbergse Catechismus beschrijft de bijzondere rol die de evangelieverkondiging hierin heeft. In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de prediking, wat zij is, hoe zij in de gereformeerde traditie wordt gezien en bedoeld is, welke ontwikkelingen zij heeft doorgemaakt, de aansluiting bij de hoorders en de uitdagingen waarvoor de prediking in deze tijd staat.

4.1 De prediking

4.1.1 Wat verstaan we onder een gereformeerde prediking?

Bediening van het Woord van God

“De prediking is de bediening van het Woord van God in de gemeente van Christus. (...) Zij heeft een duidelijk adres: de verbondsgemeente.” (Ds. A. Baars in Hoek, 2015, p. 252) De prediking wil het Woord bij het hart en het leven van de hoorders brengen. “In het woord ‘bediening’ zit iets van volmacht, maar ook van nederige dienst en hartelijke bereidheid om anderen te dienen.” (Hoek, 2015, p. 253) Het eerste krijgt een zwaar accent. Dat komt vooral omdat naar gereformeerde overtuiging de prediking van het Woord tot de gemeente komt met het gezag dat voortvloeit uit het Woord zelf.

Trinitarische spreiding

In de verkondiging van het Woord moet op een evenwichtige wijze het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest aan de orde komen. “Er wordt aandacht geschonken aan de ‘heilsbeschikking’ door God de Vader, aan de ‘heilsverwerving’ door God de Zoon en aan de ‘heilsbediening’ door de Heilige Geest.” (idem, p. 259) Het dogma zelf moet op de achtergrond blijven. De Bijbeltekst waaruit gepreekt wordt, bepaalt welk aspect in de afzonderlijke preek op de voorgrond treedt.

In het hart van de triniteitsleer staat het genadewerk van de gekruisigde Jezus centraal. Onderscheiden prediking

In de gemeente van Christus is, in een gereformeerde preek, onderscheiden prediking noodzakelijk. De gemeente die in de eredienst samenkomt is geen willekeurig samengestelde groep. Zij is de verbondsgemeente. Zij staat onder de zegen van de verbondsbelofte en de klem van de verbondseis. Toch betekent dat niet dat elk lid van de gemeente ook daadwerkelijk door het geloof de belofte beaamt en in gehoorzaamheid naar de verbondseis leeft. “De kinderen van het verbond (kinderen van Abraham) blijven zondaren (kinderen van Adam). Zij moeten in de prediking opgeroepen worden tot geloof en bekering.” (idem, p. 262-263)

Bevindelijkheid

“Bevinding kunnen we omschrijven als de beleving of de ervaring van het geloof die aan de Schrift ontspringt en door de Schrift genormeerd wordt. (…) Bevinding wil zeggen: ik ervaar door het geloof hoe waar en betrouwbaar het Woord van God is.” (idem, p. 264) De ervaringen van het geloof in de omgang met God dienen een plaats te krijgen in de prediking. Te denken valt aan het besef van zonde, gemis van God, vertrouwen op God, innerlijke strijd, vreugde en zekerheid over het heil, et cetera. Vanuit de tekst van de preek moet aan deze bevindingen geestelijk leiding gegeven worden. 4.1.2 De preek en wat zij beoogt

Het totale preekgebeuren bestrijkt drie momenten: de voorbereiding; de preek als onderdeel van de kerkdienst; de beoogde uitwerking op het geloof en het leven van de kerkgangers.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

· Een gebed in kindertaal, gebaseerd op de psalm (door je kind of door jou voor te lezen).. Je kunt de Psalmen op volgorde lezen, maar ook aansluiten bij het gevoel of de

Mogen wij door Gods genade het hele Woord van God volgen, niet de broze en foutieve systemen van mensen. In de volgende afleveringen zullen we enkele voorbeelden zien van

Het gaat om het gevaar van de leer die zegt dat de aspirant gelovige voor geloof enkel moet bidden, in plaats van gewoon te geloven in het kader van zijn eigen

“Wanneer God ons vertelt, zo duidelijk als maar gezegd kan worden, dat Christus stierf voor elk mens dan willen mensen dit ontkennen, en daartoe verwerpen zij de duidelijke

Vele gereformeerden hebben het preterisme omarmd, een systeem van profetische interpretatie dat de profetische betekenis van honderden Schriftpassages heeft verwoest, en zo berooft

Dahlen, Barclay, en Ho- mer (2010) wijzen in dat verband op het belang dat moeders kunnen vertellen over hun gevoelens die ze ervoeren bij de geboorte van hun kind. Het uiten

Toen je als baby voor het eerst je oogjes opende, zag je niet een hoop genetisch materiaal waaruit je door de evolutie voort- gekomen was, maar iemand die zich glimlachend over je

Voor Asten zijn wel alle uren opgenomen die door de verschillende medewerkers worden besteed aan leerplichttaken.. Kortom in Someren en Asten wordt nagenoeg hetzelfde aantal