Hoofdstuk 4:
Machtsfuncties.
V_1. a. b. f(x) 0 2 ABC formule 1 2 2x 3x 1 0 x x 1 c. De symmetrieas ligt precies tussen de nulpunten: x 34 d. f( ) 34 81
Top: ( ,34 81)
V_2.
a. De symmetrieas is de lijn x 1 . De x-coördinaat van punt B is dan -1. b. f(3) 2 3 2 4 3 7 13
De coördinaten van punt B zouden dan (-1, 13) moeten zijn.
2
f( 1) 2 ( 1) 4 ( 1) 7 13: klopt, dus B ligt op de grafiek van f.
V_3.
a. f(0) 1 De x-coördinaat van de top is 1 2 x : f( )21 34 2 f(x) 1 x x x(x 1) 0 x 0 x 1 b. g(x) (2x 3)(3 x) 6 ( 2x23x 9) 6 2x 23x 15 2 1 2 g(0) 15 g(x) 15 2x 3x x(2x 3) 0 x 0 x 1
De x-coördinaat van de top ligt bij x 34. g( )34 1618
c. Uit het voorschrift h(x) (x 4) 22 zijn direct de coördinaten van de top af te lezen: (4, 2)
d. k(x)21x221x 2 21(x2 x 4) 12((x12)24 )14 21(x21)2281 Top: 1 1
2 8
( , 2 )
V_4. De symmetrie-as is de lijn x 4 . Het andere nulpunt is dus (10, 0)
V_5. a. b. R(3, 6) c. S(3, -6) d. M(3, -2) e. R’(3, -10) x y 1 2 3 4 -1 -2 1 2 3 4 5 6 -1 -2
V_6.
a.
b. De grafiek is een hyperbool.
c. y 16
x
d. Er bestaat geen waarde voor x waarvoor x 0 16 .
V_7. a. b. (-8; -0,25) c. f( a) 2 2 f(a) a a
d. De grafiek van f is symmetrisch in de lijn y x .
V_8.
a./b.
V_9. Symmetrisch in de lijn x 5 .
V_10. Ik vermoed dat dit niet de juiste tabel is.
x -2 -1 0 1 2 y -8 -16 - 16 8 x y 1 2 3 4 5 6 7 8 -1 -2 -3 -4 -5 -6 2 4 6 8 10 12 14 16 18 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14 -16 x y 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 -1 -2 -3 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 -2 -4 -6 -8 x y 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 -1 -2 -3 2 4 6 8 -2 -4 2
y (x 3)
4
1
y
3
x 3
x 1 2 3 4 5 6 7 8 9 y 1 6 10 12 13 12 10 6 11.
a. De even machtsfuncties liggen in z'n geheel boven de x-as (behalve voor x 0 ) en de oneven machtsfuncties gaan van groot negatief naar groot positief (net zoals y x 3).
b. Er is echt een duidelijk verschil voor negatieve x-waarden.
c. neg neg pos en dus negeven pos en
oneven
neg neg.
d. even machtsfuncties: y 0 en oneven machtsfuncties: ¡ .
2.
a. Even machtsfuncties hebben als symmetrie-as de lijn x 0 . b. De oneven machtsfuncties hebben als symmetriepunt: (0, 0). c. f(x) 3 heeft twee oplossingen: x 3 1,71 x 3 1,71
f(x) 0 heeft een oplossing: x 0 f(x) 2 heeft geen oplossing.
d. Voor g en k heeft elke vergelijking één oplossing. Voor h geldt hetzelfde als voor f.
3.
a. Bij de even machtsfuncties heeft de grafiek een symmetrie-as: g(x) en h(x)
b. Alle grafieken gaan door (1, 1) en de even machtsfuncties gaan door (-1, 1). Alle oneven machtsfuncties gaan door (-1, -1).
c. De grafieken van f(x) en k(x) hebben 1 snijpunt met de lijn y 20 , en ook 1 met de lijn y 8. De grafieken van g(x) en h(x) hebben ieder 2 snijpunten met de lijn y 20 . Ze hebben geen snijpunten met de lijn y 8.
4.
a. De grafieken gaan allemaal door (0, 0). b. f(0) a 0 3 a 0 0
c. De grafieken gaan allemaal door (0, 0); de grafieken zijn symmetrisch in het punt (0, 0) en de
vergelijking f(x) c heeft maar een oplossing.
5.
a. De figuur bestaat uit 8 kubussen met elk een inhoud van r r r r 3 cm3.
Totale inhoud: I 8 r 3 cm3. b. O 34 r 2 x y 1 2 -1 -2 1 2 3 4 5 -1 -2 -3 -4 -5 x2 x4 x3 x5 t y 1 2 3 -1 -2 -3 5 10 15 -5 -10 -15
a=-5 a=-1 a=20 a=3
c. 34r2 306 2 3 3 r 9 r 3 r 3 I 8 3 216 cm 6. a. h(x) x x 2 9 x2 9 x11
b. k(x) x 2 x9 en deze kan ik niet als één macht van x schrijven.
7.
a. niet juist: x x3 8 x3 8 x11 d. niet juist: x5x5 x5 3x5
b. niet juist: x123 x12 3 x9 x e. juist: x1513 x15 13 x2 x
c. niet juist: x354x8 kan niet kleiner f. juist: (x )3 6 x3 6 x18
8.
a. Nee, de grafiek stijgt (daalt) enorm snel voor waarden in de buurt van –1 (1).
b. g(x) is een oneven machtsfunctie (lijkt dus op de grafiek van s(x) x 3) die vanwege de grote macht weer enorm snel stijgt.
9.
a. De functie bestaat niet voor x 0 . b. Horizontale asymptoot: y 0 Verticale asymptoot: x 0 c. g(x) x x 1 1 1 1 x x 10.
a. Ze gaan allemaal door het punt (1, 1).
b. Ze bestaan niet voor x 0 (verticale asymptoot). c. Voor de even waarden van a.
d. x 2 12 x 3 3 1 x x 4 4 1 x x 11.
a. x 0 is de verticale asymptoot van f en y 0 de horizontale.
b. De grafiek van f is puntsymmetrisch in (0, 0). Hij ziet er net zo uit als de grafiek van
3 s(x) x . c. f(x) x 5 15 x t y 1 2 3 4 -1 -2 -3 -4 1 2 3 4 5 6 7 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 f(x)
x f(x)
12.
a. n moet dan wel een even getal zijn. b. x5 18 heeft 1 oplossing: 1 5 x 18 0,56. c. x6 0,8 heeft 2 oplossingen: 1 6 x 0,8 1,04 x 1,04 13.
a. Voer in y1 5 x5 en y2 170. Met 2nd trace optie 5 (intersect): x 0, 49
b. 1. x2 25 0 2. 1 2 4 4 x x2 25 x4 8
heeft geen oplossing x 1,68 x 1,68
c. Voer in: y1 71x6 en y 2 4481 . Met 2nd trace optie 5 (intersect): x 2 x 2
Lees uit de grafiek af: 71x6 4481 voor , 2 2,
14.
a. Als het ruimtestation heel snel draait, is de omwentelingstijd dus heel erg klein.
b. 2 2 2 2 200 a 200 t t
. Als het station steeds langzamer draait, wordt t steeds groter en de versnelling steeds kleiner.
c. 2002 2 9,8 t 2 2 200 t 201 9,8 t 14,2 sec. 15. a. 1 2 f(x) x x b. 1 1 1 1 1 1 3 3 3 3 3 3 x x x x x c. D : 0,f D : ¡g
d. De grafiek van f(x) en g(x) lopen in de buurt van de oorsprong verticaal. 16. a. f(x) g(x) voor x 0 x 1 b. f(x) g(x) c. f(x) 4 d. g(x) 2 0 x 1 x 4 3 64 x 2 4 16 17.
a. Ja klopt, als A groter wordt, wordt 1 3 A ook groter. b. c. 1 3 28,6 A 300 Voer in: 1 3 1
y 28,6 x en y2 300. Dan met 2nd trace (calc) optie
5 (intersect): x 1154 mile2 A S 500 1000 1500 2000 2500 -500 100 200 300 400 500 600 -100 t y 1 2 3 4 5 -1 -2 1 2 -1 f(x) g(x)
18. a. (1) 416 2 (2) 3 8 2 27 3 (3) 5 1 1 b. 4 1 3 3 3 48 8 (8 )4 16 en ( 8)3 4 24 16 c. 1 1 1 1 1 1 3 3 3 3 3 3 35 5 5 5 5 53 3 5 5 d. 523 1,87 9213 1,81 60,45 0,88 19. a.
-b. Vul één punt in: 4329 c 7781,5 c 43291,5 0,2 778 c. 88 0,2 A 1,5 1 1,5 1,5 A 441 A 441 57,9
Mercurius ligt dus 57,9 miljoen kilometer van de zon. d. Omlooptijd is 365 dagen. A 149,3 miljoen km.
20.
a. HG 0,012 1 0,67 0,012 kg.
b. 0,012 LG 0,67 0,75
Voer in: y10,012 x 0,67 en y2 0,75. Dan met 2nd trace (calc) optie 5 (intersect): LG 479 kg.
21. a. (x )5 15 x515 x b. x3 13 1 3 3 x 13 13 2,35 c. 3x6 30 1 1 6 6 6 x 10 x 10 1, 47 x 10 1, 47 d. -22. a. x201000 b. x3 6 c. 2 3 x 4 1 1 20 20 x 1000 1, 41 x 1000 1,41 1 3 x 6 0,55 3 2 x 4 8 23.
a. Voor de even waarden van a: x2 3 x 3 x 3
b. 1
6
x 5
6
x 5 0,000064
c. De grafiek van x654 ziet er ongeveer zo uit als die van x2 (en dus in z’n geheel boven de x-as)
24. a. 5x5 160 b. x2 25 0 c. 1 6 1 7x 448 1 5 5 1 2 x 32 x 32 2 x 25 geen oplossin g 1 6 6 1 64 1 64 x x ( ) 2 x 2 d. 44 12 x e. 3x4 20 f. 3x5 20 1 2 1 1 4 4 4 4 x 8 x 8 x 8 14 41 4 2 3 2 2 3 3 x 6 x (6 ) x (6 ) 15 5 2 3 2 3 x 6 x (6 ) 25.
a. De grafieken snijden elkaar in drie punten. b. 8x5 x7 5 7 5 2 5 2 8x x 0 x (8 x ) 0 x 0 x 8 x 0 x 2 2 x 2 2 (0, 0) ( 2 2, 1024 2) (2 2, 1024 2)
c. Je krijgt dan alleen de oplossingen x 2 2 en x 2 2 . De oplossing x 0 ben je
kwijtgeraakt. Dat komt doordat je beide kanten deelt door x5. Maar dan mag x5 niet 0 zijn,
want je mag niet delen door 0!
26. a. x6 4x4 b. 3x13 9x8 c. 1 9 5 2x 5x 0 6 4 4 2 4 2 x 4x 0 x (x 4) 0 x 0 x 4 0 13 8 8 5 8 5 3x 9x 0 3x (x 3) 0 3x 0 x 3 0 5 4 1 2 5 4 1 2 x (x 10) 0 x 0 x 10 x 0 geen oplossing x 0 x 2 x 2 1 5 5 x 0 x 3 ( 3) d. 5x3 80x7 e. 1 9 5 2x 5x 0 f. 3x2 12 3 7 3 4 3 4 5x 80x 0 5x (1 16x ) 0 5x 0 16x 1 x 0 1 2 2 1 1 2 2 1 1 2 2 x 4 x 4 x x x 4 1 16 1 1 2 2 x 0 x x 0 x x 27.
a. f(0,01) 10000, 01 en f( 0,01) 9999,99 . Als x klein is, dan wordt de term x12 heel groot.
b.
c. Voor grote waarden van x is x12 heel erg klein (vrijwel 0, naarmate x groter wordt) en is dus
28.
a. Voer in: y1 x3 x12 , y2 x3 en y3 x12
2nd window (TBLSET) TblStart=-5 en Tbl 0,25
b. Voor grote positieve of negatieve waarden van x is y3 heel
erg klein en is de term x3 de bepalende factor. Voor
waarden in de buurt van x 0 wordt y2 ook bijna 0 en
juist y3 heel erg groot. Voor deze x-waarden geldt dan:
2 1 g(x) x . 29. g(x) x32 en 2 h(x) x 30. a/b/c. Voor
x-waarden in de buurt van x 0 wordt de machtsfunctie met negatieve exponent heel erg groot (omdat de noemer heel erg klein wordt; vrijwel 0). Er geldt dan:f(x) 1
x , g(x) 12 x en 2 1 h(x) x .
Voor grote waarden van x wordt juist de machtsfunctie met negatieve exponent heel erg klein. De functies f(x), g(x) en h(x) gaan dan lijken op de grafieken van resp. x , x en x2 3 3
31.
a. Voor grote waarden van x wordt x3 heel erg groot, en daarmee a3
x vrijwel gelijk aan 0 voor alle
waarden van a. Dus f(x) x3 a3 x3 x
voor grote waarden van x. b. x3xa3 0 3 3 6 a x x x a
Deze vergelijking heeft alleen oplossingen (twee als a 0 ) als a negatief is. c. Voor x waarden in de buurt van 0 is de term x3 vrijwel gelijk aan 0. De factor
3 a
x beïnvloed het
gedrag van de grafiek van f. Dus a beïnvloed het gedrag van de grafiek dicht bij de y-as.
32.
a. Voor alle waarden van x is x42 een positief getal. Er wordt dus altijd een positief getal bij x
opgeteld. b. x x42 0 c. g(x) x x42 x y1 y2 y3 -5 125,04 125 0,04 -4,75 107,22 107,17 0,044 -4,5 91,174 91,125 0,049 -4,25 76,821 76,766 0,055 … … … … -0,5 4,125 0,125 4 -0,25 16,016 0,016 16 … … … … x y 1 2 3 -1 -2 -3 1 2 3 4 5 6 7 8 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 h(x) f(x) f(x) g(x)
1 3 2 3 x x x 4 x 4 1,59
33.
a. De grafiek heeft een horizontale asymptoot (y 0 ) en een verticale asymptoot (x 0 ). De grafiek van f is bovendien symmetrisch in de y-as.
b. g(x) 0 2 4 2 4 4 2 2 2 2 2 1 1 x x x x x x 0 x (x 1) 0 x 0 x 1 x 0 x 1 x 1
c. Voor alle waarden van x is x14 een positief getal wat van x12 afgetrokken wordt.
2 4 2 1 1 1 g(x) h(x) x x x 34. a. b 2b h 36 b 2,5 2 2 2 36 18 2b b 2b h 36 h 2 18 2,5 2 h 2,88 K 2,5 5 2 2,5 2,88 2 5 2,88 55,7 dm b. K b 2b 2 b h 2 2b h 2b 2 6b h 2b 26bb182 2b2108b
c. Natuurlijk b 0 en als b 12 wordt de hoogte kleiner dan 2,5 cm (zinvol?)
d. Als de breedte vergroot wordt van 10 naar 11 dm neemt K toe met ongeveer 41 dm2. Neemt de
breedte toe van 17 naar 18 dm, dan neemt K toe met ongeveer 70 dm2.
e. Voer in: 2 108
1 x
y 2x . Met 2nd trace (calc) optie 3 (minimum): x 3
K is minimaal 54 dm2 bij een doos met afmetingen: lengte: 6 dm bij breedte: 3 dm bij hoogte: 12
dm. 35. a. 1 3 Z 0, 4 2400 0, 03 ml/kg. T1 km 0,03 2400 73,6 ml en T5 km 368 ml. b. 1 3 Z 0, 4 20 0,15 ml/kg. T1 km 0,15 20 2,98 ml en T5 km 14,9 ml. c. 1 3 Z 0, 4 L 0,08 1 3 0,08 0,4 3 L 0,2 L 0,2 125 kg d. 1 3
8 0,5. Dus het zuurstofverbruik van de geit is 2 keer zo klein.
e. 1
3
Z 0, 4 0,032 1,26 ml/kg 1
100 meter 10
T 1,26 0,032 0,004 ml. Kleine dieren hebben een laag zuurstofverbruik.
36.
a. Voor a 0 en a 8 zijn er geen nulpunten. b. f(x) 42 a4 4x42 a4 4x24 a x x x x x c. f(x) 0 2 2 1 4 4x a x a
Deze vergelijking heeft geen oplossingen als a 0 . d. De nulpunten zijn x 3 en x 3 . 1 4 9 a a 36 e. f. a 12:maximum is 8 voor 1 2 x a 1 : maximum is 4 voor 1 2 x 2 a 4 : maximum is 1 voor x 2
g. Voor de gekozen waarden van a geldt de bewering.
x y 1 2 3 4 5 -1 -2 -3 -4 -5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 -1 -2 -3 -4 -5
T_1.
a. f(x) is symmetrisch in de lijn x 0 en g(x) is puntsymmetrisch in het punt (0, 0). b. Nee, h(x) is geen machtsfunctie.
c. k(x) f(x) g(x) x x 4 7 x4 7 x11 T_2. a. f(x) 4 b. f(x) 100 1 1 4 4 4 4 2 x 4 x 2 x 2 x 2 1 1 4 4 4 4 2 x 100 x 98 x 98 x 98 0,32;0 0;0,32
c. x4 is groter dan 0 voor alle waarden van x, dus f(x)
is groter dan 2. T_3. a. 1 6 S 40 0,75 38 vogelsoorten en 1 6 S 40 1500 135 vogelsoorten. b. S 50 1 6 1 6 6 40 A 50 A 1,25 A 1,25 3,81 vierkante mijl
c. Neem voor de oppervlakte 10A: 16 16 61 61 16 16
10A A
S 40 (10A) 40 10 A 10 40 A 10 S Het aantal vogelsoorten wordt dan ongeveer 1
6
10 1,5 keer zo groot.
d. De grafiek van S is afnemend stijgend. Dat wil zeggen dat bij grote waarden van A de toename kleiner is. Dus bij het kleine gebied is de stijging groter.
e. 1 6 S 40 A 1 6 1 40 6 6 6 10 6 A S 0,025 S A (0,025 S) 0,025 S 2,44 10 S f. 61 1 16 1 16 16 16 2,56 2,56 S 40 A 40 ( O) 40 ( ) O 34,2 O T_4. a. x3 12 c. 14 2 3 x d. 14 2 3 x 1 3 x 12 2,29 x ( ) 23 4 0,20 x ( ) 23 4 5161 b. 3x22x5 0 e. x5 7x3 f. 3x2 x6 1 3 2 3 2 3 1 2 x (3 2x ) 0 x 0 2x 3 x 0 x ( 1 ) 5 3 3 2 2 x 7x 0 x (x 7) 0 x 0 x 7 geen oplossin g 1 1 4 4 2 6 2 4 4 3x x 0 x (3 x ) 0 x 0 x 3 x 3 x 3 g.
x
13 1 2
h. 4x
1 2
x
8
en x
0
x
1 160
x y 1 2 3 -1 -2 -3 1 2 3 4 5 6 7 -1T_5. a. f(x) 0 2 2 3 1 x 0 x 1 x x x 1 x 1
b. Voor grote waarden van x wordt de term 1x vrijwel 0, dus f(x) x 2 x1 x2
c. Voor waarden in de buurt van x 0 wordt de bepalende factor de term 1x.
T_6.
a. Als de waarde van x toeneemt, wordt 2500 x 1 kleiner (vrijwel 0) en komen de functiewaarden
steeds dichter bij de 2 te liggen.
b. 2500 x 1 is voor alle positieve waarden van x groter dan 0. Dat wil dus zeggen dat de
functiewaarden dus altijd groter dan 2 zijn.
c. f(x) 4 f(x) 6 1 1 2500 2 2 2500 x 4 2500 x 2 x 1250 1 1 2500 4 2 2500 x 6 2500 x 4 x 625 4 f(x) 6 voor 625 x 1250 T_7. a. y x b. y 1 x T_8. a. x2 10
x 10 x 10 hieruit volgt voor g(x) 10 : x 3 10 x 3 10 b. h(3) 25 2 h(3) (3 a) 25 3 a 5 3 a 5 a 2 a 8 2 8 h (4) 36 en h (4) 16 c. x2 (x 3) 2 1 2 x x 3 x x 3 2x 3 x 1