• No results found

R.C. Hage, J.H. de Vey Mestdagh, De joodse gemeenschap van Veendam-Wildervank, Muntendam en Meeden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "R.C. Hage, J.H. de Vey Mestdagh, De joodse gemeenschap van Veendam-Wildervank, Muntendam en Meeden"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

426 R E C E N S I E S vormen echter wel een van de charmes van dit boek en verlevendigen het geheel.

Natuurlijk is niet over elk schooltype evenveel bekend. De lagere scholen en de Latijnse scholen hebben in het verleden altijd de meeste aandacht gekregen en er zijn ook de meeste bronnen over bewaard. Wat de Latijnse scholen betreft: er waren er twee, namelijk in Doesburg en Zevenaar. De auteur beschreef deze scholen ook in twee hoofdstukken in het hiervoor besproken werk over de Latijnse scholen in Gelderland. Een doublure is dit niet, omdat de aanpak toch wel verschilt. In het hier besproken werk lijkt deze wat losser, wat minder strak, en met meer details. Boven-dien wordt hier een langere periode behandeld, niet tot 1815, maar tot het eind van de negentiende eeuw. Over andere scholen, zoals brei- en naaischolen, teken- en ambachtscholen, is nog weinig onderzoek gedaan. De gegevens die Van Petersen hierover heeft verzameld kunnen van waarde zijn voor verder onderzoek.

De illustraties zijn erg aardig; persoonlijk waardeer ik vooral die over het brei- en naaischoolonderwijs, maar ook de andere afbeeldingen, van schoolklassen, school-gebouwen, schoolplaten en wat niet al, verhogen de aantrekkelijkheid van dit fraai uitgegeven boekwerk.

E. P. de Booy R. C. Hage en J. H. de Vey Mestdagh, ed., De joodse gemeenschap van Veendam-Wildervank, Muntendam en Meeden (Bouwstoffen voor de geschiedenis van de joden in Groningen UI; Groningen: Stichting vrienden van het rijksarchief, 1985, 369 blz., ƒ51,-, ISBN 90 800057 1 1).

Als rechtstreekse voortzetting van de in 1980 verschenen uitgave Joden in Noord-Oost Groningen (waarvan een recensie in BMGN, XCVTI (1982) 242) werd onlangs een studie gepubliceerd over de gemeenten die in de vorige eeuw de Ringsynagoge Veendam vormden. Het boek valt in drie delen uiteen. Het eerste (9-138) omvat een hoofdstuk 'Historie' door R. C. Hage, waarin de auteur de geschiedenis van eind zeventiende eeuw tot het einde van de eerste wereldoorlog behandelt. Samen met een lokale historische werkgroep tekent Hage tevens voor het volgende hoofdstuk 'Herinneringen 1920-1945'. De schrijvers hebben tot deze cesuur besloten om archieftechnische redenen maar ook, zeggen zij, omdat het moeilijk is vast te stellen 'welke personen in het Interbellum zichzelf als Jood beschouwen. De vervaging van de grens tussen Joods en niet-Joods maakt het doen van uitspraken over de Joodse gemeenschap in toenemende mate discutabel' (13). Ik zou daarbij de nadruk willen leggen op 'toenemend' en daarbij direct willen aantekenen dat hiermee een essentieel dilemma is aangegeven — onontkoombaar en vanaf het begin ligt het op de loer. Waarom,-bijvoorbeeld, is Lambrecht Hartog, in 1659 gehuwd met Stijne Hendrik(s), 'zeer waarschijnlijk' van joodse afkomst (16)? Blijkens het bevolkings-overzicht zou hun huwelijksakte (?) de enige vermelding betreffende joden in Meeden zijn vóór 1811 (285), ja zelfs vóór 1857 (347). Hage heeft overigens consciëntieus een levendig beeld geschetst, op grond van onderzoek in vele, zeer verspreide bronnen — met name in de rechterlijke archieven. Ter afsluiting geeft hij, cultureel-antropoloog van professie, een verantwoording van de gevolgde leidraad, van zijn perspectief. Die is beslist discutabel.

Hage onderscheidt twee opeenvolgende vormen van integratie (76-79). De eerste omvat de prille vorming van een joodse gemeenschap. Voorwaarden hiervoor zijn de samenwoning van een lokale groep joden; het leiden en bekostigen van een eigen

(2)

R E C E N S I E S 427 joods maatschappelijk leven door de groep; het onderhouden van een goede verstand-houding met de lokale overheid. De tweede vorm van integratie laat Hage 'formeel gezien' beginnen bij de verlening van burgerrechten aan alle, dus ook de joodse, inwoners van de Bataafse Republiek (emancipatiedecreet van 1796). Tendensen zijn dat steeds meer joden: invloed op het eigen kerkelijk bestuur wensen, meer interesse krijgen om toe te treden tot instellingen van niet-joodse aard, en zich individua-listisch opstellen inzake huwelijk, migratie en geloof. Het is duidelijk dat hier heel wat problemen liggen. De stip er een paar aan: zijn 'goede' contacten met de lokale overheden onontbeerlijk? Waar ligt de grens tussen integratie en assimilatie? Ook Hages voorzichtig geformuleerde conclusie, dat 'de Joodse gemeente van Veendam-Wildervank vóór 1930 niet in verval raakte' zal van orthodoxe zijde zeker met kracht van argumenten bestreden kunnen worden.

Het tweede deel van dit boek is gewijd aan 'Dé Joodse begraafplaats te Veendam 1741-1951' door J. H. de Vey Mestdagh en anderen (139-269). Het bevat een foto-grafische uitgave der 309 grafstenen, met transcripties. Ik ben geneigd dit een interessante editie te vinden waaraan lokaal-historici plezier kunnen beleven. Het oordeel van Jaap Meijer geef ik ook maar (eventueel voor beter): 'De laat nu de vraag open of het wel zinvol mag heten al die — meestal onbelangrijke en grotendeels conventionele — teksten in extenso te publiceren. Behalve dan als schuld beladen, sociaal bepaalde werkverschaffing voor amateurs en semi-intellectuelen. De histo-rische waarde ervan is, over het geheel, zonder enige betekenis. Al die kostbare foto's blazen de luchtbel nog extra op. De boeken worden dikker en dikker' '.

Deel JU tenslotte bevat de 'Overzichten van de joodse bevolking, van Veendam-Wildervank, Muntendam en Meeden 1659-1945' (271-347), een schat aan persoon-lijke gegevens, verzameld en uitgegeven door J. H. de Vey Mestdagh en anderen. Het is een bron van de eerste orde voor genealogisch onderzoek, maar ook onont-beerlijk voor onze kennis van migratiepatronen. De exterminatie tijdens de tweede wereldoorlog spreekt er uit vele bladzijden. Betekende dat het einde van de joodse gemeenschap? Fysiek vrijwel maar psychisch, zo men wil cultureel-religieus, was hier een decennia lang proces van assimilatie en vervreemding van joods geloof en leven aan voorafgegaan. Dât feit immers maakte de vernietiging van 'joden' zo bijzonder navrant en contradictoir. Om Meijer — geboortig van Winschoten — nog eens te citeren: 'Wat van ons materieel rest, wordt intussen geestelijk opgeslokt door een nijver soort folkloristische jachthonden, die snuffelen in oude papieren en objecten, waarop vaak nog vreemde Hebreeuwse letters staan... En dat alles om te demonstreren dat wij er (achteraf) (nog) bijhoren. Subs, dat het zo betreurenswaardig is, dat wij er lijfelijk blijkbaar niet meer zijn' (11). Daarin schuilt ongetwijfeld een flink stuk overdrijving, maar het lijkt me een goed antidotum tegen al te zelfge-noegzaam dilettantisme dat te gemakkelijk de vooroorlogse 'joodse' integratie in de mediene postuleert. De tweede wereldoorlog is niet de (enige) boosdoener geweest — dat waren vele andere fenomenen: valse ideologieën, traditionele vitale afkeer en haat, regimes van terreur, volgzaamheid en verblinding. Daarmee is natuurlijk niets ten nadele van deze unieke Groningse reeks gezegd. Integendeel, ze moet worden voortgezet — in kritische dialoog met de geopperde bezwaren.

A. H. Huussen jr. 1 Balans der ballingschap. Bijdragen tot de geschiedenis der joden in Nederland, V-VI, Joden en jodendom in Stad en Ommelanden. Met een joods supplement op het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan (Heemstede, 1984) 39.

(3)

428 R E C E N S I E S G. Willemsen, ed., Suriname. De schele onafhankelijkheid. Synopsis (Amsterdam:

De Arbeiderspers, 1983, 257 blz., ƒ24,90, ISBN 90 295 5741 9); A. Helman, De foltering van Eldorado. Een ecologische geschiedenis van de vijf Guyana's (Den

Haag: Nijgh & Van Ditmar, 1983, 494 blz., ƒ85,-, ISBN 90 236 5546 x).

De geschiedenis van Suriname heeft — een 'blessing in disguise' — veel te danken aan de militaire coup van december 1982. De gebeurtenissen van toen en in het bijzonder de gruwelijke moorden hebben de onvermijdelijke vraag opgeworpen, hoe dat allemaal zo gekomen is.

In de bundel Suriname. De schele onafhankelijkheid staat de historische ontwikke-lingsgang van de militaire dictatuur in Suriname centraal. In zijn inleiding legt de eindredacteur van het boek, Glenn Willemsen, uit, wat de ondertitel 'schele onafhan-kelijkheid' betekent: de voortdurende afhankelijkheid van Suriname van het oude koloniale moederland.

De bundel probeert de lezer moed in te spreken: er bestaat in Suriname een uit-voerige verzetstraditie en een tweetal bijdragen houdt zich daarmee bezig. H. U. E. Thoden van Velzen in zijn bijdrage 'Welvaarts- en armoedereligies in het Surinaam-se binnenland' en Wim S. M. Hoogbergen in zijn bijdrage 'Marronage en de Marrons, 1760-1863' besteden uitvoerig aandacht aan de gemeenschappen van weg-gelopen slaven, die op den duur in het binnenland van Suriname ontstonden.

De beide opstellen over de marronage doen duidelijk uitkomen, dat het Surinaamse slavenverzet niet ten doel had om de koloniale macht in Paramaribo omver te werpen. De bosnegers wilden zich juist op veilige afstand isoleren van het centrale gezag in de kolonie. Hoogbergens opstel geeft ook aan, dat weinig weglopers de kans grepen zich na 1833 in Brits Guyana of na 1848 in Frans Guyana vrij te laten verklaren.

De Surinaamse traditie om uit verzet weg te lopen en niet een revolutie na te streven wordt nog eens geadstrueerd in Frans Bovenkerks opstel 'De vlucht. Migratie in de jaren zeventig'. Hierin constateert de auteur, dat bij de massale emigratie van Surinamers naar Nederland in de laatste jaren voor de onafhankelijk-heid sprake was van een 'push' en niet van een 'pull'. De Surinaamse uittocht begon juist, toen de Nederlandse arbeidsmarkt geen behoefte meer had aan nieuwe immigranten. Scherp valt de auteur het Nederlandse ontwikkelingsbeleid aan, dat plotseling veel hoog betaalde banen in Suriname heeft geschapen en deze daarna weer even hard heeft laten verdwijnen. De zo gecreëerde groep werklozen zag emigra-tie naar Nederland als enige mogelijkheid om hun inkomen op peil te houden.

Naast deze opstellen over het weglopen als blijk van verzet bevat de bundel vier opstellen over de geschiedenis van Suriname. Ligt wellicht in het verleden een sleutel tot de hedendaagse, desastreuze ontwikkelingen? Het ontbreken van een goed ontwikkeld Surinaams nationalisme vormt de rode draad in de opstellen van J. van der Walle ('Suriname in oorlogstijd') en van Naushad Boedhoe.

Ook het economische verleden van Suriname wordt gebruikt ter verklaring van de huidige toestand in dat land. Ruber Gowrichan tracht in zijn bijdrage 'Staat en accu-mulatie in Suriname. Historische en theoretische notities' na te gaan, waarom de positie van de 'staat' in Suriname zo anders is dan in West-Europa. Volgens de auteur is de 'staat' in Suriname altijd geïdentificeerd met één groep en is de Suri-naamse overheid er nooit in geslaagd een nationaal symbool te worden. Glenn Willemsen vult in zijn opstel 'De wording van de koloniale samenleving' dit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- ofwel één of meer keer zijn overschreden, met een goedkeurend oordeel van de externe accountant omdat deze heeft geconstateerd dat het overgangsrecht van toepassing is. In

Voor de bouwonderdelen van gebouwen of bouwwerken, niet zijnde vrije bouwwerken als bedoeld in de Woningwet, die niet zijn genoemd in de regels van dit bestemmingsplan, zoals

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en

Figuur 7: Bestemmingsplan Buitengebied Menterwolde ter plaatse van het transformatorstation Zoals eerder aangegeven zijn de beoogde uitbreidingen van het transformatorstation en

de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat deze gebouwen, waarbij gelet op de omvang en functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of

In Amsterdam mochten de joden hun eigen geloof belijden en hadden ze meer rechten dan joden in andere landen.. Veel van de nieuw-christenen namen daarom het geloof van hun

In de eerste plaats was voor de joden in de stad Groningen de afkondiging van reglementen belangrijk; niet alleen nam hierdoor de organisatiegraad toe, maar sommige op

Het aantal belasting betalende leden van de Joodse Gemeente Groningen kan niet zonder meer gelijkgesteld worden met het aantal joodse gezinnen in de stad Groningen, want ook buiten