• No results found

#Do it your-selfie : de invloed van het selfiegebruik op het zelfbeeld van tienermeisjes

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "#Do it your-selfie : de invloed van het selfiegebruik op het zelfbeeld van tienermeisjes"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

#Do It Your-Selfie

De invloed van het selfiegebruik op het zelfbeeld van

tienermeisjes

Sannah Aukes 10195181

Begeleider: Yatun Sastramidjaja Tweede lezer: Marg van Eenbergen Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam 26 januari, 2015

(2)

2 Samenvatting

Dit onderzoek richt zich op de persoonlijke ervaringen en belevingen van tienermeisjes en hun selfiegebruik, waarbij gekeken wordt of selfies ook van invloed zijn op het zelfbeeld van deze meisjes. Selfies zijn een vrij nieuw fenomeen, waardoor de impact die dit fenomeen heeft op de maatschappij nog onduidelijk is. Dit onderzoek probeert een inzicht te geven in het selfiegebruik van tienermeisjes, en te achterhalen wat de impact is op deze specifieke leeftijdsgroep. Dit is op een kwalitatieve wijze onderzocht, waarbij 11 semi-gesctructureerde duo-interviews zijn gehouden met tienermeisjes tussen de 13 en 17 jaar oud. Er is getracht te ontdekken in hoeverre tienermeisjes een invloed ervaren van het selfiegebruik op hun

zelfbeeld, in de context van de verschijningscultuur. In deze verschijningscultuur zijn normen opgesteld over uiterlijke schoonheid en de manier waarop individuen zich vertonen naar buiten toe. Hierbij zijn twee contexten van belang; de invloed vanuit de media en de invloed vanuit peers. Daarnaast wordt gekeken of zelfpresentatie ook een rol speelt bij het

selfiegebruik van de tienermeisjes.

Uit de interviews is gebleken dat de meeste meisjes geen tot weinig invloed ervaren vanuit hun selfiegebruik op hun zelfbeeld. Wel spelen peers een grote rol bij de beoordeling van de selfies, door middel van het geven van feedback. Ook is er wel degelijk sprake van een bepaalde vorm van zelfpresentatie, waarbij de mogelijkheden bestaan om een verschillende offline en online presentatie te hebben. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de verwachte negatieve impact die de selfiecultuur zou hebben op deze leeftijdsgroep, in de werkelijkheid wel blijkt mee te vallen.

(3)

3 Voorwoord

Aan het begin van dit onderzoek wist ik nauwelijks iets over selfies en had ik geen idee wat deze huidige trend onder tienermeisjes precies inhield. Nu wil ik mezelf op dit moment zeker geen selfie-expert noemen, maar na vijf maanden ondergedompeld te zijn geweest in deze ‘selfies’, is mijn kennis over dit onderwerp behoorlijk verbreed. Ik hoop dat ik u als lezer hierin mee kan nemen door de ervaringen en belevingen van tienermeisjes en hun

selfiegebruik met u te delen.

Ik had deze scriptie niet kunnen schrijven zonder de hulp van bepaalde mensen, die ik dan ook graag wil bedanken. Allereerst wil ik mijn eerste begeleider Yatun Sastradmidjaja bedanken voor haar goede ondersteuning, handige tips en de nodige oppeppende woorden hier en daar. Ook gaat mijn dank uit naar mijn tweede lezer Marg van Eenbergen, voor het

meelezen en het geven van noodzakelijke feedback. Daarnaast gaat mijn dank uit naar alle respondenten die hebben meegewerkt aan mijn onderzoek, zonder hun interessante verhalen en enthousiaste inbreng zou deze scriptie nooit zijn ontstaan. Als laatst wil ik mijn ouders bedanken, aangezien ze van grote waarde bleken te zijn tijdens de respondentenwerving. Ook hebben ze mij het vertrouwen gegeven dat het allemaal wel goed zou komen, ook al kon ik zo nu en dan echt geen selfie meer zien. Uiteindelijk heb ik met plezier en interesse aan deze scriptie gewerkt en bij deze presenteer ik het eindresultaat.

(4)

4 Inhoudsopgave

1.Inleiding p. 5

2.Theoretisch kader p. 7

2.1 Verschijningscultuur p. 7

2.2 Invloed vanuit de media p. 8

2.3 Invloed vanuit de naaste peeromgeving p. 9

2.4 Zelfpresentatie door middel van selfies p. 11

2.5 Zelfbeeld p. 13 2.5.1 Identificatie p.13 2.5.2 Sociale vergelijking p. 14 2.5.3 Objectificatie en zelfreflectie p. 14 2.6 Interdisciplinariteit p. 15 3. Probleemstelling p. 17 3.1 Doelstelling p.17 3.2 Onderzoeksvraag en deelvragen p.17 3.3 Maatschappelijke relevantie p.19 3.4 Wetenschappelijke relevantie p. 20 4.Methode p. 20 4.1 Onderzoeksstrategie p. 21 4.2 Onderzoeksdesign p. 21 4.3 Onderzoeksmethode p. 22 4.4 Respondentengroep p. 23 4.5 Operationalisering p. 24 4.6 Data-analyse/verwerking p. 25 4.7 Ethische verantwoording p. 26 5. Resultaten p. 27 5.1 Onderzoeksproces p. 27 5.2 Selfiegebruik p. 28 5.3 Zelfpresentatie p. 30

5.4 Invloed vanuit de media p. 32

5.5 Invloed vanuit de naaste peeromgeving p. 35

5.6 Zelfbeeld p. 37 6. Conclusie p. 40 6.1 Discussie p. 42 6.2 Reflectie p. 43 7. Literatuurlijst p. 45 Bijlage 1. respondentengroep p. 50

Bijlage 2. Toestemming respondenten/ouders en interviewinstrument p. 51

Bijlage 3. Codeerschema interviews p. 55

(5)

5 1. Inleiding

In 2013 werd het woord ‘selfie’ door de Oxford Dictionaries uitgekozen tot het woord van het jaar. Een selfie is een gefotografeerd zelfportret gemaakt met een smartphone, digitale camera of webcam en die wordt gedeeld via de sociale media (Fausing, 2013).

Selfies worden voornamelijk geplaatst en gedeeld op de sociale netwerksites Instagram en Facebook en daar aangeduid met #SELFIE. De afgelopen twee jaar is de populariteit van selfies spectaculair toegenomen. Alleen al op Instagram geeft deze hashtag bijna

zevenhonderd miljoen foto’s weer (Slavin, 2013).

Met de opkomst van het fenomeen selfie is er voor personen een nieuwe mogelijkheid ontstaan om zichzelf online te profileren. Het maken en delen van selfies en de daaruit

voortkomende invloed op het zelfbeeld speelt mee in het maatschappelijk bredere thema van de rol van de verschijningscultuur. Tienermeisjes bevinden zich in deze verschijningscultuur, waar de normen over uiterlijke schoonheid worden bepaald. In deze verschijningscultuur staat het ideale vrouwenlichaam centraal, dat over het algemeen een vertekend en stereotype beeld geeft van de hedendaagse vrouw (de Graaf et al., 2008). Meisjes zijn in de adolescentiefase veel bezig met hun uiterlijk en lichaamsbeeld. Het zelfbeeld van meisjes is dan ook instabiel, aangezien meisjes ontvankelijk zijn voor invloeden van buitenaf. Hierdoor ligt de

prestratiedruk wat betreft het uiterlijk hoog (Clay et al., 2005). Een van deze invloeden van buitenaf is de media, die vanuit de verschijningscultuur bepaalde ideaalbeelden construeren waaraan tienermeisjes willen voldoen (Dohnt & Tiggemann, 2006). Daarnaast zorgt de peergroep ook voor een zekere invloed op tienermeisjes, die mede bepalend is voor de manier waarop ze zich gedragen en eruit willen zien.

Door het gebruik van selfies zijn individuen in staat om een eigen ‘zelf’ te vormen in hun foto's, waarbij de mogelijkheid bestaat om deze ‘zelf’ op een bepaalde manier te

profileren en zo aan de huidige ideaalbeelden voldoen (Livingstone, 2008). Deze 'zelf' kan naar eigen tevredenheid worden gevormd , aangezien er tegenwoordig een tal van foto-bewerkingsprogramma’s en filters bestaan waarmee een foto aangepast kan worden en daarmee voldoen aan verschillende wensen.

In het huidige debat zijn het vooral volwassenen die zich zorgen maken om de obsessies van tienermeisjes met hun uiterlijk en de mogelijke negatieve gevolgen van het selfiegebruik, die kunnen zorgen voor een verstoord zelfbeeld bij tienermeisjes (Woda, 2014). Het belang van de meisjes staat voorop, maar wordt er niet of nauwelijks gekeken naar hoe de meisjes deze impact van het selfiegebruik zelf ervaren. In dit onderzoek wordt daarom

(6)

6 middel van interviews met tienermeisjes die zichzelf presenteren via selfies, zal er getracht worden een zo compleet mogelijk beeld weer te geven van de invloed van het selfiegebruik op het zelfbeeld van deze meisjes.

(7)

7 2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk zal een beeld geschetst worden van de centrale concepten en theorieën over het selfiegebruik en het zelfbeeld. Dit begint met de verschijningscultuur, waarbij wordt gekeken hoe tienermeisjes zich in deze cultuur bewegen. Vervolgens wordt gekeken naar één van de twee invloeden vanuit de verschijningscultuur, namelijk de invloed van de media. Hierna zal worden ingegaan op de tweede invloedsvorm, de invloed vanuit de directe sociale omgeving. Daarna gaat het om de zelfpresentatie van tienermeisjes aan de hand van hun selfiegebruik. Als laatste zal worden gekeken naar het concept zelfbeeld, dat is opgedeeld in verschilende deelonderwerpen, namelijk: identificatie, sociale vergelijking/feedback, en objectificatie/reflectie.

2.1 Verschijningscultuur

In onderzoek naar de ontwikkeling van het zelfbeeld en de verstoring die hierbij kan optreden speelt de sociaal-culturele benadering een prominente rol. Deze benadering gaat er vanuit dat maatschappelijke factoren een krachtige invloed hebben op de ontwikkeling en het behoud van het zelfbeeld. De sociaal psycholoog Jones (2001) spreekt over het ontstaan van de verschijningscultuur, die een belangrijke functie heeft in de huidige maatschappij. Deze cultuur versterkt de waarden en normen over schoonheid, lichaamsbeeld en zelfbeeld. Het gaat hierbij over de uiterlijke verschijning van individuen en een bepaald ideaalbeeld waaraan ze willen voldoen. Hierbij meten ze gevoelens over zichzelf en hun uiterlijk aan dit

ideaalbeeld. Deze normen zijn sociaal-historisch bepaald; zo is schoonheid niet inherent wenselijk maar gevormd als de norm binnen het huidige culturele klimaat (Carey et al. 2011).

De socioloog Featherstone (2010) heeft het ook over verschijningsvormen in de huidige maatschappij. Hier gaat het voornamelijk over het lichaamsbeeld dat een grote rol speelt binnen de consumptiemaatschappij, waarin perfecte mediabeelden en figuren worden getoond. Deze mediabeelden dienen als voorbeeld voor individuen en versterken het

verlangen om er ook zo uit te zien. Er ontstaat hierdoor bij die individuen een twijfel over het eigen lichaamsbeeld, waar de adverteerders en bedrijven op inspelen door producten op de markt te brengen die zeggen het uiterlijk en lichaam te kunnen verbeteren.

Onder tienermeisjes zijn er ideaalbeelden vastgesteld over wat schoonheid inhoudt en waarbij aantrekkelijkheid een grote rol speelt. In de adolescentiefase worden meisjes veel geconfronteerd met deze ideaalbeelden. Hierdoor leren zij op jonge leeftijd het belang van een aantrekkelijk uiterlijk en de ‘geldende standaard’ (Fox, 1997). Een van de redenen waarom tijdens de adolescentieperiode het uiterlijk voor meisjes een grotere rol gaat spelen is dat ze in

(8)

8 die fase leren dat het belangrijk is om als jonge vrouw aantrekkelijk gevonden te worden en daarmee ook positief beoordeeld te worden. Dit leren ze door reacties vanuit hun omgeving, bijvoorbeeld door het krijgen van aandacht van jongens (Groesz et al., 2002). Daarnaast gaat deze periode bij meisjes gepaard met veel biologische veranderingen, waarbij ze zullen transformeren van meisje naar jonge vrouw. In veel gevallen gaat dit samen met een toename van lichaamsvet en gewicht waardoor de mogelijkheid ontstaat dat meisjes verder af komen te staan van het slanke schoonheidsideaal. Hierdoor neemt de onzekerheid en een zekere mate van ontevredenheid over de zelf toe (Groesz et al., 2002).

In hun tienerjaren worden meisjes overmatig blootgesteld aan beelden en berichten die gebaseerd zijn op de uiterlijke verschijning en het schoonheidsideaal en die van invloed zijn op de tevredenheid over het eigen lichaam en uiterlijk. Uit het psychologisch onderzoek van Groesz, Levine en Murnen (2002) blijkt dat er een direct effect is van slanke mediafiguren op de lichaamsontevredenheid van meisjes en jonge vrouwen. Dit effect is het grootst bij de categorie vrouwen onder de negentien jaar, waar tienermeisjes onder vallen. Door het zien van extreem dunne modellen in de media kan ook het zelfvertrouwen bij adolescente meisjes afnemen (Clay, Vignoles, & Dittmar, 2005).

De verschijningscultuur is actief in twee contexten waarbij de waarden en normen van schoonheid en wenselijkheid op de voorgrond treden (Carey et al., 2011). Deze contexten zijn de media en de naaste peeromgeving, die beide van invloed zijn op het persoonlijke beeld van individuen (Jones et al., 2004).

2.2 Invloed vanuit de media

De eerste context waarin de verschijningscultuur optreedt is de media. Sociale media en de mediabeelden die daarbij horen worden gezien als de centrale elementen van de

verschijningscultuur en zijn de sterke krachten die bepalend zijn voor de huidige verschijningsnormen (Jones et al., 2004).

De sociale media is uitgegroeid tot één van de grootste mediabronnen van deze tijd (Ziegler, 2007). Er hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan in de sociale media in de afgelopen jaren. Allereerst is het online delen van foto’s en teksten steeds populairder geworden en vergt het ook steeds minder tijd, wat het makkelijker maakt. Daarnaast zijn sociale media steeds meer visueel ingesteld, wat inhoudt dat beelden en foto’s een steeds grotere rol zijn gaan spelen in de online wereld (Fausing, 2013).Vanuit de media worden bepaalde ideeën, waarden en gedragingen overgebracht, waardoor er een sociale realiteit geconstrueerd kan worden voor de individuen die deze vormen van media gebruiken. Er

(9)

9 wordt hiermee een bepaalde standaard gevormd, waarbij individuen de overtuigingen, normen en waarden van de media in een proces van internalisatie zullen opnemen en daarmee als waarheid kunnen gaan beschouwen (Aronson et al., 2005).

Binnen onze maatschappij is een schoonheidsideaal gevormd en geïdealiseerd. De media draagt dit schoonheidsideaal uit door het naar buiten toe te communiceren. Deze communicatie is visueel ingesteld, waarbij gebruik wordt gemaakt van foto’s en advertenties waarop dit schoonheidsideaal wordt weergegeven. Dit schoonheidsideaal geeft over het algemeen een onrealistisch beeld van hoe vrouwen er daadwerkelijk uit zien, maar wordt op zo’n manier gepropageerd dat individuen dit beeld als de norm gaan zien (Ahern et al., 2010). De media blijken het vermogen te hebben om de kijk van tienermeisjes wat betreft het

uiterlijk en schoonheid te beïnvloeden, wat een negatief effect heeft op het zelfbeeld en zelfvertrouwen van deze meisjes (Dittmar & Howard, 2004).

Dit schoonheidsideaal wordt ook door middel van selfies gepresenteerd, waarbij voornamelijk selfies van beroemdheden een grote rol spelen. Voor de meisjes die deze beroemdheden volgen op sociale media zijn deze selfies van grote waarde. Dit omdat beroemdheden over het algemeen aan het huidige schoonheidsideaal voldoen, ongeacht de kwaliteit van de foto (Franco, 2013). Deze beroemdheden laten zien dat zij zelfs in hun selfies in een ‘natuurlijke’ pose dit ideaal nog bereiken. Ze kennen de krachten van hun imago en dat imago wordt door anderen versterkt wanneer zij zich bevoorrecht voelen om een inkijk te krijgen in het privéleven van een beroemd persoon. Tienermeisjes worden door

beroemdheden beïnvloed en streven hierdoor naar het behalen van het schoonheidsideaal, maar dit is voor het merendeel een onmogelijke opgave om te bereiken (Bell & Ditmar, 2011). Hieruit blijkt dat er vertekeningen in het persoonlijke lichaamsbeeld en een zekere mate van lichaamsontevredenheid kunnen ontstaan, waneer individuen worden onderworpen aan het ideale ‘size zero’ wat door de media gepromoot wordt.

2.3 Invloed vanuit de naaste peeromgeving

Naast de invloed van de media speelt er nog een andere context een rol in de manier waarop mensen zich bewegen in de verschijningscultuur, namelijk de invloed vanuit de naaste

peeromgeving. De mate waarin verschijningsnormen worden nageleefd wordt beïnvloed door de directe sociale omgeving, waarbij peers centraal staan (Jones et al., 2004).

Het sociale netwerk van tieners, zowel online als offline, wordt tijdens de

adolescentiefase steeds uitgebreider. Hierbij gaat de relatie met peers een grotere rol spelen in het leven van tieners, aangezien de tijd die tieners met peers doorbrengen zal toenemen

(10)

10 (Steinberg & Morris, 2001). De focus op leeftijdsgenoten heeft gevolgen voor de invloed die tieners op elkaar hebben. Peers gaan dienen als referentiegroep, vooral voor zaken die van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling van een eigen identiteit (Giordano, 2003). Vanuit psychologisch perspectief zijn relaties met leeftijdgenoten volgens Gerner en Wilson (2005) voorspellers van het niveau van tevredenheid over zichzelf bij adolescente meisjes. Die relaties hebben effect op hun zelfvertrouwen, voorzien hen van emotionele ondersteuning en dragen bij tot het vormen van een identiteit. Tijdens de adolescentie ervaren de meisjes een stijging van het zelfbewustzijn. Positieve relaties met leeftijdsgenoten zijn belangrijk voor ontwikkelen van een gezond zelfbeeld. Zorgen over het lichaamsbeeld en lichaamsontevredenheid worden beïnvloed door het al dan niet aanvaard worden door leeftijdsgenoten. Bepalend zijn ook het al dan niet ervaren van sociale steun, intieme vriendschap en de impact van het “dunne schoonheidsideaal” binnen die vriendschappen (Gerner & Wilson, 2005).

Door de opkomst van sociale netwerksites krijgen tieners de ruimte om hun eigen identiteit en status zowel online als offline te ontdekken en ontwikkelen (Boyd, 2008). De online profielen die tieners creëren kunnen worden gezien als een soort digitaal kader, waarbij ze de mogelijkheid hebben om een identiteit te openbaren en aan anderen te laten zien.

Sociale netwerkprofielen, zoals Instagram, zijn niet uitsluitend voor de personen zelf, maar ook voor hun publiek. Dit publiek kan bestaan uit mensen in hun naaste omgeving, zoals vrienden en vriendinnen, maar ook onbekende personen (Stern, 2008). Door middel van hun persoonlijke profiel creëren tieners een sociale identiteit, waarbij ze de mogelijkheid hebben om te laten zien hoe ze tegen bepaalde normen aankijken. Deze sociale identiteit wordt deels door henzelf maar ook grotendeels door hun peers bepaald (Boyd, 2008).

De populariteit van sociale netwerksites gaat samen met het feit dat tieners op deze manier contact onderhouden met vrienden en leeftijdsgenoten (Boyd, 2008). Door het feit dat bijna iedereen zich bevindt op sociale netwerksites, willen anderen niet achterblijven. Het is voor tieners belangrijk om er bij te horen, waardoor ze zich zoveel mogelijk aan hun peers aanpassen. Hierbij is er sprake is van een bepaalde invloed vanuit de peergroep. Door deze invloed kan er ook sprake zijn van vormen van peer pressure, waarbij groepsnormen van een bepaalde groep worden opgelegd aan een individu ( Brown, 1989).

Daarnaast speelt feedback vanuit de peergroep een grote rol. Tieners beoordelen elkaar en kunnen elkaar zowel positieve als negatieve feedback geven. Positieve feedback is erg belangrijk voor tienermeisjes, aangezien ze verlangen naar sociale goedkeuring van hun peers. Door middel van deze waardering en hoe er vanuit de peergroep naar ze wordt gekregen,

(11)

11 beoordelen tieners zichzelf en kan er zelfacceptatie plaatsvinden (Stern, 2008). Feedback van anderen wordt in het selfiegebruik verkregen door het krijgen van reacties en ‘likes’ op foto’s die op Instagram worden gedeeld (Blinka & Smahel, 2009). Bij deze sociale netwerksite is erkenning van anderen voor tienermeisjes van belang. Ze willen erbij horen en qua foto’s niet onder doen voor anderen (Fausing, 2013). Hierbij nemen peers gewoontes en manieren in hun selfiegebruik van elkaar over en imiteren elkaar. Reacties en ‘likes’ zijn voor

Instagramgebruikers een vorm van bevestiging en acceptatie, aangezien individuen de beoordeling en percepties van anderen over hun selfies belangrijk vinden (Fausing, 2013).

2.4 Zelfpresentatie door middel van selfies

Naast de verschijningscultuur, waarbij het gaat om de uiterlijke verschijning en de twee invloeden die daarbij een rol spelen, speelt ook de manier van presenteren een rol in het selfiegebruik. In deze paragraaf staat zelfpresentatie centraal en wordt er zowel gekeken naar de offline als de online manier van presenteren door tienermeisjes.

In het dagelijks leven nemen individuen constant een bepaalde rol aan. Door middel van deze rol proberen mensen onbewust controle uit te oefenen op wat anderen over hen denken. In het boek The presentation of the self in everyday life beschrijft de socioloog Goffman (1959) dit als zelfpresentatie. Binnen een face-to-face interactie vormen individuen al snel een bepaalde mening over de ander. Wanneer individuen elkaar niet kennen zullen ze elkaar beoordelen door middel van het gedrag en uiterlijke kenmerken. De ‘zelf’ wil zich erdoor op een zo goed mogelijke manier presenteren en handelt op een manier waarbij hij of zij de meest gewenste indruk maakt. In zijn theorie maakt Goffman (1959) onderscheid tussen

frontstage en backstage performance. Deze performance is het uitvoeren van het gedrag, de

zogezegde ‘voorstelling’, waarbij het gaat om de geloofwaardigheid van het optreden waarmee een individu zijn zogeheten toeschouwers probeert te beïnvloeden. Backstage

performance vindt plaats achter de schermen. Dit is de plek waar een individu zichzelf kan

zijn en zich kan voorbereiden op de rol die hij of zij gaat spelen. Frontstage performance is de plaats waar de interactie plaatsvindt en waarbij het zeker in nieuwe situaties van belang is hoe een persoon overkomt.

Naast de presentatie van de zelf in het dagelijks leven is er sinds het ontstaan van de elektronische communicatie en de verschillende sociale netwerk sites een nieuwe frontstage

performance ontwikkeld waar individuen zichzelf kunnen presenteren; de presentatie van de

‘online’ zelf (Bullingham & Vasconcelos, 2013). Door de opkomst van de sociale media is er een hele nieuwe manier van interacteren ontstaan. Hierbij gaat het niet om face-to-face

(12)

12 contact, maar om online communicatie (Miller, 1995). De zelf heeft door het gebruik van sociale media ook nieuwe mogelijkheden en manieren om zich te presenteren, aangezien de communicatie verloopt tussen verschillende computerschermen of smartphones, waarbij het individu veel meer controle heeft over wat hij of zij wel of niet wil prijsgeven van zichzelf (Krämer&Winter, 2008). Deze controle over de zelf zorgt ervoor dat sociale netwerksites als de ideale omgeving dienen voor impressiemanagement, waarbij individuen hun gedrag aanpassen aan de situatie waarin ze zich bevinden, zoals Goffman (1959) beschrijft.

Vanuit de communicatiewetenschap blijkt dat door de opkomst van selfies en de mogelijkheid om foto’s te plaatsen op verschillende sociale netwerksites, het experimenteren met identiteiten makkelijker en aantrekkelijk geworden is. Dit komt omdat er een online-identiteit wordt gecreëerd, waarbij een individu zelf kan bepalen wat hij of zij daarmee prijsgeeft. Dit komt overeen met de frontstage performance. Het publiek is de beoordelaar van deze performance, en daardoor zijn tieners zich in hoge mate bewust van hoe ze zichzelf online presenteren (Stern, 2008).

Uit het onderzoek van Peter et al. (2005) blijkt dat het voornamelijk meisjes zijn die online experimenteren met hun identiteit. Uit dit onderzoek komt naar voren dat zichzelf leren kennen, iemand anders makkelijker durven aanspreken en over een bepaalde verlegenheid heen stappen hiervoor de belangrijkste redenen zijn (Peter et al., 2005). Ook ontstaat hierdoor de mogelijkheid om te onderzoeken hoe ze er door de ogen van anderen uit zien en worden beoordeeld (Valkenburg et al., 2005). Identiteitsexperimenten worden gezien als een

mogelijkheid voor tieners om te ‘doen alsof ze iemand anders zijn’. Deze bevindingen worden niet ondersteund door het onderzoek van de communicatiewetenschapper Stern (2008),

waaruit blijkt dat tieners er juist naar streven om door middel van hun profiel zichzelf op een realistische manier weer te geven. Sommige tieners zien hun online zelfpresentatie als meer representatief voor hun ‘echte zelf’ dan hun offline zelfpresentatie, aangezien ze op internet pas echt zichzelf durven zijn en daarmee ook dichter bij zichzelf komen staan (Stern, 2008). Ook bij het onderzoek van Huffaker komt deze realistische manier van presenteren naar voren (2006). Uit dit onderzoek blijkt dat tieners wat betreft hun profiel niet snel een fictieve

identiteit zullen creëren. Ook hier is het van belang dat de persoonlijke profielen van tieners een realistische weergave van zichzelf zijn.

(13)

13 2.5 Zelfbeeld

Naast het selfiegebruik in de context van de verschijningscultuur, staat in dit onderzoek ook het zelfbeeld van tienermeisjes centraal. Dit zelfbeeld wordt gebaseerd op de manier waarop een persoon over zichzelf denkt en zichzelf waardeert (Moeneclaey, 2009). Tieners bevinden zich in een fase waar ze proberen te ontdekken op wat voor manier ze in het leven willen staan en wie ze daadwerkelijk zijn (Pozzi, 2014). Een tiener ervaart zowel op biologisch als cognitief niveau veranderingen bij zichzelf, wat samengaat met het proces van het volwassen worden (Moeneclaey, 2009). Naast deze veranderingen ontwikkelt een tiener in de

adolescentiefase ook een zelfbeeld. Het zelfbeeld wordt hieronder aan de hand van verschillende concepten beschreven, namelijk; identificatie, sociale vergelijking, en objectificatie en zelfreflectie.

2.5.1 Identificatie

Wanneer er wordt gekeken naar het zelfbeeld speelt identificatie een belangrijke rol. Identificatie kan worden gedefinieerd als de mate waarin iemand bepaalde kenmerken van zichzelf herkent in andere mensen (Duits & Van Romondt Vis, 2009). Een identiteit van een individu hangt af van hoe zij andere individuen waarnemen en hoe zij zelf waargenomen worden.

Uit sociaal psychologisch onderzoek van Duits en Van Romondt Vis (2009) blijkt dat meisjes in hun identificaties gebruik maken van verschillende mediafiguren, zoals acteurs, actrices en popidolen. Identificatie met beroemdheden en figuren uit de media stelt individuen in staat om de sociale realiteit vanuit andere perspectieven te ervaren, en hierdoor sociale attitudes te vormen (Cohen, 2001). Veel jeugdige beroemdheden zijn actief op Instagram en plaatsen met grote regelmaat selfies - bijvoorbeeld Miley Cyrus, Ariana Grande, Taylor Swift en Rihanna.. Deze beroemdheden dienen voor velen als voorbeeld en worden in hoge mate geïmiteerd door hun fans (Losh, 2014). Tienermeisjes herkennen zichzelf in deze

beroemdheden en maken daarbij identificaties met hun eigen persoonlijke leven. Maar er vindt ook negatieve identificatie plaats. Hier wordt de nadruk gelegd op de verschillen. De mediabeelden die iemand ziet en de manier waarop de beroemdheden zichzelf op hun selfies presenteren dragen bij aan wat tienermeisjes als normaal gaan zien. Hoe meer er een bepaald ideaalbeeld wordt geschetst, hoe meer tienermeisjes dit als een spiegel zullen gebruiken om hun eigen identiteit te bekrachtigen (Duits & Van Romondt Vis, 2009).

(14)

14

2.5.2 Sociale vergelijking

Volgens de sociale vergelijkingstheorie van de sociaal psycholoog Festinger (1954) hebben individuen de behoefte om hun persoonlijke kenmerken en gedrag te vergelijken met dat van anderen. Deze theorie stelt dat elk individu een bepaalde drang voelt om zichzelf te evalueren en daarbij een duidelijk beeld van zichzelf te schetsen. Dit persoonlijke beeld wordt gevormd door de vergelijking met anderen.

Deze sociale vergelijking kan zowel opwaarts als neerwaarts gebeuren. Bij de opwaartse vergelijking wordt er een ideaalbeeld geschetst over hoe iemand het liefst zou willen zijn. Deze opwaartse vergelijking heeft een negatief effect op de zelfevaluatie en het zelfbeeld van een individu en kan zorgen voor een ontevredenheid over het eigen lichaam en uiterlijk (Linder et al., 2012). Iemand ziet zichzelf hierbij als minder ‘mooi’ dan de ander. Daarnaast kan er ook sprake zijn van neerwaartse vergelijking, waarbij een vergelijking wordt gemaakt met anderen die lagere positie hebben dan een individu zelf. Hierdoor wordt het ego van een individu gestimuleerd en kan er een beter gevoel over de ‘zelf’ ontstaan. Deze neerwaartse vergelijking is van positieve invloed op het zelfbeeld en daarbij een vorm van zelfversterking en verrijking (Lindler et al., 2012).

Uit psychologisch onderzoek van Patrick, Neighbors en Knee (2004) blijkt dat sociale vergelijking een belangrijke rol speelt bij het vormen van een bepaalde zelfwaardering en zelfbeeld. Wanneer er een vergelijking wordt gemaakt met een ‘ideaal’ persoon, dus wanneer de vergelijkingspersoon aan een bepaald ideaalbeeld voldoet, is er een kans dat dit een

negatieve invloed heeft op het persoonlijke zelfbeeld (Spitzer et al. 1999). Vergelijking is iets wat tijdens de adolescentie zeker een rol speelt bij jongeren. Er ontstaan in deze fase nieuwe interacties en relaties tussen peers, waarbij het kenmerkend is dat tieners hun uiterlijk, gedrag en manier van leven gaan vergelijken met die van anderen (Moeneclaey, 2009).

2.5.3 Objectificatie en zelfreflectie

In de adolescentiefase zijn tieners op zoek naar zichzelf en vormen zij een identiteit. Deze zoektocht gaat samen met een bepaalde vorm van zelfreflectie, waardoor de mogelijkheid ontstaat om een zelfbeeld te ontwikkelingen (Moeneclaey, 2009).

Deze kijk naar de zelf sluit aan op de sociaal psychologische objectificatie-theorie van Fredrickson en Roberts (1997). Zij stellen dat individuen zichzelf en hun lichaam tot 'object' maken en op die manier naar zichzelf kijken en op zichzelf reflecteren. Hierbij wordt de externe kijk naar de zelf geïnternaliseerd waardoor de zelf als object kan worden beschouwd.

(15)

15 Bij deze theorie ligt de nadruk op het vrouwenlichaam, en gebeurt de evaluatie op basis van de uiterlijke verschijning. Vrouwen en meisjes willen voldoen aan de normen die gesteld worden aan schoonheid en het uiterlijk, waardoor deze zelf-objectificatie plaatsvindt (Fredrickson & Roberts, 1997). Uit onderzoek van Strelan, Mehaffey en Tiggeman (2003) blijkt dat deze vorm van zelf-objectificatie een negatief effect heeft op het zelfvertrouwen van jonge vrouwen. Het kan schadelijk zijn voor het individu om zichzelf als object te

beschouwen en alleen bezig zijn met de waardering en meningen van zichzelf en anderen (Nguyen, 2013).

Ook door middel van selfies zijn meisjes in staat om op zichzelf te reflecteren. Het is een bewuste manier van fotograferen. Door het kijken naar de ‘zelf’ op een gemaakte selfie, vindt er een persoonlijke evaluatie plaats (Cep, 2013). Tijdens deze evaluatie wordt besloten of de foto al dan niet voldoet aan hoe een persoon zich wil presenteren en profileren naar de buitenwereld toe (Fausing, 2013). De uiteindelijke selfie is het resultaat van deze zelfreflectie, waarbij het proces van reflecteren duidelijk terug te zien is in de foto, aangezien het de meest flatteuze foto’s zijn die individuen delen (Cep, 2013).

2.6 Interdisciplinariteit

Uit het theoretisch kader blijkt dat er theorieën uit verschillende disciplines worden gebruikt om het selfiegebruik en de daaruit volgende invloed op het zelfbeeld te verklaren. De

hoofdconcepten binnen dit onderzoek zijn selfiegebruik en zelfbeeld. Deze concepten zijn beiden erg complex en daardoor niet te verklaren aan de hand van één discipline..

Selfiegebruik wordt in dit onderzoek bekeken vanuit de verschijningscultuur. Deze cultuur wordt vanuit een sociaal psychologisch perspectief bekeken, waarbij Jones (2001) spreekt van een cultuur die de waarden en normen versterkt over het schoonheidsideaal en lichaamsbeeld. Een aanvulling hierop is het sociologische perspectief, beschreven door Featherstone (2010), waar het gaat om het vormen van een lichaamsbeeld in de huidige consumptiemaatschappij. De verschijningscultuur is op te delen in twee verschillende

contexten, namelijk die invloed vanuit de media en de invloed vanuit de naaste peeromgeving. Bij de invloed van de media ligt aan de ene kant de nadruk op psychologie, waarbij het gaat om het schoonheidsideaal dat door de media wordt uitgedragen en daarmee van invloed is op het individu. Hierbij staat het persoonlijke gedrag en gevoels van individuen dus centraal (Ahern et al., 2010). Maar ook de communicatiewetenschap speelt in deze context een rol, omdat deze ideaalbeelden die van invloed zijn op individuen door middel van mediabeelden en figuren worden geconstrueerd. Bij de tweede context van de verschijningscultuur, de

(16)

16 invloed vanuit de naaste peeromgeving, staat over het algemeen de sociale psychologie

centraal. Tieners willen voldoen aan bepaalde groepsnormen en waarden en krijgen die ook opgelegd, waarbij het gaat om bepaalde groepsprocessen (Brown, 1989).

Selfiegebruik wordt daarnaast bekeken aan de hand van zelfpresentatie. Hierbij gaat het om een sociologische benadering, waarbij de manier waarop tienermeisjes zichzelf presenteren en gedragen in hun selfiegebruik in een bredere context wordt geplaatst. De socioloog Goffman (1959) laat met de theorie ‘presentation of the self’ zien dat individuen zichzelf op een manier presenteren waarop ze willen dat andere mensen hen zien. Pooley (2013) stelt dat de ontwikkeling van de online zelf en de manier waarop mensen zich

presenteren vanuit sociologisch oogpunt kan worden benaderd, aangezien hierbij het gedrag van mensen in een de online omgeving centraal staat. (Pooley, 2013). Daarnaast speelt de communicatiewetenschap ook hier een rol, voornamelijk bij het creëren van een online-identiteit en de online performance die hier uit voorkomt (Stern, 2008).

Als laatste staat in dit onderzoek het concept zelfbeeld centraal, dat aan de hand van identificatie, sociale vergelijking, reflectie en objectificatie wordt bekeken. Hierbij speelt de discipline sociale psychologie een grote rol, die zich focust op de invloed van anderen op menselijke gedachten en gedragingen. In het selfiegebruik wordt hierbij gekeken naar

identificatie met mediafiguren, sociale vergelijking met de naaste peeromgeving en manieren zelfreflectie en objectificatie.

Om tot een zo compleet mogelijk beeld te komen van wat de invloed van dit selfiegebruik op het zelfbeeld is, is het van belang om de inzichten vanuit de verschillende disciplines te integreren. Perspectieven en attitudes van tienermeisjes bieden inzicht in zowel sociaalpsychologische, sociologische en processen vanuit de communicatiewetenschap. Op deze manier zal er zowel naar het individuele niveau als naar de maatschappelijk bredere context gekeken worden. Zo wordt getracht om een common ground te creëren, waarbij het mogelijk wordt om vanuit de verschillende theorieën en de verkregen informatie tot nieuwe inzichten te komen over het selfiegebruik en de invloed op het zelfbeeld van tienermeisjes.

(17)

17 3. Probleemstelling

3.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om te kijken in hoeverre het selfiegebruik van invloed is op het zelfbeeld van tienermeisjes in de context van de verschijningscultuur. Wanneer er wordt gekeken naar de bestaande literatuur over gevoelens van eigenwaarde, uiterlijk, het zelfbeeld en de invloed vanuit media en peers, mist de combinatie met het selfiegebruik als huidige culturele trend (Nguyen, 2013). Hoewel er al veel onderzoek is gedaan naar de invloed van verschillende sociale netwerksites op het welbevinden en de zelfwaardering van individuen, is er nog weinig tot geen onderzoek naar selfies als huidige trend in de sociale media. Dit

onderzoek richt zich juist op dit selfiegebruik en tracht te achterhalen of dit als nieuw fenomeen ook een vernieuwde invloed heeft op het zelfbeeld van tienermeisjes.

Dit onderzoek richt zich specifiek op de ervaringen van meisjes die zich bevinden in hun adolescentiefase. Dit is een relevante leeftijdsgroep om te onderzoeken omdat meisjes van deze leeftijd midden in hun puberteit zitten en in volle ontwikkeling zijn. Het is een kwetsbare doelgroep die veel bezig is met hun zelfbeeld en uiterlijk vertoon, waarbij ze zich bevinden in de huidige verschijningscultuur (Clay et al., 2005, Jones, 2001). Uit onderzoek komt naar voren dat vrouwelijke gebruikers van sociale netwerksites als Instagram en

Facebook, over het algemeen eerder hun eigenwaarde baseren op hun sociale netwerkgebruik dan mannelijke gebruikers (Stefanoe, Lackaff & Rosen, 2011). Hierdoor neigen zij er ook naar om meer foto's online te delen en beheren zij over het algemeen grotere online netwerken dan jongens, wat voor de keuze van tienermeisjes als doelgroep heeft geleid. Juist de

kwetsbaarheid van de doelgroep, de grote invloed van maatschappelijke factoren op deze groep en de drang om zich te profileren via hun selfies zorgen ervoor dat het van belang is om deze groep te onderzoeken. Zo wordt er gekeken hoe zij hun selfiegebruik ervaren, wat voor betekenis zij hieraan geven en ook wat dit betekent voor hun zelfbeeld. Door te vragen naar de persoonlijke gevoelens en attitudes van deze meisjes over hun selfiegebruik, kan er een duidelijker beeld ontstaan over het zelfbeeld van tienermeisjes in de context van de

verschijningscultuur.

3.2 Onderzoeksvraag en deelvragen

Om erachter te komen of het selfiegebruik van invloed is op het zelfbeeld van tienermeisjes is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: In hoeverre beïnvloedt het selfiegebruik het zelfbeeld

(18)

18 Bij deze onderzoeksvraag zijn vier deelvragen geformuleerd die moeten leiden tot een zo goed mogelijke beantwoording van de onderzoeksvraag:

1.Op welke wijze presenteren tienermeisjes zichzelf in hun selfie?

Bij selfies gaat het niet specifiek om de foto zelf, maar om de manieren waarop deze foto is gemaakt en gedeeld. Dit zegt iets over een persoon en de manier waarop diegene naar zichzelf kijkt en zich wil presenteren naar anderen toe, waarbij de theorie van Goffman (1959) over zelfpresentatie van belang is.

In deze deelvraag wordt gekeken naar de relatie tussen hoe de tienermeisjes zichzelf zien en hoe ze willen dat anderen hen zien. Ook wordt er gekeken of de meisjes hun selfies aanpassen aan een beoogd offline en online publiek en of ze zichzelf ook anders presenteren in de offline en online wereld.

2. In hoeverre ervaren tienermeisjes invloed vanuit de media op hun selfiegebruik?

Uit het onderzoek van Jones (2001) blijkt dat tienermeisjes zich bevinden in de

verschijningscultuur. Beeldvorming speelt hierbij een grote rol, waarbij het gaat over de gevormde ideaalbeelden die vanuit de media zijn ontstaan en de wijze waarop tienermeisjes deze mediabeelden ervaren en willen nastreven. Deze verschijningscultuur zal als voorbeeld dienen en bijdragen aan de manier waarop individuen waarnemen wat acceptabel, normaal en zelfs perfect is en daarmee wellicht het zelfbeeld beïnvloeden.

In deze deelvraag zal getracht worden tot een inzicht te komen in hoeverre deze invloed van mediabeelden zich voordoet en of dit ook betrekking heeft op de respondenten.

3. In hoeverre ervaren tienermeisjes invloed vanuit hun naaste peeromgeving op het selfiegebruik?

Binnen de sociale omgeving van tienermeisjes spelen verschillende contexten een rol en waarbij er ook sprake is van een invloed vanuit de peeromgeving. Meisjes willen niet afgewezen worden door leeftijdsgenoten en houden zich aan bepaalde normen die opgesteld zijn binnen de peergroep (Wang et al, 2006).

In deze deelvraag wordt duidelijk of tienermeisjes ook een invloed ervaren vanuit leeftijdsgenoten op de manier waarop zij selfies maken en delen en of er hierbij wellicht sprake is van peer pressure. Daarnaast wordt gekeken of feedback en erkenning van belang zijn en wat dit voor invloed heeft op het zelfbeeld van de meisjes.

(19)

19

4. In hoeverre ervaren tienermeisjes een negatieve of positieve gevolgen van het selfiegebruik op hun zelfbeeld?

Het zelfbeeld speelt bij tienermeisjes een grote rol en is bepalend voor de manier waarop ze zichzelf en elkaar beoordelen (Moeneclaey, 2009). Hierbij is een bepaalde mate van

zelfwaardering van belang. Het zelfbeeld is in dit onderzoek opgedeeld in vier verschillende concepten, waarbij de laatste twee zijn samengevoegd: identificatie, sociale vergelijking en zelfreflectie en objectificatie.

In deze deelvraag wordt duidelijk welke concepten samen staan voor het zelfbeeld en in hoeverre deze positieve dan wel negatieve gevolgen hebben voor het zelfbeeld.

3.3 Maatschappelijk relevantie

De invloed van de sociale media op de samenleving wordt tegenwoordig steeds groter. Selfies vormen een deel van de activiteit op social media. Het maken van selfies is enorm populair onder alle delen en leeftijdsgroepen van de bevolking. Het is een opkomend fenomeen en iets wat speelt in de huidige maatschappij, maar omdat het nog in een beginfase zit zijn de

gevolgen van ditselfiegebruik nog onbekend.

De doelgroep waar in dit onderzoek naar wordt gekeken is een relevante groep wanneer het gaat om sociale mediavormen en het zelfbeeld. Aan de ene kant is het een groep die veelvuldig te vinden is op het web en veel tijd besteedt aan sociale netwerksites en het delen van foto’s (Pozzi, 2004). Daarnaast is het een doelgroep die zich bevindt in de verschijningscultuur en zich veel bezighoudt met het uiterlijk, gevormde ideaalbeelden, zelfpresentatie en zich veel aantrekken van anderen (Jones, 2001). Het is een vatbare groep, aangezien deze meisjes midden in hun puberteit zitten en relatief gezien sterk beïnvloedbaar zijn door bronnen van buitenaf.

Er worden zorgen uitgesproken over de impact die het fenomeen selfie heeft op tienermeisjes. Deze zorgen gaan voornamelijk over de gevaren die selfies met zich zouden meebrengen en de negatieve invloed die het op meisjes zal hebben (Woda, 2014). Maar deze uitingen van zorgkomen vanuit het oogpunt van volwassenen, waarbij niet wordt gekeken hoe tienermeisjes hier zelf over denken. Dit onderzoek probeert hierin een nuance te bieden,door te kijken naar de persoonlijke verhalen en ervaringen van de meisjes zelf. Op deze manier wordt er een duidelijk inzicht verkregen over het selfiegebruik en wordt de houding van de meisjes tegenover selfies, de verschijningscultuur en de verschillende bronnen die hierbij een rol spelen helder weergegeven.

(20)

20 3.4 Wetenschappelijke relevantie

Er is op dit moment weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het selfiegebruik. De reden hiervoor is dat de selfie een relatief nieuw fenomeen is. Er is wel veel onderzoek gedaan naar sociale netwerksites als Facebook en Twitter. Hierbij werd gekeken naar de emotionele toestanden van de gebruikers van deze sites, de manieren waarop gebruikers zich presenteren en wat hiervan de invloed is (Nguyen, 2013). Maar er is een gebrek aan

daadwerkelijk wetenschappelijk onderzoek naar het selfiegebruik. Daarnaast wordt duidelijk dat de meeste onderzoeken naar sociale netwerksites en de invloed op het zelfbeeld

kwantitatief van aard zijn, waardoor persoonlijke beleving en mening van personen niet naar voren komt. Hieruit kan afgeleid worden dat erop het gebied van selfiegebruik sprake is van een een lacune in de literatuur, die dit onderzoek zou kunnen opvullen. Door dit onderzoek naar het fenomeen selfiegebruik wordt er een nieuw licht geworpen op het gebruik van sociale media en de invloed op het zelfbeeld. Daarnaast geeft dit onderzoek inzicht in de persoonlijke ervaringen van tienermeisjes, waarmee een realistisch beeld wordt geschetst van hun

selfiegebruik. De vraag is of er overeenkomsten zullen zijn met andere onderzoeken die zich gericht hebben op sociale media en het zelfbeeld, of dat er bij het gebruik van selfies als nieuwe vorm van sociale media afwijkende patronen bestaan.

(21)

21 4. Methode

4.1 Onderzoeksstrategie

Om inzicht te krijgen in de invloed van het selfiegebruik op het zelfbeeld van tienermeisjes wordt er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksstrategie. De keus voor deze strategie is gebaseerd op het feit dat hierbij dieper worden ingegaan op

persoonlijke ervaringen en belevingen. In dit onderzoek wordt de nadruk gelegd op de gedachten en redenen van de meisjes om zichzelf via selfies te presenteren. Er zal getracht worden om te achterhalen wat voor invloed het selfiegebruik heeft op het zelfbeeld van meisjes en gekeken wat voor betekenis zij hieraan geven.

Een kwalitatieve onderzoeksstrategie houdt in dat er wordt gekeken naar het menselijk handelen, en de belevingswereld van de respondenten zelf en de betekenis die zij aan hun wereld geven (Bryman, 2008). Dit onderzoek gaat uit van een interpretatieve epistemologie. Hierbij ligt de nadruk in dit onderzoek op de belevingen en sociale acties van de tienermeisjes ten aanzien van hun selfiegebruik. Vanuit deze geschetste belevingen en ervaringen zal worden gekeken of er invloeden vanuit dit selfiegebruik op het zelfbeeld geconstateerd kunnen worden, en wat deze invloeden dan precies zijn. Daarnaast gaat het in dit onderzoek om een constructivistische ontologie. Er wordt gekeken welke betekenis tienermeisjes geven aan de wereld om hen heen, waarbij er vanuit wordt gegaan dat de wereld constant wordt geconstrueerd door middel van sociale interacties. In dit onderzoek wordt gekeken welke sociale actoren en interacties in het selfiegebruik van toepassing zijn (Bryman, 2008).

4.2 Onderzoeksdesign

Het onderzoeksdesign bij dit onderzoek is cross-sectioneel. Bryman (2008) stelt dat bij een cross-sectioneel design verschillende gegevens van verschillende individuen verzameld worden op één bepaald moment in de tijd. In dit onderzoek wordt kwalitatieve data verzameld over het selfiegebruik van meisjes in verschillende leeftijdsgroepen en met een verschillende sociale achtergrond. Hierbij wordt er gekeken of er bepaalde patronen of associaties bestaan wat betreft hun ervaringen en belevingen in het selfiegebruik. Van hieruit kan bestudeerd worden of er bepaalde verbanden gelegd kunnen worden tussen het selfiegebruik en het zelfbeeld van tienermeisjes in de context van de verschijningscultuur.

(22)

22 4.3 Onderzoeksmethode

De dataverzameling in dit onderzoek zal plaatsvinden aan de hand van semi-gestructureerde interviews. Aan de hand van deze interviews wordt getracht de persoonlijke verhalen, gedachten en ervaringen van de tienermeisjes te achterhalen. De interviews zijn

semi-gestructureerd omdat er op deze manier specifieke onderwerpen aan bod zullen komen, maar de respondenten daarnaast ook zelf de mogelijkheid hebben om uit te weiden over bepaalde onderwerpen of om nieuwe ideeën naar boven te brengen. Op deze manier zal het inzicht in het selfiegebruik worden vergroot (Bryman, 2008).

Daarnaast zal er binnen deze semi-gestructureerde interviews ook gebruik worden gemaakt van een visuele methode, namelijk photo-elicitation (Bryman, 2008). Aan de hand van deze methode zullen er verschillende foto’s bestudeerd worden. Ook zal er, na

toestemming van de respondenten, het Instagramaccount van de respondenten bekeken worden. De foto’s die met de respondenten bestudeerd worden zijn die van modellen en beroemdheden, waar ook selfies van schaarsklede mediafiguren onder vallen. Ook wordt er met de respondenten gekeken naar selfies van onbekende leeftijdsgenoten. Deze selfies bevatten allemaal bepaalde uitdagende houdingen of gezichtsuitdrukkingen. Een voorbeeld hiervan is de duckface, waarbij individuen hun lippen op een bepaalde manier tuiten wat zich uit in een sensuele blik. De reden dat voor deze soort van selfies is gekozen en niet voor wat meer neutrale selfies, is omdat op deze manier getracht wordt om de meningen en gevoelens bij de respondenten op te wekken. Er wordt verwacht dat deze selfies meer teweeg zullen brengen bij de meisjes in vergelijking met meer neutrale selfies, waarover de meningen wellicht minder sterk zullen zijn. Hierdoor lijkt het minder relevant om met de respondenten naar zeer neutrale selfies te kijken. Bij deze photo-elicitation wordt er gekeken hoe de respondenten zichzelf presenteren in hun selfies, maar ook hoe zij tegen anderen en hun selfies aankijken. De visuele methode zal een belangrijke bijdrage vormen, aangezien het juist foto’s zijn die centraal staan in dit onderzoek. Door selfies ook daadwerkelijk te bekijken en bespreken met de respondenten, wordt verwacht dat de persoonlijke beleving, achterliggende redenen om selfies te maken en invloeden van peers en mediafiguren achterhaald kunnen worden.

De leeftijdscategorie waarin de doelgroep zit, is een van de redenen waarom specifiek is gekozen voor semi-gestructureerde interviews. Het is van belang dat er met een aantal zaken rekening wordt gehouden bij deze leeftijdsgroep. Zo zullen sommige meisjes het ongemakkelijk vinden om één op één met een onbekende over persoonlijke zaken te praten. Om deze reden is er gekozen voor duo-interviews. Hierbij worden de respondenten in duo’s

(23)

23 geïnterviewd zodat ze zich meer op hun gemak voelen en op die manier ook opener durven zijn. Hierbij moet wel aangemerkt worden dat de kans bestaat dat respondenten in duo-interviews mogelijk door elkaar beïnvloed zullen worden. Echter, Raby (2010) concludeert dat er geen bewijs is dat tieners sneller door anderen beïnvloedbaar zijn, eerder zullen opscheppen of zich tijdens het interview anders voordoen. Daarnaast kan het feit dat de respondenten elkaar kennen ook als voordeel worden gezien. Er wordt dan wel een sociale context geproduceerd, maar deze context wordt op deze manier niet gedomineerd door de interviewer-geïnterviewde interacties, maar juist door de geïnterviewden-interacties. Ze kunnen elkaar postief beïnvloeden en daar waar nodig aanvullen. De interacties die hieruit ontstaan hoeven niet als iets negatiefs worden gezien, maar kunnen juist een interessant aandeel leveren voor het onderzoek. (Stilling Blichfeldt et al., 2011).

Er wordt hierbij gestreefd om vijftien semi-gestructureerde duo-interviews te houden met verschillende meisjes, in ieder geval tot er theoretische saturatie zal optreden. Dit aantal geeft de mogelijkheid om bepaalde patronen te ontdekken, maar geeft ook de ruimte aan vrije inbreng van de respondenten die wellicht weer voor nieuwe inzichten kan zorgen.

4.4 Respondentengroep

De respondentengroep bestaat uit dertien tot zeventienjarige meisjes. De keuze voor deze leeftijdsgroep is gebaseerd op het feit dat deze meisjes in deze leeftijdscategorie zich over het algemeen bevinden in een middelbare school-context, waarbij de verschijningscultuur en peerinvloeden aan de orde zijn (Jones, 2001). De voorwaarde voor de selectie van de respondenten is dat ze allemaal gebruik maken van de sociale netwerksite Instagram en daarnaast ook wel eens een selfie maken. Voor dit onderzoek zullen meisjes benaderd worden van verschillende leeftijden en sociale achtergronden, dit om de diversiteit van de

respondentengroep zo hoog mogelijk te houden.

De respondentenwerving zal vooral plaatsvinden aan de hand van convenience sampling. Bij deze samplingmethode worden de respondenten verkregen aan de hand van beschikbaarheid en het aanbod in het persoonlijke netwerk van de onderzoeker. Daarnaast is er ook sprake van snowball-sampling,waarbij de gevonden respondenten weer kunnen dienen als gate-keeper. Op die manier kunnen zij via-via weer nieuwe respondenten aanleveren (Bryman, 2008).

(24)

24 4.5 Operationalisering

De twee hoofdconcepten die in dit onderzoek centraal staan zijn selfiegebruik en zelfbeeld. Selfiegebruik wordt gedefinieerd als het maken van zelfportretten via een smartphone of camera. die vervolgens gedeeld worden via social media (Fausing, 2013). Dit concept wordt in dit onderzoek bekeken vanuit de verschijningscultuur, waarin iemands uiterlijke

verschijning centraal staat (Jones, 2001). Deze verschijningscultuur is opgedeeld in twee verschillende contexten. De invloed vanuit de media bestaat uit een bepaalde beeldvorming en de ideaalbeelden die vanuit de media worden gepropageerd (Dittmar & Howard, 2004). Bij deze dimensie wordt gekeken naar de rol van media en mediabeelden in het selfiegebruik. Daarnaast speelt de invloed vanuit de naaste peeromgeving een rol, waarbij wordt gevraagd of er sprake kan zijn van peer pressure en daarnaast ook de feedback van leeftijdsgenoten op het selfiegebruik (Stern, 2008). Ook wordt selfiegebruik bekeken vanuit de zelfpresentatie. Deze zelfpresentatie is hierbij de manier waarop meisjes zich in hun selfiegebruik presenteren en de manier waarop ze gezien willen worden (Goffman, 1959). Dit concept zal meer betekenis krijgen door de respondenten te bevragen aan de hand van de indicatoren. Voorbeeldvragen hierbij zijn: Denk jij dat de media een bepaald ideaalbeeld schetst van hoe iemand eruit moet zien? Maak jij wel eens op bepaalde manier een selfie, omdat je dit bij

leeftijdsgenoten/vriendinnen hebt gezien? Welke afwegingen maak je bij het online plaatsen van je selfies? De rest van de vragen staan in het interviewinstrument, die te vinden is in bijlage 2.

Het tweede hoofdconcept is zelfbeeld. Hierbij hoort als eerste dimensie identificatie, die plaatsvindt met verschillende mediabeelden en beroemdheden die gezien worden als rolmodellen (Losh, 2014). De tweede dimensie is sociale vergelijking, die wordt gekregen via peers. Hierbij vergelijken peers zich zowel opwaarts als neerwaarts met anderen, en kunnen ze aan de hand van deze vergelijkingen een bepaalde zelfwaardering ontwikkelen (Patrick, Neighbors & Knee, 2004). De laatste dimensie van het concept zelfbeeld is objectivering en zelfreflectie. Hierbij wordt gekeken waarop individuen naar zichzelf kijken en zichzelf beoordelen (Nguyen, 2013). Voorbeeldvragen bij deze dimensies zijn onder andere: Zijn bepaalde mediabeelden van invloed op jou selfiegebruik? Heb je het idee dat je gelijkwaardig bent aan je leeftijdsgenoten/vriendinnen in je selfies? Voldoen jou selfies aan de manier waarop je wilt dat andere mensen je zien? Ook deze vragen zijn te vinden in het

(25)

25

Hoofdconcepten Dimensies Indicatoren

Selfiegebruik

Zelfpresentatie -manieren van presenteren -offline / online presentatie -weergave

-afwegingen

Invloed media -mediabeelden

-ideaalbeelden -schoonheidsideaal Invloed naaste peers -gelijkwaardigheid

-peer pressure - erkenning -feedback - likes/reacties Zelfbeeld Identificatie -mediafiguren -imitatie -onzekerheid Sociale vergelijking -peers

-opwaartse vergelijking -neerwaartse vergelijking -onzekerheid Reflective/objectivering -Tevredenheid -zelfwaardering -beoordeling 4.6 Data-analyse/verwerking

Alle interviews in dit onderzoek worden opgenomen en getranscribeerd. De transcripties van de verschillende interviews zullen met behulp van het programma MAXQDA worden gecodeerd en geanalyseerd. Deze codering zal open van aard zijn en hieruit zal een

codeerschema ontstaan. Dit codeerschema is te zien in bijlage 4. Het open karakter van deze codering zal er voor zorgen dat fragmenten van de interviews gelabeld zullen worden, waarbij de ervaringen en de betekenis die tienermeisjes geven aan hun realiteit centraal staan. Op deze manier zullen, naast de verschillende thema’s die terugkomen in de deelvragen, de thema’s die de meisjes zelf het meest van belang achten duidelijk naar voren komen. De transcripten van de interviews zullen aanwezig zijn bij de auteur, dit om de privacy van de respondenten niet te schenden.

Er is in dit onderzoek inductieve grounded theory toegepast. Hierbij wordt aan de hand van de visie en beleving van de respondenten nieuwe contextuele kennis verkregen (Bryman, 2008). Daarnaast is er ook iteratief te werk gegaan. Dit houdt in dat niewe vondsten en thema’s die blijken uit de interviews en van belang zijn voor dit onderzoek, weer worden

(26)

26 verwerkt door middel van nieuwe theorieën. Het verzamelen van de gegevens, de

data-analyse en de bijbehorende theorieën zijn op deze manier erg nauw verwant (Bryman, 2008).

4.7 Ethische verantwoording

In een onderzoek naar tienermeisjes en selfies kunnen er zich ethische bezwaren voordoen. Het onderzoek richt zich op meisjes tussen de dertien en zeventien jaar. Dit houdt in dat er zorgvuldig en discreet respondenten geworven moeten worden. Om deze leeftijdscategorie te kunnen interviewen zal toestemming gevraagd moeten worden aan ouders of voogden. Daarnaast kunnen zowel het zelfbeeld als selfies voor meisjes gevoelige onderwerpen zijn, zeker als het gaat om persoonlijke vragen of uitdagende selfies. Om hierover vragen te

kunnen stellen is het van belang dat er een zeker vertrouwen heerst tussen de respondenten en de onderzoeker. Ook is het van belang om de anonimiteit van de respondenten te waarborgen, aangezien het een zeer persoonlijk onderwerp is. Op deze manier zal het onderzoek voor de respondenten geen nadelige gevolgen hebben.

(27)

27 5. Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de interviews met de photo-elicitation worden weergegeven. Allereerst zal er een beschrijving van het onderzoeksproces gegeven worden, waarbij ook de respondentengroep besproken wordt. Hierna zullen de resultaten die vanuit de interviews naar voren kwamen aan bod komen. Binnen elk concept kwamen verschillende dimensies naar voren die volgens de respondenten een invloed hebben gehad op hun

selfiegebruik en zelfbeeld. Hierbij is er afwegezen van de volgorde die vastgesteld was bij de van tevoren opgestelde deelvragen, maar is er gekozen om deze resultaten op te delen aan de hand van de belangrijkste informatie die uit de interviews naar voren is gekomen. De

volgorde die hierbij is opgesteld is als volgt; het persoonlijke selfiegebruik, de beoordeling van andere soorten selfies, zelfpresentatie, zelfbeeld en als laatst feedback. Naar aanleiding van deze informatie, wordt in dit hoofdstuk getracht om de ervaringen en gevoelens van de respondenten over het selfiegebruik duidelijk weer te geven. De resultaten zijn op een manier omschreven die representatief is voor de doelgroep en waarbij gekozen is om de stem van de respondenten duidelijk naar voren te laten komen.

5.1 Onderzoeksproces

In dit onderzoek zijn uiteindelijk in totaal drieëntwintig tienermeisjes geïnterviewd. Deze meisjes waren allemaal tussen de dertien en zeventien jaar oud. Hierbij ging het om tien duo-interviews, en één intervieuw die onverwacht bestond uit drie respondenten, iets wat voor de uiteindelijke resultaten geen verschil maakte. Er is hierbij gebruik gemaakt van

semi-gestructureerde interviews met een bestaand interviewschema dat te vinden is in bijlage 2. Het interviewschema zorgde voor een rode draad in het interview en diende als houvast voor de interviewer. Met behulp van verschillende persoonlijke contacten vanuit het netwerk van de onderzoeker zijn de meisjes benaderd. De meeste meisjes die benaderd werden waren geïnteresseerd en stonden er positief tegenover om aan het onderzoek mee te werken.

Daarnaast kregen ze ook van hun ouders goedkeuring om aan het interview deel te nemen. De interviews duurden gemiddeld rond de vijftig minuten. De interviews werden over het

algemeen bij de respondenten thuis afgenomen, maar er vonden ook twee interviews plaats op de school van de respondenten en twee interviews in een horecagelegenheid.

De sfeer tijdens de interviews was goed. In alle gevallen was het voornamelijk een informeel maar informatief gesprek over selfies waarbij de persoonlijke verhalen en

(28)

28 ervaringen van meisjes duidelijk aan bod kwamen. Alle meisjes hadden een duidelijke kijk op hun eigen selfiegebruik en ook een duidelijke mening van dat van anderen. Ook waren de respondenten vrij open over persoonlijke kwesties. Tijdens de interviews werd er op een informele manier over de verschillende onderwerpen gesproken, waarbij de interviewer meeging in de manier van praten van de respondenten. Dit werkte goed en hierdoor voelden de respondenten zich zichtbaar op hun gemak en durfden open de vragen te beantwoorden. In bijlage 1 staan de verschillende respondenten beschreven met hun naam, leeftijd, opleidingsniveau en woonplaats. De bedoeling was om meisjes van verschillende leeftijden en verschillende sociale achtergronden te benaderen, om zo de diversiteit van de

respondentengroep te verhogen. Gemiddeld gezien woont de ene helft van de respondenten in een klein dorp, terwijl de andere helft uit de stad komt. De meerderheid van de meisjes zit nog op de middelbare school, op Adinda (17), Mara (17) en Anne (16) na die al een

mbo-opleiding volgen. Het mbo-opleidingsniveau van de respondenten is erg gemixt waarbij zowel respondenten van vmbo als van Gymnasium zijn geïnterviewd, maar er zijn geen opvallende verschillen gevonden in de antwoorden van respondenten van verschillende opleidingniveaus. Dit was ook niet het geval bij de verschillende sociale achtergronden. Dit kan verklaard worden door de relatief kleine respondentengroep, waardoor deze verschillen niet duidelijk naar voren komen. In dit onderzoek zijn de namen van de respondenten veranderd in pseudoniemen, zodat de anonimiteit van de respondenten gewaarborgd wordt.

5.2 Persoonlijke selfiegebruik

In deze paragraaf wordt er gekeken naar het selfiegebruik van de respondenten. Hierbij wordt gekeken naar het persoonlijke gedrag van de respondenten wat betreft hun eigen

selfiegebruik en hun meningen achterhaald over het algemene selfiegebruik in de huidige maatschappij, met in het specifiek leeftijdsgenoten.

Bij de vraag wat de respondenten vinden van het feit dat er tegenwoordig zoveel selfies worden gemaakt waren de antwoorden verdeeld. Veertien respondenten gaven aan het maken van selfies leuk te vinden, en dat het iets is wat wel degelijk een rol speelt in hun leven en de wereld om hen heen. Zoals Sophie (15) duidelijk maakt: ‘Ik denk dat het bij deze

generatie past en erbij hoort, want wij zijn zeg maar opgegroeid met telefoons en social media.’ De respondenten beschrijven het selfiegebruik als iets wat bij deze tijd hoort en wat

als normaal wordt beschouwd. Wel neemt de populariteit van het fenomeen volgens zes respondenten iets af. Zij lieten merken dat ze het zelf steeds minder belangrijk vinden en er

(29)

29 daardoor ook minder mee bezig zijn dan toen het fenomeen selfie net bekend was.

Wat zeer sterk naar voren kwam in alle interviews is dat de respondenten het selfiegebruik van bepaalde 'anderen' snel als iets negatiefs zien en als een van de mindere kanten van het selfiegebruik beschouwen. Hierbij wordt genoemd dat er veel personen zijn die volgens de respondenten te vaak selfies maken, zoals Laura (15) aangeeft in haar

interview: 'Ik vind dat sommige mensen er echt te ver ingaan. Zij doen het teveel, als je dertig

selfies per dag op instagram plaatst dan vind ik dat je wel iets te zelfgeobserdeerd bent.'

Daarnaast wordt ook genoemd dat personen te ver gaan in hun selfiegebruik, waarmee

gedoeld wordt op selfies waarvan ze vinden dat anderen er ordinair of overdreven opstaan. Dit wordt in de meeste gevallen als storend ervaren. Deze 'anderen', waarmee over het algemeen wordt geduid op meisjes uit de omgeving van de respondenten, komen veelvuldig terug in de verschillende interviews en vormen dan ook in zekere mate een rode draad in de resultaten. Het gaat hierbij voornamelijk om meisjes die de respondenten wel kennen maar waar ze niet mee omgaan, of meisjes die ze tegenkomen als ze andermans instagram bekijken.

Over het algemeen gaven de meeste respondenten aan zelf geen fanatieke

selfiegebruikers te zijn. Zo hebben alle respondenten wel een instagramaccount, maar zeggen Anna (17), Kim (17), Hester (15) en Lynn (15) eigenlijk nooit selfies van zichzelf te plaatsen op dit account. Zij bleken wel eens selfies te maken, maar dit voornamelijk voor zichzelf te houden of met vriendinnen te delen via snapchat. De selfies die gedeeld worden via snapchat worden door de respondenten als een andere vorm gezien dan de selfies die personen delen via instagram. Bij snapchat is het mogelijk om een foto naar iemand anders te sturen en kan er zelf bepaald worden hoelang de ander deze foto kan bekijken of mag opslaan. Deze

snapchatselfies zijn over het algemeen alleen voor personen in de naaste peeromgeving, waarbij de nadruk ligt op het feit dat het niet uitmaakt hoe iemand op een foto staat. Zoals Michelle (16) beschrijft: ‘Nou op snapchat maak ik wel veel selfies, maar dat zijn ook geen

mooie selfies maar vooral lelijke die ik gewoon voor de grap stuur. Maar dan alleen naar vriendinnen.’ De overige respondenten plaatsen wel eens een selfie op hun instagram, maar er

is duidelijk een verschil zichtbaar in de hoeveelheid selfies en de frequentie hiervan. Over het algemeen plaatsen Adinda (17) en Sophie (15) onmiskenbaar de meeste selfies en zijn zij van alle respondenten ook het meest bezig met hun instagramaccount. Deze meiden geven aan dat het maken van selfies en het bijhouden van hun instagramaccount vrij belangrijk voor ze is en dat ze de trends wat betreft het selfiegebruik willen volgen. Daarnaast plaatsen ze sowieso minstens een keer in de twee weken een nieuwe foto op instagram. Adinda (17): ‘Heel soms post ik drie a vier weken niks, en dan voel ik wel een druk van;

(30)

30

jongens ik moet mijn instagram onderhouden!’ De overige meisjes delen aanzienlijk minder

vaak een selfie, maar zeggen dit alleen te doen als ze toevalligerwijs een leuke foto hebben gemaakt of iets leuks hebben meegemaakt wat ze graag met hun volgers willen delen.

Uit de meerderheid van de interviews komt naar voren dat de meisjes die wel eens een selfie op instagram plaatsen, het snelst één zullen delen van een speciaal moment, waarbij ze er toevallig op hun best uit zien. Maar ook verveling, als herinnering aan mooie momenten en omdat iedereen het doet zijn redenen die door respondenten worden genoemd om een selfie te maken en online te plaatsen. Daarnaast wordt er nog een duidelijk onderscheid gemaakt tussen een selfie met vriendinnen of een selfie van de respondent alleen. Selfies met

vriendinnen vallen in een andere categorie en is iets waarvan tien respondenten aangeven dit eerder op hun instagram te zullen plaatsen dan een foto waar ze in hun eentje op staan. Sonja (15): ‘En kijk als je met vriendinnen bent ofzo en je gaat uit of je gaat de stad in met

vriendinnen dan oke, dan maak je selfies gewoon voor de gezelligheid en omdat het leuk is om de volgende dag die foto’s terug te kijken. En als het een hele gezellige foto is van dus een leuk moment met vriendinnen dan denk ik van dit mag iedereen zien.'

Wanneer wordt gekeken naar het selfiegebruik van de respondenten blijkt dat het wordt gezien als huidige trend, wat qua populariteit volgens sommige respondenten wel langzaamwat afneemt. Het selfiegebruik van 'anderen' is iets wat in de interviews duidelijk naar voren komt, en als storend ervaren kan worden. De frequentie van het selfiegebruik is bij de respondenten verschillend; zo zijn er respondenten die zelden een selfie maken en nooit iets delen op instagram en anderen waarbij selfies en hun instagramaccount een belangrijke rol speelt in hun leven.

5.3 Verschillende soorten selfies

In de interviews is gebruik gemaakt van de methode photo-elicitation. Hierbij werd met de respondenten gekeken naar verschillende soorten en manieren van selfies, waarbij het doel was om de meningen en reacties van de respondenten over deze verschillende soorten van selfies te achterhalen. Er werd verwacht dat het gebruik van beeldmateriaal, in dit geval dus verschillende soorten selfies, als trigger zou dienen om de respondenten makkelijker hun oordeel te laten geven en zal helpen ter verduidelijking.

De eerste soort selfies die aan de respondenten werd getoond waren selfies van beroemdheden, in dit geval modellen en zangeressen. De beoordeling van de respondenten over deze selfies verschilde duidelijk per foto. De respondenten waren het er allemaal over eens dat de selfie van de zangeres Beyoncé de mooiste was en dat ze zo’n soort foto zelf ook

(31)

31 wel zouden willen maken. De zangeres werd sowieso bestempeld als mooi, waarbij tien respondenten ook aangaven dit een hele natuurlijke en spontane foto te vinden Deze spontaniteit en natuurlijkheid werd ook door zes respondenten genoemd bij de selfie van de zangeres Taylor Swift, en ook hierbij werd aangeduid dat het een soort foto is die de

respondenten zelf zouden willen maken. Hieruit komt naar voren dat voor verschillende respondenten het realistisch en natuurlijk overkomen belangrijk is bij een selfie. Dit was daarmee ook één van de aangegeven redenen waarom de selfie van het model Doutzen Kroes minder positief werd beoordeeld en door achttien respondenten duidelijk als minst mooie selfie werd aangewezen. Volgens de respondenten was deze selfie niet oprecht, te 'modellerig' en had het model teveel en te overdreven make-up op. Ook de uitgesproken filter en het feit dat ze niet lacht op de foto werd als iets negatiefs beschouwd.

1. Selfies Beyonce, Taylor Swift en Doutzen Kroes

Naast deze selfies, werd er met de respondenten ook gekeken naar een ander soort selfies van beroemdheden, hier aangeduid met 'schaarsgeklede selfies'. In dit geval zijn het selfies van Nicki Minaj, Miley Cyrus en Kim Kardashian. Op deze vorm van selfies werd door de respondenten afkeurend en schokkend op gereageerd. Ze waren het er allemaal over eens dat deze vorm van selfies niet normaal is, ‘te ver gaat’ en gaven hierbij aan dat ze zelf nooit zulke foto’s online zouden zetten. Bij de vraag waarom respondenten denken dat beroemdheden zulke foto’s van zichzelf maken kwamen twee duidelijke antwoorden naar voren: aandacht vragen en het krijgen van publiciteit. Adinda (17): ‘Ik vind dit zo

aandachtsgeil, wat zij nu heeft gedaan Miley, dat is echt een aandachtstruc. Dat is van tevoren helemaal uitgedacht dat weet ik zeker.’ Wat sowieso duidelijk werd was dat de

respondenten een uitgesproken negatieve mening hebben over het plaatsen van uitdagende selfies en het versturen van naaktselfies, iets wat ook duidelijk werd wanneer het ging over leeftijdsgenoten en schaarsgeklede selfies.

(32)

32

2. Schaarsgeklede selfies Kim Kardashian, Miley Cyrus & Nicky Minaj

Als derde vorm van selfies is met de respondenten dan ook gekeken naar selfies van leeftijdsgenoten. Dit waren foto’s van onbekende meisjes van hun eigen leeftijd. Deze meisjes staan allemaal verschillend op de foto en nemen een bepaalde uitdagende pose aan. Deze foto’s werden niet positief beoordeeld, voornamelijk omdat de poses veelal te overdreven gevonden werden. De respondenten gaven aan geen van deze selfies als voorbeeld zien of zouden gaan imiteren. Over de bikiniselfie hadden de respondenten een erg duidelijke mening. Ze vonden het meisje op de foto knap en met een goed figuur, maar de manier waarop de foto is gemaakt werd door de respondenten niet normaal bevonden. Zoals Bodile (14) beschrijft: ‘ Nou ik vind die met die bikini wel een beetje overdreven. Ze staat er wel heel

leuk op maar dan moet ze even gewoon kleren aan doen want dit is gewoon ja..’ Een

spiegelselfie in bikini ‘hoort niet’ in de ogen van de respondenten. De foto zou anders beoordeeld worden als hij in een andere context was gemaakt, zoals Adinda (17) in haar interview duidelijk maakt: ‘Ik zou het niet liken. Tenzij het bij een zwembad ofzo is. Dan is het

weer heel anders.’ Over het meisje met de duckface waren de meningen verdeeld. Vier

respondenten lieten blijken positief te staan tegenover de duckface, en gaven aan dit zelf ook wel eens te doen als ze niet wisten hoe ze moesten kijken op een selfie. Maar het merendeel van de meisjes, in totaal veertien die zich daarover uitspraken, waren daarentegen negatief over de duckface. Farah (15): ‘Afschuwelijk. Ik vind het er altijd heel arrogant uitzien en snap

ook niet waarom je zo’n gezicht zou trekken als je ook gewoon een leuke glimlach hebt.'

Ook de laatste twee selfies werden over het algemeen niet positief beoordeeld. Een selfie met een middelvinger vonden de respondenten weer een goed voorbeeld van negatieve aandacht vragen. Ook de selfie met het meisje dat haar hand voor haar gezicht houdt werd bestempeld als aandacht vragen, en door zeven respondenten werd hierbij genoemd dat de reden hiervan waarschijnlijk onzekerheid is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Echter is dit natuurlijk een zeer uitzonderlijke situatie, maar het geeft wel aan dat de opgebouwde band tussen de dopingcontroleur en de atleten in kwestie hierbij een

VERVOLG NA DE BASISTRAINING HOOGSENTIVITEIT VOOR JEUGDZORGWERKERS 10 Vervolg: Opleiding tot hooggevoeligheidsdeskundige 10 Vervolg: Kindermodule Werken met hooggevoelige kinderen

Het geluidsniveau is gehalveerd als we werken met de Airbo, wat het werk voor ons Johan van Leersum: ‘De Airbo neemt relatief weinig ruimte in, waardoor je in de hoogwerker

Bij hen thuis ligt het besteedbaar inkomen onder de ‘niet veel, maar toerei- kend’-grens: 2.000 euro per maand voor een gezin met twee kinderen; 1.870 euro voor een eenoudergezin met

Dat protocol kan zó do- minant zijn, dat mensen eigenlijk niet meer de ruimte hebben om echt te luisteren.. Kijk dus goed naar de voorgeschreven werkwijze en hoe die misschien

BV's van divers pluimage kwamen gisteren hun steun betuigen aan het eisenpakket van de Academie Levenseinde voor de volgende regering, onder het motto 'een waardig levenseinde is

En in de tuin van de pijn verkoos Hij als een lam te zijn, verscheurd door angst en verdriet maar toch zei Hij: 'Uw wil

Niet alleen Cassie, haar ouders en opa Gijs, de vader van Bob, maar ook haar paar maanden oude broertje Ralph, of Ralphie, zoals Cassie hem noemt.. Cassie heeft, net als haar