• No results found

3. Selfies van leeftijdsgenoten – bikiniselfie, middelvinger, duckface, hand voor gezicht

5.6 Feedback via selfies

Uit de vorige hoofdstukken komt naar voren dat de respondenten een sterke mening hebben over het selfiegebruik van 'anderen'. Dit hoofdstuk richt zich juist op de invloed die anderen hebben op het selfiegebruik van de respondenten zelf. Wat betreft de mening van anderen bleek op het eerste gezicht uit de interviews dat de respondenten zich niet zoveel van anderen aantrokken. Zo voelden alle respondenten zich niet ondergeschikt aan vriendinnen, maar denken gelijkwaardig te zijn aan hun peers, zowel in het echte leven als in hun selfiegebruik. Zoals Sonja (15) beschrijft:‘We zijn allemaal gewoon mensen die allemaal selfies maken dus

ik denk niet dat eentje dan beter of hoger is dan een ander.’

37 voor foto’s ze delen via instagram en dat het hun niet tot weinig uitmaakt wat anderen hier van vonden. Toch bleek dat, door het bevragen naar de impact van onder andere likes en reacties, de mening van anderen voor de respondenten toch belangrijker is dan ze op het eerste gezicht zeiden. Deze behoefte aan erkenning via likes en reacties, werd na enig

doorvragen door acht respondenten beaamd. Dit wordt door Adinda (17) als volgt beschreven:

‘Ja want als ik merk dat ik, het klinkt heel stom als ik het zo vertel, maar als ik merk dat ik binnen een half uur niet boven de dertig likes zit dan verwijder ik wel de foto.’ Reacties en

likes worden gezien als een vorm van bevestiging, waaruit blijkt dat een foto gewaardeerd wordt door anderen. Deze vorm feedback blijkt belangrijk te zijn voor deze respondenten, en wordt dan ook serieus genomen en in de meeste gevallen iets mee gedaan. De respondenten noemden hun vriendinnen als belangrijke beoordelaars, maar er waren ook enkelen, zoals Kiki (17), Laura (15), Hester(15) en Eva (14), die de meningen van hun zussen en moeder ook als belangrijk zagen en van invloed op hun selfiegebruik. Sommige respondenten vragen soms advies aan vriendinnen, zussen of moeder over het plaatsen van foto’s, of welke foto geschikt is als profielfoto. Sophie (15): ‘ Ja wel, als ik twijfel of ik heb meerdere selfies waarvan ik

vind dat ze best wel leuk zijn dan stuur ik het wel naar vriendinnen van ‘welke moet ik plaatsen?’ of ‘welke vinden jullie het mooist?’’

Aan de ene kant doen de respondenten zich voorkomen alsof de mening van anderen ze niet veel uitmaakt, maar na enig doorvragen blijkt dit bij sommige niet het geval en speelt de feedback toch een belangrijke rol. Hierbij blijken verschillende personen in het leven van de respondenten belangrijke beoordelaars voor hun selfies.

6. Conclusie

Dit onderzoek richt zich op de manier waarop tienermeisjes tussen dertien en zeventien jaar door middel van hun selfiegebruik een bepaalde invloed ervaren op hun zelfbeeld. De vraag die bij dit onderzoek centraal staat luidt; In hoeverre beïnvloedt het selfiegebruik het zelfbeeld

van tienermeisjes in de context van de verschijningscultuur? Om antwoord te kunnen geven

op deze vraag zijn er vier verschillende deelvragen opgesteld. Allereerst of er sprake is van een bepaalde zelfpresentatie. Daarnaast of er ook sprake is van een invloed vanuit de twee bronnen media en de naaste peeromgeving. En als laatste het zelfbeeld, en of het selfiegebruik hier van positieve of negatieve invloed op is.

Met betrekking tot de theorie van Goffman (1959) over zelfpresentatie, kan geconcludeerd worden dat in het selfiegebruik van tienermeisjes een bepaalde vorm van zelfpresentatie zichtbaar is. Het maakt voor de respondenten wel degelijk uit op wat voor

38 manier ze op een selfie staan. Er worden hierbij verschillende afwegingen gemaakt of een foto ‘mooi’ genoeg is om online te mogen, waarbij dus sprake is van impressiemanagement zoals Goffman (1959) weergeeft. Hieruit komen twee manieren van presenteren duidelijk naar voren. Aan de ene kant moet een selfie zo realitisch en natuurlijk mogelijk zijn. Dit wordt erkend door de onderzoeken van Stern (2008) en Huffaker (2006) waarbij het gaat om een zo realistisch mogelijke weergave van de zelf. Daarnaast is het in de ogen van de respondenten ook relevant dat een selfie zo mooi mogelijk is.

Uit het onderzoek blijkt dat tienermeisjes weinig tot geen invloed ervaren vanuit de media. De respondenten beamen het feit dat er in de huidige maatschappij sprake is van een schoonheidsideaal dat een onrealistisch beeld geeft van hoe een gemiddeld meisje of vrouw er uit ziet (Ahern et al,. 2010). Dittmar en Howard (2004) stellen dat de media in staat zijn om meisjes negatief te beïnvloeden wat betreft het uiterlijk, waardoor hun zelfbeeld en

zelfvertrouwen zou dalen. Hier is geen sprake van bij de respondenten in dit onderzoek, waar uit de interviews niet naar voren komt dat ze onzeker worden van mediabeelden. Hieruit blijkt dus geen invloed vanuit de media op het zelfbeeld en zelfvertrouwen van tienermeisjes

waardoor de bevindingen niet overeen komen met die van Dittmar en Howard (2004). In de literatuur komt naar voren dat relaties met peers voor tieners belangrijk zijn en van invloed op de manier waarop tieners naar zichzelf kijken (Gerner & Wilson, 2005). Uit de interviews blijkt dat peers wel degelijk van invloed zijn op het selfiegebruik van

tienermeisjes. Hierbij speelt de feedback die ze van leeftijdsgenoten krijgen op hun selfies een rol. Deze feedback wordt verkregen door middel van likes en reacties, waarbij de vraag naar erkenning voor hun selfies van belang is (Fausing, 2013).

Wat betreft peers komt uit de interviews ook duidelijk een bepaalde mening van de respondenten over het selfiegebruik van hun leeftijdsgenoten naar voren. Een interessante bevinding in dit onderzoek is dat de meerderheid van de respondenten zegt zelf niet zo vaak selfies te maken en daarbij weinig tot geen impact ervaren vanuit hun selfiegebruik. Wel herkennen alle respondenten bepaalde vormen van selfiegebruik en soorten selfies en wordt hier een mening over gevormd. Daarnaast wordt er door de respondenten gesteld dat het selfiegebruik wel degelijk van invloed kan zijn op het zelfbeeld van bepaalde ‘anderen’. Deze ‘anderen’ worden in de interviews beschreven als beïnvloedbare en onzekere peers uit hun omgeving. De respondenten beamen hiermee het fenomeen selfiegebruik en de invloeden die hieruit voort kunnen komen, maar construeren dit fenomeen als iets wat geldt voor ‘anderen’ en iets waar zij zelf buitenstaan.

39 zijn. Ideaalbeelden blijken geen grote impact te hebben op de respondenten, en ook

onzekerheid speelt in de meeste gevallen geen overheersende rol in hun leven. Aan de hand van hun selfiegebruik vindt er wel een bepaalde vorm van zelfreflectie en objectificatie plaats, waarbij de respondenten zichzelf beoordelen aan de hand van hun selfies en hun

instagramaccount. Dit komt overeen met hetgene wat Cep (2013) stelt, waarbij een evaluatie plaatsvindt waarbij wordt gekeken of de selfies voldoen aan hoe een individu zich wil profileren.

Er kan geconcludeerd worden dat het selfiegebruik voor tienermeisjes niet van hoogste prioriteit is en de ervaringen en belevingen van de respondenten niet overeenkomen met de verwachte negatieve impact die het selfiegebruik zou hebben. Er zijn wel invloeden zichtbaar vanuit peers en daarnaast speelt de zelfpresentatie wel degelijk een rol, maar dit heeft geen directe gevolgen op het zelfbeeld van de meisjes.

6.1 Discussie

Met dit onderzoek is getracht een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van de ervaringen van tienermeisjes en hun selfiegebruik en in hoeverre dit van invloed is op hun zelfbeeld. Aangezien het gaat over een nieuw fenomeen wat zichtbaar een rol speelt in de huidige samenleving, kan er door dit onderzoek nieuwe inzichten verkregen worden over dit fenomeen.

Wat een beperking aan dit onderzoek kan zijn is dat er in het selfiegebruik

aantoonbaar sprake is van zelfpresentatie, maar er hierbij niet duidelijk is of deze vorm van zelfpresentatie mogelijk ook in de interviews een rol speelde. De respondenten gaven aan dat de impact van het selfiegebruik op het zelfbeeld niet groot was, maar dat er in de

maatschappij wel sprake zou kunnen zijn van een negatieve invloed van het selfiegebruik, maar dan bij ‘anderen’. Hierbij rijst de vraag of de respondentengroep toevalligerwijs een zeer zelfverzekerde groep is, of dat er hier sprake is van sociale wenselijkheid. Dit laatste zou zich geuit kunnen hebben in sociaal wenseljk antwoorden van de respondenten, waardoor niet met zekerheid te zeggen valt of alle vragen naar waarheid beantwoord zijn. Wellicht heeft ook de keuze voor duo-interviews hierbij een rol gespeelt. Hierbij is mogelijkerwijze kostbare informatie verloren gegaan omdat de respondenten met zijn tweeën waren en daardoor een bepaalde druk voelden om sociaal wenselijk te antwoorden. Dit valt moeilijk te achterhalen, aangezien wat de respondenten zeggen over hun selfiegebruik, niet overeen hoeft te komen met hun daadwerkelijke selfiegebruik. Een manier waarop hier wellicht in vervolgonderzoek wat aan gedaan kan worden is door gebruik te maken van participerende observaties. Door

40 deze observaties kan naast de betekenis die de respondenten geven aan hun selfiegebruik, ook hun daadwerkelijke gedrag bekeken worden. Ook zal een anonieme vragenlijst kunnen bijdragen, waardoor de respondenten wellicht minder druk voelen om sociaal wenselijk te antwoorden.

Daarnaast is er in dit onderzoek getracht een diverse respondentengroep te verkrijgen, waarbij gekeken werd of verschillen tussen leeftijden en sociale achtergronden ook van invloed waren in de ervaringen van het selfiegebruik. Deze verschillen bleken geen invloed te hebben, maar dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat het een relatief kleine

respondentengroep is. Om deze verschillen te achterhalen zou er wellicht nog een kwantitatief onderzoek gedaan kunnen worden naar het selfiegebruik, waarbij de verschillen in leeftijd, opleidingsniveau, en sociale achtergrond aan bod komen.

In dit onderzoek is er een duidelijk beeld geschetst van de ervaringen en gevoelens van de meisjes zelf, die zichtbaar niet overeen komt met de normatieve meningen die individuen over dit fenomeen selfiegebruik hebben. Hieruit blijkt dat de impact van het selfiegebruik niet groot is en selfies geen absoluut ‘kwaad’ vormen, maar dat het enkel een vorm is van een nieuw medium die bestaat uit het maken van foto’s. Vanwege het feit dat selfiegebruik een nieuw verschijnsel is en er nog niet tot nauwelijks onderzoek naar gedaan is , kunnen de uitkomsten van dit onderzoek gezien worden als kostbare informatie en een bijdrage voor het debat over de invloed van het selfiegebruik. Uitkomsten van dit onderzoek kunnen fungeren als basis voor verder onderzoek naar het selfiegebruik.

Daarnaast heeft dit onderzoek ook een interdisciplinair karakter. De conclusievorming van dit onderzoek is vanuit zowel de psychologie, sociologie als de

communicatiewetenschappen ontstaan, en deze verschillende inzichten leveren gezamenlijk een betekenisvolle bijdrage. Over het algemeen worden onderzoeken naar sociale

netwerksites en het concept zelfbeeld vanuit de specifieke discipline psychologie benaderd. Doordat in dit onderzoek naar verschillende invalshoeken wordt gekeken, kan dit als meerwaarde dienen voor de huidige en de toekomstige literatuur.

6.2 Reflectie

Over het algemeen is mijn onderzoeksproces redelijk voorspoedig verlopen. Ik had wat opstartproblemen en moeite met het vinden van een onderwerp, maar door de tussentijdse opdrachten werd ik aangespoord om toch echt te gaan beginnen. In het eerste semester volgde ik ook nog een ander vak, waardoor ik zo nu en dan met deadlines wel een bepaalde mate van tijdsdruk voelde.

41 De respondentenwerving ging vrij makkelijk, vooral door hulp van mensen uit mijn naaste omgeving. Achteraf gezien denk ik dat ik nog wel meer interviews hadden kunnen doen, maar merkte ik al na een aantal dat de respondenten niet echt meer met nieuwe dingen kwamen. Het interviewen vond ik eigenlijk heel erg leuk, ondanks dat ik er zo nu en dan tegenop zag. Tijdens de interviews was er een ontspannen sfeer en heb ik heel leuk met de respondenten over selfies gepraat. Er was wel zichtbaar een groot verschil in de

spraakzaamheid van de respondenten. Bij sommige interviews moest ik als interviewer hard werken om informatie uit de respondenten te krijgen. Maar over het algemeen konden de meeste meisjes duidelijk hun meningen en ervaringen verwoorden.

Het transcriberen en verwerken van de interviews ging ook voorspoedig, mede dankzij het gebruik van het programma MAXQDA. Nadat alle interviews waren getranscribeerd en de deadline van de conceptscriptie was geweest, raakte ik even in een dip. Dit kwam onder andere doordat het vakantie was, en ik even geen motivatie meer had om verder te gaan. Na de vakantie heb ik het weer opgepakt en ben weer hard aan de slag gegaan. Het laatste gedeelte van het onderzoek vond ik duidelijk het moeilijkst. Vooral om echt de

daadwerkelijke conclusies te trekken uit dit onderzoek en er een goed lopend en interessant verhaal van te maken.

Concluderend kan ik zegen dat het onderzoeksproces, ondanks wat ups en downs, redelijk goed is verlopen. Ik heb heel veel geleerd van dit onderzoek en kijk er nu positief op terug.

42 7. Literatuurlijst

Ahern, A. L., Bennett, M.K., Kelly, M., & Hetherington, M.M. (2010). A qualitative

exploration of young women’s attitudes towards the thin ideal. Journal of Health Psychology, 16. 70–79.

Aronson, E., Wilson, T.D., & Akert, R.M. (2005). Social psychology. Pearson Education Bell, B.T., & Dittmar, H. (2011). Does media type matter? The role of identification in adolescent girls’ media consumption and the impact of different thin-ideal media on body image. Sex Roles, 65, 478-490.

Blinka, L.M.A., & Smahel, D.D. (2009). Fourteen is fourteen and a girl is a girl: Validating the identity of adolescent bloggers. Cyberpsychologie and Behavior. 12,6, 735-739.

Boyd, D. (2007). Why youth (heart) social network sites: The role of networked publics in

teenage social life. In: Buckingham, D. (2008).Youth, Identity, and Digital Media Volume.,

MA: MIT Press. 119-42.

Bryman, A. (2008). Social research methods. Oxford: Oxford University Press.

Bullingham, L., & Vasconcelos, A.C. (2013). 'The presentation of self in the online world': Goffman and the study of online identities. Journal of Information, 39, 101-12.

Carey R., Donaghue N., & Broderick P. (2011). ‘What you look like is such a big factor’: Girls’ own reflections about the appearance culture in an all-girls’ school. Feminism &

Psychology, 19, 299–316.

Carey, R.N., Donaghue, N., & Broderick, P. (2013). Peer culture and body image concern among Australian adolescent girls: A hierarchical linear modelling analysis. Sex Roles, 69, 293-305.

Clay, D., Vignoles, V.L., & Dittmar, H. (2005). Body image and self-esteem among adolescent girls: Testing the influence of sociocultural factors. Journal of research on

Adolescense, 15, 451-477.

Conger, J. (1991). Adolescence and youth. New York: Harper Collins Publishers. Dijck van, J. (2008). Digital photography: communication, identity, memory.FGw:

43 57-76.

Dittmar, H., & Howard, S. (2004). Thin-ideal internalization and social comparison tendency as moderators of media models’ impact on woman’s body-focused anxiety. Journal of social

and Clinical Psychology, 23, 768-791.

Dohnt, I.H.K., & Tiggemann, M. (2006). Body image concerns in young girls: The role of peers and media prior to adolescence. Journal of Youth and Adolescence, 35, 2, 141-151. Duits, L. & van Romondt Vis, P. (2009). Girls make sense. Girls, celebrities and identities.

European Journal of Cultural Studies, 12, 1, 41-58.

Ellison, N., Heino, R., & Gibbs, J. (2006). Managing impressions online: Self-presentations processes in the online dating environment. Journal of Computer-Mediated Communication, 11, 2, 415-441.

Erchull, M. J., Liss, M., & Lichiello, S. (2013). Extending the negative consequences of media internalization and self-objectification to dissociation and self-harm. Sex Roles, 69, 583-593.

Fausing, B. (2013). Selfie and the search for recognition: see for your selfie. Academia. edu. Featherstone, M. (2010). Body, image and affect in consumer culture. Body & Society, 16, 193-221.

Fox, K. (1997). Mirror, mirror: A summary of research findings on body image. Social Issues

Research Center. Geraadpleegd op 18 november, 2014, via:

http://www.sirc.org/publik/mirror.html

Franco, J. (2013). The meanings of the selfie. The New York Times. Geraadpleegd op 20 november, 2014, via:

http://www.davis.k12.ut.us/cms/lib09/UT01001306/Centricity/Domain/7332/The%20Meanin gs%20of%20the%20Selfie%20Defintion%20Essay.pdf

Fredrickson, B. L., & Roberts, T. (1997). Objectification theory: Toward understanding women’s lived experiences and mental health risks. Pyschology of Women Quarterly, 21, 173- 206.

44 Gerner, B., & Wilson, P. (2005). The relationship between friendship factors and adolescent girls' body image concern, body dissatisfaction, and restrained eating. International Journal of

Eating Disorders, 37,4, 313-320.

Giordano, P.C. (2003). Relationships in adolescence. Annual Review of Sociology, 29, 257- 281.

Goffman, E. (1959). The presentation of self in everyday life. Penguin.

Graaf de, H., Nikken, P., Felten, H., Jansenss, K., & van Berlo, W. (2008). Seksualisering: reden tot zorg? Een verkennend onderzoek onder jongeren. Nederlands jeugdinstituut. Utrecht: Movisie.

Groesz, L.M., Levine, M.P., & Murnen, S. K. (2002). The effect of experimental presentation of thin media images on body satisfaction: a meta-analytic review. International Journal of

Eating Disorders, 31, 1-16.

Huffaker, D. (2006). Teen blogs exposed: The private lives of teens made public. Presented at the American Association for the advancement of science (AAS). 16-19.

Jansen, C. (2012). Het slanke schoonheidsideaal en verstoring van het lichaamsbeeld. Een

literatuuronderzoek naar de invloed van geïdealiseerde mediabeelden op

lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes en de rol die zelfbeeld hierin speelt. Faculteit

der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam.

Jones, D.C. (2001). Social comparison and body image: Attractiveness comparisons to models and peers among adolescent girls and boys. Sex Roles, 45, 645-664.

Jones, D. C., Vigfusdottir, T. H., & Lee, Y. (2004). Body image and the appearance culture among adolescent girls and boys: An examination of friend conversations, peer criticism, appearance magazines, and the internalisation of appearance ideals. Youth Adolescense Res. 19, 323–339.

Krämer, N.C., & Winter, S. (2008). Impression management 2.0: The relationship of self- Esteem, extraversion, self-Efficacy, and self-presentation within social networking sites.

45 Linder, D., Tantledd-Dunn, S., & Jentsch, F. (2012). Social comparison and the ‘circle of objectification’.Sex Roles, 67, 3, 222-235.

Livingstone, S. (2008). Taking risky oppurtunities in youthful content creation: teenagers' use of social networking sites for intimacy, privacy and self-expression. New Media & Society, 10, 393–411.

Losh, E. (2014). Beyond Biometrics: Feminist Media Theory looks at Selfiecity. University of California, San Diego. Geraadpleegd 16 november, 2014, via

http://d25rsf93iwlmgu.cloudfront.net/downloads/Liz_Losh_BeyondBiometrics.pdf Miller, H. (1995). The presentation of self in electronic life: Goffman on the internet.

Conference Papers of Embodied Knowledge and Virtual Space Conference Goldsmiths’

College, University London.

Moeneclaey, S. (2009). De blootstelling van jongeren op netlog. Universiteit Gent, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen.

Nguyen, A.J. (2014). Exploring the selfiephenomenon: The idea of self-presentation and its implications among young women. Smith College School for Social Work, Northampton, Massachusetts.

Patrick, H., Neighbours, C., & Knee, C.R. (2004). Appearance-related social comparisons: The role of contingent self-esteem and self-perceptions of attractiveness. Personality and

Social Psychology Bulletin, 39, 501-514.

Pooley, J. (2013). Sociology and the socially mediated self. In Waisbord, S. (red.), Media

Sociology: A reappraisal. New York: Polity.

Pozzi, M. (2014). All the worldwide web’s a stage: Teenage girls’ self-presentation and identities formation through status updates. Faculty of Education. Queensland University of

Technology.

Raby, R. (2010). Public selves, inequality and interruptions: The creation of meaning in focus groups with tweens. International Journal of Qualitative Methods, 9,1, 1–15.

Slavin, L. (2013). The evolution of selfie culture: Self-expression, narcissism, or

objectification? Feminspire. Geraadpleegd op 6 maart, 2013, via http://feminspire.com/the- evolution-of-selfie-culture-self-expression-narcissism-or-objectification

46 Spitzer, B.L., Henderson, K.A., & Zivian, M.T. (1999). Gender differeces in Population Versus Media Body sizes: A comparison over Four Decades. Sex Roles, 40, 7-8.

Strelan, P., Mehaffey, S. J. & Tiggemann, M. (2003). Self-objectification and esteem in young women: The mediating role of reasons for exercise. Sex Roles, 48, 89- 95.

Stilling Blichfeldt, B., Møller Pedersen, B., Johansen, A., & Hansen, L. (2011). Tweens on holidays. In-situ decision-making from children’s perspective. Scandinavian Journal of

GERELATEERDE DOCUMENTEN