• No results found

Voorspelbaarheid heeft onafhankelijk van regelmaat een grote invloed op het waarnemen van ritmes

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorspelbaarheid heeft onafhankelijk van regelmaat een grote invloed op het waarnemen van ritmes"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Voorspelbaarheid Heeft Onafhankelijk van Regelmaat een Grote Invloed

op het Waarnemen van Ritmes

Esther Veenman

Studentnummer: 10745262 Universiteit van Amsterdam Begeleid door: F.L. Bouwer Aantal woorden abstract: 236

(2)

2 Abstract

In dit onderzoek werd de invloed van regelmaat en voorspelbaarheid op het waarnemen van ritmes onderzocht. Hiertoe werd er gebruikgemaakt van ritmes waarin de variabelen regelmaat en voorspelbaarheid werden gemanipuleerd; er ontstonden vier

verschillende soorten ritmes, namelijk regelmatige en voorspelbare (R+V+), regelmatige en onvoorspelbare (R+V-), onregelmatige en voorspelbare (R-V+), en onregelmatige en

onvoorspelbare (R-V-) ritmes. De proefpersonen kregen deze ritmes te horen en detecteerden devianten, zachtere tonen, in het ritme. Deze devianten bevonden zich zowel on als off beat. De detectieratio en de reactietijd op de gedetecteerde devianten werd gemeten. Uit de resultaten bleek dat bij de voorspelbare ritmes de detectieratio hoger en de reactietijd lager was dan bij de onvoorspelbare ritmes. Daarnaast was de detectieratio van de regelmatige ritmes hoger dan die van de onregelmatige ritmes. De gegevens die de on en off beat devianten betroffen, werden gebruikt als manipulatiecheck voor regelmaat. Als de

manipulatie geslaagd zou zijn, zou er een verschil in detectieratio en reactietijd tussen on en off beat devianten in de regelmatige ritmes moeten zijn, maar niet in de onregelmatige ritmes. Uit de resultaten bleek echter dat bij beide soorten ritmes de detectieratio hoger en de

reactietijd lager was voor on beat devianten dan voor off beat devianten. Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat voorspelbaarheid een grote invloed heeft op het waarnemen van ritmes. De resultaten die regelmaat betreffen moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden, gezien de mogelijk mislukte manipulatie van regelmaat.

(3)

3 Inhoudsopgave Inleiding p. 4 Methoden p. 8 Resultaten p. 11 Discussie p. 15 Literatuurlijst p. 18

(4)

4 Inleiding

Een ritme is een sequentie van tonen. In sommige gevallen bestaat een ritme uit tonen die zich herhalen; mensen zijn zeer gevoelig voor het waarnemen van dit soort ritmes

(Cameron & Grahn, 2014). Dit soort ritmes zorgt er namelijk voor dat het voor ons mogelijk is om voorspellingen te doen over wat er gaat komen. Deze ritmes kunnen ons dus helpen om ons goed aan te passen aan de situatie (Morillon, Schroeder, Wyart, & Arnal, 2016). Het kunnen waarnemen van ritmes is belangrijk om spraak te kunnen begrijpen en produceren (Grahn & Rowe, 2012). Spraak is het voornaamste communicatiesysteem voor mensen; dit illustreert het belang van het kunnen produceren en begrijpen van gesproken taal en daarmee het belang van het kunnen waarnemen van ritmes. Daarnaast is het kunnen waarnemen van ritmes belangrijk voor timing van motoriek en het zorgt ervoor dat mensen kunnen

meeklappen met muziek en erop kunnen dansen (Grahn & Brett, 2007). Baby’s ontwikkelen al zeer vroeg een gevoel voor ritme (Trainor, 2012). Dit bleek uit de bevinding dat baby’s anders reageerden op een onverwachte auditieve stimuli dan op auditieve stimuli die wel verwacht werden (Trainor, et al., 2003). Deze bevinding suggereert opnieuw het belang van het kunnen waarnemen van ritme. Omdat dit zo’n belangrijk proces is voor menselijk functioneren, is het ook van belang om te weten hoe dit proces werkt.

In deze studie werd onderzocht wat de invloed is van de regelmaat en

voorspelbaarheid op het waarnemen van ritmes. Regelmaat betekent dat er een vaste tijdsduur is tussen gebeurtenissen (regelmaat, z.j.). Dit kan in verband worden gebracht met de beat; er zit immers steeds een vaste tijdsduur tussen twee beats in. Bij regelmaat gaat het om relatieve waarneming. In het geval van de beat wordt er waargenomen hoe de beats zich tot elkaar verhouden. Voorspelbaarheid betekent dat men kan raden wat er gaat gebeuren (voorspelbaar, z.j.). Dit heeft niets te maken met de beat, ook een ritme zonder beat kan voorspelbaar zijn;

(5)

5 door herhaling van het ritme, weet men al vrij zeker wat er op een bepaald moment gaat gebeuren. Bij voorspelbaarheid gaat het dus om absolute waarneming.

De theorie van Teki, Grube, Kumar, en Griffiths (2011) suggereert dat regelmaat en voorspelbaarheid twee aparte componenten zijn van het proces van het waarnemen van ritme. Ten eerste is er een systeem om relatieve tijdsduur waar te nemen, dit systeem is dus

verantwoordelijk voor het waarnemen van regelmaat in een ritme. In de hersenen vindt dit plaats in het striato-thalamo-corticale netwerk. Ten tweede is er een systeem om absolute tijdsduur waar te nemen. Dit vindt plaats in het het olivocerebellaire systeem in de hersenen en zorgt ervoor dat men voorspelbaarheid in ritmes kan waarnemen.

Een andere theorie die van belang is voor deze studie, is de Dynamic attending theorie (Large & Jones, 1999). Deze theorie stelt dat men op bepaalde momenten in de tijd meer aandacht besteedt aan wat er gebeurt dan op andere momenten. Om het waarnemen van regelmaat in een ritme te verklaren, stelt deze theorie dat er meer aandacht ligt op het moment waarop de beat klinkt dan op de momenten die tussen de beats in liggen. Uit deze theorie volgt dan ook dat regelmaat belangrijk is bij het waarnemen van ritmes.

De Dynamic attending theorie wordt door eerder onderzoek ondersteund. Op basis van deze theorie wordt er verwacht dat er anders wordt gereageerd op iets dat op de beat

plaatsvindt dan op iets dat niet op de beat plaatsvindt. Uit de resultaten van het EEG-onderzoek van Bouwer, Werner, Knetemann, en Honing (2016) bleek dan ook dat er een grotere ERP-respons was op afwijkende tonen die op de beat plaatsvonden dan op afwijkende tonen die niet op de beat plaatsvonden. Daarnaast is er in eerder onderzoek al gekeken naar de invloed van de regelmaat en voorspelbaarheid van ritmes op het kunnen waarnemen van deze ritmes. Uit het onderzoek van Lawrance, Harper, Cooke, en Schnupp (2014) bleek

bijvoorbeeld dat regelmatige stimuli beter worden waargenomen dan onregelmatige stimuli. Schnuerch, Kreitz, en Lange (2013) onderzochten naast de invloed van de regelmaat ook de

(6)

6 invloed van de voorspelbaarheid van ritmes op de waarneming van ritmes. Ze maakten

gebruik van stimuli die regelmatig en voorspelbaar, en onregelmatig en onvoorspelbaar waren. De proefpersonen reageerden sneller op de regelmatige en voorspelbare stimuli dan op de onregelmatige en onvoorspelbare stimuli. Het probleem met dit soort stimuli is echter dat er alleen conclusies kunnen worden getrokken over het gecombineerde effect van regelmaat en voorspelbaarheid. Om iets te kunnen zeggen over de invloed die regelmaat en

voorspelbaarheid op zichzelf hebben, moeten er ook stimuli zijn die regelmatig en onvoorspelbaar, en voorspelbaar en onregelmatig zijn. Dit probleem werd gedeeltelijk ondervangen door Morillon, et al. (2016). Zij maakten namelijk gebruik van stimuli die regelmatig en voorspelbaar, onregelmatig en voorspelbaar, en onregelmatig en

onvoorspelbaar waren. Uit de resultaten bleek dat de sensitiviteit van regelmatige en voorspelbare, en van onregelmatige en voorspelbare stimuli hoger was dan die van

onregelmatige en onvoorspelbare stimuli. De reactietijd van onregelmatige en voorspelbare, en onregelmatige en onvoorspelbare stimuli was hoger dan die van regelmatige en

voorspelbare stimuli. Echter, ook met deze uitbreiding van stimuli is het onmogelijk om een uitspraak te doen over wat voor invloed regelmaat en voorspelbaarheid op zichzelf hebben; om daar iets over te kunnen zeggen zouden er nog stimuli toegevoegd moeten worden die regelmatig en onvoorspelbaar zijn.

In het huidige onderzoek worden de variabelen regelmaat en voorspelbaarheid gemanipuleerd; hierdoor ontstaan er vier verschillende soorten ritmes: regelmatig en voorspelbaar (R+V+), onregelmatig en voorspelbaar (R-V+), regelmatig en onvoorspelbaar (R+V-), en onregelmatig en onvoorspelbaar (R-V-). Op deze manier kan er iets gezegd worden over de invloed die regelmaat en voorspelbaarheid apart van elkaar hebben. Op basis van de theorie van Teki, et al. (2011), die beargumenteert dat regelmaat en voorspelbaarheid twee aparte systemen zijn, wordt er een hoofdeffect van regelmaat en voorspelbaarheid

(7)

7 verwacht, waarbij regelmatige ritmes beter worden waargenomen dan onregelmatige ritmes en voorspelbare ritmes beter worden waargenomen dan onvoorspelbare ritmes.

Wellicht zijn mensen die muziekles hebben of hebben gehad, beter in het waarnemen van ritmes, zoals blijkt uit het onderzoek van Cameron en Grahn (2014). Zij lieten zien dat percussionisten beter zijn in het waarnemen van ritmes dan niet-percussionisten. Dit suggereert dat mensen die muzikaal geschoold zijn, beter ritmes kunnen waarnemen dan mensen die niet muzikaal geschoold zijn. Er zijn echter mensen die wel muzikaal zijn, maar die geen muziekles hebben of hebben gehad. Uit het onderzoek van Bouwer, et al. (2016) blijkt dan ook dat mensen die muzikaal zijn, maar geen muziekles hebben gehad, ook goed zijn in het waarnemen van ritmes. Dit impliceert dat muzikaliteit (waarbij het hebben of hebben gehad van muziekles niet noodzakelijk is) varieert met het vermogen om ritmes waar te nemen. Daarom is muzikaliteit in dit onderzoek als covariaat meegenomen.

In dit onderzoek krijgen de proefpersonen dus R+V+, R-V+, R+V-, en R-V- ritmes te horen. Ze zullen in deze ritmes devianten moeten detecteren, dit zijn tonen die zachter klinken dan de rest. Het aantal devianten dat een proefpersoon detecteert ten opzichte van het totaal aantal devianten, de detectieratio, en de reactietijd op deze gedetecteerde devianten zullen gemeten worden. Van elk soort ritme zullen de devianten zowel op de beat als niet op de beat liggen. Dit is bedoeld als manipulatiecheck; bij de onregelmatige ritmes is het de bedoeling dat de proefpersoon geen beat hoort, in dit geval wordt er dan ook verwacht dat er geen verschil zal zijn in detectieratio en reactietijd tussen devianten die op de beat en die niet op de beat liggen. Daarentegen zal de proefpersoon bij de regelmatige ritmes wel een beat horen, en wordt er verwacht dat de detectieratio hoger, en de reactietijd lager zal zijn voor de devianten die op de beat liggen dan devianten die niet op de beat liggen. Dit wordt verwacht, omdat de Dynamic attending theorie suggereert dat de meeste aandacht op het tijdstip van de gehoorde beat ligt; een deviant is op dat punt dan makkelijker te detecteren dan een deviant die tussen

(8)

8 twee beats in ligt. Muzikaliteit zal gemeten worden met de Goldsmiths Musical Sophistication Index (Gold MSI) (Müllensiefen, Gingras, Musil, & Stewart, 2014). Met betrekking tot

muzikaliteit wordt er verwacht dat mensen die hoog scoren op de Gold MSI, wat een hoge mate van muzikaliteit suggereert, over het algemeen een hogere detectieratio en lagere reactietijd zullen hebben dan mensen die laag scoren op deze vragenlijst. Op deze manier zal de invloed van regelmaat en voorspelbaarheid op het waarnemen van ritmes worden

onderzocht.

Methoden Deelnemers

Aan het onderzoek deden 38 deelnemers mee (15 vrouwen en 23 mannen). Mensen die jonger dan 18 of ouder dan 45 jaar waren, waren uitgesloten van deelname. Het gehoor gaat tussen het 40e en 49e levensjaar erg achteruit, en hetzelfde geldt voor de levensjaren daarna (Agrawal, Platz, & Niparko, 2008). Het risico dat de prestatie van deze mensen op de

gebruikte taak slecht zou zijn als gevolg van auditieve achteruitgang is dus erg groot; daarom konden mensen ouder dan 45 jaar niet meedoen aan dit onderzoek. Ook mensen met

auditieve, neurologische, of psychiatrische klachten konden niet meedoen aan dit onderzoek. In ruil voor deelname ontvingen de deelnemers twee proefpersoonpunten. De deelnemers werden geworven via de website van het lab van de Universiteit van Amsterdam en via de kennissenkring van de onderzoekers. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 20,95 jaar (SD = 1,63). Het onderzoek is goedgekeurd door de Ethische Commissie van de Universiteit van Amsterdam.

Materialen

De onafhankelijke variabelen in dit onderzoek waren regelmaat, voorspelbaarheid, en beat. Alle ritmes bestonden uit vijf temporele intervallen die bij elkaar 1800 milliseconden duurden. Met een interval wordt de tijdsduur tussen twee tonen bedoeld. Eén trial bestond uit

(9)

9 128 ritmes en er waren vier trials voor elk type ritme, welke R+V+, R+V-, R-V+, en R-V- waren. Omdat er vier ritmes per type waren, bestond het experiment uit 16 trials. Zonder pauze duurde dit deel van het experiment ongeveer een uur. Elk ritme bestond uit tonen die klonken als een woodblock geluid. De regelmatige ritmes bestonden uit de temporele

intervallen met ratio’s 1, 2, 2, 3, en 4, waarbij interval 1 150 milliseconden duurde, interval 2 300 milliseconden duurde, etc. In dit geval zaten er dus respectievelijk 150, 300, 300, 450, en 600 milliseconden tussen de tonen. In deze ritmes was de tijd tussen de punten waarop men een beat zou moeten horen, telkens precies hetzelfde, namelijk 600 milliseconden. In een ritme met de temporele intervallen met ratio’s 1, 3, 2, 2, en 4, is er een beat aan het begin, na de drie, na de tweede twee, en na de vier. De ritmes waren dus zo samengesteld dat er steeds 600 milliseconden tussen twee beats in zat. Hierdoor was het mogelijk om regelmaat te

detecteren in deze ritmes. De onregelmatige ritmes bestonden uit de temporele intervallen met ratio’s 1, 1,4; 1,4; 3, 5,2. In dit geval was het niet mogelijk om een ritme samen te stellen waarbij er vaste tijdsduur tussen twee beats zat, zoals bij de regelmatige ritmes. Hierdoor was het bij deze ritmes niet mogelijk om regelmaat waar te nemen. Bij de voorspelbare ritmes werd steeds hetzelfde ritme herhaald en bij de onvoorspelbare ritmes werd een aantal willekeurig gekozen patronen achter elkaar afgespeeld.

In een kwart van de patronen zat een deviant, een onverwacht geluid dat zes decibel zachter klonk dan de andere geluiden; hierbij gold dat er op een ritme met een deviant altijd twee ritmes zonder deviant volgden. De devianten bevonden zich altijd na het temporele interval 1 of 3, zodat de data van de regelmatige ritmes goed vergeleken konden worden met de data van de onregelmatige ritmes. Om het voorkomen van de deviant niet te voorspelbaar te maken, bevond een deel van de devianten (18,75 procent) zich na één van de overige intervallen. De respons op deze devianten wordt niet meegenomen bij de analyse van de resultaten. Naast het uitvoeren van deze test, vulden de deelnemers de Nederlandse vertaling

(10)

10 van de Gold MSI in (Müllensiefen, et al., 2014). De subschaal ‘general factor – musical sophistication’ van deze vragenlijst wordt gebruikt om de muzikaliteit van de deelnemers te meten. Deze subschaal bestaat uit 18 items, die gescoord worden op een schaal van 1

(helemaal niet mee eens) tot 7 (helemaal mee eens). De minimale score is 18 en de maximale score is 126. Een hogere score impliceert een hoger niveau van muzikaliteit. Een

voorbeeldvraag is: “Als ik zing, weet ik niet of het vals klinkt of niet.”. Als laatste volgen er nog een aantal vragen over de demografische gegevens van de proefpersoon, zoals zijn/haar leeftijd en geslacht.

Procedure

Nadat de deelnemers waren geworven, werd ze gevraagd om op de afgesproken tijd naar het lab van de universiteit van Amsterdam te komen. Eerst ontvingen ze algemene informatie over het onderzoek door middel van een vooraf opgestelde informatiebrief.

Vervolgens, mits ze instemden met deelname, ondertekenden ze het informed consent en werd het experiment opgestart. De deelnemers begonnen met een aantal oefentrials. Zodra ze goed doorhadden wat de bedoeling was, begon het eerste deel van het experiment. Dit deel bestond uit vier trials, die bij elkaar ongeveer een kwartier duurden. De proefpersoon werd

geïnstrueerd om op de spatiebalk te drukken zodra hij/zij een toon hoorde die zachter klonk dan de rest. Tussen de trials door kreeg de proefpersoon de kans om een pauze te nemen. Hij/zij kon zelf weer aangeven wanneer hij/zij door wilde gaan door op te entertoets te drukken. Na vier trials informeerde de proefleider bij de proefpersoon of alles in orde en duidelijk was. Hierna begon het tweede deel van het experiment, dat er precies hetzelfde uitzag als het eerste deel. Na afloop van het tweede deel, vulden de deelnemers de Gold MSI in (Müllensiefen, et al., 2014) en voerden ze de Beat Alignment test (BAT) uit (Iversen & Patel, 2008). Resultaten met betrekking tot de BAT worden elders gerapporteerd. Na het voltooien van deze twee tests, volgden ten slotte het derde en vierde deel van het experiment;

(11)

11 deze waren identiek aan het eerste en tweede deel. Na afloop van het experiment was er ongeveer twee uur verstreken en kon de proefpersoon zijn/haar emailadres achterlaten indien hij/zij informatie over de resultaten van het onderzoek wenste te ontvangen, werd hij/zij bedankt voor deelname, en ontving hij/zij het verdiende aantal proefpersoonpunten. Statistische analyse

Voorafgaand aan de analyse werd bepaald dat reactietijden die lager dan 200 milliseconden of hoger dan 1500 milliseconden waren, uitzonderlijk klein of groot zijn. Daarom worden reactietijden die deze waarden aannemen, uit de dataset verwijderd. Om te controleren of de data normaal zijn verdeeld, wordt gebruik gemaakt van de Shapiro-Wilk test.

Verder wordt er gebruik gemaakt van een paired samples t-test om te kijken of de detectieratio’s van de devianten die op de beat en niet op de beat liggen in de regelmatige en onregelmatige ritmes van elkaar verschillen. Dezelfde toets wordt gebruikt om het verschil in reactietijd op de devianten die op de beat en niet op de beat liggen in de regelmatige en onregelmatige ritmes te toetsen. Ook wordt er een factorial repeated measures ANOVA gebruikt om te kijken of de gemeten detectieratio’s een hoofdeffect van regelmaat en

voorspelbaarheid laten zien. Dezelfde toets wordt gebruikt om te kijken of de reactietijden een hoofdeffect van regelmaat en voorspelbaarheid suggereren.

Resultaten

Van de 38 deelnemers was er één die het onderzoek niet met voldoende accuratesse kon uitvoeren, deze gegevens zijn daarom niet geanalyseerd. Door technische problemen kon ook de data van vier andere deelnemers niet geanalyseerd worden. Uiteindelijk werd de data van 33 proefpersonen geanalyseerd. Deze groep bestond uit 12 vrouwen en 21 mannen en de gemiddelde leeftijd was 21 jaar (SD = 1,64). Voorafgaand aan de analyses werden afwijkende reactietijden, die kleiner dan 200 of groter dan 1500 milliseconden waren, verwijderd uit de

(12)

12 dataset. Daarnaast werden alleen reactietijden die betrekking hadden op devianten die na interval 1 of 3 plaatsvonden, behouden; reactietijden die betrekking hadden op devianten die na een ander interval plaatvonden, werden verwijderd uit de dataset. In het onderzoek was er sprake van counterbalancing: de deelnemers kregen de stimuli dus niet allemaal in dezelfde volgorde aangeboden. Dit sluit een volgorde-effect uit en daarom zijn de gegevens van gelijke

condities samengevoegd om de data te analyseren.

Met een paired samples t-test werd

er gekeken of de detectieratio verschilde tussen devianten die op de beat lagen en devianten die niet op de beat lagen in regelmatige ritmes. Aan de assumptie van normaliteit was voldaan, D(33) = 0,122, p = ,2. De resultaten zijn te zien in Tabel 1. De detectieratio was hoger voor de on beat devianten dan voor de off beat devianten, t(32) = 9,72, p < ,001. Voor devianten in de onregelmatige ritmes werd hetzelfde verschil bekeken. Opnieuw was er voldaan aan de assumptie van normaliteit, D(33) = 0,086, p = ,2. Ook was de detectieratio hoger voor on beat devianten dan voor off beat devianten, t(32) = 5,85, p < ,001.

Dezelfde test werd uitgevoerd om te kijken of de reactietijd verschilde tussen

devianten die op de beat en niet op de beat lagen in regelmatige ritmes. Er was voldaan aan de assumptie van normaliteit, D(33) = 0,078, p = ,2. De resultaten zijn te zien in Tabel 2. De reactietijd was lager bij on beat devianten dan off beat devianten, t(32) = -2,25, p = ,03. Ook

On beat Off beat Regelmatig 0,71 (0,16) 0,61 (0,17) Onregelmatig 0,70 (0,13) 0,56 (0,18)

On beat Off beat

Regelmatig 564,15 (79,87) 576,95 (78,18) Onregelmatig 555,19 (70,30) 591,57 (101,55) Tabel 1

Gemiddelde Detectieratio met Standaarddeviaties (Tussen Haakjes) van On en Off Beat Devianten in Regelmatige en Onregelmatige Ritmes

Tabel 2

Gemiddelde Reactietijd met

Standaarddeviaties (Tussen Haakjes) van On en Off Beat Devianten in Regelmatige en Onregelmatige Ritmes

(13)

13 werd er gekeken of dit verschil aanwezig was in de onregelmatige ritmes. Opnieuw was er voldaan aan de assumptie van normaliteit, D(33) = 0,107, p = ,2. In deze ritmes was de reactietijd ook lager bij on beat devianten dan bij off beat devianten, t(32) = -4,12, p < ,001.

Deze resultaten zijn niet helemaal in lijn met de verwachtingen; er werd verwacht dat de detectieratio hoger en de reactietijd lager zou zijn bij de on beat devianten dan bij de off beat devianten in de regelmatige ritmes, en dit blijkt ook zo te zijn. Er werd echter geen verschil in detectieratio en reactietijd verwacht bij de devianten in de onregelmatige ritmes,

maar er werd wel een verschil gevonden.

Om het effect van de regelmaat en voorspelbaarheid van ritmes op detectieratio te analyseren, werd

gebruikgemaakt van een factorial repeated measures ANOVA. De resultaten zijn te zien in Figuur 1. Er werd een hoofdeffect van regelmaat gevonden, F(1, 32) = 4,63, p = ,04, η2p =0,13. De detectieratio was, ongeacht voorspelbaarheid, hoger bij de regelmatige ritmes dan bij de onregelmatige ritmes. Er werd ook een hoofdeffect van voorspelbaarheid gevonden, F(1, 32) = 46,4, p < ,001, η2p = 0,59. De detectieratio was hoger bij de voorspelbare ritmes dan bij de

onvoorspelbare ritmes, onafhankelijk van regelmaat. Er werd geen interactie-effect van

Figuur 1. Gemiddelde detectieratio op de twee niveaus van

(14)

14 regelmaat en voorspelbaarheid gevonden, F(1,32) = 0,66, p = ,42. Dit wijst erop dat het effect van regelmaat niet afhangt van voorspelbaarheid en vice versa.

Dezelfde analyse werd gebruikt om het effect van regelmaat en voorspelbaarheid van ritmes op reactietijd te bekijken. De resultaten zijn de zien in Figuur 2. Er bleek een hoofdeffect van voorspelbaarheid te zijn, F(1,32) = 29,21, p < ,001,

2

p

η = 0,43. De reactietijd was lager bij de voorspelbare ritmes dan bij de onvoorspelbare ritmes, ongeacht regelmaat. Er werd geen hoofdeffect van regelmaat gevonden, F(1,32) = 0,44, p = ,51, noch een interactie-effect van regelmaat en voorspelbaarheid, F(1,32) = 0,88, p = ,36. Dit impliceert dat de devianten in de regelmatige en onregelmatige ritmes even snel werden gedetecteerd en dat het effect van voorspelbaarheid niet afhangt van de mate van regelmaat in een ritme.

Deze resultaten zijn slechts gedeeltelijk in lijn met de verwachtingen. De data van de detectieratio’s wijzen op een hoofdeffect van regelmaat en voorspelbaarheid; regelmatige ritmes hadden een hogere detectieratio dan onregelmatige ritmes en voorspelbare ritmes hadden een hogere detectieratio dan onvoorspelbare ritmes. Dit werd ook verwacht. De resultaten die de reactietijden betroffen wijzen alleen op een hoofdeffect van

voorspelbaarheid, en niet van regelmaat. Voorspelbare ritmes hadden een hogere detectieratio

Figuur 2. Gemiddelde reactietijd op de twee niveaus van regelmaat

(15)

15 dan onvoorspelbare ritmes, maar er was geen verschil in reactietijd tussen regelmatige en onregelmatige ritmes.

De score op de Gold MSI, waar muzikaliteit mee gemeten werd, kon de detectieratio niet voorspellen, F(1,31) = 3,13, p = 0,09. Ook voor reactietijd was de Gold MSI-score geen voorspeller, F(1,32) = 0,97, p = 0,33. Deze resultaten komen niet overeen met de

verwachtingen; er werd verwacht dat Gold MSI-score wel een voorspeller voor detectieratio en reactietijd zou zijn.

Discussie

Uit de resultaten is gebleken dat voorspelbare ritmes beter worden waargenomen dan onvoorspelbare ritmes; dit werd zowel door de gevonden detectieratio’s als de reactietijden bevestigd. De resultaten bevestigen de verwachting van een hoofdeffect van regelmaat slechts gedeeltelijk. De resultaten met betrekking tot de detectieratio’s laten een hoofdeffect van regelmaat zien; regelmatige ritmes werden beter waargenomen dan onregelmatige ritmes. De resultaten die betrekking hebben op reactietijd laten echter geen hoofdeffect van regelmaat zien; hier werd dus geen verschil in waarneming tussen regelmatige en onregelmatige ritmes gevonden. De bevinding dat on beat devianten beter gedetecteerd werden dan off beat devianten in regelmatige ritmes is in overeenstemming met de verwachtingen. Hetzelfde resultaat werd echter ook gevonden voor de onregelmatige ritmes, maar er werd in dit geval geen verschil verwacht.

De theorie van Teki, et al (2011) wordt slechts door de resultaten die de detectieratio betreffen ondersteund. Deze resultaten laten namelijk een duidelijk verschil in waarneming tussen regelmatige en onregelmatige ritmes, en voorspelbare en onvoorspelbare ritmes zien (zie Figuur 1). De resultaten die de reactietijd betreffen, impliceren echter dat alleen

voorspelbaarheid het waarnemen van ritmes beïnvloedt (zie Figuur 2). De Dynamic attending theorie wordt ondersteund door de bevinding dat on beat devianten beter worden

(16)

16 waargenomen dan off beat devianten in regelmatige ritmes. Deze theorie zou echter ook voorspellen dat on en off beat devianten even goed worden waargenomen in onregelmatige ritmes, en dit is niet uit de onderzoeksresultaten gebleken.

Hoewel deze theorieën niet helemaal ondersteund worden door de resultaten, betekent dit niet automatisch dat de resultaten als tegenbewijs tegen de theorieën gelden. De resultaten kunnen ook op andere manieren verklaard worden. Het nut van de on en off beat devianten was om te controleren of de manipulatie van regelmaat was geslaagd. Het verschil in

detectieratio en reactietijd tussen on en off beat devianten in onregelmatige ritmes, suggereert dat de manipulatie niet is geslaagd. Het is mogelijk dat men de onregelmatige ritmes als regelmatig heeft waargenomen; het verschil in detectieratio en reactietijd tussen on en off beat devianten in onregelmatige ritmes kan hiermee verklaard worden. Ook het ontbrekende verschil in reactietijd op devianten in regelmatige en onregelmatige ritmes, laat zich hierdoor verklaren.

Dat de manipulatie van regelmaat, volgens de manipulatiecheck, niet is geslaagd, is een grote beperking van dit onderzoek. De resultaten met betrekking tot regelmaat moeten daarom voorzichtig geïnterpreteerd worden; men zou zelfs kunnen beweren dat deze resultaten geen informatie verschaffen. Omdat er voorafgaand aan het onderzoek is gecontroleerd of het verschil tussen regelmatige en onregelmatige ritmes wel werd waargenomen, kunnen de resultaten niet verklaard worden door te stellen dat het verschil tussen regelmatige en onregelmatige ritmes niet is waargenomen. Hoewel het raadzaam is deze controle ook in toekomstig onderzoek uit te voeren, is het ook belangrijk om te kijken of de devianten niet op een systematische manier van elkaar verschillen, afgezien van de

bedoelde manipulatie.

Hoewel er duidelijke verschillen zijn gevonden tussen het waarnemen van

(17)

17 voorspelbaarheid uitgevoerd. In de toekomst zou men dit kunnen controleren met behulp van bijvoorbeeld zelfrapportagevragenlijsten, zodat ook het verschil tussen voorspelbare en onvoorspelbare ritmes gevalideerd kan worden.

Een andere beperking heeft te maken met de ecologische validiteit van het onderzoek. De gebruikte ritmes zal men (waarschijnlijk) nooit in het dagelijks leven tegen het lijf lopen. Het is dus maar de vraag of de resultaten van dit onderzoek te generaliseren zijn naar de dagelijkse praktijk. Hoewel het moeilijk is om stimuli in dit soort onderzoek ecologisch valide te maken, is het wel iets om bij toekomstig onderzoek in het achterhoofd te houden.

Een laatste beperking van dit onderzoek is de gebruikte steekproef. De deelnemers bevonden zich allemaal in de beperkte leeftijdscategorie van 18 tot 25 jaar en de meeste deelnemers waren hoogopgeleid. Dit kan voor problemen van de generaliseerbaarheid zorgen. Deze resultaten zeggen niets over de manier van waarnemen van ritmes van laagopgeleiden of van mensen die ouder zijn dan 30 jaar. Er wordt aangeraden om in vervolgonderzoek een meer diverse steekproef te gebruiken, om conclusies over een grotere populatie te kunnen trekken.

Gezien de beperkingen van het onderzoek is het nog maar de vraag of de resultaten goed licht kunnen werpen op de invloed van regelmaat op het waarnemen van ritmes. Wat betreft voorspelbaarheid zijn de resultaten echter duidelijk: voorspelbare ritmes worden beter waargenomen dan onvoorspelbare ritmes.

(18)

18 Literatuurlijst

Agrawal, Y., Platz, E. A., & Niparko, J. K. (2008). Prevalence of hearing loss and differences by demographic characteristics among US adults: data from the National Health and Nutrition Examination Survey, 1999-2004. Archives of internal medicine, 168(14), 1522-1530.

Bouwer, F. L., Werner, C. M., Knetemann, M., & Honing, H. (2016). Disentangling beat perception from sequential learning and examining the influence of attention and musical abilities on ERP responses to rhythm. Neuropsychologia, 85, 80-90.

Cameron, D. J., & Grahn, J. A. (2014). Enhanced timing abilities in percussionists generalize to rhythms without a musical beat. Frontiers in human neuroscience, 8, 1003.

Chen, J. L., Penhune, V. B., & Zatorre, R. J. (2008). Listening to musical rhythms recruits motor regions of the brain. Cerebral cortex, 18(12), 2844-2854.

Grahn, J. A., & Brett, M. (2007). Rhythm and beat perception in motor areas of the brain. Journal of cognitive neuroscience, 19(5), 893-906.

Grahn, J. A., & Rowe, J. B. (2012). Finding and feeling the musical beat: striatal dissociations between detection and prediction of regularity. Cerebral cortex, 23(4), 913-921. Iversen, J.R., Patel, A.D., (2008). The Beat Alignment Test (BAT): surveying beat processing

abilities in the general population. Proceedings of the 10th International Conference on Music Perception and Cognition, 2–5.

Large, E. W., & Jones, M. R. (1999). The dynamics of attending: How people track time- varying events. Psychological review, 106(1), 119.

Lawrance, E. L., Harper, N. S., Cooke, J. E., & Schnupp, J. W. (2014). Temporal

predictability enhances auditory detection. The Journal of the Acoustical Society of America, 135(6), EL357-EL363.

Morillon, B., Schroeder, C. E., Wyart, V., & Arnal, L. H. (2016). Temporal prediction in lieu of periodic stimulation. Journal of Neuroscience, 36(8), 2342-2347.

Müllensiefen, D., Gingras, B., Musil, J., & Stewart, L. (2014). The musicality of non- musicians: an index for assessing musical sophistication in the general

population. PloS one, 9(2), e89642.

Regelmaat. (z.j.). Opgehaald 20 mei, 2017, van http://www.woorden.org/woord/regelmaat Schnuerch, R., Kreitz, C., & Lange, K. (2013). Independent effects of temporal expectation

and stimulus intensity in audition. Attention, Perception, & Psychophysics, 75(7), 1520-1532.

Teki, S., Grube, M., Kumar, S., & Griffiths, T. D. (2011). Distinct neural substrates of duration-based and beat-based auditory timing. The Journal of Neuroscience, 31(10), 3805–3812.

(19)

19 Trainor, L. J. (2012). Predictive information processing is a fundamental learning mechanism

present in early development: Evidence from infants. International Journal of Psychophysiology, 83(2), 256-258.

Trainor, L., McFadden, M., Hodgson, L., Darragh, L., Barlow, J., Matsos, L., & Sonnadara, R. (2003). Changes in auditory cortex and the development of mismatch negativity between 2 and 6 months of age. International Journal of Psychophysiology, 51(1), 5-15.

Voorspelbaar. (z.j.). Opgehaald 21 mei, 2017, van http://www.woorden.org/woord/voorspelbaar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Resultaten van dit gedoogbeleid zijn dat blowers niet meer gecriminaliseerd worden, dat zij bij de aanschaf van wiet niet in aanraking komen met andere drugs en dat

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Figure 3.5 shows (a) proportion of correct answers to the second-order false belief questions at pre-test, post-test and follow-up sessions and (b) the difference in

An experiment gives the possibility to manipulate the conditions and has as goal to determine the causal relationship (Boeije, Hart &amp; Hox, 2009), between the types of

Kursusse wat deur d.ie ko1leges vir gevor- derd.e tegniese onderwys aangebied.. Die opleiding van

Absolute change in production for soybeans, sugar beet, sugar cane and tomatoes per country (in 10 6 t yr –1 ; maps on the left) and relative production (ratio of production

The correlation with SASS5 results and the pesticide intensity measure indicated that the SPEAR pesticide indicator could be useful to indicate the effects of pesticides on the

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the