• No results found

'Die Gesamtdeutsche Mannschaft' Sport, politiek en het verdeelde Duitsland, 1949 - 1956.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Die Gesamtdeutsche Mannschaft' Sport, politiek en het verdeelde Duitsland, 1949 - 1956."

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Die Gesamtdeutsche Mannschaft’

Sport, politiek en het verdeelde Duitsland, 1949 – 1956.

Masterscriptie: Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Student: F.W.M. Brenninkmeyer

Studentnummer: 11145277

Scriptiebegeleider: dhr. dr. N. G. Pas

Tweede lezer: dhr. dr. R. van Dijk Eindversie: 28-06-2016

(2)

Inhoudsopgave

Afkortingen 3

Voorwoord 4

Inleiding 6

1. De ontwikkeling van sport in twee Duitse staten 10

1.1 De ontwikkeling van sport in de BRD 11

1.2 De ontwikkeling van sport in de DDR 16

1.3 De Duits-Duitse sportbetrekkingen en het politieke belang hiervan 18

2. Sport als diplomatiek instrument 21

2.1 De ‘Lausanner Vereinbarung’ 21

2.2 Reactie op de ‘Lausanner Vereinbarung’ 24

2.3 Politieke chaos 26

2.4 ‘Entwicklung von Körperkultur und Sport in der DDR’ 31 2.5 De ‘Westarbeit’ van de DDR en de communistische aanhang in de BRD 33 3. De Olympische Spelen in Melbourne en de politieke gevolgen 39 3.1 De Olympische Spelen in 1956: de onderhandelingen 39

3.2 De Olympische Spelen in Melbourne 42

3.3 Het politieke gevolg van de Olympische Spelen in Melbourne 45

3.4 De vlaggenstrijd 46

Conclusie 50

(3)

Afkortingen

AA Auswärtiges Amt

ADS Arbeitsgemeinschaft Deutscher Sport (West) AHK Alliierte Hohe Kommission

BRD Bondsrepubliek Duitsland

CDU Christlich Demokratische Union Deutschlands (West) DDR Duitse Democratische Republiek

DSA Deutscher Sportausschuss (Oost) DSB Deutscher Sportbund (West) EDG Europese Defensiegemeenschap FAZ Frankfurter Allgemeine Zeitung FDJ Freie Deutsche Jugend (Oost) FDP Freie Demokratische Partei (West) IOC Internationaal Olympisch Comité KPD Kommunistische Partei Deutschlands LSA Landessportausschuss

NAVO Noord-Atlantische Verdragsorganisatie NOC Nationaal Olympisch Comité

SBZ Sovjet-bezettingszone

SED Sozialistische Einheitspartei Deutschland

SKKA Staatliches Komitee für Körperkultur und Sport (Oost) SPD Sozialdemokratische Partei Deutschlands (West) USSR Unie van Socialistische Sovjetrepublieken

(4)

Voorwoord

Dit is mijn masterscriptie: ‘Die Gesamtdeutsche Mannschaft’. Sport, politiek en het verdeelde Duitsland, 1949 – 1956. Ik heb dit onderzoek geschreven binnen de opleiding: Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam.

Er is al veel geschreven over de Duitse sportgeschiedenis en bibliotheken staan vol met boeken over ‘sport als diplomatiek instrument’. Maar over de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ is nog weinig geschreven. Daarom wilde ik het gezamenlijk Duits Olympisch team een centrale plaats in dit onderzoek geven.

Na de Tweede Wereldoorlog moest het hele land opnieuw opgebouwd worden. Uiteraard ook op sportief gebied. Elk land ontwikkelde sport op haar eigen manier, de een intenser en strenger dan de ander. Op politiek niveau botsten de BRD en de DDR. Hun ideologieën weken zodanig af, dat elke vorm van politieke samenwerking uitgesloten was. Het communisme en het kapitalisme kon niet door één deur. Maar waarom dan wel op sportief gebied?

Sport is altijd een instrument geweest in de politieke wereld. Dit komt duidelijk naar voren in mijn onderzoek. Duitsland gebruikte sport om weer een plaats te veroveren in de internationale politiek, vooral na de Tweede Wereldoorlog. De Olympische Spelen waren daarbij een gemakkelijk hulpmiddel.

Tijdens het onderzoek zocht ik naar overeenkomsten tussen beide landen en vond de volgende: de BRD en de DDR waren in de jaren 50 in respectievelijke ‘blokken’ geïntegreerd. De DDR was in veel sterkere mate afhankelijk van de USSR, dan de BRD afhankelijk was van de westelijke geallieerden. Maar West-Duitsland kon bijvoorbeeld pas na goedkeuring van de geallieerden een politiek besluit nemen. De blokintegratie beïnvloedde de politiek van de destijdse regeringen uit beide landen. Zonder de blokintegratie had het fenomeen van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ niet kunnen bestaan.

Veel mensen hebben mij de afgelopen maanden gevraagd hoe ik op dit interessante onderwerp gestuit ben. Het ging heel simpel en geleidelijk. Tijdens het kernvak van het masterprogramma, las ik toevallig een artikel over Willy Brandt. Van 1957 tot 1969 was hij burgemeester van West-Berlijn en later werd hij verkozen tot Bondskanselier van de BRD (1969 – 1974). In het artikel van Noel Cary: Olympics in Divided Berlin? Popular culture

(5)

Spelen in 1968 samen te organiseren met Oost-Berlijn. Het is Brandt echter niet gelukt zijn plan uit te voeren, maar zijn idee heeft mij wel aan het denken gezet. Ik begon onderzoek te doen naar dit plan en vooral ook onderzoek naar sport in verdeeld Duitsland. Het duurde niet lang voordat ik al op de term: ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ stuitte. Ik hoefde niet te twijfelen en wist zeker dat dit het onderwerp van mijn afstudeerscriptie zou worden.

Meneer Pas heeft mij de afgelopen maanden begeleid tijdens het onderzoeksproces en altijd een goede terugkoppeling gegeven. Hij heeft mij ook geholpen de juiste hoofdvraag te vormen en bovenal goede tips gegeven voor mijn bezoek aan het ‘Bundesarchiv’ in Berlijn. In maart ben ik twee dagen in het ‘Bundesarchiv’ in Berlijn geweest, om onderzoek te doen naar bruikbare primaire bronnen. Het bezoek was geslaagd, omdat ik hier veel nuttige informatie vond voor mijn onderzoek.

Bij deze wil ik graag meneer Pas bedanken voor de fijne begeleiding en ondersteuning tijdens het hele traject. Zonder zijn ideeën en feedback had ik dit onderzoek niet kunnen voltooien. Tevens wil ik Dieuwke Jalink graag bedanken voor haar goede bijdrage aan dit onderzoek. Samen hebben wij heel wat uurtjes de scriptie kritisch nagekeken. Zonder haar inzichten was mijn onderzoek niet geworden tot dat wat het nu is. Tot slot bedank ik mijn familie en vrienden voor hun fijne ondersteuning. Hun motiverende woorden en kennis van de Duitse taal, hebben mij geholpen deze scriptie te schrijven.

Ik wens u veel leesplezier toe.

(6)

Inleiding

‚Leider hat die Olympische Bewegung keine Soldaten und kein Geld. Sie kann daher keinem Krieg Einhalt gebieten; aber sie kann ein gutes Beispiel geben und tut es auch. Und nur, wenn sich die Politiker der Welt jene Grundsätze ehrlichen Spiel und guter sportlicher Gesinnung, die im Amateursport gelten, zu eigen machen, würden Kriege nicht mehr unvermeidbar sein. Damit dies niemand für ein leeres Gerede halte, weil Geschütze und Dollar uns nicht verfügbar sind, sollte man sich daran erinnern, dass wir gerade hier in Melbourne Vertreter von Ländern haben, die keine diplomatischen Beziehungen miteinander pflegen. Aber auf den Sportplätzen kommen sie zusammen, wo olympische Regeln von allen befolgt und geachtet werden.’1

Deze krachtige woorden sprak IOC-president, Avery Brundage, tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Melbourne in 1956. Hij wilde duidelijk maken dat de Olympische Beweging een goed voorbeeld was voor de politiek en dat de gezonde competitie van sporters, een toekomstige oorlog wellicht zou kunnen voorkomen. Een voorbeeld hiervan was de deelname van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ in Melbourne, waar diplomatieke banden ontbraken tussen landen, maar waar men samen wel sport bedreef.

Na de Tweede Wereldoorlog wilde Duitsland zich op internationaal vlak bewijzen en het duurde enige tijd voordat sporters uit de BRD en de DDR weer toegelaten werden tot internationale sportevenementen. Dit proces verliep geleidelijk. Op grond van de ideologieën en politieke intenties van de vier geallieerden werd de ontwikkeling van West-Duitsland na 1945 bepaald. Hetzelfde gold voor Oost-Duitsland, waar de USSR haar controle en macht over uitoefende. Tegen de achtergrond van de politieke ontwikkelingen vond de wederopbouw van sport plaats in Duitsland. De vernieuwing van sportbewegingen in beide staten, resulteerde in een confrontatie op meerdere vlakken. Na de Tweede Wereldoorlog zorgde de wederopbouw van sport voor een strijd tussen botsende politieke ideologieën, een strijd tussen verschillende organisatorische principes en voor een strijd tussen twee NOC’s, die beiden streefden naar internationale erkenning en acceptatie. Sporters uit de BRD werden eerder toegelaten op het internationale sportpodium, dan sporters uit de DDR. Op de Olympische Spelen in Helsinki in 1952 mochten slechts West-Duitse sporters deelnemen en pas vanaf 1955 deden voor het eerst weer Duitse wielrenners mee aan de Tour de France. 1 Voorwoord Avery Brundage, november 1958. Offizielles Standardwerk des Nationalen Olympisches Komitees der DDR, Bundesarchiv, Berlijn, DR/510/373.

(7)

Medio jaren 50 vond een doorbraak plaats van Duitse sporters die op het het internationale niveau goed mee konden komen. West-Duitsland won in 1954 zelfs het Wereldkampioenschap voetbal in Bern, Zwitserland. De BRD versloeg het Hongaarse elftal met 3 – 2 en de wedstrijd is de geschiedenis ingegaan als ‘het wonder van Bern’. De historische wedstrijd wordt in Duitsland vaak gekenmerkt met een symbolisch omslagpunt van de ‘zwarte’ naoorlogse jaren naar een hoopvollere periode.

Het Internationaal Olympisch Comité besloot in 1956 een gezamenlijk Olympisch Duits team te vormen. De BRD en de DDR gingen in het begin niet akkoord met het voorstel van het IOC. Na de splitsing van Duitsland werden onderlinge betrekkingen op velerlei gebied verbroken. De regering Adenauer pleitte er nadrukkelijk voor, om Duitsland op Olympisch gebied alleen te mogen vertegenwoordigen, terwijl aan de andere kant van de grens de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED) alles probeerde om internationale erkenning te krijgen. Het oorspronkelijke NOC van vóór de Tweede Wereldoorlog, bleef na de oorlog als eenheid bestaan en werd onmiddellijk door de BRD opgeëist. De DDR creëerde om deze reden een eigen federale sportorganisatie, maar het wist door tegenwerking van de BRD nog geen Olympische erkenning te krijgen. De regering van Adenauer en de West-Duitse sportvertegenwoordigers konden de Olympische erkenning van de DDR tot 1955 tegenhouden. Waarom besloot het IOC toch een gemeenschappelijk Duits Olympisch team te vormen, terwijl beide partijen, zowel oost als west, mordicus tegen waren?

Het onderwerp van mijn onderzoek is de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’. Mijn hoofdvraag is: Waarom werd de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ gevormd in 1956?

Het was een tijd waarin Duitsland duidelijk was verdeeld en het Oost-West-Conflict

een hoogtepunt had bereikt. Binnen deze context was niet alleen Duitsland verdeeld, maar had de wereld zich ook gesplitst in twee vijandelijke blokken. Ik analyseer de vergaderingen tussen het IOC en Duitse sportfederaties en ik zal ook kijken naar persberichten en politieke documenten uit die tijd. Het fenomeen ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ bewoog zich tussen een spanningsveld van sport en politiek. In hoeverre hing het bestaan van het hele team samen met het Oost-West-Conflict en de stand van de Duits-Duitse betrekkingen? De ‘Hallstein-Doktrine’ is in dit opzicht een terugkerend fenomeen en zou een samenwerking met de DDR moeten voorkomen. De ‘Hallstein-Doktrine’ was een vorm van indammingspolitiek. De BRD onderhield namelijk geen diplomatieke betrekkingen met landen die de DDR officieel als land

(8)

hadden erkend. Maar op het gebied van sport werd een duidelijke uitzondering gemaakt.2

Hoe was dit mogelijk?

De eerste deelvraag concentreert zich op begin jaren 50, de oprichting van twee Duitse Nationaal Olympische Comités en de Duits-Duitse sportbetrekkingen. Welke ontwikkelingen binnen de Duits-Duitse sportbetrekkingen vonden in deze periode plaats en hoe leidden die tot het ontstaan van een ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’?

Mijn tweede deelvraag richt zich op de jaren 1955 - 1956 en analyseert belangrijke vergaderingen, waarin het idee van een ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ besproken werd. De ‘Lausanner Vereinbarung’ en het officiële besluit in Wenen in 1956 zullen uitgebreid geanalyseerd worden. Dit hoofdstuk analyseert dus de vergaderingen, bijeenkomsten en hevige discussies die vooraf zijn gegaan aan de vorming van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’.

De laatste en derde deelvraag moet de lezer een duidelijk beeld geven over de voorbereidingen en het verloop van de Olympische Spelen in Melbourne in 1956. De derde deelvraag luidt: hoe verliepen de Olympische Spelen in Melbourne en wordt het optreden van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ als een succes beschouwd?

Het onderzoek zal uitgevoerd worden aan de hand van bestudeerde literatuur en gevonden primaire bronnen in het ‘Bundesarchiv’ in Berlijn. Sportliteratuur zoals bijvoorbeeld het boek: Globalizing Sport van Barbara Keys of Sport – Medium der Politik van Ulrich Pabst, zullen veelvuldig gebruikt worden om de casus duidelijk te analyseren. Het boek van Keys loopt ongeveer tot 1930, maar ik heb wel belangrijke informatie uit haar werk kunnen gebruiken voor mijn analyse. Ze schrijft bijvoorbeeld dat het voor de grote mogendheden een noodzakelijke kwestie was om meer medailles te winnen dan de rivaliserende machten. Sport verbeterde het imago van landen en was uiterst geschikt om als bemiddelingsmethode te dienen tussen rivaliserende landen.3 Het boek van Pabst vormt een

rode draad in mijn onderzoek. Hij beschrijft in zijn boek de ontwikkeling van de hele Duitse sportgeschiedenis, waarbij hij ook de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ behandelt. In het Bundesarchiv heb ik documenten en verschillende akten bestudeerd. Hier heb ik mijn kennis over de Duitse historiografie in de jaren 50 en de Duitse sportgeschiedenis verrijkt. Diverse primaire bronnen, zoals bijvoorbeeld het naslagwerk: Offizielles Standardwerk des 2 Martin H. Geyer, “On the road to German “postnationalism”? Athletic Competition between the Two German States in the Era of Konrad Adenauer”, German Politics & Society 25 (2007) 140 – 167, aldaar 156 – 158.

3 Barbara J. Keys, Globalizing Sport. National Rivalry and International Community in the

(9)

Nationalen Olympisches Komitees der Deutschen Demokratischen Republik, zijn belangrijk

voor mijn onderzoek geweest.

Tijdens mijn onderzoek maak ik veel gebruik van sportliteratuur, artikelen over sport, primaire bronnen en documenten uit het ‘Bundesarchiv’. De secundaire literatuur helpt mij een antwoord te vinden op de hoofdvraag: waarom de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ werd gevormd in 1956? De auteur Richard Espy schetst een overzicht van de Olympische Spelen en internationale betrekkingen in: The Politics of the Olympic Games. Hierin geeft hij een beschrijving van de controverses rondom de deelname aan de Olympische Spelen van Oost-Duitsland, China en Zuid-Afrika. Hij schrijft dat veel overheden de Olympische Spelen als instrument gebruikten om hun nationale en politieke belangen te bevorderen. Ulrich Pabst onderzoekt in zijn boek: Sport- Medium der Politik de politieke impact van sport van 1945 tot 1961.4 Het fenomeen ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ behandelt hij in combinatie met de

totstandkoming van een tweede Duits Nationaal Olympisch Comité en het conflict rondom dit thema. Hij concludeert dat sport gepolitiseerd was in beide Duitse samenlevingen én op internationaal niveau. Pabst is stellig van mening dat tijdens het Oost-West-Conflict en voornamelijk tijdens het bestaan van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’, sport is uitgegroeid tot een van de meest fascinerende fenomenen uit die tijd. Sport controleerde op dat moment de politiek en vice versa. Het werk van Uta Balbier: Kalter Krieg auf der Ashenbahn uit 2007 schetst de Duitse sportgeschiedenis. Balbier ziet sport niet alleen als een theaterstuk van de Koude Oorlog-politiek, maar ook als een model van ‘soft power’ dat heeft geholpen de nationale politiek vorm te geven. Balbier toont aan dat het Internationaal Olympisch Comité en internationale sportfederaties belangrijke factoren waren in het Duitse politieke drama. West-Duitsland beschouwde sport in de jaren 50 als niet-politiek, maar in de jaren 60 veranderde deze visie, toen het succes van Oost-Duitsland in internationale competities groeide. Günter Holzweissig onderzoekt hoe sport als instrument voor de binnenlandse en buitenlandse DDR-politiek werd ingezet. Hij concludeert dat de DDR, sport gebruikte om internationale erkenning te bereiken. De auteur beschrijft ook het fenomeen ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ onder het algehele thema: internationale en Duits-Duitse sportbetrekkingen. Holzweissig verwijst tijdens zijn analyse vaak naar Ulrich Pabst.5 De meningen van beide

schrijvers komen wel degelijk overeen en beiden komen tot de conclusie dat sport een belangrijke factor voor de Duits-politieke ontwikkeling is geweest.

4 Ulrich Pabst, Sport – Medium der Politik? Der Neuaufbau des Sports in Deutschland nach

dem 2. Weltkrieg und die innerdeutschen Beziehungen bis 1961 (Berlijn 1980) 255.

5 Gunter Holzweissig, Sport als politisches Instrument der DDR in den innerdeutschen und

(10)
(11)

1. De ontwikkeling van sport in twee Duitse staten

‚Sport ist das Faszinosum unserer Zeit und zu einem der faszinierendsten Phänomene des 20. Jhs. Geworden’.6

Na de oprichting van twee Duitse staten in 1949, zette de wereldwijde polarisatie van macht door in twee kampen: oost en west. De Bondsrepubliek Duitsland ontwikkelde zich tot een jonge westerse democratie en in tegenstelling tot de Democratische Republiek Duitsland, kwamen de sociale en politieke ontwikkelingen overeen met de verwachtingen van het volk. In de DDR werd de ‘Aufbau des Sozialismus’ opgericht onder streng toezicht van de Sovjets. Beide staten hadden in het begin geen betrekkingen met elkaar, maar in de jaren 50 zou op het gebied van sport een uitzondering worden gemaakt.7

De DDR en de USSR streefden naar een herenigd Duitsland op basis van het socialistische gedachtegoed en benadrukten dit met de slogan: ‘Deutsche an einen Tisch’. De BRD en de westerse geallieerden voerden vanaf de jaren 50 hun vorm van indammingspolitiek door en hoopten het communisme in Oost-Duitsland en delen van Europa te verdrijven. West-Duitsland richtte bijvoorbeeld in 1955 de ‘Hallstein-Doktrine’ op. Deze vorm van indammingspolitiek betekende, dat er geen diplomatieke betrekkingen werden onderhouden met landen die de DDR hadden erkend. Ook benadrukte de BRD consequent, dat zij al het recht had om de belangen van het hele Duitse volk, op nationaal en op internationaal niveau, te vertegenwoordigen. Dit principe van de ‘Alleinvertretungsanspruch’ werd ondersteund door de westerse geallieerden.8

Ulrich Pabst is van mening dat de ontwikkeling van sport in beide Duitse staten vormgeeft aan drie fundamentele processen. Ten eerste: de binnenlandse oprichting en stabilisatie van elk sportsysteem. Ten tweede: de integratie en erkenning van beide sportsystemen in de internationale sportwereld. Hierin onderhield de BRD een tijdelijke en kwantitatieve voorsprong. Ten derde en als laatste: de confrontatie van beide sportsystemen en mogelijke samenwerkingen op het gebied van sport.9

Wegens het overtuigende leiderschap van de ‘Deutscher Sportbund’ (DSB), ontwikkelde sport zich tot een stabiele factor in West-Duitsland. De relatie tussen sport en de politiek verliep hier echter moeizaam. In de DDR was de ontwikkeling van sport innig 6 Graf von Krackow, Sport und Industriegesellschaft (München 1972) 7.

7 Pabst, Sport – Medium der Politik, 108.

8 Geyer, “On the road to German ‘postnationalims’”, 141. 9 Pabst, Sport – Medium der Politik, 109.

(12)

verstrengeld met de politieke macht. Na de oprichting van het ‘Staatliches Komitee für Körperkultur und Sport’ in 1951, controleerde de SED-regering nu officieel alle sportieve activiteiten in het land.10

Tussen 1950 – 1955 werden de Oost- en West-Duitse sportsystemen geleidelijk opgenomen in de internationale sportwereld. In dit hoofdstuk moet het proces van integratie van beide Duitse staten duidelijk worden. Ook wordt een analyse gemaakt over het ontstaan van de Duits-Duitse sportbetrekkingen en hoe beide staten hiermee omgingen. Zij hadden immers andere opvattingen over de relatie tussen sport en politiek. De BRD wilde sport zonder de inmenging van politiek ontwikkelen en de DDR zag juist zonder de inmenging van politiek, geen toekomst voor sport. De deelvraag van dit hoofdstuk luidt: Welke ontwikkelingen binnen de Duits-Duitse sportbetrekkingen vonden in deze periode plaats en hoe leidden die tot het ontstaan van een ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’?

1.1 De ontwikkeling van sport in de BRD

In de jaren 50 was de relatie tussen sport en politiek grotendeels onduidelijk in de BRD. De politiek hanteerde geen specifiek sportbeleid. De staat heeft altijd beweerd dat sport en politiek twee gescheiden disciplines zijn. Bijna twintig jaar lang hebben de politici de ontwikkeling van sport genegeerd. Zij hielden zich meer met andere zaken bezig, dan met de ontwikkeling van sport. Maar toch heeft de sport – of de staat dit wilde of niet – wel degelijk invloed uitgeoefend op het politieke leven. In de BRD liggen de voorbeelden hiervan natuurlijk niet zo duidelijk voor het opscheppen als in de DDR, maar aanwezig zijn ze zeker. Ook wegens de ervaringen tijdens het Derde Rijk hadden de politici een vrij negatieve houding tegenover sport aangenomen. Volgens Pabst kon de georganiseerde sportbeweging niet goed ontwikkelen zonder het politieke vertrouwen. Daarnaast schrijft hij dat de verhouding tussen sport en politiek niet duidelijk omlijnd was.11 Holzweissig is het op dit

gebied eens met Pabst, maar gaat nog een stap verder. Hij is van mening dat de DSB zich niet voldoende heeft ingezet om sport succesvol te laten ontwikkelen.12 Kritische specialisten van

de West-Duitse sportontwikkeling, zoals bijvoorbeeld Karl Adolf Scherer, zijn ook van mening dat de DSB zich niet krachtig genoeg had opgesteld om de politieke terughoudendheid te veranderen. Scherer ondersteunt dus de mening van Holzweissig en 10 Giedo von Mengden, Tatsachen zur Geschichte des Streites zwischen Turnen und Sport (Frankfurt 1960) 19.

11 Pabst, Sport – Medium der Politik, 199.

(13)

veroordeelt het gedrag van DSB-president, Willi Daume, als volgt: ‘Er trat stets für die Freiheit und Unabhängigkeit des Sports ein, und es ging, manche sagen: leider, so weit, dass er zu keiner Stunde die gesellschaftliche Bedeutung des DSB als Hebel für die Interessen der Sportler einsetzte’.13

Vanaf 1949 toonde West-Duitsland initiatieven om opgenomen te worden in de Olympische Beweging. Duitsland was immers na de Tweede Wereldoorlog verwijderd van het internationale sportpodium. Langzaam maar zeker vocht de DSB voor een heropname in de sportwereld. Tegelijkertijd heroverde sport een plaats in het nationale bewustzijn van de Duitse bevolking. Volgens de auteurs Pabst en Morsey heeft sport in hoge mate bijgedragen aan de ontwikkeling van de nationale identiteit, de maatschappelijke integratie en het vergroten van de internationale reputatie van West-Duitsland. Sport voorzag de BRD van een stabiliserende rol in de wereldpolitiek.14 De volgende voorbeelden zullen de standpunten van

Pabst en Morsey bekrachtigen. In de jaren 50 hebben de eerste sportcontacten met voormalige tegenstanders van Duitsland, bijgedragen aan het groeiende nationale gevoel van eigenwaarde. Duitsers begonnen langzaam weer trots te zijn op de Duitse nationaliteit. De oprichting van West-Duitse sportorganisaties en acceptatie van hen in de internationale sportwereld, vormde ook gevoelens van nationale trots bij de West-Duitse atleten. Volgens Winkler heeft de topsport in de BRD meer bijgedragen aan de ontwikkeling van nationalistische gevoelens dan aan de economische vooruitgang. Als voorbeeld noemt Winkler de overwinning van het Duitse voetbalelftal in Bern in 1954. 15 Sternberger is het

eens met Winkler en wijst op de identificatie van het Duitse volk, met hun nieuwe sporthelden, na de overwinning in Bern: ‘So weit identifizieren sie sich selbst mit diesen Stellvertretern dort auf dem Spielfeld, dass sie ausrufen können: ‘Wir sind Fußball-Weltmeister!’16 De supporters in het ‘Wankdorfstadion’ zongen uit volle borst: ‘Deutschland,

Deutschland über alles’. Sternberger en Winkler bewijzen hiermee dat het Duitse gevoel van nationalisme terug was gekeerd en dat de Duitsers hun volkslied weer durfden te zingen.

Het IOC reageerde optimistisch toen de oprichting van een West-Duits NOC actueel werd. Het nieuwe NOC moest het Olympisch gedachtegoed verspreiden in heel Duitsland.17

13 Karl Adolf Scherer, Frieden durch Versöhnung (Frankfurt am Main 1975) 3.

14 Rudolf Morsey, Die Bundesrepublik Deutschland. Entstehung und Entwicklung bis 1969 (München 2000) 187 – 188.

15 Hans-Joachim Winkler, Sport und Politische Bildung. Modelfall Olympia (Opladen 1972) 71.

16 Dolf Sternberger, Unter uns Weltmeistern gesagt. Die Gegenwart (Frankfurt 1954) 461. 17 Pabst, Sport – Medium der Politik, 175.

(14)

Na de oprichting in september 1949, zou het enige tijd duren voordat de Olympische erkenning ook daadwerkelijk bereikt werd. Scherer, Adenauer en de West-Duitse sportbeweging waren het allen met elkaar eens, dat de BRD het hele Duitse volk moest vertegenwoordigen op het internationale sportniveau. Dit hield in dat het NOC verantwoordelijk zou worden voor alle Duitsers in de vier bezettingszones. Scherer sprak de volgende woorden: ‘Zu diesem Zeitpunkt hofften die Mitglieder des NOK noch auf die Zustimmung der Sportführer des sowjetischen Besatzungszone; sie glaubten an die politische Einheit Deutschlands und erwarteten vom Internationalen Olympischen Komitee die Anerkennung als verantwortliche olympische Organisation für alle vier Besatzungszonen. 1949 gab es in dem heutigen Gebiet der DDR noch keine olympische Bewegung’.18

Om de erkenning van het West-Duitse NOC te bevorderen, vroeg het IOC tijdens een vergadering in april 1949 aan alle aanwezige sportorganisaties, om de Japanse en Duitse sportorganisatie te accepteren. De opname en acceptatie waren immers belangrijke voorwaarden voor de latere erkenning van het West-Duitse NOC. Volgens IOC-statuten werd een land pas uitgenodigd voor de Olympische Spelen, als het NOC van dat land lid was van minstens vijf internationale sportbonden.19 Op de vormingsceremonie van het NOC, op 24

september 1949, beloofde vicekanselier Bucher het volgende: ‘Die Bundesregierung werde nach besten Kräften mithelfen, die fast unüberwindlichen Schwierigkeiten, die der Verwirklichung einer starken Beteiligung Deutschlands an den Olympische Spielen entgegenstehen, zu beseitigen. So hoffen wir denn, dass Deutschland als gleichberechtige Sportpartner wieder in den Kreis der Nationen aufgenommen werde, und dass der Sport den Staatsmännern hierin ein gutes Vorbild gibt, dass er das schafft, wobei die Staatsmänner vorsagen’.20 Het nieuwe NOC ontving vervolgens een brief van IOC-president Edstrøm met

de volgende woorden: ‘Ich hoffe dass die Entwicklung des olympischen Sports in Deutschland vorwärtsgehend wird und dass die deutsche Sportsleute bei den kommenden OS in Helsinki gute Erfolge haben werden’.21 Voor de Olympische erkenning van het

West-Duitse NOC stond nu niks meer in de weg.22

18 Karl Adolf Scherer, 75 Olympische Jahre. NOK für Deutschland. Eine Dokumentation

über die olympische Bewegung in Deutschland 1895 – 1970 (München 1970) 110.

19 Pabst, Sport – Medium der Politik, 176. 20 Ibidem, 177.

21 Scherer, 75 Olympische Jahre NOK für Deutschland, 112.

22 Allen Guttmann, The Games Must Go on, Avery Brundage and the Olympic Movement (New York 1984) 64.

(15)

Naarmate de erkenning dichterbij kwam, werden de meningen onder de sportfunctionarissen steeds meer verdeeld. Tijdens de NOC-vormingsceremonie hoopte DSA-president Diem, nog op een voorspoedige erkenning. Maar op een bijeenkomst in Frankfurt in 1950 was zijn mening duidelijk veranderd: ‘Die Nichteinbeziehung der Ostzone in das NOK ebenso wie in die deutschen Sportfachverbände kann einen formellen Grund für die Nichtaufnahme Deutschlands in die internationalen Fachorganisationen ergeben. Es ist daher auch die Verbindung mit der Ostzone hinzuarbeiten’.23 Diem wilde de relatie met

Oost-Duitsland verbeteren. De president van de ‘Arbeitsgemeinschaft Deutscher Sport’ (ADS), Lindner, ondersteunde de opvatting van Diem, die hij in een brief aan Daume verklaarde: ‘De IOC-statuten bepalen dat in elk land slechts één NOC erkend kan worden. Dat Duitsland in tweeën is gedeeld is een feit. Daarentegen bestaat de mogelijkheid dat Duitsland ook twee NOC’s zal krijgen en het West-Duitse NOC niet het enige erkende NOC zal blijven. De kans bestaat dus dat op de volgende Olympische Spelen in 1952, veel Duitsers op de tribune zullen zitten’.24

In het voorjaar van 1950 bleken de omstandigheden voor een erkenning niet meer zo gunstig als voorheen. NOC-vicepresident, Peco Bauwens, uitte zijn angsten in een brief aan Adenauer, waarin hij de verschillende meningen over een eventuele NOC-erkenning beschreef. Het stond hem niet aan dat enkele sportfunctionarissen deze erkenning probeerden te voorkomen. Middels deze brief wilde hij de Bondskanselier om een belangrijke gunst vragen. Hij verzocht Adenauer dringend om zijn invloed aan te wenden bij het politieke departement van de ‘Alliierte Hohe Kommission’ (AHK), met als doel dat de VS-vertegenwoordigers voor erkenning van het West-Duitse NOC zouden pleiten. Daaropvolgend schreef Adenauer een brief aan de AHK met het verzoek, het West-Duitse NOC te erkennen. De brief en het initiatief van Peco Bauwens hadden succes want, 15 sportorganisaties uit de BRD werden door het IOC in 1951 officieel erkend.25

Op de 44ste bijeenkomst van het IOC in Kopenhagen (15 – 17 mei 1950) werd lang

gediscussieerd over de deelname van West-Duitsland aan de Olympische Spelen in Helsinki. Het IOC maakte het volgende compromis toen bekend: Het West-Duitse NOC zou slechts provisorisch erkend worden en een uitnodiging ontvangen voor de volgende IOC-zitting in Lausanne. Het IOC had rekening gehouden met de anti-Duitsland gevoelens van Denemarken, België, Nederland en Noorwegen en daarom werd het NOC eerst provisorisch erkend. In 23 Scherer, 75 Olympische Jahre NOK für Deutschland, 112 – 113.

24 Pabst, Sport – Medium der Politik, 177. 25 Ibidem, 171.

(16)

Lausanne zouden onder meer de misdaden van het naziregime besproken worden. In de oorspronkelijke tekst van het IOC-besluit stond: le C.I.O. décide de reconnaître provisoirement le Comité olympique national de l’Etat nouvellement constitué sous le nom de la République Fédérale de l’Allemagne occidentale’.26

Kort na de bijeenkomst vormde het NOC een speciaal gekozen delegatie, die naar Lausanne zou reizen. De delegatie bestond uit: Karl Ritter von Halt (die overigens net was teruggekeerd uit een interneringskamp in de USSR), Carl Diem, Peco Bauwens, Max Danz en Willi Daume. De Amerikaanse AHK-commissaris, John J. McCloy, stelde als voorwaarde, dat hij enkele punten met Adenauer kon bespreken, voordat de delegatie naar Lausanne zou afreizen. Blijkbaar hadden vier leden van de delegatie een natieverleden en dat lag erg gevoelig bij de AHK. McCloy eiste een verandering van de delegatie en oefende druk uit op West-Duitsland, door te dreigen met het intrekken van reisvisa. Bondskanselier Adenauer nam contact op met het West-Duitse NOC en hij zorgde voor de vorming van een nieuwe delegatie. De nieuwe delegatie bestond nu uit: Walter Kolb, Peco Bauwens, Robert Lingnau en Georg Dietrich.

In Lausanne overhandigde de delegatie een schriftelijke verklaring aan het IOC, waarin de West-Duitse sportjeugd het naziverleden afkeurde. Naar aanleiding van de verontschuldigingen van de West-Duitse jeugd, nam het IOC het volgende besluit: ‘Das Exekutiv-Komitee nimmt die Entschuldigung entgegen, die die deutsche Delegation gestern ausgesprochen hat und empfiehlt einstimmig den Mitgliedern des IOC, während der Wiener Tagung 1951 das Deutsche Olympische Komitee endgültig anzuerkennen. Es empfiehlt die Teilnahme der deutschen Sportler bei den Spielen in Helsinki, nicht aber bei den Winterspielen in Oslo’.27 Het West-Duitse NOC was nu volledig erkend.

Na de geslaagde bijeenkomst in Lausanne, kwam de AHK opnieuw met een duidelijk verzoek. Zij eiste dat alle NOC-leden met een naziverleden, uit de sportbeweging moesten worden gezet.28 De protesten vanuit de AHK richtten zich in eerste instantie tegen Karl Ritter

von Halt, Carl Diem, Willi Daume, Max Danz en Guido Schmid. Volgens Pabst bevreesde de AHK de toekomstige internationale betrekkingen van West-Duitsland, wegens het naziverleden van enkele NOC-leden. Het NOC reageerde met een schriftelijke verdediging, waarin Diem de onafhankelijkheid van het NOC en diens leden, sterk benadrukte. Ondanks de 26 Ibidem, 179.

27 Offizielles Bericht zur Provisorische Anerkennung des NOK für Deutschland,

Bundesarchiv, Berlijn, BR/314/507.

28 Ein Gespräch zwischen AHK-Kommissar, Gufler und Professor Diem am 6.9.1950 in Bonn, Bundesarchiv, Berlijn, BR/314/508.

(17)

hevige protesten vanuit de AHK, werd Karl Ritter von Halt op 6 januari 1951 verkozen tot de nieuwe NOC-president. 29 Afgezien van zijn politieke verleden en aanvankelijk ook goede

contacten met het Bondsambt, moest hij het West-Duitse NOC gaan besturen. Het verleden van von Halt opende voor de DDR nieuwe mogelijkheden tot negatieve publiciteit in en over de BRD. Op dezelfde bijeenkomst werd de naam van het NOC officieel veranderd in: ‘Nationales Olympisches Komitees für Deutschland’. Voor deze specifieke naam had Adenauer herhaaldelijk gepleit, terwijl de AHK-commissarissen hun bezwaar hiertegen hadden uitgedrukt.30

1.2 De ontwikkeling van sport in de DDR

In de DDR moest sport onder andere de opbouw van het socialisme bevorderen. De staatsleiders hadden al snel de onmiskenbare relatie tussen sport en politiek erkend, want deze relatie zou immers moeten zorgen voor de stabilisering en ontwikkeling van het socialistische systeem. Volgens Knecht kende de DDR-sport verschillende doelstellingen, die in de jaren 50 en 60 bereikt moesten worden: collectieve opvoeding, ideologische versterking, verdieping van het klassensysteem, de versterking van het socialistische bewustzijn, verhoging van de arbeidsproductiviteit en verbetering van de internationale positie.31 Topprestaties van

DDR-sporters moesten de kracht van het socialisme demonstreren en daarmee de superioriteit van West-Duitsland in gevaar brengen. Daarnaast meent Knecht dat sport tot een van de belangrijkste middelen behoorde in het binnen- en buitenlandse beleid van de DDR.32 Door de

vele internationale overwinningen in de jaren 50, kon de Oost-Duitse staat zich met succes wereldwijd presenteren. Het bevorderde de nationale trots van DDR-burgers en zorgde voor versterking van het collectieve bewustzijn.33 Sport was politiek en de DDR legde deze

belangrijke functie zelfs vast in haar grondwet.

Op 17 januari 1950 presenteerde de ‘Volkskammer’ de nieuwe wet: ‘Freie Bahn der Jugend’ (FBDJ). Alle statelijke organen waren nu verplicht de ontwikkeling van sport in het land te bevorderen. In hetzelfde jaar ontwierp de staat een vijf-jaren-plan, waarin 366 miljoen 29 Arnd Krüger, Sport und Politik. Von Turnvater Jahn zum Staatsamateur (Hannover 1975) 101.

30 Pabst, Sport – Medium der Politik, 180 – 182.

31 Willi Knecht, Die ungleichen Brüder. Fakten, Thesen und Kommentare zu den

Beziehungen zwischen den beiden deutschen Sportorganisationen DSB und DTSB (Mainz

1971) 15.

32 Knecht, Die ungleichen Brüder, 17.

(18)

Mark beschikbaar werd gesteld voor de ‘FBDJ’. Deze nieuwe wet, ook wel ‘Jugendgesetz’ genoemd, plaatste alle sportieve activiteiten direct onder statelijke controle.34 Pabst

veronderstelt dat de DDR door het ‘Jugendgesetz’, nog meer in haar eigen superioriteit ging geloven. De ‘Deutscher Sportausschuss’ (DSA) schreef het volgende over deze wet: ‘Unter den persönlichen Anleitung von Walter Ulbricht kontrollierte das Amt für Jugendfragen beim Ministerrat die Verwirklichung des Gesetzes und legte alljährlich vor der breitesten Öffentlichkeit Rechenschaft über die erzielten Fortschritte ab. Das Jugendgesetz war und ist beispielhaft für ganz Deutschland und hat wesentlich dazu beigetragen, dass die DDR zu einem Anziehungspunkt für die friedliebenden Sportler in Westdeutschland wurde’.35 Ulbricht

had er dus alles voor over om zijn staat te ontwikkelen tot ’s werelds beste sportnatie.36

Op 17 maart 1951 nam de SED een belangrijk besluit. De ‘Aufbau auf dem Gebiet der Körperkultur und des Sports’ zorgde voor een extensieve uitbreiding van sportieve activiteiten. Dit gebeurde uiteraard onder streng politiek toezicht.37 Alles wat in de DDR met

sport te maken had, viel vanaf nu onder de controle van de SED. De gemeenschappelijke disciplines moesten in overeenstemming zijn met de politieke visie. De DSA werd verkozen tot het hoogste orgaan binnen de sportbeweging en bestuurde nu ook alle sportverenigingen in de DDR. In punt X van het SED-besluit werden de ‘Aufgaben des Agitation und Propaganda bei der Entwicklung der Volksbewegung’ vastgelegd. Punt X hield in: ten eerste moest een bijdrage geleverd worden aan de ontwikkeling van vrede en vriendschap tussen naties. Ten tweede moesten alle atleten bereid zijn een bijdrage te leveren aan de opbouw van hun socialistische moederland. Ten derde en als laatste kregen de sporters de opdracht om veel beleidsdoelstellingen van de sportbeweging te promoten. Punt XI hield in dat verschillende taken werden uitgeroepen om de eenheid van Duitsland te proclameren. De sportbeweging moest ten eerste strijden tegen de VS-imperialisten en hun ‘visie’: Duitsers van Duitsers te scheiden. Ten tweede moest de DSA haar inspanningen opvoeren, om het sportverkeer met West-Duitsland te realiseren. Ten derde en als laatste moest de Oost-Duitse Sportbeweging het idee van een gezamenlijk NOC in West-Duitsland promoten.38 Bovengenoemde punten

34 Ibidem, 129. 35 Ibidem, 130.

36 Martin H. Geyer, “Der Kampf um nationale Repräsentation. Deutsch-deutsche

Sportbeziehungen und die ‘Hallstein-Doktrin’, Vierteljahrshefe für Zeitgeschichte 44 (1996) 55 – 86, aldaar 76.

37 Pabst, Sport – Medium der Politik, 109. 38 Ibidem, 131.

(19)

tonen aan dat sport innig verstrengeld was met de politiek en dat sport ook zeker als instrument diende om politieke doelstellingen te behalen.

Op 22 april 1951 vormde de DDR haar eigen NOC. Deze omstreden oprichting gebeurde voordat de IOC-zitting (7 – 9 mei 1951) in Wenen plaatsvond. 39 De eerste paragraaf

van het Oost-Duitse statuut bevat een passage, waarin staat dat het nieuw opgerichte NOC één gezamenlijk comité voor heel Duitsland wilde vormen: ‘Das NOK der DDR habe sich zur Aufgabe gestellt, mit dem NOK der Bundesrepublik in Deutschland eine gemeinsame Basis zu finden, um ein Nationales Olympisches Komitee für ganz Deutschland zu schaffen. Damit sei ein wesentlicher Beitrag geleistet, um die Einheit im deutschen Sport wiederherzustellen’.40 De West-Duitse NOC-leden spraken vervolgens het volgende

standpunt: ‘Wij van de West-Duitse zone vinden de vorming van een Oostzone Comité ontoelaatbaar. Het moet voorkomen worden dat dit Olympisch Comité ooit erkend wordt’.41

1.3 De Duits-Duitse sportbetrekkingen en het politieke belang hiervan

De impact van politiek op sport is binnen de tweestrijd van de Duits-Duitse betrekkingen bijzonder zichtbaar geworden. Twintig jaar diende sport, op nationaal en internationaal niveau, in het Oost-West-Conflict als politiek hulpmiddel.

In samenwerking met de USSR, probeerde de DDR haar herenigingsplannen in de BRD te promoten. De bekende slogan van Walter Ulbricht: ‘Deutsche an einen Tisch’, zou de komende tijd het uitgangspunt worden van de Oost-Duitse politiek én ook van sport. In het voorjaar van 1951 meldde Ulbricht, dat met alle mogelijke middelen het contact met de Westzone opgevoerd moest worden. Aangezien dit langs politieke wegen onmogelijk was, moest sport als ‘neutrale organisatie’ een brug slaan tussen beide landen. De Oost-Duitse Sportbeweging ontving duidelijke opdrachten vanuit de politiek. Er moest een sportverkeer tussen Oost- en West-Duitsland ontstaan en het onderlinge contact diende het idee van een herenigd Duitsland te bevorderen.42 Door het SED-besluit van 17 maart 1951, werd de

politieke opdracht nog eens benadrukt. Daarom vormde de DDR een gekwalificeerde organisatie, die voor politieke onrust in de BRD en contact met West-Duitsers moest zorgen. Deze organisatie heette: de ‘Westarbeit’. Toen het sportverkeer begon, was de Oost-Duitse sport organisatorisch goed voorbereid. De slogan van Ulbricht: ‘Deutsche an einen Tisch’ 39 Hajo Bernett, Körperkultur und Sport in der DDR (Schorndorf 1994) 47.

40 Pabst, Sport – Medium der Politik, 181. 41 Ibidem, 182.

(20)

werd fors gehanteerd. De functionarissen uit de ‘Westarbeit’ én Ulbricht hadden hun doel bereikt en wisten de DSB en West-Duitse NOC-vertegenwoordigers onzeker te maken.43 De

politieke onruststokerij was succesvol op dit moment.

Op initiatief van de DS werden vanaf 1951 gesprekken op gang gebracht tussen sporters uit beide delen van Duitsland. Deze ontmoetingen hielden stand tot 1970. Verscheidene keren per jaar kwamen deelnemers uit Oost- en West-Duitsland samen in het het ‘Türinger Oberhof’ om de huidige sportsituatie te bespreken.44 Naar aanleiding van deze

gesprekken besloot de DSB en de regering in mei 1951, dat West-Duitse sportbonden verantwoordelijk waren voor het sportverkeer met het SBZ. Toch bleek dat de Bondsregering in het sportverkeer eerder risico’s dan kansen zag en zij vond dat het contact in Oost-West richting moest blijven. Vanuit het westen mocht geen contact opgenomen worden met de DDR. Enkele dagen later (27 mei 1951) besloten de DSB en het West-Duitse NOC in Stuttgart, dat elke vorm van sportverkeer met Oost-Duitsland diende te stoppen.45 In Stuttgart

werd ook besloten dat bij toekomstige sportevenementen tussen de BRD en de DDR, elke politieke vorm van onrust vermeden moest worden. Volgens Pabst zijn de ‘Stuttgarter Beschlüsse’ onder andere een reactie uit teleurstelling op het besluit van de SED van 17 maart 1951. De ‘Stuttgarter Beschlüsse’ hebben geen einde aan het Duits-Duitse sportverkeer gemaakt. Na 27 mei 1951 bleven de gezamenlijke sportevenementen tussen Oost- en West-Duitsland doorgaan.46

Het Oost-Duitse contactinitiatief kwam vrij onverwachts voor de slecht voorbereidden West-Duitsers en hun sportbeweging. De DSB, het NOC en andere sportverenigingen kampten met de vraag: ‘Hoe moeten wij ons gedragen tegenover de DDR en haar NOC?’ De regering van Adenauer gaf in eerste instantie een duidelijk antwoord: ‘De Oost-Duitse initiatieven pasten absoluut niet in de West-Duitse opvattingen over vrede en veiligheid’. Adenauer was tegen een gezamenlijk Duits sportbestuur, tegen gezamenlijke verkiezingen en tegen een vredesverdrag op basis van het socialistische gedachtegoed. De Bondskanselier en andere politici als, Heuss en Schumacher, wezen elke vorm van contact met de DDR af. Adenauer zag het liefst dat de BRD het hele Duitse volk ging vertegenwoordigen. Van 1949 tot 1969 deed hij immers aanspraak op de ‘Alleinvertretungsanspruch’ van het hele Duitse 43 Pabst, Sport – Medium der Politik, 152 – 156.

44 Correspondentie tussen ‘Das Nationales Olympisches Komitee für Deutschland’ en ‘DS’ tussen september 1951 en juli 1953, Bundesarchiv, Berlijn, DR/510/379.

45 Dokumente zur Deutschlandpolitik vom Bundesministerium für Gesamtdeutsche Frage, November 1958 bis November 1966, Ernst Dauerlein und Gunter Holzweissig, Bundesarchiv, Berlijn, BR/610/212.

(21)

volk.47 De ‘Alleinvertretungsanspruch’ houdt in dat een overheid zichzelf beschouwt als de

enige legitieme regering van een grondgebied.

De georganiseerde sport probeerde niet te innig verstrengeld te raken met de politiek. De West-Duitse Sportbeweging ontwikkelde haar houding en standpunten naar eigen inzichten, los van de invloeden van de overheid. Er was wel samenspel met de politiek, omdat de sportfunctionarissen ook de ‘Alleinvertretungsanspruch’ ondersteunden en het Oost-Duitse NOC probeerden te isoleren van de Olympische Beweging. Knecht beschrijft het volgende standpunt, waarin dit duidelijk wordt: ‘Die erkennbare Politisierung des Sports in Mitteldeutschland veranlasste den Deutschen Sportbund, die Kontaktbemühungen der mitteldeutschen Sportorganisationen als politisches Propagandamanöver einzustufen und kühl zu behandeln. Namhafte bundesdeutsche Politiker bestärkten den Deutschen Sportbund in seinem Verdacht, das Angebot enger Sportbeziehungen sei nur ein Vorwand für politische Agitation und subversive Tätigkeit auf dem Boden der Bundesrepublik’.48

Zoals Pabst voorheen beschreef, zagen beide Duitse staten een uitdaging in elkaars bestaan. Deze uitdaging weerspiegelde zich ook in de sportwereld. Conform de ideeën van Pabst kom ik tot de conclusie, dat de Duits-Duitse sportbetrekkingen een sfeer vormden, waarin beide Duits staten direct met elkaar konden concurreren.49

47 Geyer, “Der Kampf um nationale Repräsentation”, 78. 48 Knecht, Die ungleichen Brüder, 31.

(22)

2. Sport als diplomatiek instrument

‚Sport ist nicht Selbstzweck, sondern Mittel zum Zweck.’ 50

In 1948 formuleerde de voorzitter van de ‘Freie Deutsche Jugend’, Erich Honecker, dit socialistisch credo. De DDR-leiders en NOC-vertegenwoordigers zorgden voor een herleving van sport in de DDR. De DDR heeft bewezen dat het credo van Honecker mogelijk was en gebruikte sport als diplomatiek instrument om chaos in de BRD te veroorzaken en zelf een eigen plaats in de Olympische Beweging te veroveren.

Dit hoofdstuk analyseert de politieke ontwikkelingen tussen beide Duitse staten, met name in de jaren 1955 - 1956. Hierbij wordt vooral de nadruk gelegd op de DDR en haar doel erkenning in de sportwereld te krijgen. Daarnaast analyseer ik ook twee kampen, die elk een andere mening over sport hebben. Het IOC beweerde stellig dat sport totaal niet apolitiek was en zij wilde dit aan de hand van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ vaststellen. Aan de andere kant concludeert het grootste deel van mijn secundaire literatuur, voornamelijk Uta Balbier en Ulrich Pabst, dat sport wel degelijk politiseerde in de DDR en ook in de BRD. Gedurende dit hoofdstuk zal ik de argumenten van beide kampen analyseren.

2.1 De ‘Lausanner Vereinbarung’

IOC-president Sigfrid Edstrøm had al in 1951 het idee van een ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’. Na de Tweede Wereldoorlog zorgde hij voor een herleving van de Olympische Beweging en wilde de wereld laten zien dat sport niet gepolitiseerd was. Met het idee van een ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ wilde Edstrøm de wereld tonen, dat het IOC zelfs de macht had om een team te creëren dat bestond uit ‘politieke vijanden’.

Zoals in hoofdstuk 1 al beschreven is, ontving het West-Duitse NOC tijdens de IOC-bijeenkomst in Wenen volledige erkenning. Opnieuw vond een afwijzing plaats van het Oost-Duitse NOC, hetgeen later eveneens in Lausanne zou gebeuren.51 Het IOC gaf beide Duitse

NOC’s in Wenen de opdracht om gezamenlijk een oprichting van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ te bespreken. Het resultaat van deze onderhandelingen moest het West-Duitse NOC twee weken later in Lausanne aan het IOC presenteren. De vergadering tussen beide 50 Ulrich Pabst, ‘Leistungssport in der DDR, fest angekettet an die Politik’, 17 september 1982, website Die Zeit. http://www.zeit.de/1982/38/fest-angekettet-an-die-politik

51 Rolf Pfeiffer, Die Boykottdiskussionen um die Olympischen Spielen von Mexiko City 1968

(23)

Duitse NOC’s vond plaats in Hannover om de plannen en visie van president Edstrøm te bespreken. Karl Ritter von Halt, de voorzitter van het West-Duitse NOC, uitte publiekelijk zijn twijfels over de betrouwbaarheid van Oost-Duitsland en probeerde tijdens de vergadering de gezamenlijke besprekingen tussen de NOC’s te laten mislukken. Zijn opzet slaagde en de vergadering in Hannover eindigde zonder resultaat, omdat vooral de BRD niet goed meewerkte. Na de vergadering vatte von Halt de besprekingen als volgt samen voor Bondskanselier Adenauer: ‘Auch wenn wir gewollt hätten, hätten wir nicht gekonnt. Niemand kann über die Bundes-und Verbandstage der einzelnen Verbände hinweggehen.’52 Deze zin

bewijst dat de West-Duitse zijde niet tot concessies bereid was. De auteur, von Mengden, bewees in zijn werk het volgende: ‘Ein weiteren und wohl ausschlaggebender Grund war, rundheraus gesagt, die damalige Ansicht der Vertreter des NOK-West, dass man mit politischen Sportfunktionären kein Olympisches Komitee bilden könne.’53 Hij beredeneert dat

het onmogelijk was om met ‘politieke sportfunctionarissen’ een Olympisch comité te vormen. Von Mengden veronderstelt hiermee dat, in dit geval von Halt, slechts zijn eigen interesses naleefde en uitweek voor andere voorstellen. Pabst sluit zich aan bij de mening van von Mengden. Hij meent dat de onderhandelingen tussen beide NOC’s bleven mislukken, omdat de West-Duitse sportdelegatie niet actief wilde meebeslissen over het belang van sportverenigingen.54 Zodoende eindigden de bijeenkomsten in Hannover altijd zonder

resultaat.

Een week na Hannover werd de vergadering in Lausanne hervat op aandringen van de nieuwe IOC-president Avery Brundage. Karl Ritter von Halt, Peco Bauwens, Max Danz, Willi Daume en Walter Kolb vertegenwoordigden West-Duitsland. Oost-Duitsland droeg Kurt Edel, Wener Scharch en Anni Strauss voor, die het land moesten vertegenwoordigen. Dit team probeerde wederom bij het IOC te pleiten voor internationale Olympische erkenning. Zij voerden als argument aan dat in Duitsland twee regeringen bestonden, dus dat er ook twee NOC’s konden bestaan. Walter Ulbricht had als ultiem doel erkenning van zijn NOC en als minimale doelstelling de vorming van een gemeenschappelijk Duits Olympisch team. Dit echter alleen op voorwaarde dat beide NOC’s gelijk behandeld zouden worden.55 Brundage

was het niet eens met deze argumenten. Het argument van Brundage hield in dat het IOC maar één NOC aan Duitsland had toegewezen en niet twee NOC’s aan beide staten. Daarnaast 52 Uta Andrea Balbier, Kalter Krief auf der Aschenbahn: Der deutsch-deutsche Sport 1950 –

197; Eine politische Geschichte (Paderborn 2007) 77.

53 Von Mengden, Tatsachen zur Geschichte des Streites zwischen Turnen und Sport, 37. 54 Pabst, Sport – Medium der Politik, 173.

(24)

was het IOC gedurende dit tijdstip niet bereid het NOC van de DDR te erkennen, maar het wilde een gezamenlijk Olympisch Duits team voor de spelen in 1952 vormen. Von Halt liet in Lausanne weten dat hij bereid was om naar mogelijkheden te zoeken dit idee te realiseren, mits alle contacten met het IOC en de organisatie van de Olympische Spelen onder leiding vielen van het West-Duitse NOC. Brundage ging akkoord met dit voorstel, maar hij stelde de volgende voorwaarde: de BRD moest accepteren dat sporters uit de DDR werden toegelaten tot de Olympische Spelen in 1952.56 Nadat Brundage beide standpunten en alle argumenten

had gehoord en verwerkt, ontwierp het IOC een communiqué (Lausanner Vereinbarung). Beide Duitse delegaties moesten, ondanks heftige protesten van de DDR-vertegenwoordigers Edel en Scharch, de ‘Vereinbarung’ ondertekenen. (De DDR kon immers niet anders dan akkoord gaan.) Uit de ‘Lausanner Vereinbarung’ vond een overeenstemming plaats tussen het IOC en beide Duitse NOC’s. Zij verklaarden dat ook voor Duitsland alleen één NOC kon bestaan en dat was het West-Duitse NOC. Verder moest een gezamenlijk Olympisch Duits team gevormd worden, uit de beste amateur-sporters, dat Duitsland zou vertegenwoordigen op de Olympische Spelen in 1952 in Helsinki. Het West-Duitse NOC was verantwoordelijk voor deze totstandkoming.

Na afloop van het ondertekenen van de ‘Lausanner Vereinbarung’ werden de drie vertegenwoordigers van de DDR-delegatie vrij ‘koel’ ontvangen in Oost-Berlijn. Edel, Scharch en Strauss dienden zich voor het secretariaat van de Oost-Duitse sportbond te verantwoorden. Later kwamen zij allen in bespreking met Walter Ulbricht. Uit dit gesprek bleek dat de DDR-delegatie de ‘Lausanner Vereinbarung’ nietig moest laten verklaren en het akkoord dus diende te verbreken.57

Pabst veronderstelt dat de ‘Lausanner Vereinbarung’ slechts betrekking had op de Olympische Spelen in 1952 en het West-Duitse NOC met dit eenzijdige besluit veel zelfvertrouwen had gekregen. Het resultaat kwam precies overeen met de ideeën van het Duitse NOC en de Bondsregering. Pabst meent dat het aantoonbaar is dat de West-Duitse sportleiders van deze besluiten uitgingen, omdat zij een sterkere positie hadden dan Oost-Duitsland.

2.2 Reactie op de ‘Lausanner Vereinbarung’

56 Ibidem, 78. 57 Ibidem, 67 – 69.

(25)

Het lijkt alsof de Oost-Duitse onderhandelaars slecht waren voorbereid op de onderhandelingen in Lausanne, omdat niemand uit de groep de Franse taal goed beheerste. Frans is de officiële onderhandelingstaal van het IOC. Critici suggereren dat de vertegenwoordigers van de DDR-sportdelegatie zonder de inhoud voldoende te begrijpen, de classificatie van het West-Duitse NOC hebben ondertekend. Het NOC van de DDR verloor hierdoor haar functie.58 Het ‘Zentralkomitee’ van de SED kwam tot de conclusie dat de

‘Lausanner Vereinbarung’ niet aanvaardbaar was. De afdeling ‘Agitatie en Propaganda’ kreeg de opdracht om de ‘Vereinbarung’ als een Anglo-Amerikaanse provocatie tegen de DDR en een eenzijdige begunstiging van West-Duitsland af te schilderen. Op 2 september verklaarde het Oost-Duitse NOC de ‘Vereinbarung’ nietig en vroeg om nieuwe onderhandelingen en erkenning van hun NOC.59 De DDR gaf als officiële reden dat haar sporters niet goed waren

voorbereid op topniveau voor de spelen in Helsinki. Het Oost-Duitse NOC wilde voorkomen dat de sporters een slecht resultaat zouden leveren, want een negatief sportresultaat woog ook zwaar in de politieke wereld en de DDR kon zich dat niet veroorloven.60 Edstrøm en

Brundage zagen dit geheel anders; zij waren van mening dat de sport totaal apolitiek was en zij wilden dit aan de hand van de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ bewijzen. Uta Balbier daarentegen was van mening dat sport in de DDR wel degelijk politiseerde. Sport viel onder de absolute controle van de SED-regering en vervulde daarin een zeer belangrijke culturele rol. Sport was politiek. Pabst is het op dit gebied eens met Balbier; sport en politiek waren innig verstrengeld en konden dus niet los van elkaar worden gezien. Pabst schrijft in een krantenartikel, in ‘die Zeit’, in 1982 dat sport en politiek afhankelijk zijn van elkaar en in tegenstelling tot de BRD maakten de leiders van de DDR er nooit een geheim van dat sport een belangrijk onderdeel vormde van hun politiek.61

Naar aanleiding van de meningen van de bovengenoemde auteurs, zien wij bij de dialoog over de ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ en de verbondenheid van sport en politiek verschillende standpunten naar voren komen. Aan de ene kant staat de visie van het IOC en aan de andere kant die van de sportdeskundigen. Het IOC kon niet zonder de DDR om de visie van Edstrøm en Brundage te realiseren, namelijk de vorming van een ‘Gesamtdeutsche 58 Wolfgang Eichel, Geschichte der Körperkultur in Deutschland 1945 – 1961 (Berlijn 1967) 143.

59 Pabst, Sport – Medium der Politik, 185 – 186. 60 Balbier, Kalter Krieg auf der Aschenbahn, 80 – 82.

61 Ulrich Pabst, ‘Leistungssport in der DDR, fest angekettet an die Politik’, 17 september 1982, website Die Zeit. http://www.zeit.de/1982/38/fest-angekettet-an-die-politik.

(26)

Mannschaft’. Daarentegen probeert Balbier juist te concluderen dat als uitkomst van de samenvoeging van een gepolitiseerde staat (DDR) en liberale staat (BRD), een team zou ontstaan waarin politiek niet de overhand had.62 Over deze stelling valt zeker te twisten.

Holzweissig is namelijk terecht van mening dat de DDR juist een sport-verbintenis met de BRD in de vorm van een Olympisch team wilde aangaan, om langs deze weg een plaats te veroveren in de internationale politiek.63

In de herfst van 1951 vonden briefwisselingen plaats tussen de vertegenwoordigers van beide Duitse NOC’s. Zij schreven over de hervatting van onderhandelingen, maar die bleven zonder resultaat omdat beiden zijden halsstarrig aan hun eigen doel bleven vasthouden. De Duitse sportgedelegeerden van beide NOC’s moesten verder onderhandelen om toch nog tot een goed resultaat te komen. In november volgden meerdere onderhandelingen in Hamburg en Kassel. De West-Duitsers waren vóór het bestaan van de ‘Lausanner Vereinbarung’, terwijl de Oost-Duitsers aasden op de erkenning en onafhankelijkheid van hun NOC.64 Om voor de Olympische Spelen in 1952 toch nog een gezamenlijk Duits team te

vormen, nodigde de president van het organisatiecomité van de spelen in Helsinki, Erik von Frenckell, zowel vertegenwoordigers van het IOC als gedelegeerden van de beide Duitse NOC’s uit om naar Kopenhagen te komen. Compromis-onderhandelingen moesten hier besproken worden. President Edstrøm, Brundage en IOC-kanselier Otto Mayer waren als vertegenwoordigers van het IOC naar de Deense hoofdstad afgereisd. Samen met de vertegenwoordigers van het West-Duitse NOC wachtten zij een hele dag in de conferentiezaal op het verschijnen van de Oost-Duitse afgevaardigden, die gewoon in hun hotel waren gebleven. In de avond verlieten zij geïrriteerd de conferentiezaal, opnieuw geen resultaat. Als officiële verklaring voor het wegblijven van de onderhandelingen gaf Kurt Edel later aan: ‘tijdens de vlucht naar Kopenhagen was er veel turbulentie en de afgevaardigden moesten eerst bijkomen van deze heftige reis.’ 65 De IOC-leden voelden zich vernederd en zetten de

onderhandelingen stop. Als gevolg besloot Brundage dat de DDR-sporters niet mochten deelnemen aan de Olympische Spelen van 1952 in Helsinki. Von Halt schreef na de onderhandelingen aan het Bondsministerie, dat hij voorafgaand aan de conferentie contact had opgenomen met president Edstrøm, om hem van zijn streven af te brengen een gezamenlijk Olympisch Duits team te vormen.

62 Balbier, Kalter Krieg auf der Aschenbahn, 251 – 252. 63 Holzweissig, Diplomatie im Trainingsanzug, 210. 64 Pabst, Sport – Medium der Politik, 188.

(27)

In Kopenhagen was sprake van hogere sportpolitiek. De DDR-delegatie wist dat het IOC hen wilde vastleggen op de ‘Lausanner Vereinbarung’. Dit hield in dat de DDR haar eigen NOC moest opgeven, maar er was al besloten dat zij niet mocht deelnemen aan de Olympische Spelen in Helsinki. Oost-Duitsland zou hier zelf weinig problemen mee hebben, omdat zij ook al had besloten niet naar de Olympische Spelen in Helsinki te gaan.66 In het boek, Sport und

Politik, van Martin Kruger verklaart hij het ‘wegblijven van de DDR-delegatie’ als volgt: de

DDR was zich bewust van haar strategisch zwakke positie in deze situatie. Zij wist ook dat het enige bereikbare doel op dat moment een volledige integratie in het West-Duitse team was en dit moest uiteraard voorkomen worden. Het wegblijven tijdens de vergadering was hun enige uitweg uit de precaire situatie.67 In het West-Duitse NOC was de ‘Lausanner

Vereinbarung’ om een andere reden omstreden. Tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van vertegenwoordigers van het West-Duitse NOC en de DSB (27 mei 1951) gingen luidde stemmen op, die eisten dat de onderlinge sportbetrekkingen tot Oost-Duitsland moesten stoppen. De politieke invloed vanuit de DDR moest immers afnemen. Na intensieve discussies besloot de vergadering de betrekkingen met het Oost-Duitse NOC niet te beëindigen, omdat zij een vorming van een gezamenlijk Duits Olympisch team en daarmee de deelname aan de Olympische Spelen niet in gevaar wilde brengen. De meningen binnen het West-Duitse NOC en de DSB waren dus al verdeeld. Op dezelfde dag distantieerde zich het Oost-Duitse NOC van de ‘Lausanner Vereinbarung’, tot begin september de officiële aankondiging kwam.68

2.3 Politieke chaos

Naar aanleiding van de ‘Stuttgarter Beschlüsse’, die in het vorige hoofdstuk besproken zijn, waren de sportbetrekkingen tussen de DDR en de BRD reeds gespannen. De intensieve bemoeienissen vanuit de DSA om in de richting van de BRD meer contacten te leggen, bereikten al snel haar grenzen wegens de sterk afwerende houding van de DSB.69 In de herfst

van 1951 vroeg het DSB-voorzitterschap middels een leden-enquête aan haar sportverenigingen, om tijdens sportevenementen met DDR-sportdelegaties een ontoeschietelijke en negatieve houding aan te nemen. Het DSB-presidium betoogde hierbij 66 Ibidem, 77.

67 Krüger, Sport und Politik, 99. 68 Ibidem, 102 – 103.

69 Wolfgang Buss en Christian Becker, Der Sport in der SBZ und frühen DDR; Genese,

(28)

dat een levendig sportverkeer en gemeenschappelijke wedstrijden pas konden plaatsvinden wanneer de politieke neutraliteit van sport in de DDR gerealiseerd was. De hevige spanningen leidden vervolgens tot de ‘Oberweseler Beschlüsse’ in september 1951. Op deze bijeenkomst wilde het DSB-presidium het gehele sportverkeer tussen de SBZ de voet dwars zetten. Nadat de BRD in mei 1952 het ‘Europäische Verteidigungsgemeinschaft Vertrag’ had ondertekend, kondigde Oost-Berlijn een ‘Opbouw van het Socialisme’ aan. Hierdoor verslechterden de sportieve betrekkingen tussen beide Duitse staten nog meer. Het EDG-verdrag werd ondertekend door de BRD, Frankrijk, Nederland, Luxemburg, Italië en België en moest in de oprichting van een Europees leger voorzien. Het verdrag is echter nooit geratificeerd of uitgevoerd, omdat het Franse Parlement tegenstemde.70 Tot een uitvoering van de

‘Oberweseler Beschlüsse’ is het nooit gekomen in de praktijk. Veel West-Duitse sportverenigingen wensten een voortzetting van het onderlinge sportverkeer op bredere basis. In december 1952 ontmoetten vertegenwoordigers uit Oost- en West-Duitsland elkaar in Berlijn voor overleg. De ‘Oberweseler Beschlüsse’ werden vervolgens op non-actief gesteld naar aanleiding van het ‘Berliner Abkommen’. Een volledige isolering van de DDR op het gebied van sport moest onder alle omstandigheden vermeden worden, als de topsport in de BRD tenminste haar verwachte resultaten op sportief gebied wilde realiseren.71 In de BRD

was dus duidelijk een tweestrijd gaande; de regering-Adenauer eiste een isolering van de DDR en al haar culturele, wetenschappelijke en economische aspecten, terwijl de DSB juist op dit punt haar mening en visie veranderde. De isolering van de DDR kon nadelig uitwerken voor de BRD en haar sportprestaties.

In 1955 wisselde het Oost-Duitse NOC van voorzitter. Heinz Schöbel nam het voorzitterschap van Kurt Edel over en met Schöbel aan het roer straalde het NOC positieve kracht uit, richting het IOC. Schöbel ontwikkelde zich tot een prettige partner binnen de sportwereld en hij is in 1966 tevens benoemd tot IOC-lid. Hij bediende zich van vlottere onderhandelingsstrategieën en hij was veel meer een diplomaat dan Edel. De nieuwe voorzitter bereikte een langverwacht en belangrijk doel: het NOC van Oost-Duitsland zou in 1955 Olympisch erkend worden.72

Tijdens een vergadering in Parijs, op 13 – 18 juni 1955, kwam het IOC tot een besluit: met 27 stemmen vóór en 7 stemmen tegen werd het NOC van de DDR voorlopig erkend. Aan dit besluit hing echter een belangrijke voorwaarde. De DDR moest bereid zijn om samen met de 70 Manuel Friedel, Sport und Politik in der DDR am Beispiel des Schachsports (Berlijn 2009) 23 – 24.

71 Ibidem, 25.

(29)

BRD een gezamenlijk Olympisch team te vormen, dat Duitsland zou vertegenwoordigen op de Olympische Spelen in Melbourne in 1956.73 Om volledige internationale erkenning te

ontvangen moest de DDR deze voorwaarden accepteren. Brundage eiste duidelijkheid over de in twijfel getrokken politieke onafhankelijkheid van het Oost-Duitse NOC. Volgens IOC-statuten moet een Nationaal Olympisch Comité onafhankelijk handelen van de politiek.74

Brundage vroeg Schöbel heel direct of het Oost-Duitse NOC beïnvloed werd door de SED-regering. Deze vraag werd door Schöbel duidelijk met ‘nee’ beantwoord, maar bovengenoemde auteurs Pabst, Balbier en Holzweissig hebben het tegendeel hiervan kunnen bewijzen.75 Brundage ging uiteindelijk toch akkoord, omdat het Oost-Duitse NOC nu

instemde een ‘Gesamtdeutsche Mannschaft’ met West-Duitsland te vormen. In het IOC-protocol staat het volgende: ‘Es wird mit 27 zu 7 Stimmen entschieden, dass das Olympische Komitee der Demokratischen Republik von Deutschland (Ost) vorläufig und mit der Maßgabe anerkannt wird, dass diese Anerkennung automatisch erlischt, wenn es sich als unmöglich herausstellen sollte, eine gesamtdeutsche Olympiamannschaft zu bilden und diese nach Melbourne zu entsenden. Es versteht sich von selbst, dass das IOC nach der Wiedervereinigung nur ein Deutsches Olympisches Komitee für das ganze Land anerkennen wird’.76 Door dit besluit erkende het IOC het bestaan van twee Duitse staten en Brundage zag

in het idee van een gezamenlijk Duits Olympisch team een bijdrage aan de hereniging van Duitsland doormiddel van sport.

Volgens Wolfgang Buss zorgden twee factoren voor de positieve beïnvloeding van de geslaagde en voorlopige erkenning van het Oost-Duitse NOC in 1955. Ten eerste had de DDR, door de sportieve prestaties en bekwaamheid van haar atleten, zichzelf tot onmisbaar onderdeel van de internationale sportwereld gemaakt. Ten tweede was de persoonlijke samenstelling van het IOC in de loop van deze vijf jaar veranderd. De invloed die de DDR met andere socialistische staten op internationaal sportniveau onderging, nam kwalitatief en kwantitatief toe. Hierdoor verloor het westen haar dominante positie en haar wens om alle autonome sportorganisaties uit de DDR te weren. Zij vond niet langer een meerderheid in de sportwereld aan haar zijde, om de DDR buiten te sluiten.77 Pabst schrijft echter dat de

erkenning van het Oost-Duitse NOC niet per se te maken had met de veranderde visie van het IOC, maar dat het IOC in 1955 meer oog had voor de DDR dan voor de BRD. De 73 Balbier, Kalter Krieg auf der Aschenbahn, 70.

74 Guttmann, The Games must go on, 121.

75 Friedel, Sport und Politik in der DDR am Beispiel des Schachsports, 25. 76 Pabst, Sport – Medium der Politik, 191.

(30)

sportontwikkeling in de samenleving van de DDR was het IOC zeker niet ontgaan. Door de serieuze trainingen van de DDR-sporters en de vele overwinningen van hen, ontving de DDR meer steun vanuit de Olympische Beweging. In de BRD verliepen de sportieve ontwikkelingen minder opzienbarend, want de BRD en haar NOC focuste zich teveel op de afbakening van het Oost-Duitse NOC. De BRD vond dat zij in een politieke strijd met de DDR verwikkeld was. Het IOC was van mening dat de BRD haar inzichten hierover moest nuanceren.78 Buss en Pabst waren het met elkaar eens over het feit dat de DDR voor een groot

deel de Olympische erkenning te danken had aan de sterke sportontwikkeling in haar samenleving.

Op 27 augustus 1955 begon het officiële gesprek in Berlijn tussen beide NOC’s over de vorming van een gezamenlijk Olympisch team. Ook deze bijeenkomsten werden gekenmerkt door conflicten en een zeer gespannen sfeer. De voorlopige IOC-erkenning van het Oost-Duitse NOC versterkte de onderhandelingspositie van de DDR-leiding. Anders dan bij de voorgaande bijeenkomsten, bevonden nu de West-Duitse sportfunctionarissen zich juist in een moeilijke positie. De beste Duitse atleten zouden immers aan de Olympische Spelen moeten deelnemen en dat waren vaak DDR-sporters. Tevens was de verplichting om met de Bondsregering samen te werken, zonder ‘signalen van erkenning’ aan de DDR af te geven, een probleem voor hen.

Von Halt sprak in januari 1956 zijn mening uit dat onderhandelingen met de DDR-sportleiding over een gezamenlijk Duits team een vorm van ‘begripvolle politiek’ moest zijn. Hiermee leek het alsof de BRD sympathiseerde met de DDR. Ook op het Ministerie van Buitenlandse zaken van West-Duitsland sprak men aan de ene kant over het idee dat de BRD in geen geval met het verbreken van de diplomatieke betrekkingen (zoals de Hallstein-Doktrine) kon dreigen, terwijl aan de andere kant de schijn werd gewekt dat de Bondsregering het met het Oost-Duitse NOC eens zou worden.79 Er bestaan vermoedens dat er geprobeerd

werd om via diplomatieke methoden direct en indirect president Brundage en andere IOC-leden te beïnvloeden, zodat de voorlopige erkenning van het Oost-Duitse NOC kon worden teruggedraaid. In ieder geval mislukten latere pogingen om de DDR-sport op internationaal niveau te isoleren en uit te sluiten.

In 1956 nam het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de BRD het besluit om alle sportteams uit het Warschauer Pakt de toegang tot West-Duitsland te ontzeggen. De positie 78 Pabst, Sport – Medium der Politik, 189.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verder zal het waarschijnlijk hebben meegespeeld dat Frankrijk actief bezig was met het vinden van steun voor het deelnemen aan de Spelen, omdat de regering van dat land

literatuur onderzoek RM, document analyse, gestructureerde interviews; diepte-interviews wetenschappelijke tijdschriften, handboeken, dissertaties wetenschappelijke boeken,

Op de vraag of wij in staat zijn om te veranderen, antwoordde Jan Ter- louw, terugverwijzend naar de opmerking dat politiek mondialer moet worden: ‘Als politicus zeg ik dat we nog

De politiek die Giddens beschrijft, waarin er naar een goede invulling van het eigen leven wordt gezocht, staat toe bepaalde eigenschappen van de natuur te ervaren

23.. politiek is gericht op het bevorderen van I. vrijheid van expressie en communicatie, 2. behoud en overdracht van cultuur. ontwikkeling van cultuur en 4. betrokkenheid

Hun optreden wordt 'liet alleen bepaald door het feit dat de crisis vrouwen zwaarder zou treffen dan mannen, maar door het feit dat vrouwen r1ooit aan de bak hebben kunnen

direct toezicht staat van de grate ondernemers, rekende destijds uit dat in de nieuwe regeringsperiode een ruimte van niet meer dan een half procent voor

Stokvis (1979:vii) beweer tereg dat sport soveel nuanses vertoon dat daar dikwels groat verskille in die omskrywing daarvan voorkom. Dit is 'n w1keldwoord wat in