• No results found

Welzijnsrichtlijn vleeskuikens : 20 lux bij vleeskuikens : het kan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welzijnsrichtlijn vleeskuikens : 20 lux bij vleeskuikens : het kan"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V-focus juni 2009

33

V A R K E N S &

P L U I M V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

Jan van Harn

(ASG – Animal Sciences Group van Wageningen UR)

Welzijnsrichtlijn vleeskuikens

20 lux bij vleeskuikens: het kan

De lichtsterkte op ooghoogte van de kuikens moet op 80 procent van het vloeroppervlak minimaal 20 lux

bedragen, volgens de EU-welzijnsrichtlijn voor vleeskuikens. Momenteel worden vleeskuikens gehouden

bij lichtsterktes die lager zijn, vanwege de vrees voor stress en onrust bij de kuikens. Uit onderzoek van de

Animal Sciences Group blijkt dat een lichtsterkte van 20 lux niet nadelig is voor de resultaten.

Het gehanteerde lichtschema.

Leeftijd (dgn) Lichtschema

Donker-periode(n) Uren licht per etmaal 0 – 3 24L:0D – 24 4 – 7 23L:1D 00:00u – 01.00u 23 8 – 39 18L:6D 00:00u – 06:00u 18 40 – 42 24L:0D – 24

O

p 28 juni 2007 is de EU-welzijns-richtlijn voor vleeskuikens aan-genomen (Council Directive 2007/43/EC). In deze richtlijn, die 30 juni 2010 van kracht wordt, staan eisen voor het bevorderen van het dierenwelzijn. Voor licht geldt dat vleeskuikens binnen 7 dagen na plaatsing tot 3 dagen voor de beoogde slachtdatum, per etmaal ten minste 6 uur donker moeten krijgen, waarvan minimaal 4 uur aaneengesloten zonder dimperiode. Verder moet de lichtsterkte op ooghoogte van het kuiken op 80 procent van het vloeroppervlak minimaal 20 lux bedragen. In Nederland wor-den vleeskuikens veelal gehouwor-den bij lichtsterk-tes die lager zijn. Een lagere lichtsterkte bevor-dert immers de rust in de stal, daarbij belet dit het kuiken niet om vlot voer en water te vinden. Hogere lichtsterktes bevorderen de activiteit van de dieren waarmee de kans op beschadigingen tijdens controleronden of vangen toeneemt. Ook zou de uitval en de voerconversie kunnen verslechteren. Bij hogere lichtsterktes is er een grotere kans op pikkerij en metabole stoornis-sen (doodgroeiers, Heart Failures Syndrome). Ook zal door de hogere activiteit de

onderhouds-behoefte toenemen. Op verzoek van de vlees-kuikensector heeft ASG het effect van licht-sterkte op de resultaten van vleeskuikens onderzocht.

Het onderzoek

Het onderzoek werd uitgevoerd in vier klimaat-gescheiden hoofdafdelingen van de mechanisch geventileerde donkerstal P1 van het Praktijkcen-trum Het Spelderholt in Lelystad. Het onder-zoek omvatte 3 productieronden van 42 dagen en per ronde werden 8.560 vleeskuikens opge-zet van vier verschillende merken. De beopge-zetting bedroeg 19 kuikens/m2. Dit is lager dan in de

praktijk, omdat in de praktijk vaak wordt uit-geladen. Het uitladen is om proeftechnische redenen in deze proefstallen niet uitvoerbaar. Omdat er geen verband was tussen kuikenmerk en lichtschema wordt in dit artikel niet verder ingegaan op de merken vleeskuikens. De in de tabellen vermelde resultaten zijn dus gemiddel-den per lichtschema over de merken.

Voer en water waren onbeperkt beschikbaar. De verlichting betrof hoogfrequente TL. Het lichtschema staat in schema 1. Bij twee hoofd-afdelingen werd een lichtsterkte gehanteerd van

De gehanteerde lichtsterktes (in lux – gem. op 80% vloeroppervlak).

Leeftijd (dgn) 20 lux i.f.v. leeftijd

0 – 2 20 20 3 – 10 20 15 11 – 35 20 5 36 – 37 20 7 38 – 42 20 10

Schema 1

Schema 2

(2)

V-focus juni 2009

34

V A R K E N S &

P L U I M V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

V-focus juni 2009

35

V A R K E N S &

P L U I M V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

CONCLUSIE

40 45 50 55 60 65 70 75 Dr og es tof (%)

Dag 14 Dag 28 Dag 42 Gemiddeld 0

10 20 30 40 50 60

Geen Milde/matige Ernstige 0

5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Aandeel dier en in k la sse (in %) Aandeel dier en in k la sse (in %)

Geen Gering Matig Ernstig 20 lux i.f.v. leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd 40 45 50 55 60 65 70 75 Dr og es tof (%)

Dag 14 Dag 28 Dag 42 Gemiddeld 0

10 20 30 40 50 60

Geen Milde/matige Ernstige 0

5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Aandeel dier en in k la sse (in %) Aandeel dier en in k la sse (in %)

Geen Gering Matig Ernstig 20 lux i.f.v. leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd 40 45 50 55 60 65 70 75 Dr og es tof (%)

Dag 14 Dag 28 Dag 42 Gemiddeld 0

10 20 30 40 50 60

Geen Milde/matige Ernstige 0

5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Aandeel dier en in k la sse (in %) Aandeel dier en in k la sse (in %)

Geen Gering Matig Ernstig 20 lux i.f.v. leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd

vleugels. De overige rendementen werden niet aantoonbaar beïnvloed.

Actievere kuikens

Uit figuur 1 blijkt dat een minimale lichtsterkte van 20 lux geen nadelige effecten heeft op het drogestofgehalte van het strooisel. Ook waren er geen verschillen in uitwendige kwaliteit van de kuikens. Hoewel de kuikens bij de lagere licht-sterkte minder actief waren, zijn er geen ver-schillen in mate en ernst van borstirritaties, dijkrassen, brandhakken en voetzoollaesies. In figuur 2 en 3 worden respectievelijk de resul-taten van de hak- en voetzoolbeoordeling weer-gegeven.

Op 40 dagen leeftijd werd de gaitscore (een maat voor de mobiliteit van de kuikens) bepaald. Het betreft een visuele boordeling van de gait (tred) van de kuikens. (Score 0 = normale tred; score 1 = kuiken dat iets trillend loopt; score 2 = kuiken dat trillend en iets schommelend loopt; score 3 = kuiken dat schommelend loopt en vrij snel gaat zitten; score 4 = kuiken dat alleen in de been komt als het wordt opgejaagd; score 5 = kuiken loopt niet meer en gebruikt vleugels om zich voort te bewegen.) Deze laatste twee scores zijn niet aangetroffen. Dit heeft ook te maken met het selectiebeleid: kuikens die slecht te been zijn worden al gauw uitgeselec-teerd.

De kuikens waren bij de lagere (leeftijdsafhan-kelijke) lichtsterkte minder actief dan bij 20 lux, maar dit resulteerde niet in een slechtere gait-score. De gemiddelde gaitscore bedroeg 1,1

(20 lux) t.o.v. 1,0 (lichtsterkte leeftijdsafhanke-lijk). De geringe activiteit van de kuikens was met name in het tweede deel van de mestperiode zichtbaar. Het aantal wegingen op het automati-sche dierweegsysteem was in de afdelingen met de lagere lichtsterkte de laatste 3 weken zo’n 5 procent lager in vergelijking met de afdelingen met 20 lux.

De resultaten van dit onderzoek komen overeen met die van het Proefbedrijf voor de Veehouderij van de Provincie Antwerpen. Ook hier is de con-clusie dat een hoge lichtsterkte geen aanleiding geeft tot problemen met stress en onrust in de stal. De hoge lichtsterkte had wel een duidelijk negatieve invloed op de elektriciteitskosten voor de verlichting (het onderzoek in België is uit-gevoerd met gloeilampen).

Een lichtschema van 20 lux heeft in vergelijking met een leeftijds-afhankelijke lichtsterkte geen nadelige effecten op de resul-taten van vleeskuikens. In dit onderzoek werden geen (aan-toonbare) nadelige effecten gevonden op de technische resultaten, strooiselkwaliteit, wijze van lopen (gaitscore) en uitwendige kwaliteit van de kuikens. Het hanteren van een lichtsterkte van 20 lux resulteerde wel in een lager aandeel vleugel en poot.

Drogestofgehalte van het strooisel op 14, 28 en 42 dagen leeftijd.

Percentage dieren met geen, milde en ern-stige voetzoollaesies op 40 dagen leeftijd.

Percentage dieren met geen, geringe, matige en ernstige brandhakken op 40 dagen leeftijd.

20 lux, in de andere twee hoofdafdelingen werd een leeftijdsafhankelijke lichtsterkte gehanteerd die veelal lager was dan 20 lux (schema 2).

Effecten op technische resultaten

Een lichtsterkte van 20 lux had geen aantoon-baar effect op de voerconversie en uitval op

34 dagen leeftijd. Aan-gezien de productie-getallen op 34 dagen exact gelijk zijn, kun-nen we concluderen

dat een lichtsterkte van 20 lux het technische resultaat op 34 dagen niet nadelig heeft beïnvloed. Ook op 42 dagen waren er geen aan-toonbare verschillen in de technische resultaten (tabel 1).

Er zijn slachtrendementen bepaald op 33 en 42 dagen. In tabel 2 staan de resultaten van deze opdeelproeven. Op 33 dagen waren er geen significante verschillen in de verschillende rendementen. Uit de slachtrendementen op 42 dagen blijkt dat een continue lichtsterkte van 20 lux leidt tot een lager aandeel poten en Technische resultaten op 34 en 42 dagen.

0-34 dagen 0-42 dagen

Kenmerk 20 lux i.f.v.

leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd Gewicht (g) 2029 2031 2576 2602 Groei (g/d/d) 58,5 58,5 60,4 61,0 Uitval (%) 3,5 3,3 4,1 3,9 Voerconversie 1 1,572 1,579 1,749 1,743 Voer (g) 3125 3142 4433 4463 Water/voer 1,68 1,68 1,68 1,68 VC praktijk 2 1,56 1,56 1,76 1,75 Productiegetal 359 359 331 336

1 Voerconversie gecorrigeerd voor voeropname uitval 2 Voerconversie praktijk = kg voer / kg kuiken

Slachtrendementen op 33 dagen en 42 dagen leeftijd.

33 dagen 42 dagen

Kenmerk 20 lux i.f.v.

leeftijd 20 lux i.f.v. leeftijd Levend gewicht (g) 1933 1937 2636 2639 Grillergewicht (g) 1270 1277 1775 1782 Griller (%) 65,7 65,9 67,3 67,5 Vleugel (%) 11,2 11,2 10,7 10,8 Poot (%) 35,0 35,1 34,3 34,6 Filet (%) 28,0 28,0 29,6 29,4

Figuur 1

Figuur 2

Figuur 3

Tabel 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Wanneer bestrijding van tulpengalmijt met roofmijten voor de praktijk geoptimaliseerd kan worden is dat aantrekkelijk voor biologische tulpentelers, maar zou deze methode in de

60.. is in Broekhuizen relatief groot. De oppervlakte is absoluut genomen echter gering, ook in Grubbenvorst en Meerlo, en kan daarom sterk beïnvloed zijn door toevallige

Componenten die als potentieel fytotoxisch werden aangemerkt of waar geen informatie van bekend is zijn geprioriteerd en twee van deze meest relevante componenten zijn nader

Het GLB-budget voor de eerste pijler voor de jaren 2014-2020 beloopt een kleine 300 miljard euro. Hierdoor is er minder geld beschikbaar voor de nationale enveloppen voor de

Tussen 14 en 28 dagen bleek het aantal vrijlevende niet-parasitaire nematoden afgenomen met meer dan 50% in de met ‘Herbie’ behandelde gronden,. terwijl de aantallen in de niet

Het is van groot be- lang dat men op deze kleinere bedrijven de structurele ontwikke- ling in de rundveehouderij tijdig onderkent en zich bezint op een alternatief voor het houden

De volgende drie roofmijtsoorten werden tegen de larven van fruitvlieg getest: Hypoaspis miles, Macrocheles robustulus en Amblyseius reductus.. Ponsjes werden gemaakt

Daarnaast werd op basis van het veronderstelde waakzaamheid-vermijding patroon (Noël et al., 2006) wat binnen deze populatie aanwezig zou kunnen zijn, verwacht dat een grotere