• No results found

Produktie, verbruik en prijs van varkensvlees in de E.E.G., het Verenigd Koninkrijk en Denemarken gedurende de jaren 1950 t/m 1960

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Produktie, verbruik en prijs van varkensvlees in de E.E.G., het Verenigd Koninkrijk en Denemarken gedurende de jaren 1950 t/m 1960"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

W, van Ellinkhuizen

PRODUCTIE, VERBRUIK EN PRIJS VAÎÏ VARKENSVLEES IN DE E. E.G., HET VERENIGD KONINKRIJK EN DENEMARKEN GEDURENDE DE JAREN

1950 t/m I960

Interne Nota No. 87

Mei 1963

Land/bouw-Economisch Instituut - Conradkade 175 - ' s-Gravenhage - tel. 61,41.61 Niet voor publikatie - nadruk verboden

(2)

INHOUDSOPGAVE

Biz,

1 . PRODÜKTIE Eïï CONSUMPTIE VAN VARKENSVLEES

EK SPEK 5 2. DE VARKENSVLEE3PR0DUKTIE EN DE

PRIJSONTWIKKE-LING VAN LEVENDE VARKENS 20 a, jaarprcdukties en gemiddelde jaarprijzen 20

b, de afwijkingen van (jaar)produkties en

de gemiddelde (jaar)prijzen 22 c, de varkenscyclus in de diverse landen 27

3. CONSUMPTIE PER HOOFD VAN DE BEVOLKING, INKOMEN

EN ( KLEI1T)-HANDELSPRIJZEN 31 a. het vleesverbruik ^er hoofd van de bevolking;

trends en gemiddelden 31 b. inkomen en vleesverbruik « c. kleinhandelsprijzen en producentenprijzen *^

(3)

PRODUKTIE EN CONSUMPTIE VAN VARKENSVLEES EN SPEK

Het begrip p r o d u k t i e is gehanteerd in de zin van totaalaanbod van vlees inclusief vet en exclusief eetbare afvallen afkomstig van in heb binnenland geslachte dieren van binnenlandse herkomst (inclusief geraamde huisslachtingen). De export van leven-de dieren is dus niet in dit totaal begrepen. De cijfers zijn, voor wat de landen van de Europese Economische Gemeenschap betreft, ont-leend aan "Landbouwstatistiek No. 2, 1961" (publikatie van het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen)5 de pro-duktiecijfers voor Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zijn uit de officiële landelijke statistieken geput.

De totale varkensvlees c o n s u m p t i e is afgeleid uit de produktie (als boven gedefinieerd) en het im- of exportsaldo. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de consumptiecijfers zo-als deze in de landelijke statistieken worden vermeld. Het bleek niet mogelijk met voorraden aan het begin en eind van een periode rekening te houden.

1) Voor de bij de E.E.G. aangesloten landen is op de verbruikscijfers, zoals deze in de landelijke statistieken beschikbaar kwamen, nog een correctie voor het vetverbruik toegepast volgens de normen vermeld in de publikatie "Struktur und Dynamik des Fleischver-. brauchs in den Ländern der Europäischen Wirtschaftsgemeinschaft'*'

(Dr. Adolf Weber, Göttingenj Sonderheft 11/12 Agrarwirtschaft.)

(4)

Tabel 1 geeft de totale produktie en consumptie van varkensvlees

en spek voor de jaren 1950 "t/

m

19<S0 weer (zie ook de grafieken "ia t/m c).

Er blijkt in Denemarken en Eed.erlar:d in alle jaren veel neer

varkens-vlees geproduceerd te zijn dan voor voorziening in de behoefte van de

eigen bevolking nodig was, België/Luxemburg en Frankrijk zijn

zelf-voorzienend; in West-Duitsland, Italië en (vooral) het Verenigd

Konink-rijk schiet de binnenlandse produktie nog te kort.

In de betrokken landen neemt de produktie van varkensvlees ten

opzichte van d.e totale vleesproduktie (= runderen/kalveren, varkens,

schapen, paarden en slachtpluimvee) een belangrijke plaats in. Dit is

in tabel 2 tot uitdrukking gebracht. Uit deze tabel blijkt verder, dat

de verhouding produktie varkensvlees:produktie ander vlees niet aan

gro-te veranderingen onderhevig is geweest

c

Tabel 2

PRODUKTIE VAN VARKENSVLEES EN 3PEK IK c/o VANDE TOTALE VLEESPRCDUKTIJ

Landen

Nederland

België/Luxemburg

Frankrijk

WeSà-Duitsland

Italië

1950

60,1

53,6

35,5

59,6

39,3

1951

57,6

50,0

34,5

63,3

39,5

in de jaren

I952

56,8

51,7

36,6

65,5

46,4

1953

53,3

50,5

36,1

62,1

41,6

1954

56,6

47,9

32,8

60,9

34

z

2

1955

56,8

47,8

33,7

64,8

35,3

1956

59,7 5'

1957

51,0

36,9

64,8

40,1

s y 51,8

37,2

64,0

40,3

1958

56,9

46/.

37,5

63,9

36,1

1959

55,5

45,1

38,5

63,1

35,2

I960 1950

t/m

I960

56,6

46,3

35,9

62,9

57,5

49,1

36,0

63,3

36,3 38,4

Totaal E.E.G.-landen

46,8

43,2 150,5

Verenigd Koninkrijk

Denemarken

27,7

71,4

29,3 37,6

73,1

71,3

48,3

38,9

74,0

45,3

39,0

73,2

47,5 A O R

40,1

74,3 35,3 70,2

49,7 48_,9 48,3 47,7

48,3 35,4 71,8 37,1 72,3 6 ^ 73,7

33,5

73,1

35,8 72,7 •28

(5)

Tabel 1

PRODUKT IE EN CONSUMPTIE VAN VARKENS VLEES EN SPEK

Produktie ( in 1000 ton) Nederland België/Luxemburg Frankrijk West-Duitsland Italië in de jaren

I95O 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 I960

243 272 256 284 300 332 343 363 350 356 435

202 188 209 210 207 211 229 240 227 228 244

775 737 842 911 892 943 1064 1086 1086 1190 1155

1022 1250 1395 1379 1406 1612 1618 1723 1778 1745 1819

267 254 358 337 276 286 367 363 343 362 401

Totaal E.E.G.-landen

2509 2701 3060 3121 3081 3384 3621 3775 3784 3881 4054

Verenigd Koninkrijk Denemarken

Consumptie (in 1000 ton) Nederland België/Luxemburg Frankrijk West-Duitsland Italië Totaal E.E.G.-landen Verenigd Koninkrijk Denemarken

Produktie In-fo van de consumptie Nederland België/Luxemburg Frankrijk West-Duitsland Italië Totaal E.E.G.-landen Verenigd Koninkrijk Denemarken 336

..J?

5:

-196 202 743 1131 265 2537 561 138 124 100 , 104 '90 101 99 60 257 361 395 189 185 740 1251 249 2614 548 131 144 102 100 100 102 103

66

302 514 38O 168 .208 830 1330 348 2934 737 140 152 100 101 101 103 104 70 271 558 466 198 211 897 1421 324 3051 864 160 143 100 102 97 104 102 65 291 682 502 208 204 893 1454 267 3026 958 166 144 101 100 97 103 102 71 302 667 515 216 212 967 1626

300

3321

964

163 154 100 98 99 95 102 69 316 621

472

230

231 1042 1677 369 3549 919 163 149

99

102 '96 99 102 68 290 642 _525 239 234 1064 1767 378 3682 959 130 152 103 102 98 96 103 67 292 700

53J

231 232. 1078 I860 384 3785 1017 187 152 98 101

96

89 100

69

284 693 585 237 234 .1073 1888 408 3840 1015 196 150 97 111 92 89 101 68 298 656 622 ' 273 242 IO88 1963 419 3985 1046

J_9±_

159

.

101

106 93 96 102 63 321

228

(6)

440 420 400 330 360 340 320 300 280 260 240 220 200 180 -_

-t/x;

/ / . • 1 ' UEDEIiLAKD / / / /

ƒ

!

f f G r a f i e l ; 1 a TROBUSTIE EU 0CU31MUTIE VAU VÂUKEUS-VLEEÜ EU SUEE III 1 0 0 0 TCU

250 240 230 220 210 200 190 180 BELGIË •- LUXEiIBUUG / \

•>f

SI

// y

•y

V

<• J L ! I J L L 33 51 52 53 54 55 56 57 53 59 60 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 EUAUXEIJK 2000 I9OO 1800 I7OO 1600 1500 1400 13C0 1200 1 100 1000 /E;jy--DUIToLAUD / < _,_!._ ..I 1 L J L L _L L

50

51 52 53 54 55 56 57 53 59 60 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 p r o d u k t i e • +rend i n p r o d u k t i e nonauniDtie t r e n d i n c o n s u m p t i e

(7)

- 9

G r a f i e k 1b

•onnTiTrv-i ÏODUKTIE Ell fJOîTLiUIîTTIE VAl; VAEKEi;JVLEES EK SPEK HT 1 0 0 0 TOÏT

I T A L I E E. E. G , - - l a n d e n

^ H T

£

o\ 4

t

i

$k bk

^ & ^ 3ü

l!l

!& i ^ 5$ ^ 57 & ^9 60

228

Produktie consumptie

trend in produktie trend in consumptie

(8)

10

-G r a f i e k 1c rRODUKTIE Eïï UOfîoUHPTIE VZÎ; VAEKEIÏ3VLEE3 SIT SkEX UT 1000 TOI:

I I 5 0 1100 1050 1000 950 9OO 85O VEIÎEI7IGD KCklIIOIJK 750 700 650 600 550 500 450 400 350 300 // I' N V / 7 / / / _ . - • ' ' f' < 65O 600 550 5OO 45O 400 35O 300 25O 200 150 IOO; J I J L J I r L / / , • -J L. 5Ö"5"Ï 52 53 54 55 56 57 58 59 60 50 51 52 53 54 55 56 57 53 59 60 -orodukt ie consumptie trend in produktie

!28

trend ir consumptie

(9)

1 1

-De grafieken 1a t/m 1c geven tevens een inzicht in de

basisbewe-ging (de trends) van de varkensvleesproduktie en -consumptie in de

be-trokken landen. Tabel 3 geeft nog een cijfermatig overzicht van deze

ontwikkelingen.

Tabel 3

DE TOENEMING.VAN DE PEODUKTIE EIÎ HET VERBRUIK VAN VARKENSVLEES EN 3PEK

IN DE PERIODE 1950 t/m 1

%0

Landen

Nederland

België/Luxemburg

West-Duitsland

Frankrijk

Italië

E.E„G.-landen

Verenigd Koninkrijk

Denemarken

Produktie 1) | Verbruik 1)

I95O

(1000 t)

240

195

1158

745

274

2612

421

367

Toeneming

in de

pe-riode

(1000 t)

162

46

729

452

108

1497

327

239

Toeneming

in de

periode

(50 1

68

24

63

61

39

57

78

65

1950

1000 t)

177

193

1171

752

259

2552

631

133

Toeneming

in do

periode

(1000 t)

79

49

824

390

157

1499

481

65

Toeneming

in de

periode

45

25

. .70

52

61

'59

76

49

Bevolking

in '60 in

fo

v.d.

be-volking in

I95O

114

106

1-10

109

110

111

105

107

1) Op trendafwijkingen gecorrigeerd«

Zoals uit tabel 3 kan worden opgeMaakt, blijkt de grootste

(rela-tieve) uitbreid.ing van de varkensvleesproduktie in hot Verenigd Koninkrijk

te hebben plaatsgehad. Direct hierna volgen Nederland, Denemarken,

West-Duitsland en Frankrijk. Italië en België/Luxemburg nemen de laatste

plaat-sen in. De grootste absolute produktietooneming had in West-Duitsland

plaats, een toeneming (op basis van de berekende trend) van ca. 729.000 ton.

De relatieve toeneming van het varkensvleesverbruik bedroeg in hot

Ver-enigd Koninkrijk

l6fo,

in V/est-Duitsland 70f°« Be geringste groei

;

zowel wat

de produktie als de consumptie betreft werd in België/Luxemburg

waarge-nomen, nl. respectievelijk 24 en 25^0 Voor het gehele gebied van de E.E.G„

228

(10)

12

-bedroeg de produktie- en verbruikstoeneming respectievelijk 57 en 59f

a

Tabel 4 vermeldt voor de onderscheiden landen de op trendbasis

be-rekende jaarlijkse stijgingspercentages van de produktie en het

ver-bruik van varkensvlees en spek. De desbetreffende percentages voor de

totale vleesproduktie en -consumptie (varkensvlees en andere

vleescato-gorie-ën tezamen) zijn ter vergelijking tevens opgenomen.

Tabel 4.

DE OP BASIS VAN DE TRENDS BEREKENDE JAARLIJKSE GROEI VAN DE

VLEESPRODUK-TIE EK -CONSUMPVLEESPRODUK-TIE ( IN $ VAN DE TRENDWAARDE IN 1950)

Landen

Varkensvlees (incl.

spek)_

Produktie ;consumptie

Alle categorieën vlees tezamen

produktie

J

consumptie

Nederland

België/Luxemburg

West-Duitsland

Frankrijk

Italië

E. E.G.-landen

Verenigd Koninkrijk

Denemarken

6,8

2,4

6

5

3

6,1

3,9

5 , 1

7.8

6,5

4,5

2,5

7,0

5,2

6,1

. _ 5,9

7,6

4,9

7,3

4,0

5,9-4,9

6,3

4,7

3,5

7,5

4,3

A3.

5,5

6

2

0_

6,3

6,4

5,8

2,7

In Italië, België/Luxemburg en Nederland steeg de totale

vleespro-duktie procentueel sneller dan de provleespro-duktie van varkensvlees. In do

an-dere landen was sprake van een relatief grotere toeneming van de varkens

vleesproduktie. Wat de vleesconsumptie betreft; in Italië, het Verenigd

Koninkrijk en Denemarken werden de grootste verschillen tussen de

ont-wikkeling

van

de varkensvleesconsumptie en die van de totale

vleescon-sumptie geconstateerd. In Denemarken en het Verenigd Koninkrijk was

sprake van een sterkere relatieve groei van het varkensvleosverbruikj

in Italië steeg het totale vleesverbruik sneller.

(11)

- • 1 3 - G r a f i e k 2 a PROCENTUELE S^1]EI."3TELLII::G v . d , VLEESC01T3Uli?TIT3 IÏT DE PERIODE

TTTTnTmT , - ^ • I95O t / m I 9 6 0 fo 3 6 . 6 36.7 3 4 . 5 37.9 40.6 42.1 43,0 43*2 42.1 43.3 47.0 ( v l e e s v e r b r u i k i n kg p e r ) 1 0 0 - ' ' ' ' ' ' - ' ' • • ' —'• ( h o o f d . v . d . b e v o l k i n g ) BELGIË - LUXEMDUÜO -, 4 4 . 3 46.O 48.4 49.7. 50.7 5%5 53.1 53J 517 55.7 58£ 228 L——| ( v l e e s v e r b r u i k i n kg p e r ) ( h o o f d v . d . b e v o l k i n g ) 50 5 1 . 52 53 54 55 56 57 ß 59 60 p l u i m v e e -v l e e s p a a r d e -v l e e s 1 ! s c h a p e v l o e s ó - V J r u n d - en i / V / h c a l f s v l e e s varkei 3 v l e e s

(12)

-- 14 - G r a f i e k 2To PRGCEIITUELE 3 A P Ï E J . Ï J T E L L I P G v . d . VLEEGC0ÎJ3UKPTIE I I I DE PEPJGDE

FRAHKEIJK • " 1 ^ ° ^ m 1 9 6° ' . 4 5 1 . 1 5 I . 6 5 5 . 0 53.6 6 1 3 6 3 . 5 6 5 J 6 5 J 6 4 . 7 . 6 4 . 0 67.6 ( v l e e s v e r b r u i k i n k g ) ' °1 0 0 | 1 ! 1 1 r 1 r ~ — i T — ' ~ ~ \ ( p & r h o o f d v . d . b e v . ) > UEJT-LUITJL/.ÏÏD

228

37c8 39.8 42,1 419 46=7 4 9 5 M

1.9

3,7 55-8 57.2 59.6 ^ ( vl e e sv erb ru ik ;er hoofd v.d, in kg) bevolkii 51 52 53 '54 pluimvee-vlees '•.'"' paarde-vlees fi I ! | ! i | s c h a p r v l e e s V'

YA

rund- en kalfsvlees varkens-vlees

(13)

- 15 - G r a f i e k 2 c PPOÜEPTUELE JAMEIKDTELLIPG v . d . VLEESCGPSUErïIE IÎT DE PERICDE

ITALIË 1 9 5° t / m 1 9 6° ' ^ 1 5 . 4 1 5 J 17.6 18.0 17.9 B I 212 22.2 23.9 25.5 26.5 ( v l e e s v e r b r u i k i n k g ) 1° 1 o O | i 1 1 1 1 1 1 1—:—1 1 ( p e r h o o f d • v . d. b e v . ) 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 E.E.G.-LAITDEI7 228 35J 35.9 38.2 40.4-42.0 44.0 46.2 47.O 48.O 48.8 5\2 100 90 80 / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / , ~r*

T ( v l e e s v e r b r u i k i n kg per)

(hoofd .v«.d. b e v o l k i n g )

pluimvee-v l e e s

.51 52 53 54

59 60

v l e e s

scliapevlees

/

rund-- en

k a l f s v l e e s

fee

varkens

v l e e s

(14)

- 16- - G r a f i e k 2d PROCENTUELE SAMEIIoTELLIEG VAU LE VLEE;3'J0iï,JTJl-iTTIE UT DE PERIODE VEREÏÏIGD KOïïIMOïIJK 1 9 5° t/m 1 5 6° ^ 4 4 . 0 37.0 41.8 48.0 .51.8 ^ . 9 56.O % 1 'JJ.2 57.2 5 . 7 ( v l e e s v e r b r u i k i n k g ) 1 ( p e r hoofd v . d . ' b e v . ) 'i 52 53 54 "55 56 57 5B~^~ 59 So DEITEKARKEIT 57.3 54.4 54.0 57,6 57.8 53*3 60.2 60.3 6202 65.7 ft.9 228

'I ( v l e e s v e r b r u i k i n kg pe

Cv, hoofd v.d»: bevolking pluimvee-vlees 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 paarde-vlees ;chapevlees

//'/

rund- en

kalfsvlees varkens-vlees

(15)

17

-Tat el 5 VERSCHILLEN III DE PROCENTUELE GEMIDDELDE (TRENDMATIGE) JAARLIJKSE GROEI VAN

PRODUKTIE EU CONSUMPTIE, PERIODE 1950 t/m 1 960

Landen Nederland België/Luxemburg West-Duitsland Fr a nier ijk Italië E„E„G.-landen Verenigd Ko ni nier ijk Denemarken Varkensvlees + 2,3 - 0,1 ™ 0,7 + 0,9 - _2J I2 - 0,2 + 0,2 + 1,6

Alle vlees categorieën + 2,6 + 0,5 - 1,6 + 0,6 _-_3^0 - 0^5 + 0,5

+

3,7 + = produktie > consumptie - = produktie < consumptie

De ontwikkeling van de vlecsproduktie en -consumptie in de betrok-ken landen vertoonde betrekkelijk geringe (procentuele) verschillen. De grootste afwijkingen zijn, zoals ook u:t tabel 5 blijkt, voor de ca-tegorie "totaal"-vlees geconstateerd. De gemiddelde procentuele toene-ming van de varkensvleosproduktie werd door die van de consumptie van deze vleessoort overtroffen in België/Luxemburg, West-Duitsland en Italië. In de andere landen steeg de produktie met een hoger percentage.

Uit de groep grafieken 2a fa 2d blijkt de procentuele samenstelling van de vleesconsumptie in de jaren 1950 t/m 1960. Voor hot totale E.E„G„-gebied is de onderlinge verhouding weinig gewijzigd. Eet verbruik van pluimvee-vlees is in de laatste jaren relatief toegenomen, voorr.emelijk ten koste van rund- en kalfsvlees. De consumptie van varkensvlees en spek bleef zich in de betrokken 11 jaar rondom de 45/'° "bewegen.

De tendens naar relatief meer slachtpluimvee en minder rund- en kalfsvlees deed zich in Nederland, Frankrijk, West-Duitsl ;. nd ei. het Verenigd Koninkrijk voor. Vorder bleef de verhouding tussen de onder-scheiden vlcescategorieën in deze landen - behalve in Frankrijk waar ook het relatieve aandeel van het varkensvleesverbruik toenam - min of meer constant. In België/ Luxemburg en Italië v, i .jzigde de onderlinge verhouding' zich ton gnanste van pluimvee en rund- en kalfsvlees. In Denemarken steeg de varkensvleesconsumptie relatief. Dit voornamelijk ten koste van de categorie rund- en kalfsvlees.

(16)

18

-G r a f i e k 3a TlIDIüS:J Y AN PRODUCTIE EÎJ MARKTPRIJZEN VAN VARKENS TEE 100 KG LEVEND

GEWICHT III NATIONALE VALUTA; BAJIS 1951

NEDERLAND 170 160 150 140 130 120 110 100 BELGIE/LUXEMBURG _ . - • ' • ' / ^ ^ • • • • • \ . 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60

Y

/" .\. / ^ A' I I I J I L 51 52 53 54 55 56 57 58 59 ^o FRANKRIJK UE3T-DUITJLAKD 52 5'j 54 5b % 57 38 5'9 '5*0 P r o d u k t i e p r i j z e n 17c- 16c-15c 140 130 120 110 100 90 8 0 -\ I I I I 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 t r e n l i n produireie t r e n d i n p r i j z e n ^22&_

(17)

INDI0E3 VAN EECDUKTIE EN MAEKTPPuTJZEN VAN VAEEE^S PEE 100 KG LEVEED GE/I CHT IN NATIONALE VALUTA; BAGI3 1951

I-TALIE 51 52 53.54 55 56 57 58 59 60 VERENIGD KONINEEIJK ,/ 2 0° 1 90 180 170 160 150 140 1 30 120 110 100 90 DENEMAEICEN 70,-i _ J ! I 51 52 53 54 55 56 57 56 59 ón p r o clukt i o 228 p r i j z e n J ! i 51 52 53 54 55 56 57 50 59 60 """ t r e n d i n p r o d u k t i v t r e n d i n p r i j z e n

(18)

20

-2 . DE VAEKEE3VLEE3PRCDUKTIE EU DE PRIJSONTWIKKELING VAN LEVENDE VARKENe

a, J a a r p r o d u k t, i o s e n g e m i d d e l d e j a a r -p r i j z e n

I n do g r o e p e n g r a f i e k e n 3a on 3b i s een b e e l d g e g e v e n v a n de p r i j s -1 )

en produktie-ontwikkelingon in de periode 1951 t/m 1960 , Zoals reeds in hot voorgaande "bleek, "beweegt de produktie zich in deze periode in alle "betrokken landen in een stijgende lijn. De gemiddelde (trendmatige) produktiestijging is in het merendeel van de landen -- Frankrijk en West-Duitsland vormen de uitzonderingen - gepaard gegaan met gemiddeld dalen-de varkensprijzen. Tn hoeverre dit laatste als een voor dalen-de producenten ongunstige (in Frankrijk en West-Duitsland gunstige) situatie'kan worden aangemerkt - mot name uit heeft gewerkt in een ongunstiger of gunstiger rentabiliteit - is uit het voorhanden zijnde materiaal niet op te naken. Een onderzoek naar de preduktiekostenniveaus zou voor een uitspraak hier-over noodzakelijk zijn. Daling van de voederprijzen en een verbeterde produktietechnologie (b.v, een verbeterde voederconversie) kunnen, on-danks dalende produktprijzen, oen winstgevende produktie mogelijk maken.

Tabel 6 geeft een vergelijkend overzicht van de prijsontwikkeling in de diverse landen. Do hierin opgenomen cijfers moeten wol met enige reserve worden bezien, aangezien deze per land op verschillende catego-rieën varkens betrekking hebben. Voor Nederland is een gemiddelde pro-ducentenprijs voer alle categorieën varkens gebruikt, voor het Verenigd Koninkrijk de marktnoteringen A^ocr varkens zwaarder dan 1p0 kg, voor Denemarken prijzen voor varkens van het bacontype en voor Frankrijk en West-Duitsland marktprijzen voor zg. slagersvarkens (100 tot 120 kg le-vend gewicht). Bij het onderzoek is gebleken, dat de noteringen voor de

verschillende categorieën uiteenlopen. De geconstateerde verschillen zijn echter niet van dien aard dat do voor de betrokken tabel en grafieken

gebruikte noteringen een globale vergelijking onmogelijk maken. 1) Voor enkele landen waren voor 1950 geen gemiddelde jaarprijzen te

berekenen. Bij dit onderdeel is derhalve het jaar 1950 voor alle landen buiten beschouwing gelaten.

(19)

21

-I'abel 6 VERGELIJKING VAN DE ONTWIKKELING VAU TE PRODUCENTEN/MARKTPRIJZEN PEL' 100 KO LEVEND

GEWICHT (OP BAoIS VAK INDEXCIJFERS)

Landen

Nederland

België/Luxemburg

West-Duitsland

F r a n k r i j k

I t a l i ë

Verenigd Koninkrijk

Denemarken

Trendwaardc i n

nomina

'05

84

101

128

93

67

92

1960

a l

t ,0

, v .

trendwaardc

reëel

1

>

68

73

86

90

73

48

71

„in 1931..._

-1) Indices van de prijzen in nationale valuta gecorrigeerd voor de goldontwaarding wet indexcijfers van kosten van levensonder-houd ("basis 1951 ).

Opmerkelijk is de sterke daling van de marktnoteringen in het Ver-enigd Koninkrijk, Hier trad medio 1954 een sterke prijsval in als gevolg van oen veranderd garantiobeleid. De garantieprijs werd op een lager niveau vastgesteld en tevens veranderde het gehele systeem. De directe overheidsinmenging in de varkensvleesproduktie werd beëindigd en hier-voor in de plaats kwam hot z.g. deficiency payments system. De prijs-vorming geschiedt v;:-n juli 1954 af op de vrije markt. De reger:ing legt het verschil bij tussen de gemiddelde marktprijs on de periodiek vast t.. stellen garantieprijs, Het feit, dat de producent verzekerd is van een op het kostenniveau afgestemde garantieprijs, kan ertoe lei.don dat de" markt-prijs gedrukt wordt. In de desbetreffende grafieken en tabel 6 zijn deze-laatste prijzen, de marktprijzen exclusief de deficiency payments, ver-werkt. De werkelijke producentenprijzen liggen dus op een hoger niveau„

Het relatief constante prijsniveau in Duitsland kan als een gevolg van overheidsingrijpen worden gezien. Door het regelen van de vlecsimport trachtte men een zodanig binnenlands prijspeil te bereiken dat de binnen-landse vleesproduktie de toeneming van de consumptie blijft volgen.

(20)

- 22

Bij een prijsdaling onder of o^n prijsstijging tot "boven het gewenste niveau (men werkte met een systeem van periodiek vast te stellen richt-prijzen) word do "importkraan" respectievelijk open en dicht gedraaid. Het streven in de "betrokken periode is erop gericht geweest dit "betrek-kelijk eenvoudige systeem effectief te houden, m.a.w, de status van importerend land te handhaven. Mede met behulp van een van overheids-wege vastgestelde maximum- en minimumprijs voor voedergranen trachtte men de binnenlandse varkensvleesproduktio op ongeveer 957° van de con-sumptie te stabiliseren.

De gemiddelde prijsstijging in Frankrijk is, naast de in dit land in de onderzoekporiode steeds sterker op de voorgrond tredende inflatie, waarschijnlijk mede een gevolg van overheidsinterventie, Cok hier wordt met oen systeem van richtprijzen gewerkt, welke zijn gekoppeld aan do •-prijsindex van de ih de landbouw aan te wonden industriële Produkten,

kleinhandelsprijzen en landarbcidorslonon. Op basis van de richtprij-zen worden regelmatig seizoenprijrichtprij-zen vastgesteld die -weer ais grondslag dienen voor de- berekening van de interventieprijzen (maximum- en mini-mumprijzen),

De Franse interventiemaatregelen bestaan hoofdzakelijk uit het ma-nipuleren met im- en exportvergunningen,, heffingen en subsidies. Daar-naast treedt de overheid ook direct in de markt. Komen de prijzen beneden do vastgestelde minimumprijs, dan v/orden voorraden varkensvlees gevormd.

De geldontwaarding is in Frankrijk het sterkst opgetreden (zie ta-bel 6 ) . In de betrokken periode steeg de nominale prijs aldaar met 2Qfof terwijl reëel gezien de prijs met 10^.- daalde. De grootste reële prijs-daling werd in de exportlanden Nederland en Denemarken geregistreerd. Deze- bedroog in deze tv; o o landen van 1951 "tot en met i960 respectieve-lijk 32 en 29/0. .

b . D e a f w ij k i n g e n v a n ( j a a r ) p r o d u k t i e s e n g e m i d d e l d e ( j a a r) p r ij z o n v a n d o

r e s p e c t i e v e l i j k e t r e n d s

Do tabellen "]a en b geven een nadere uitsplitsing van de voorgaande grafieken 3a en 3b. Voor produktie en prijzen zijn de afwijkingen van de jaarcijfers van de respectievelijke trends berekend.

(21)

23

-Tab u i 7 a AFWIJKINGEN VAE DE PEODUKTIE VAN VARKEAJVLEEJ VAU DE BEREKENDE Tf!END3

Landen N e d e r l a n d 2ulgi*c/Lu2om--b u r g V . - D u i t s l a n d F r a n k r i j k I t a l i ë I n 'jo v a n do p r o d u k t i v i n 1951 g e m i d d e l d e 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 195e 1959 I960 1951 t/m 60 + 6 6 - 2 - 2 + 4 + 2 + 3 - 7 - 1 1 +12

- 4 + 4 + 2 - 3 - 3 + 4 + 7 - 3 - 5 + 1

- 3 + 4 - 3 - 6 + 6 + 1 + 4 + 3 - 4 - 3

6 + 2 + 6 - 4 - 3 + 7 + 3 - 3 + 4 - 6

-13 +24 +11 -17 - H +10 + 5 - 7 - 3 + 8

4

4

12 produkt:

in 1951

x 1C00t 272 ! -wp : 100 1250 737 254 F.E.G.-landen ( - 4 + 4 + 2 - 6 0 + 4 + 4 - 1 - 2

1

Vor.Koni nkrijk Benomarken 3 - 3 5 - 1 + 5 + 3 1 + 2 0 - 1 - 2 + 6 - 3 - 2 1 13 0 - 1 0 + 6 +10 + 7 - 1 0 - 2 - 7 + 1 + 5 6 2701 361 395

AEwIJKIüGEA VAU DE GEMIDDELDE PEUZEL VAA LEYEABE Vii;I LEVEND GEWICHT) VAK DE BEREKENDE TREADS

Tab ui 7b :Ï:S (PEE 100 KG L a n d e n N e d e r l a n d S ^ l g i ö / L u x e m -b u r g y. - D u i t a l a n d F r a n k r i j k I t a l i ë v<--r. K o n i n k r i j k D e n e m a r k e n

1951

- 4

+ 9

+ 4

+ 9

+ 13 - 2 - 1

1952

+ 9

- b - 2

+ 3

- 1 1 + 8

+ 5

1953

1

- 3

- 1 - 1 4 - 1 6 + 7 - 2 I n

1954

+ + + + -0 c

4

9

9

9

4

'jo v a

1955

- 5

- S

r — 0 _ c

+ 3

- 1 5

- 1 n d e

1956

+ 1

- 9

+ 2

-13

0

- 3

+ 10 p r i j z

1957

- 2 + 11 - 2 + 2 0

- 7

- 4

o n i n

1958

+ -+ +

-3

3

4

6

4

3

3

1951

1959

+ 5

+ 7

+ 5

- 3

+ 8 + 3 + 1

I960

- 4

- 3

0 + 6 - 1 0 + 11 0

s

smidd e l d e 1 9 ;; 1 t /

4

0

3

7

7

7

3

Hot vaststellen van do mate waarin do berekende produktiv- on prilstronds

van de feitelijke gogovo-ns afwijken is van belang indien men op basis van tendenties in hot verleden tot eon voorspelling wil konen.

(22)

O A

Het schetsen van de ontwikkelingen door middel van rechtlijnige trends heeft zoals uit genoemde tabellen ma;; blijken, in het merendeel van de gevallen niet tot al tu grote afwijkingen van de oorspronke-lijke reeksen geleid. Op grond hiervan, zou bijna kunnen v/orden gecon-cludeerd, dat een z.g. korte-termijnvoorspolling van de toekomstige ontwikkeling met behulp van de gevonden basisbewegingen (trends), zon-der kans op grove misschattingen, mogelijk zou zijn. Bij deze methode (extrapolatie van de op basis van het verleden berekende trends) behoort men uiteraard attent te blijven cp v e-rand erende omstandigheden waardoor de afwijkingen steeds groter kunnen worden. Het te voorspellen traject moot dan ook niet te lang zijn en de ti'cndberekeningen dienen periodiek te worden gecorrigeerd met behulp van inmiddels bekend geworden gegevens.

De grootste afwijkingen tussen produktiegegcveiis en berekende trend werden voor het Verenigd Koninkrijk geregistreerd. Cok voor wat de prij-zen betreft werden voor dit land grote verschillen geconstateerd. Zoals reeds in het voorgaande werd opgemerkt, is hier sprake geweest- van een wijziging in hot garantiebclcid, v/at zijn invloed heeft gehad op do ontwikkeling van produktiv en prijzen. Men zou kunnen stellen, dat de na 1954 sterk gewijzigde omstandigheden de op basis van de gehele- periode 1951 "t/m i960 berekende trend ongeschikt maken voor extrapolatie zonder meer.

Ook voor Italie werden in vergelijking tot de voor de andere landen geconstateerde- verschillen, grote afwijkingen tussen berekende trends en oorspronkelijke cijfers waargenomen. Als een oorzaak van deze (onregel-matige) fluctuaties kan althans wat de produktie betreft, de gebrekkig-heid van het cijfermateriaal worden genoemd. Se Italiaanse produktiege-gevens berusten op zeer globale schattingen. Het ontbreken van een doel-matige marktregulering kan ook een oorzaak zijn van de relatief grote fluctuaties in produktie e-n prijzen. Dit zou dan in de ee-rste helft van do onderzochte periode een grotere rol gespeeld hebben dan in de laat-ste jaren.

(23)

25 - G r a f i e k 4 a

12--MAMD.3 VCORToCHRIJDEL-m GEMIDDELDE VAÏÏ HET AAÏITAL .JLACII-TIÏrGEII Ell DE HAEKTiroTEEIi'TGEU; AFV'IJICIHGK:J VAIJ DE TREND I N f, +20 f- ÏIEDERLAND

50/51 51/52 52/53 53/54 54/5 55/56 56/57 57/58 58/59 59/60 63/61

20 10 0 - 1 0 v/EST -DUITSLAND J L J I I I I L i

50/51 51/52 52/53 53/54 54/55 55/56 56/57 57/58 58/59 59/60 60/61

20 10 0 •10 B E L G I E / L U X E E E U Ü G r /^. \

f

/ J L J _L

50/51 51/52 52/53 53/54 54/55 55/5 6 56/57 57/58 58/59 5 9 / ^ ^ / 6 '

p r i j z e n s l a c h t i n g e n

(24)

- 26 - G r a f i e k 4b

1 2 - M A A I J L 3 VÛÛET3CHIÎIJDEITD GEMIDDELDE VAN HST AAI/TAL oLAÜHTIliGEN

Eli MAKKTïIGTERIl;GEïï; AEvATJEIilGEH VA? DE TREIID III fo ITALIE

w

51 52 53 54 55 56 57 53 59 60 61 5 V 52/ 5~3/ 5 4 / 5 5 / 5 6 / 5 7 / ^ 8 / 5 9 / 6 0 / 20 10 0 •10 •20 ERAIIXRIJK 50/ 51/ 52/ 51 52 53 53/ 54/ 55/ 56/ 54 55 56 57 57/ 53/ 59/ 60/ 58 59 60 61 2 0 -228 50/ 5 1 / 5 2 / 5 3 / 5 4 / " 5 5 / 56/ 57/ 5 8 / 5 9 / 6 0 / 51 52 _ ^ 3 54 p r i ^ e n 56 57 53 59 60 61 s l a c h t i n t o r i

(25)

27

-c. D e v a r k e n s c y c l u s i n d e d i v e r s e l a n <1 e n Theoretisch en in de meeste gevallen ook praktisch - dit is

afhan-kelijk van de mate waarin van "buitenaf in produktie- en afzetomstandig-heden wordt ingekropen - vindt de reactie van de varkensmester zijn uit-drukking in de z.g. varkenscyclus. Op een periode van stijgende v,:rkens-prijzen en dalend aanbod volgt een periode met dalende v,:rkens-prijzen en ver-groot aanbod en omgekeerd. Een en ander vindt zijn verklaring in de ren-tabiliteitsverwaclitingen van de producenten. Indien de afzetprijzen in relatie met de produktiekosten een gunstig niveau bereiken worden er neer jonge dieren voor fokdoeleinden aangehouden. Dit vermindert het aanbod waardoor de prijzen nog vaster worden. De 'biggen van deze zeu-gen komen na zekere tijd als slachtrijpe varkens op ae markt en doen de prijs als gevolg van het verruimde aanbod weer dalen. De varkens van de tweede generatie komen op de markt wanneer de prijzen onder invloed van het verruimde aanbod van do eerste generatie reeds dalen en doen de prijzen verder dalen tot een dieptepunt. Als gevolg van de bijzonder slechte prijzen zal in de volgende produktieperiode het aanbod inkrim-pen; de prijzen zullen weer aantrekken etc.

In het algemeen kan wel v/orden gezegd, dat de cyclische bewoning in de prijzen in gang wordt gezet door schommelingen in de aanvoer . De lengte van de golven wordt bepaald door regeneratiemogelijkheid en mestperiode.

In de grafieken 4a en 4b is voor de periode 1950 t/m 1960 de prijs-ontwikkeling en het aantal slachtingen (maandcijfers) voor de betrekken landen - uitgezonderd het Verenigd Koninkrijk, waar in de desbetref f en-de jaren van een' cyclisch-patroon geen sprake was""' - in beeld gebracht.

1) De (negatieve) correlatie over de periode 1950/51 't/r.i 1960/61 tussen varkensprijzen en aantal slachtingen ( trendafwijkingen) bleek in IJederland 0,69 te zijn.

2) Het ontbreken van een normale golfbeweging in de prijzen ^s zeer waarschijnlijk een gevolg van de op kostenniveau afgestemde prijs-garanties die de Engelse varkensmesters worden verstrekt.

(26)

Voor België is alleen de prijsreeks gegeven» voor dit land ontbreken ons de slachtingengegevens,

Hieruit blijken in het algemeen wel duidelijk de cyclische bewe-gingen in produktie en prijzen en het contraire verloop van deze beide grootheden. De periode waarin zich de volledige cyclus afspeelt, va-rieert van 2 tot 3 jaar.

Veranderende consumptiegewoonten kunnen invloed op de duur van de cyclus hebben. De laatste jaren schijnt de voorkeur van de consumenten uit te gaan naar z.g. mager vlees, wat leidt tot het slachten van jon-gere (lichtere) dieren, dus tot een bekorting van de gemiddelde mest-periode. Uit de grafieken is zulks, wat Nederland, Duitsland en België betreft, wel te constateren. De cyclusduur tendeert in deze landen naar

een kortere periode.

In onderstaande tabel zijn de gemiddelde slaehtgewiehten in Neder-land en DuitsNeder-land opgenomen voor de periode 1950 t/m I960. Hieruit

"blijkt ook wel duidelijk de vraag naar lichtere varkens.

Tabel -8

GEMIDDELDE CL;iC:iTGEV/IuNTEN ( I N KG) VAN I N L . L N D . 3 E VARKENS IN NEDERLAND EN UE3T-DUIT3LAND

J a r e n N e d e r l a n d V' e s t - Du i t s 1 a n d

1950 ( 4 e k w a r t a a l )

1951

1952

1953

1954

1955

1956

1957

1958

1959

I960

103,6

99,0

95/2

92,3

94,3

89,7

88,4

88,0

87,1

89,9

85,0

96

94

95

91

93

88

89

89

86

87

87

228

(27)

-

29

In Italië; Frankrijk, België en Denenarken vertoont de prijs-cyclus een grilliger verloop dan in Duitsland en Nederland, in die zin, dat de uitslagen in de ene periode veel groter zijn dan in de andere periode. De cyclus in Delgië krijgt in de laatste jaren, rela-tief gezien, een meer gedempt karakter. De relarela-tief rustige eyclisohe 'beweging in Nederland en West-Duitsland kan zeer waarschijnlijk als een

1 ) gevolg van een effectieve markt- en prijsregulering worden gezien .

Doordat men naast de trendnatige ontwikkeling het verloop van de cycli (de "bewegingen om de trend) in het recente verleden leert kennen en zodoende attent wordt op een zekere regelmaat in de ontwikkeling, wordt een "betere toekomstvoorspelling mogelijk. In het voorgaande is reeds "betoogd, dat een doortrekken van de op "basis van de voorgaande jaren "berekende trendlijnen voor een niet te lange periode tot niet al te grote onjuistheden aal leiden. Het behulp van de kennis van het ver-loop van de "bewegingen om de trendlijn zou, indien tevens "bekend is in welke fase van de cyclus men zich "bevindt, een globale uitspraak kunnen worden gewaagd omtrent het tijdstip van omslag. Voor een grotere be-trouwbaarheid van een dergelijke korte-termijnprognose zou het noodza-kelijk zijn, dat men tevens attent is op korte-termijnveranderingen in het afzetpatroon. Wanneer b.v. uitvoer in voldoende hoeveelheid naar een land waar de cyclus tegengesteld verloop mogelijk wordt en wel op een moment dat de prijzen in het eigen land dalen en normaal nog een zekere tijd zouden blijven luien, zou dit tot een omslag op een vroeger tijd-stip leiden. Dit laatste bemoeilijkt eon voorspelling aanmerkelijk. Een dergelijke verandering van het "traditionele" afzetpatroon is meestal nog moeilijk te voorzien»

1 ) In Nederland is de marktordenonde taal: opgedragen aan het Produkt-schap voor Vee en Vlees. Hot P.V.V.-beleid is er in de eerste aan-leg op gericht het op een bepaald moment aan de markt komende aanbod in do gunstigste afzetkanalen te leiden. Zulks door middel van hef-fingen, exportvergunningen en -subsidies en het wijzigen van de ge-wiehtsgrenzen van de baconvarkens,

In Duitsland heeft de z.g. Einfuhr- und Vorratstelle de prijken van de (impcrt)-voedorgranen en daarmede de kosten van het mesten voor een groot deel in de hand. Tevens konden nog importmaatregelcn voor variions worden genomen als de prijzen te grote afwijkingen van het gewenste niveau (periodiek berekende richtprijzen) vertoonden, 220

(28)

- 30

T a b e l 9

BESCHIKBAAR VOOR Cd:JuMRTIE III KG PER HOOFD VAU DE BEVOLKIIv In de jaren Toeneming in de periode vlg.de trerd Landen Nederland Varkensvlees (incl. spek) Totaal vlees Belgi ë/Luxemburg Varkensvlees (incl. spek) Totaal vlees V/ojt-Duitsland Varkensvlees (incl. spek) Totaal vlees Frankrijk Varkensvlees (incl. spek) Totaal vlees Italië Varkensvlees (incl. spek) Totaal vlees Totaal E.E.G.-landen Varkensvlees (incl. spek) Totaal vlees Verenigd Koninkrijk Varkensvlees (incl, spek) Totaal vlees Denemarken Varkensvlees (incl. spek) Totaal vlees I95O 19,4 36,6 22,6 44,8 22,3 37,8 17,8 51,1 5,7 15,4 16,1 35,1 11,1 44,0 30,9 57,3 1951 18,4 36,7 20,6 46,0 24,4 39,8 17,6 51,6 5,3 15,1 16,4 35,9 10,8 37,0 30,5 54,4 1952 16,2 34,5 23,0 48,4 26,7 42,1 19,6 55,0 7,3 17,6 18,3 38,2 14,5 41,8 32,3 54,0 1953 18,9 37,9 23,2 49,7 27,5 44,9 21,0 58,6 6,8 18A0 18,9 40,4 17,0 48,0 36,6 57,6 1954 19,6 40,6 22,4 50,7 28,0 46,7 20,8 61,8 5,6 17,9 18,6 42,0 18,7 51,8 37,7. 57,8 1955 20,1 42,1 23,1 51,5 31,0 49,9 22,3 63,5 6,2 19,1 20,3 44,0 18,8 52,9 36,7 58,3 1956 21,1 43,0 25,0 53,1 31,6 51,9 23,9 65,7 7,6 21,2 21,5 46,2 17,8 56,0 36,5 60,2 1957 21,7 43,2 25,1 53,7 32,9 53,7 24,1 65,7 7,8 22^2 22,1 47,0 18,5 57,1 40,0 60,5 1958 20,6 42,1 24,8 54,7 34,2 55,8 24,2 64,7 7,9 23,9 22,5 47,9 19,6 57,8 41,4 62,2 1959 20,9 43,3 24,8 55,7 34,3 57,2 23,8 64,0 8,3 25,5 22,6 48,8 19,4 57,2 43,1 65,7 i960 23,8 47,0 25,6 58,0 35,1 59,6 23,9 67,6 8,5 26,5 23,2 51,3, 19,8 59,7 42,3 64,9 in ii kg|l n fo v.c'.i r e n d -aard e ',ir. 1950 4,8 10,4 4,0 12,1 12,8 22,0 6,1 16,3 2,9 11,6 7,5 [6,3 3,7 20,9 12,8 10,5 27 29 10 27 55 58 39 31 52 80 46 46

69

51 42 19 228

(29)

- 31

3 . CONSUMPTIE PEK HCOFD VAÏÏ DE BEVOLKING, INKOKEN EN ( KLEINJ-KANDELSPRIJ ZEN

a. H e t v l e e s v e r b r u i k p e r h o o f d v a n d e b e v o l k i n g 5 t r e n d s e n e m i d d e l d e n Tabel 9 geeft een vergelijkend overzicht van de vleesconsumptie per hoofd in de periode 1950 t/m 1960. Naast de oorspronkelijke jaar-lijkse verbruikscijfers is hier tevens de trendmatige ontwikkeling aan-gegeven.

Wat dit laatste betreft; opmerkelijk is de grote relatieve toename die de Italiaanse vleesconsumptie in het betrokken tijdvak vertoonde; een stijgingspercentage (t.o.v. de trerkUaarde in 1950) van gemiddeld 8 per jaar. De geringste groei, nl. 1 , 97° per jaar werd in Denemarken ge-constateerd. Absoluut d.w.z. in kg per hoofd bleek het vleesverbruik in de Bondsrepubliek het meest te zijn toegenomen. De toeneming volgens de berekende trend bedroeg ca. 2,2 kg per hoofd per jaar. Ook het vleesver-bruik in het Verenigd Koninkrijk steeg aanzienlijk^ ongeveer 2,1kg per hoofd per jaar. Het (hoofdelijk) vleesverbruik in het gehele gebied van de E.EoG. nam in de betrokken 10 jaar met ruim 16 kg (467b) toe.

Voor België/Luxemburg en Italië - in mindere mate ook in Nederla nd en West-Duitsland - kon een tendens naar een, ten opzichte van het

tota-le vtota-leesverbruik, relatief' geringer varkensvtota-leesverbruik worden waarge-nomen. In Frankrijk steeg de varkensvleesconsumptie procentueel gemid-deld sneller dan het totale vleesverbruik.De onderscheiden stijgingsper-centages in dit land bedroegen respectievelijk. 3,9 en 3,1 per jaar. Ook de Deense en Engelse cijfers wijzen op een toeneming van de voerkeur voor varkensvlees ten opzichte van de andere vleessoorten.

Tabel 10 AFWIJKINGEN VAN DE GONSUnPTIE PER HOOFD VAN VARKiJNSVLEEsf INC1.SPEK)

Landen Noderl and Bel gié'/Luxemburg West-Dui tsl and Frankri jk I t a l i ë _ E.E.G.-landen Verenigd Koninkri jk Denemarken Y.4LM-MEREKEKDE TRENDS In % van de consumptie in 1950 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1953 1959 I960 + 8,8 0 , 5 -12,4 - 1,0 0 0 - ~2,1~ + 3,6 - 4,6 - 5,7 *6,7 * 4,0 - 1,0 + 2,7 • 1,3 - 4,0 - 2,7 • 4,0 • 2,7 - 0,5 - 2,2 -0,5 - 4,9 - 1,3 • 3,1 • 0,9 - 2,2 • 5,4 • 2,2 + 2,2 • 2,2 - 2,7 -4,9 - 2,2 - 7,3 0 * 3,9 - 1,1 * 3,4 • 8,4 * 5,1 • 1,7 - 6,2 -7,9 1,8 - 8,8 »21,1 • 7,0 -19,3 - 1 4 , 0 * 5,3 + 3,5 1,2 4.3 3,1 * 1,9 4,3

J : L : A 3 „ :

3,1 -13,2 -23,7 * 1,4 0 6 , 5 • 0,5 - 4,9 - 3,2 • 6,8 •23,9 +17,0 • 0,2 - 1,3 • 6,1 - 1,2 - 6,1 * 1,0 0 . 1 - 2 0 , 7 1,6 li8_ _°_ - . 3 , 1 8,9 -13,2 2.5 -3,9 Goraiddel de afwijking 1950 t/m 1950 i n %v. d . c o n s . 0,8 4,2 0,5 2,3 0,6 2,9 0,8 4,3 0,'t 7,5 . 3 , ] . 0 , ^ _ . 2,9. 1,2 1,1 10,9 3.5 228

(30)

32

Tabel 10 geeft een inzicht in de mate waarin de verbruikscijfers van varkensvlees afwijken van de respectievelijke rechtlijnige, trends. De ontwikkeling in België/Luxemburg en West-Duitsland vertoonde rela-tief de geringste fluctuaties. De gemiddelde afwijkingen in de onder-zoekperiode bedroegen in deze landen, uitgedrukt in cp van de ver-bruikscijfers in 1950? respectievelijk 2,3 en 2,9°. in kg per hoofd 0,5

en 0,6. Voor het gehele U.E.G.-gebied bedroeg de gemiddelde afwijking 2,9^ of 0,5 kg.

Grafiek r

BESCHIKBAAR VOOR CGKJUÏiPTIE IK KG FER HOOFD VAK DE BEVOLKING ( a ) GEMIDDELDE III DE PERIODE 1 9 5 0 t / m i 9 6 0

( b ) IK i 9 6 0 k g 70 r. 6 0 50 40 30 20 10 — ïVc.rkons / l e e s j S [jG-k. WA| a n d e r e YaA v l o es 3 o o r t e n b

m

m i S 'ü M u 0 m i 0 f;o u :i : 0 ro . • H f= Î50 O M M a 3 fC] ;-l rM ' f ^ i •H fH 'S cd TH £•-, 0 r—1 M - P . - H

£

) *~"! :C> • H i-H tù - P M O O 0 r j j H Ö 0 ci; P3 r H ^ r - j rd - H 10 fn

'Fi-3

O - H 14 rf •') O > W Ö 0 M fn nj i z ; O r j 0 p. ?28

(31)

33

-Hat vleesverbruik ir: de "betrokken periode "blijkt in de verschil-lende landen nogal uiteen te lopen (zie grafiek 5 ) . Het hoogste gemid-delde vleesverbruik per hoofd van de "bevolking werd in Frankrijk gerie-ten, ni. ca. 61 kg. Ongeveer 36';o hiervan v/erd in de vorm van varkens-vlees (incl, spek) verbruikt, In Italië is het gemiddelde varkens- vleesver-bruik het laagst; ongeveer 20 kgj hiervan ca. 3 % varkensvlees en spek, In Denemarken werd de hoogste varkensvleesconsumptie waargenomen, rond 37 kg, direct daarna volgt de V/estduitse varkensvleesconsumptie met ca. 30 kg per hoofd.

• , 1) b. I n k o m e n e n v l e e s v e r b r u i k '

De'onderlinge verschillen in het vleesverbruik per hoofd hangen ongetwijfeld voor een groot deel samen met verschillen in inkomensni-veaus. Andere belangrijke "bepalende factoren zijn de prijsontwikke-lingen en de mogelijk van land tot land verschillende verbruiksgewoon-ten. In dit stadium van onderzoek is het vooralsnog niet mogelijk ge-bleken de invloed van elk van deze factoren afzonderlijk te

kwantifi-ceren. Op basis van de tot nu toe beschikbare gegevens kan nog alleen een zeer algemeen beeld v/orden geschetst.

1) V/aar in dit onderdeel sprake is van "inkomen", wordt het z.g. net-to-nationaal inkomen per hoofd tegen factorkosten bedoeld. Ten-einde geldswaardeverandcringen te elimineren zijn voornoemde in-komens gecorrigeerd met de index voor de kosten van levensonder-houd (basis 1951), Ook de in de desbetreffende grafieken weergegeve; prijzen zijn voor de in de betrokken periode opgetreden

gelds-waardeveranderingen gecorrigeerd.

Het bleek niet mogelijk van land tot land vergelijkbare cij-fers over de in dit verband ongetwijfeld juistere voor bestedingen beschikbare inkomens te verkrijgen. Op goede gronden mag echter worden aangenomen dat er een redelijke parallelliteit in de ont-wikkeling van de beide categorieën inkomens bestaat, zodat ook met het netto-nationaal inkomen voldoende indicatie wordt verkregen.

(32)

16c 15c 14c-13c 12( 110 100 90 80 70 ÙC2WUÏÏPTIE PEDEPLAKD

1

51 J ! ! L "" y[ ~ Grafiek ba CL* P P I J S V M V A S E E L T O V L E E S E N I E H M E L ' P E R Î Ï G 0 F D

VAK DE; BEYÜLKIKG ( B A S I S 1951)

_L .I I6O I3O H O 130 120 110 100 90 80 70 BELGIE/LUXEMEURC

Y

J ! L J L 52 53 54 55 56 57 59 60 51 52 53 54 55 56 57 53 59 60 190 180 170 160 150 140 130 120 110 100 70 FKAiïKRIJK UEST-KJITSLAÏÏD 9 0 - \ 80 > 5 I 5 2 53 54 55 % 57 5% 5 9 6 o 51 52 53 54 55 56 57 5Ö~"59 ' & 228 consumptie inkomens prijzen

(33)

CONSUMPTIE E N P R I J S VAK" VATÎXEÏT3VLJJS;J EU INKOMEN

PER HOOFD VAi: BE BE-/ VOLKIKG (BAG 13 1 9 5 1 )

190-VERENIGD KONINKRIJK

51 52 53 34 5 5 56 ^ 7 58 59 6

9

180

170

160

150

140

/

DENEMARKEN

90

80

70

60

50 h

Y

j i i i i i i

52 53 54 55 56 57 50 59 6C 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60

228

consumptie

..inkomens

p r i j z e n

(34)

36

-In de graf ieken 6 a en 6b is de ontwikkeling van inkomen, verbruik van varkensvlees- en spek en prijzen per land in beeld ^'c^or-ach.19 ter-wijl in de graf ieken 7 a en 7 b nog een vergelijkend overzicht, is

gege-ven wat betreft het vleesverbruik op verschillende inkomensniveaus. Het in de graficken 7 a en 7b en ook in tabel 11 gelegde verband

moet als een - het zij hier nogmaals gesteld - gebrekkige benadering worden gezien. Het gehele effect op het vleesverbruik - voor een deel

een gevolg van inkomens- en prijswijzigingen - is hier zonder meer a;n inkomenswijzigingen toegeschreven, In hoeverre de in tabel 11 gegeven verhoudingsgetallen als z„g. inkomenselasticiteiten ( d.w.z. de rela-tieve veranderingen in het verbruik als gevolg van relarela-tieve verande-ringen in het inkomen) kunnen worden gezien., is afhankelijk van de

prijsontwikkeling ( verbruikersprijzenj en de mate waarin op prijsver-c-nderir.gen wordt gereageerd. Als de veronderstelling dat de verbrui-kersprijzen de dalende tendens van de producentenprijzen - wij doelen nu op de prijzen van varkensvlees; vergelijk de grafieken 6a en 6b -gemiddeld zullen volgen, inderdaad reëel is, sullen de zuivere inko-menselasticiteiton lagere waarden hebben dan de in de betrokken tabel opgenomen percentages. De prijsdaling heeft het vleesverbruik onge-twijfeld mede beïnvloed.

1) De in de grafieken 6a en 6b weergegeven prijsontwikkeling (prij-zen gedefleerd met de index van de kosten van levensonderhoud) is gebaseerd op producenten-(markt)prijzen. Eigenlijk zouden hier ge-middelde kleinhandelsprijzen moeten zijn gehanteerd; deze laatste prijzen toch beïnvloeden het verbruik. Onvolkomenheid van het ter beschikking staande cijfermateriaal - het berekenen van (gewogen)

gemiddelde verbruikersprijzon is niet mogelijk gebleken - leidde er toe dat met eerder genoemde prijzen moest v/orden volstaan. De veronderstelling dat de kleinhc.ndelsprijzen de ontwikkeling van de producentenprijzen gemiddeld wel ongeveer zullen volgen blijkt, ge-zien de heersende concurrentieverhoudingen, echter niet onredelijk, zodat uit de desbetreffende grafieken v/el een globcal inzicht kan worden verkregen.

(35)

fK

A! <i> • H < H « i H Ü V Û G A ^— 0 - H O i r \ CA T — H W O i—1 r-H M p.H |,r.| H t -H M h O < 1 Hi pr; M (-£• k l f-H T_ L ^ i C<\ "* r/î H <-'H PH M >_J M * r,"î M « O CO M ! " " • * w I--I r-q CO

s

H Ci -TH k ^ O S M ' ro !C3 H LH

â

f-q F i O o o x x,. xx*

o °

EPS x x x x x o o o o^ o o o o 0 G O o o J I L tu3 rH Pi ^ Ö CU M ' d 2 « i-^ r-\ :cu rH - H CD bû t * r H 0) CD ÊH pq T j £ Cli r H ra HJ • H ,3 PH 1 - F W CD A i •r-3 • H f4

3

cd fH :CD • H r H cd - p fin H A i •<~3 •rH • H S O M ' d •rH CD f H 0) > Ö CD A i

a

S O) f3 O O £ ~1 •H v-' A i •H ~ fH fH CD _ > L O i K t O H -O X -O -O D a a u u u u U a o cr\ CM O ir\ o O -XJ •^H- r H M t l CD O s o L/A m r<~> o L O Ï CM O C\ C\J T - co r— vo ' H " l ( " \ f! f!

(36)

P> M G) • r i Cd fH O o vo O x v— PI - p o Lf> CA ^— H O O M C I M P-t P ! Pi -P M n r-n .... ^-~^ ^— LC\ o^ •*— w P I r.o -3 m P i H--' o h— 1 \ ^ n n !'-..-i o r0 ! - 1 H !.:> H P I r — m

. ° - °

Ä O - o • 0 • * + ° • + » + + o * x + o x Q **o o . o ff* •o o o o o o o o 6X1 u p' -d r° H P 'd CD r H M w rö 2 - P Ö P I - H r H :dJ p U - H | CD tXi - P TJ r r i M CD CD CU & W 13 P! • r - j •H M Pi 5H Cl) U PH :CD • H r-H cd - p H •r-J • H r-! • H s O k ^ •n fc,o • H Ö CD ^ CD > Ö CD y "m cd s CD ö 0 o o o

3

U P> H O > -r) UI f-:1 "-^ PI P p; Pi • i f M '-; w p p p PI PI P, K-j (• - ^ ^ . . P M pi PI u D • • D a r_P Cp u O •^ I T \ ö ^ • H e ö 'd QJ r - l S3 &J3 O Pj O S o M T -O C\i O OA CO <M -r- T - r— vo LTi m o

(37)

- 39

GEmIDDELDE VMBPaJIKoTOENEKMG BIJ TOEHElilTG VAU HET IHKCkEîT (PERIODE 1950 t/ra i 9 6 0 ) T a b e l 11 'T, HOUdD Lenden l l e d e r l a n d B e l g i ë / L u x e m b u r g iV es t--Dui t s 1 and F r a n k r i j k I t a l i ë Ver e n i gd Ko n i nier i j k D e n e m a r k e n GeraiddeIde t r e n d m a t i g e i n k o m e n s s t i j g i n g i n p r o c e n t e n

5

2 10

5

ö

4

,5

,6

4,5 G e m i d d e l d e t r o n d m a t i g e verbruik::;toeneraing g e ~ r e l a i e e r d a a n do g e m i d -d e 1 -d e i nk om e ns s t i j g i n g v a r k e n s v l . ] a l l e v l e e s -J c a t e g o r i e ë n 0,47 0,79 0 , 5 2 0 , 7 0 1,16 0,50 1,13 0,55 0,55 1,70 ? 1 3,14 2,00 <- , J

0.9c

,U'

Ook betrokken op het inkomen, blijkt zoals uit tabel 12 kan wor-den opgemaakt, de relatieve verbruikstoeneming in de E0EcG.-landen - uitgezonderd Frankrijk - voor alle vlees tezamen hoger te liggen dan voor varkensvlees. Hieruit zou,, als geen rekening wordt gehouden met prijsinvloeden, kunnen v/orden geconcludeerd, dat de ontwikkeling bij stijgende welvaart in deze landen tendeert naar een relatief ge-ringer verbruik van varkensvlees en een groter verbruik van andere

vleescaiegorieën, In Frankrijk, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk echter bleek het verbruik van varkensvlees bij gelijke toeneming van het inkomen r elatief meer te zijn tcegencmen dan de totale

vlees-consumptie.

1) De in tabel 11 opgenomen verhoudingsgetallen voor het Verenigd Koninkrijk geven in feite een niet geheel juist beeld van de werke-lijke ontwikkeling en zijn daardoor in zekere mate onvergelijkbaar met de voor de andere landen gevonden relaties» Dit geldt dan spe-ciaal voor de categorie varkensvlees. De op basis van de gehele periode 1950 t/m 1060 berekende trend in de varkensvleeaccnsumptie geeft namelijk als gevolg van een breuk in de ontwikkeling na 1954 - het jaar waarin de vleesd.istribu.tie in het betrokken land werd

opgeheven- een te grote toeneming weer. De élasticité!tscoëffi-ciënt - als wij het desbetreffende verhoudingsgetal even zo mogen noemen - zal dichter bij de twee liggen, (vergelijk de grafieken 6a en 6b, tabel 11 en de grafieken 7a er! 7^)« In zekert' zin doet

deze moeilijkheid zich ook voor bij de Italiaanse cijfers. Ook in

dit land is sprake van een breuk in d e ontwikkeling; een stijging tot 1952 daarna een scherpe daling tot 1954 en een herstel in 1956«

(38)

40

-De grafieken 7a en 7b geven een inzicht in de relaties tussen inkomen (in guldens) en het vleesverbruik per hoofd van de bevol-king,, zoals deze sich in de betrokken periode in de onderscheiden

1) landen voordeden ,

Er blijken tussen de diverse landen op ongeveer gelijke in-komensniveaus aaniaerlr.elj.jke verbruiksverschillen te bestaan. Bij

een inkor.,e'n per hoofd van f. 1450,- wordt b„v. in Italië gemiddeld

8,5 k-G' varkensvlees verbruikt, terwijl de gemiddelde Duitse

var-?)

kensvleesconsumptie bij ditzelfde inkomen ruim 22 kg is. Als men Duitsland en België vergelijkt, dan blijkt in het eerstgenoemde land bij een lager gemiddeld inkomen meer vlees te worden verbruikt. Ook bij onderlinge vergelijking van andere landen (b.v. frankrijk en Denemarken), blijken deze verschillen in verbruiksstructuur te be/^t a an.

Voor een deel kunnen deze verschillen door verschillen van

relatieve duurte (vlees; andere voedingsmiddelen) worden verklaard; voor een ander doel - wellicht het grootste deel - door

verschil-len in inkomensverdeling en voedingsgewoonten.

De desbetreffende grafieken (dubbel logaritmische schaalverde-ling) kunnen tevens een zeer globale indruk van de elasticiteiten in de diverse landen ^even. Voor dit doel zijn drie hulplijnen getrok-ken waarvan do hellingen de bijbehorende elasticiteitscoëfficiönten weergeven.

1) De uit de grafieken 7" a en 7b blijkende inkomensdaling in ïl-v.nhri jic in de jaren 195*2 f-n 1959 (in de grafieken aangeduid) is in

natio-nale valuta uitgedrukt m.inder sterk geweest. De te' constateren dalin houdt verband met- de devaluering van de Franse geldeenheid.

2) Hier is verondersteld dat een gelijk inko'ensniveau op basis van het nationaal inkomen tegen factorkosten ook een min of meer gelijk beschikbaar (beschikbaar voor consumptie en/of besparingen) inkomen betekent.

(39)

ffld. 620

- 41 - Gre.fi ek 8 a UOdoülIPl'IErRIJZEï! VAI-F VARkElr3VLEES ( HAMLAddEil) HT GLD. p . 1 0 0 KG

ÏÏED ERLAND 600 58O 56O 540 cCi'iGUiiienton-p r i j s v a n v a r k c n a v l e e - ; ( h a m l a p p e n ) 520 500 480 46O 440 420 400 > 320 300 280 260 V - . . 228 240 220 200 180 160 140 <> --\ \ _ _ - ~ ~ \ .•concumenten-/ pri;j.j v a n /•--- r.:;/ ek p r i . ' o c l u o e n t e n -v a r k e n s v l e e s i n g l & . p e r 100 kg l e -vend ^ e v i c h t _L

50/ 5V 52/ 53/ 54/ 55/ 56/ 57/ 58/ 59/ 6o7~61 / '

51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61' 62

223

(40)

42

-cCiTswiEînrrj.Jzrz

YAIT VAI:KEÏ;,;VLEEG IÎÏ GLD. PEÏÎ 100 KG Grafiek 8 b 640 620 600 -580 56O -540 520 500 480 460 440 420 400 38O

360

340

DÜÏTÜLAIÏD < >

260

240 120 h_ >

/-'' consument cuprite

van varkensvlees

( k o t e l e t )

o o nrj u n o :it e npr i j s

'

v

v van v a r k e n s v l e e s

/ \ j(-V"c1-s buikvlec-u)

\ ^

50/ 5 1 /

51 52

53 JL

5'-

'53/ 54/ 55T

54 55

56

56/

57

58

"58/

59

59/

6Ö7"

£û 61 .

p r o du c e 111 e n~ " p r i j s v a n v a r k e n s v l e e s i n g l d p e r 100 k g l e -J TJ

6 1 /

62

?28

(41)

43

c. K l e i n h a n d e l s p r i j z e n e n p r o d u c e n-t e n p r i j z e n

• In het voorgaande werd de veronderstelling gemaakt dat, gezien de bestaande concurrentieverhoudingen, de verbruikersprijzen de ont-wikkeling der producentenprijzen gemiddeld wel ongeveer zullen volgen. Met "behulp van het voorhanden zijnde materiaal ia een voldoende toet-sing van deze uitspraak niet mogelijk gebleken. Een gemiddeld verloop van de kleinhandelsprijzen van varkensvlees (alle vleesstukkon) viel vooralsnog niet te berekenen.

Voor enige landen (i.e. Duitsland en Nederland) beschikten wij over de verbruikersprijzen van enkele varkensvleessoorten. Deze prij-zen en de producentenprijprij-zen van varkens in de betrokken landen zijn in de grafieken8 a en 8b uitgezet. De cijfers zijn gebaseerd op

maand-1 )

prijzen waardoor ook de fluctuaties binnen het jaar tot uiting komen. Ook de trendmatige ontwikkeling is in de betrokken grafieken aangegeven.

Duidelijk blijkt hier de parallelliteit in de cyclische bewegin-gen. De periodieke daling en stijging van de varkensprijzen werkt vrij-wel onmiddellijk door in de prijzen van de afzonderlijke vleesstukken. De richting van de prijsontwikkeling (de trend) en ook de amplitude van de cycli is echter verschillend. De verbruikersprijzen van de duur-dere vleessoorten (hamlappen,, koteletten) vertoonden in de periode 1950 t/m I960 gemiddeld een stijging» de goedkopere soorten (spek en buik-vlees) daalden gemiddeld in prijs. In Nederland daalden de spekprijzen gemiddeld sneller dan do varkensprijzen.

Tab cl 12 GELIDDELDS AFWIJKING VihJ DE PRIJZEN (12I4ÂANDS VOORlVJuHRIJDEND GEMIDDELDE)

VAN DE RESPECTIEVELIJKE TRENDS

Nederland Hamlappen Spek Varkens Duitsland Koteletten Buikvlees Varkens

Gemiddelde afwijking in de periode 1950 t/m 1950/*51 2,4£ 3,07c 3,9/o 2,4/. • 2,7£ 3, 2/0

1) Seizoenbewegingen en toevallige fluctuaties zijn geëlimineerd door een voortschrijdend gemiddelde van deze maandprijzen te berekenen. 228

(42)

44

-Zoals uit de percentages uit de voorgaande tabel raag blijken,

fluctueerden de varkensprijzen gemiddeld meer dan de ( consumonten)prij-zen van de betrokken vloesstukken. De uitslagen van de prijsbeweging van de betere vleessoorten waren gemiddeld procentueel kleiner dan de-pri jsfluctuaties van spek en buikvlees.

Ook uit prijsgegevens van enige andere landen (België, Frankrijk en Italië) is gebleken, dat de verbruikersprijzen van varkensvlees een minder fluctuerend verloop hebben dan de varkensprijzen.

Als een van de oorzaken hiervan kunnen de distributickosten wor-den genoemd. De kosten van de distributiesector - voor een groot deel vaste kosten, waarvan het niveau vrijwel niet door de varkensprijzen zal worden beïnvloed - brengen een star element in de verbruikersprijzen. Hoe groter het vaste, kostenaandeel in de marge tussen producentenprij-zen en kleinhandelsprijproducentenprij-zen wordt, hoe meer de producentenprijproducentenprij-zen (rela-tief gezien) zullen gaan fluctueren.

Verder schijnen de detaillisten er naar te streven de marges tegen-gesteld aan de varkensprijzen te doen fluctueren, In Duitsland werd dit

1 ) geconstateerd door het "Institut für landwirtschaftliche Marktforschung" ,

Onafhankelijk van de kostenontwikkeling zoudon in Duitsland de mar-ges tussen producenten- en verbruikersprijzen bij een groter aanbod en dalende prijs van slachtvarkens absoluut worden verhoogd en bij een ge-ringer aanbod en stijgende prijs absoluut worden verlaagd. De kleinhan-delsprijzen zijn, als gevolg van deze prijspolitiek, stabieler dan de producent enprijz en.

1) Sedert 1953 wordt door dit instituut de ontwikkeling van de klein-handelsmarges in de vleessector gevolgd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

het door het aannemen van geld of goed voor het berugbezorgen van gestolen goed zich zelf of den dader of medeplichtige aan den diefstal opzettelijk voordeel bezorgen; op deze wijze

Het is waarschijnlijk dat een nieuwe eigenaar van de grond (in 2017/2018) een ander plan zal (willen) maken dan het plan uit 2004 van Pre Wonen. De gemeente wil ruimte bieden om

1) Ingevolge artikel 5 van de Wvg kan de gemeenteraad gronden aanwijzen waarop van toe- passing zijn de artikelen 10 tot en met 24 en 26 en 27 van de Wvg. 2) De commissie

De beoordeling van de vraag of mevrouw De Waard-Melman planschade heeft geleden ingevolge artikel 49 WRO (oud) dient te worden beoordeeld aan de hand van zowel het plan

Op grond van artikel 21, eerste lid WRO kan de raad verklaren dat voor een bepaald gebied een bestemmingsplan wordt voorbereid, het zogenaamde voorbereidingsbesluit.. Dit is in het

Naar verwachting gaan dit jaar ook 50 procent minder Nederlanders op vakantie in eigen land, dat zijn er 12,5 miljoen.. In totaal komen naar verwachting dus 24,5 miljoen minder

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestem- mingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een

De integrale werkwijze draagt bij aan gewenste resultaten op het gebied van armoede en (arbeids)participatie, evenals een verbeterde situatie op andere levensdomeinen. Het gezamenlijk