• No results found

Rentabiliteit van de boomkwekerij in het kwekersbedrijf van Boskoop en omgeving. Voorlopige berekening 1961/62. Definitieve berekening 1960/61

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rentabiliteit van de boomkwekerij in het kwekersbedrijf van Boskoop en omgeving. Voorlopige berekening 1961/62. Definitieve berekening 1960/61"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wo Jo van Winden

RENTABILITEIT VAN DE BOOMKWEKERIJ IN HET KWEKERSBEDRIJP VAN BOSKOOP EN OMGEVING

Voorlopige berekening 1961/62 Definitieve berekening I960/6I

Verslagen No* 3

November I962

Landbouw-Economisch Instituut - Conradkade 175 - 's-Gravenhage - Telg6l.4i.6l Publikatie toegestaan,, mits met duidelijke bronvermelding

(2)

INHOUD

Biz.

WOOED VOORAF

1. Doel van het onderzoek 7 2o Aard en betekenis van het boomkwekerij centrum 7

3» De "basisgegevens voor het onderzoek 8

4» De steekproef 8 5o Wijze van "berekening der bedrijfsresultaten 8

6. De resultaten van het onderzoek; 9

a. de bedrijfsresultaten 9 b. de spreiding van de rentabiliteit 12

c. het gezinsinkomen per ondernemer 15 d. de spreiding van het ondernemersinkomen 15

e. vergelijking met vorige jaren 15

BIJLAGEN

1. De structuur van de boomkwekerij van Boskoop en omgeving

2« Algemene toelichting

19 20

(3)

B I B L I O T H E E K . DSR

LANDBOUWHOGESCHOOL YvAGENINGEN,

(4)

WOORD VOORAF

Een van de taken die de afdeling Tuinbouw elk jaar weer in haar werkprogramma opneemt is het onderzoek naar de rentabiliteit in de "belangrijkste sectoren van de tuinbouw. In dit kader ver-scheen in 1962 reeds een zestal publikaties betreffende de renta-biliteit over 196I (Zuidhollands Glasdistricts Venlo e.o,,

IJssel-monde, Bloembollenstreek/Anna-Paulowna, Aalsmeer en Westfriesland). Met dit verslag over de rentabiliteit van de boomkwekerijen

in Boskoop en omgeving wordt de reeks over het teelt jaar 1961 besloten. In het onderzoek zijn de waardeverschillen van de plantopstand van het begin en het einde van een jaar buiten beschouwing gelaten. De onjuistheden, die daardoor kunnen ontstaan, zullen kleiner zijn naarmate een gemiddelde over een groter aantal jaren wordt genomen. Om deze reden zijn behalve de resultaten over de jaren I96O/6I en 1961/625 tevens de gemiddelde resultaten over de periode 195'S/59 — 1961/62 (4 jaar) vermeld.

Vermeld zij, dat bedrijven, waarbij inkoop en verkoop van boom-kwekerijprodukten van enige betekenis zijn, buiten het onderzoek zijn gehouden.

Dank komt toe aan ir. C. Dorsman, rijkstuinbouwconsulent te Boskoop, en aan zijn hoofdassistent de heer P. de Vogel voor de medewerking die zij aan het onderzoek hebben verleend.

Dit verslag is samengesteld door w, J. van Winden en zijn-medewerkers van de afdeling Tuinbouw.

DE DIRECTEUR

's-Gravenhage, november 1962 (Prof. dr. A. Kraal)

(5)

7

-1. Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is, inzicht te verkrijgen in de financiële resultaten van de boomkwekerij in Boskoop en omgeving, In overeenstemming met het hij het rentabiliteitsonderzoek in de tuinbouw van het L.E.I. gekozen uitgangspunt is het onderzoek be-perkt tot de zuivere boomkwekerijbedrijven, Be bedrijven van

exporteurs en handelaren zijn dus o.m. buiten beschouwing gebleven. Bedrijven die zo klein zijn dat zij aan één man geen voldoende

arbeidstaak verschaffen zijn evenmin in het onderzoek opgenomen.

2. Aard en betekenis van dit boomkwekerijcentrum

Het boomkwekerij centrum van Boskoop en omgeving is gelegen in een van de waterrijke veengebieden van Zuidholland. Volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn in 1957 in dit gebied 933 bedrijven geteld, waarop boomkwekerij werd be-oefend* De totale oppervlakte van deze bedrijven bedroeg in dat jaar + 65O ha, d.i. 24^ van de landelijke oppervlakte aan boom-kweker ij ge wassen.

De teelten in dit gebied zijn gericht op gewassen als

azalea's, rododendrons, een groot aantal andere heesters en sier-cohiferen, rozen en vaste planten. Andere belangrijke categorieën van boomkwekerijprodukten, zoals laan- en parkbomen, bos- en

haagplantsoen en vruchtboomonderlagen treft men er niet of in zeer geringe mate aan.

De gewassen worden in een groot aantal soorten op de bedrij-ven geteeld. De mate van verscheidenheid wordt nog vergroot door het aantal leeftijdsklassen waarin de gewassen zijn te onder-scheiden. De tijd waarin de produk.ten op het bedrijf nin

bewer-king" zijn varieert over het algemeen van 1 tot 4 jaar. Er zijn

echter ook gewassen die een langere groeiperiode behoeven voordat ze als "gereed produkt" kunnen worden beschouwd. Gelijktijdig is dus slechts een gedeelte van de plantopstand leverbaar.

Zowel door de structuur van de plantopstand als onder in-vloed van de vraag naar boomkwekerijprodukten kunnen de afgele-verde partijen jaarlijks min of meer sterk afwijken van de

ge-middelde jaarlijkse leverantie van een zelfde bedrijf. Dergelijke schokmatigheden in de afzet vormen voor de berekening van het

bedrijfsresultaat over een jaarperiode een moeilijkheid die zelfs door middel van een uitvoerige administratie niet in alle geval-len op een bevredigende wijze kan worden opgelost. Alvorens hier nader op in te gaan zij er bij voorbaat reeds op gewezen dat

administraties die aan deze moeilijkheid ook maar enigszins tegemoet komen, op de onderzochte bedrijven niet zijn aange-troffen.

(6)

8

-3. DÜ "basisgegevens voor het onderzoek

Van de voornoemde 933 bedrijven zijn er 824, d.i. "bijna 90$, in de gemeenten Boskoop, Hazerswoude en Alphen aan den Rijn (resp. 492, I88 en 144 "bedrijven) gelegen«, De overige gemeenten zijns Roeuwijk (58) Zwämmerdam (28) en Waddinxveen (23).

Het onderzoek is ingesteld op bedrijven welke in de eerst-genoemde drie gemeenten zijn gevestigd«

Zoals reeds in de aanvang van dit rapport werd vermeld, is het onderzoek "beperkt tot do zuivere boomkwekerijbedrijven, voor zover deze tenminste a&n één man een volledige arbeidstaak verschaffen.. Van de genoemde 824 "bedrijven kwamen daardoor on-geveer 45O "bedrijven voor het onderzoek in aanmerking, Aan de hand van de gegevens van de landbouwtelling, steekproefsgewijs

aangevuld met een "beoordeling door het rijkstuinbouwconsulentschap, kon nl. worden afgeleid, dat ca, 457° van de bedrijven niet

vol-deed aan de normen die als uitgangspunt voor het onderzoek zijn gesteld.'

Nadere bijzonderheden hieromtrent zijn opgenomen in bij-lage 1.

4. De steekproef

Het aantal bedrijven dat voor deelneming aan het onderzoek is geworven, bedraagt 5O5 d.i. 11$ van het subuniversum dat wij met behulp van deze steekproef wilden onderzoeken. De bedrijven zijn gekozen uit de cliëntenlijsten van 6 in de desbetreffende

gemeenten gevestigde administratiekantoren» Uit doelmatigheids-overwegingen is voornamelijk uit die bedrijven gekozen, waar-van de boekhouding per 31 december wordt afgesloten. Het voor-deel van het vroeger gereedkomen der cijfers heeft hierbij zwaarder gewogen dan het nadeel dat de resultatenberekening niet is afgestemd op het eigenlijke seizoen, dat loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

(Zoals nog zal blijken is aan dit bezwaar tegemoet gekomen.) De keuze van de bedrijven is overigens, zij het met inacht-neming van het aantal bedrijven per gemeente en van de criteria welke voor een onderscheiding der bedrijven naar bedrijfsgrootte en intensiteit zijn gesteld, willekeurig verricht.

5. Wijze van berekening der bedrijfsresultaten

De wijze van berekening der bedrijfsresultaten is uiteen-gezet in de aan dit rapport toegevoegde bijlage 2, In deze bij-lage is tevens de verklaring gegeven van de in het rapport ge-bezigde begrippen en kengetallen,

In verband met de invloed van de toegepaste wijze van be-rekening op de becijferde bedrijfsuitkomsten, wordt er met na-druk op gewezen dat voor een juiste beoordeling van de cijfers, kennisneming van de inhoud van genoemde bijlage noodzakelijk is.

(7)

- 9

Dit geldt in het "bijzonder ten aanzien van de volgende feitens

1. in de kosten is geen bedrag opgenomen voor de leidinggevende en toezichthoudende arbeid van de ondernemer;

2«, het "bedrijfsresultaat (netto-overschot) is berekend door de verkopen over het seizoenjaar (juli t/m juni) te verminderen met de kosten over het kalenderjaar.

Zoals uit de beschrijving van de toegepaste werkmethode zal blijken, moet een voorbehoud worden gemaakt ten aanzien van de nauwkeurigheid waarmede de resultaten per periode van één jaar zijn te benaderen.

6. De resultaten van het onderzoek

In tabel 1 is - gemiddeld por bedrijf - een overzicht

gegeven van het grondgebruik en de arbeidsbezetting. Het belang-rijkste onderdeel, de boomkwekerij, kon niet worden

gespecifi-ceerd als gevolg van de tijdrovendheid van een daartoe benodig-de inventarisatie van benodig-de plantenopstand. Op aanwijzing van het rijkstuinbouwconsulentschap konden de 50 bedrijven voor het onderzoek echter in 2 groepen naar teeltintensiteit worden onderscheiden. Uitgangspunt voor deze onderscheiding was de veronderstelde waarde van de plantopstand per

oppervlakte-éénheid. De groepen zijn aangeduid met "intensief" en "'extensief', De tabel toont aan, dat het onderzoek betrekking hoeft op

gemiddeld kleine, doch zeer arbeidsintensieve bedrijven met een beteelbare oppervlakte van 70 aren en een arbeidsbezetting. vàn ongeveer 2 man. De "intensieve" bedrijven zijn, naar de opper-vlakte gerekend, gemiddeld iets groter dan de "extensieve" be-drijven. Zij vragen echter bijna een man meer arbeid.

a, De bedrijfsresultaten

De resultaten, welke voor de beide groepen en voor alle be-drijven tezamen over 1960/61 en 1961/62 werden becijferd, zijn in tabel 2 gemiddeld por bedrijf tot uitdrukking gebracht. Bepalen wij ons tot het netto-overschot dan blijkt dit te zijn benaderd op een gemiddeld bedrag per bedrijf van f..8660,- over I960/6I en van f.10.600,- over 196l/62; over vier jaren is dit een bedrag van ongeveer f. 8200,- per jaar. Bij een onderscheiding van de bedrijven in de bovengenoemde subgroepen blijkt, dat de groep van de intensieve bedrijven aanmerkelijk winstgevender was dan die van de extensieve bedrijven. Het netto-overschot over vier jaren werd nl. gemiddeld per jaar resp. op ongeveer f.12,800,-per bedrijf en f. 3800,- f.12,800,-per bedrijf berekend.

Bij vergelijking van deze resultaten, zowel onderling als met die van andere takken van land- en tuinbouw, moet rekening worden gehouden met de verschillen in bedrijfsgrootte. Het is daarom gebruikelijk het netto-overschot uit te drukken per f.100,-kosten.

(8)

1 0 -i H V O O N i—l G O O MD 0 \ r-i Pi a fe •-s M P H fi H PQ P H w P H O 1-3 M fi fi H Ä H O CS M E-I

s

W m CO ( 3 • <ü s H M H 1=) P H PP w o

g

O M O s-^. m m o <+H '1-3 • H O Ü to • H ft O r H FH 5 t> r H V U O N r H O V O O N r H <+H 0) • H CO G O - p M 0 « H (1) • H CQ G Ü - P G • H G 0 > 0 T - J r H 1 - H H S fH rtrû'D t u CD • H CO G O - P • H • et = H o • H CQ G O - p G • H G CD > 0 T - 3 r H 1 ' H r H <D FH f j r Q T 3 V O CNJ ^ t CNJ O LTN V O CM ^ CNJ O L T \ G CD > ' f - 5 • H r i T 3 CD r O r H n3 • p G K3 <Ü CNJ L f N 0 0 ^ J -o o r-i CNJ LfN C O ^ r o o r-i ^ G • H G O > ' O • H r i T 3 O r Q H cd - p G cd <! CD FH cd O FH cô CD FH Cd CD h cô S) u a 0 FH cd M • H a FH r Q CD M T J G O FH O -3" V O O r— r— vo CNJ V u O N V O L f N V U G O FH M G O ft O O T 3 G • H • o • H fH CD A i o £ kj g O O m CNJ <=t r O CNJ *tf-r O 01 tô r H M FH O T 3 G O Ö CD T 3 H 1 1 1 r H H H - P • H 3 FH « H G CD 0 - P G 0 O FH O V Û V u -3-t — O C— LTN V O ^t-r— O N V Û > 3 O X> G • H 2 - P r-i cd cd 4 = O EH l / N r H n~> O N L I A C— Q 0 T 3 FH O T 3 G CÖ cfl T 3 FH 3 3 Xi FH L P !=» O N H O N CM "d-CNJ L f N H C— CNJ r H CNJ G CD FH 0 HP cd r * <f\ G 0 1 3 cd ft 0 t J G P > •<~) • H r H X> tf\ <+H FH M O O N T j -o r H C— O N O N CO V O O H C -O N 0 - P A i cd r H > U 0 ft ft O 0 r-i cd FH - P m et) T f cd A i 0 . H : cd ; H -5 . o : EH ' G •H - P - P 0 CO. 0 X> CO T 3 • H 0 r Q FH cô 0 T 3 G cd > 0 • H - P cd o • H <+H • H Ü 0 ft co o o «s r-i C— r H f . r H CO O r-i O O « N r-i t — r H r H C O O r H WH ' O • H FH T 3 0 r Q FH 0 ft co FH O a 0 G FH © " Ö G O r-i cd - P G cd <c| rO m CNJ vo H rH CNJ O b\ v\ *v #\ rH O O O • ^ m v o c o r o rH r— CNJ ^ #% 0 \ ( ^ rH O O O n~\ m ' c o t— CNJ <-\ " 3 - r H ( K 9 \ VS Irk H O O O vo O O co r H H CNJ O 0 \ « \ «Tv V S rH O O O LT\ m o o CO r ^ H r - H r-To'cTcr LTN r-i CO r n CNJ r-i ^t r-i rH O O O G 0

ä

• r j r : r G cd S G •H r ~ -^ -^ co ' r-i U O r-i 0 0 0 S G G 0 0 0 O G G T J CQ O FH 0 FH co 0 r-i © FH T J CQ ft 0 ^ a ft O - H + 5 rs) co co 0 o cd o T3 bJD > r H G G G G cd cd cd cd > > !> î> T l 1 3 1 3 " Ü • H - H - H - H 0 0 0 0 r Q r Q , Q . Q FH FH FH FH < j <J <rj «tj -* LTN « V r-i r-i LTN t r . CNJ r-i O (TS CNJ ^ t LTN »\ r-i •xt- •vt-CNJ C~-O N r-i ttO r j • H -1-5 • P O 0 r Q CO T 3 •H 0 r Q FH ci 0 r H cd • P O e-< CNJ CO O N LfN CO V O CNJ C O r-i V O o r— ^ • H G • H 0 t o G 0 FH 0 S 0 G FH O T 3 G O FH O O T 3 T 3 • H 0 r Q FH <U m «\ CM ^ t »\ rn O N • v CM • ^ f •> CM r O O N • s CNJ « G cd 0 G • H 4 ft ft O 0 r H 0 0 - P 0 ,£> cd r G FH 0 ft M G • H • P • P 0 N 0 rQ CQ T 3 • H 0 r Q FH < L f N LTN

(9)

II -(M r H O r u cö EH r H VO ON r H fi 0 O VU O N H « H > O S H E H «Ü EH I-H1 CO W CO EH H ? H M O H m H n 1 3 r H 0 T 3 H 3 • H S 0 t!D M Vu ON r H s -p CO L f N ON i—1 co u 0 <H •r-3 • H Ü 0 t\D •rH ft O r H H o O > r H V U O N r H O Vu O N r H 1 Ö 0 - P M 0 1 fi 0 -P c • H 0 r H 1 r H 0 CÖ r O 1 0 • p H 0 1 S 0 -P fi • H 0 r H 1 r H 0 CÖ r O 1 ö 0 • P M 0 1 fi 0 - P S • H 0 r H 1 r H 0 CÖ r ^ <+H 0 •H Kl <H 0 • H CO 9> > •>~i • H H T 3 < H 0 • H CO « H 0 • H m S 0 > •1-3 • H fn "O <+H 0 • H CO « H 0 • H co C 0 > ••~i • H rH T 3 V O CNJ -tf CNJ O L P V O CNJ H -CNJ O LTN vo CVJ •vT C J o LfN C 0 f> • r -• H (H T 3 0 r Q r H CÔ • P fi ra <H «tf-co vo vo O o r-i co cO c— vo O o r H LfN c o L f N V O O o r H ^ C • • H - P 0 N O O O O O O O r— "=Hr O N L f N O N V O L f N c o CM c o O CO c o CO H H I A r H O O O O O O O c— LfN r— co ON ^ 'Hr r— M c o o r— " * c o cv ^d-vo '=H-o '=H-o '=H-o '=H-o '=H-o '=H-o '=H-o VO O O O CNJ O LfN LfN C\) r H LfN CO "sfr O C\i Cv) VO c o o o o o o 6 o o o o o o o o ' H - CO LfN CVJ ^ h L f N O r-H r H VO CNJ o o o o o o o o o o o o o o O r H r-i VO VO LfN O r H C O ^ f f - L f N O O O O O O O o o o o o o o C— CNJ CO ON O LfN -=d-CNJ C\J. c— c o o o o o o o o ^ c O V O CM CV) O N O c o CM c o i—i O c o ON r H r H V£) r H o o o o o o o VD ^ I A c O H r -t— r H 0 0 C A O L f N - ^ CV1 CO r— ^ t o o o o o o o • ^ t OS f— O N O N LfN c o LfN r H O " 3 - ^ t " "=3" r H CNJ CVJ VO CO r-i 0 0 fi •—•^ C 0 fn O cö ra fi cö U co ö 0 • o 0 fn 0 i s fn ft 0 T3 U 0 E O O TJ fi fl <1) H T3 El 0 - P r H fi CO 0 t i C T i CÖ fn fi C r H fi O CÖ 0 - H CÔ CÖ - H CÖ - P 'T! Csi fi !> .JxJ > ft 0 C 0 0 — ' T - J p O H H fl •H fi Cd 0 c 0 - p CO S o

°l

W rH 0 T 3 T 3 T 3 - H - P , £ ) 0 - H - H - H fH CO O r H - P 0 0 0 0 f i CO ^ firOrOrTJ-P 0 C H 3 0 r H H r H C Ö - H < | t r i c ci<C| < | < t ; s Q o r H o r H O CO CO r H O CO *fr r H O O r H r H O O CVJ CV) O O VO r H O CO O N O r H O CV) O CO ^d-r H o ; vo ' cH cvj ! r H ; O ! CM ; c o ' H CVJ j o ; VO ' LfN ! vo ' r-i 1 o ! o : ^t- : c o ; r-i . o ; O ' r-H : " ^ ! cvj . O ! o : V O l co : r H ; o ; *tf : co ; CV) ' r H ! O i r H ! f - ', r-i ' CM ; O ! •vi- : co ; V O . r H ! fi 0 - P co fi O 0 M -P co 0 ClO E t f r H fi •H CÖ 0 H CÖ fH 0 - P r Q > O P-, O En O O O LfNVO O N LfN r-i O O co c o r-i *& co O O C0 LfN VO ^ f CvJ O o o o CNJ r H CO r H O O 1 o r H ^ h O O O o r H r H ON CO O O O N V O O t— r H O o co CM LfN -3-cO o o | VO T t ' "* ! LfN : c o ; ; o ! o I M ; Lr» . o OO •VOlcO I r H ; | o i o • v o ; - N f I r H O O I ^ M C M ! c O | r H l o i o 'Co:r— ' r - ; r H i - ^ - f a o ,CVJ: O - O ; o . o 'COION I C 0 ; ^ H -H . o j o o . O O I O N r H ' V O ^ I r H O O o i o <M |VO O N i O CNJ I r H o i o LfNJrH r H O O c l ^ i -r H! o j o LTNi^H-LfNICO •^-Icvj C O j r H o i o O ' v o LfNiVO L f N Ö ) ( M i fi 0 - p co ; ^ - N M += , rH c o : 0 , f i : •<-> u o ; • H J : co ; fH ft H < 0 o 0 ; M • > : 0 0 C , S bDr-i 1 ; M - H CÖ O • B fn CÖ -p I O 0 - P - P ; O > O 0 i P H O EH is? ; | CM

!

r

°

! O ! vo I ON ! "3-! vo ! rr>

1 o

t— t— L f N O N c o O N LfN r H LfN na r-i 0 fi -O 0 T3 - P - H • • B Ë - P O 0 O M &D j i O 1 1 co *• •> H O O 0 o o > r H r H O 1 • " O i H t H - P - P H H 0 0 0 S ft ft » O o S CM VO » L f N " -P H CM CO • O O S VO CO • CM »> P H LfN -^J-CVJ » O Ö S C— ON »r-i •» PH -^t" VO H • O O g o o » CM "-P H c o r H r H • O O S O O « t— •" P H VO c o co • O O S o o a c o ^ PH LfN CM CVJ • O O g CV) VO • r-i *-PH CO O r H • O o g VO CO » CVJ * PH LfN *=t CVJ • O O g O ON . <sj- « PH ^t" r— r H bD -C rH • H !> - P H +;> 0 0 ft N ft fi 0 O 0 ^ 3 tlD CO 0 O T3 fn E - H CÖ H ffl r ° O r O H > ri O CÖ 0 T3 4= fH H 0 0 CÖ , û 0 CÖ - P -r-3 CM ra C « 0 CÖ > > e w fi ! H fH fH 0 0 0 ti0 ft ft O o ON C— CM. O C - r H r H O O O o ON CM O N ON r H O o c— O N CO CM CO LfN r-i Ö O O O ^ r -CO CM r H O O O O C O L f N r H C O r H CM O O O O * 3 - CO O CO r H H O O r H r— O O CO CM H O O r— LfN O N CO O N O N r H O O CO LfN r H CO O N LfN r H fH - P CÖ 0 CÖ . f i •r-i fi - P fH CÖ ' H 0 E r i S 0 fH fi fi 0 0 H ft e 0 O T 3 C M C 0 fi o 6 -H O CO fH r i j « Cl fi 0 ft • H E ca 0 HH • o ö ' o •H fH - H 0 0 fH r O T2 rrj fn fi 0 < ! 0 p CM VO VO ON • o ft co 0 fH VO o VO ON r H 3 • r - j fi 0 ft O M U r H LfN LfN

(10)

12

-Voor de intensieve bedrijven "bedroeg de aldus "berekende rentabili-teit gemiddeld over vier jaren f. 60,- voor de extensieve bedrijven f. 32,- (per f. 100,- kosten).

Om een indruk te verkrijgen van het rendement van het geïn-vesteerd vermogen zou het netto-overschot ook mot deze grootheid

in relatie dienen te worden gebracht. In het voorgaande is er

echter reeds op gewezen^ dat van een belangrijk investeringsobject, t.w«, de plantopstand, geen volledige inventarisatie heeft plaats-gehad. In de plaats daarvan zijn 6 bedrijven van verschillend be-drijfstype (variërend van uiterst intensief tot uiterst extensief) - ten behoeve van do renteberekening in de kosten - volledig

ge-ïnventariseerd. De waarde van de betrokken plantopstanden is door het rijkstuinbouwconsulentschap getaxeerd. Op deze wijze zijn per oppervlakteëenheid zes waardeklassen ontstaan, waarin de onder-zochte bedrijven op grond van de inzichten van het rijkstuinbouw-consulentschap zijn ondergebracht«

Het leek ons niet verantwoord het op deze basis berekende vermogen in do tabel op te nemen. Na bovenstaande toelichting kunnen de berekende bedragen echter zonder bezwaar worden vermeld mits deze als orde van grootte v/orden gezien* Voor de intensieve bedrijven werd het per 1 juli 1959 geïnvesteerd vermogen op f. 70-000,-, voor de extensieve bedrijven op f. 40,000,-, voor alle 50 bedrijven tezamen op f, 55*000,- per bedrijf becijferd.

Het netto-overschot uitgedrukt in deze grootheid bedraagt dan gemiddeld over vier jaren resp, 18, 10 en 15$.

b. De spreiding van de rentabiliteit

Om oen inzicht te verschaffen in de spreiding van het gemid-delde resultaat is in grafiek 1a een verdeling gegeven van het aantal bedrijven per klasse van rentabiliteit (netto-overschot per f. 100,- kosten).

Blijkens deze grafiek is gemiddeld over vier jaren voor 3 van de 50 bedrijven een nadelig exploitatiesaldo berekend. De overige bodrijven waren winstgevend, doch in onderling zeer verschillende mate.

Bij de onderscheiding van de bedrijven naarklassen van be-drijfsgrootte kon geen verband tussen (op basis van de jaarkostén gemeten) bedrijfsomvang en rentabiliteit worden geconstateerd»

Voor een inzicht in de mate waarin de voor I96I/62 berekende rentabiliteit per bedrijf afweek van die v/elke over I960/6I werd berekend zijn in grafiek 1b de - door punten, kruisjes, enz.

voorgestelde - bedrijven zodanig in het assenstelsel geplaatst, dat de rentabiliteit (netto-overschot per f« 100,- kosten) over elk van de beide jaren kan worden afgelezen. Naarmate ze dichter bij de diagonaal staan komen de gerekende uitkomsten van de beide jaren meer met elkaar overeen. Over het algemeen constateren wij vrij grote verschillen.

Het merendeel van de intensieve bedrijven (17 van de 24) behaalden in 196l/62'een beter rendement in I960/6I. Bij de extensieve bedrijven valt een geringe verslechtering waar te nemen.

(11)

13

-SPREIDING VAN HET NETTO-OVERSCHOT PER F.100,- KOSTEN (gemiddeld van 1958, 1959, 1960 en 1961)

elk vakje s t e l t een bedrijf voor INTENSIEVE BEDRIJVEN (20 Grafiek 1 /10 H

H

FN

30 50 70 90 110 130 netto-overschot per f.100,- kosten

EXTENSIEVE BEDRIJVEN (26)

o

H

Zio ïo 30 50 70 90 110 130 netto-overschot per f.100,- kosten

/ÏO

ALLE BEDRIJVEN TEZAMEN (50)

m

I

il

i

m

30 50 70 90 110 130 netto-overschot per f.100,- kosten

Q kosten f . 7500,-[ ö ] kosten

f.10000,-- f.10000,f.10000,-- per bedrijf - f.15000,- per bedrijf kosten f.15000,- - f.25000,- per bedrijf H kosten f.25000,- - f.50000,- per bedrijf h~A

I I extensieve bedrijven

W/À intensieve bedrijven

(12)

14 -ze zz: > sr. ca LU cc CL. co C D n CNJ o co r— n U 3 r— (—> I - U CJ5 r— -*-> • M . - W • « — . n m -+-' e _ • * V) H - * CU H - * Ui Cl o - t - * c !_ co ca - t - ' _ S É n CU o . ex o CU t_ «0 - O CU CU C3 - O cu Cl> - w CU - O o <_ co s_ CU O O £- C3 O co c*»j m O C O C CV) o

(13)

15

-c. Het gezinsinkomen per ondernemer

Tabel 3 geeft een inzicht in het gezinsinkomen dat gemiddeld per ondernemer uit het bedrijf werd verkregen«

Rekening houdend met hetgeen aan ''overig inkomen" werd ge-noten en onder aftrek van de privé-opnamen (w.o. belastingen) konden voorts, althans voor 1960/61, de verkregen besparingen tot uitdrukking worden gebracht.

Behalve het netto-overschot kwam gemiddeld ongeveer f. 8.100,- per jaar als inkomen uit eigen arbeid van ondernemer en gezinsleden en uit de belegging van eigen vermogen, uit het bedrijf beschikbaar,. Alles tezamen genomen werd gemiddeld over vier jaren een gezinsinkomen van f, 15*660,- per ondernemer uit het bedrijf verkregen. De ondernemers van de intensieve bedrij-ven kwamen gemiddeld op een bedrag van f, 19,580,-; die van de

extensieve bedrijven op f. 11.430,-. Door het betrekkelijk matige niveau van de bestedingen kon in I960/6I5 afgezien van de veran-deringen in de waarde van de plantopstand, 39% resp. 34^ van het gezinsinkomen worden bespaard.

d. De spreiding van het ondernemersinkomen

Bovenstaande bedragen hadden betrekking op het gemiddelde gezinsinkomen per ondernemer per groep van bedrijven. Van het ondernemersinkomen is in grafiek 2 het aantal ondernemers per inkomensklasse in een kolommendiagram weergegeven.

Het verschil in inkomensniveau van de beide groepen van bedrijven'komt ook in deze spreidingsdiagrammen duidelijk tot uiting. Bij een onderscheiding van de inkomens in de klassen zoals in de grafiek aangegeven, blijkt bij de intensieve groep het grootste aantal ondernemers voor te komen in de klasse van f. 15.000,- tot f. 25.000,-, Bij de extensieve bedrijven ligt de grootste frequentie tussen f. 7.500,- en f« 15.000,- (+ 77%). e. Vergelijking met vorige jaren

Tenslotte zijn in tabel 4 de resultaten over I961/62 vergeleken met die van de drie voorafgaande jaren. Uit de tabel blijkt o.m. dat gemiddeld per bedrijf de oppervlakte boomkwekerij en de arbeidsbezetting nagenoeg onveranderd zijn gebleven.

De stijging van de opbrengsten is sterker geweest dan de kostenstijging, waardoor het netto-overschot van jaar tot jaar is toegenomen.

(14)

16 -r O G) CÖ E H P-i

«

O O K l P M O « ?! P H CO H P H H fei

e

ICH O

a

M l a i H N I W O o n d a Ol H MD ON r H a CO i n . O N T H CD •f"5 vo I G CU HH - P Q) M -H CD K l I G CD t H - P CD G ' H • H M Câ , £ ! T3 I G CD «H • P CD X - H o m l G CD <H •P CD G - H •H CO H CD fn O i n ^ r c C CM O m O 'Si ON I G CD «H - P CD X 'H CD 03 I r< 0 <+H - P CD G - H •ri CO G •1-3 • H d ,o T J MD ^o (M O O O i n ON r o CO CO r O m i n ri o o o o CO CO O CO r n r H m CM O O O r - I A t -I A CO CO f— m r H o o o o o o ON "51- <«j-*tf- MD r H o CM O 3 -CM o m G CD > •i-s • H H rQ O o o o m MD MD CM o o o o o o CO LT\ O ON MD CM 0 0 O CM O MD O CM O m o co

o o

ON i n CA rn m CM o o r H r H O 0 0 MD r H O O t— MD O rn r H O o CM O N O ON CM i r » r H O 0 0 O c — O O CM O o L T N m C M o o r O 0 0 r H O O i n o o i n

o

o

i n o r— O CM r H O i n ON O i n oo i n r H o ON o -3-o o CO i n ON r H o MD MD i n o o C M O O o C M O O 0 0 CO o MD H -CM O ON O MD CM MD G G cö cö H CD a CD G 0 TS r H CÖ CÖ - P CD £> G G CD G O T 3 • H a h G CD TJ G W CD u CD u CD CD Ö O - P G CD

«

G 0) S O • H ra CD a CD G CD ' O G O G o CD r H 03 G • H « CD ta fn cö G CD CÖ M •1-3 • H F H • O CD ^ -P CD ,G - P • H G CD a O

•a

• H W G • H N O O T ) G CD M CD -P O • H G O G O O CM CO O CM O CM O 0 0 r H O r H O ;MD C M ! 0 t— c— c— o ; 0 0 O ! M D CD - O U - H - P PH CÖ CD n-° O G -a CD G - P O - H

G i

CD 6 G CÖ CD G a P i O 0 M 1 G • H vel) • > • H fH PH G • H fH ft M CD pq o ON r H O C M C M o H ON CM G CD G • H - P ra ta r H 0) ,Q G >

•I

H i n i n

(15)

- 17

SPREIDING VAN HCT ONDERNEMERS INKOMEN PER ONDERNEMER (gemiddeld van 1958, 1959, 1960 en 1961) (exclusief vergoeding handenarbeid gezinsleden)

elk vakje s i e l i een b e d r i j f voor

Grafiek 2 INTENSIEVE BEDRIJVEN (24) EXTENSIEVE BEDRIJVEN (26) V—\ ^ - ^ < ^ £\ ^S ^ £

>-<È

^ T V L t/

Ml

5000- 7500- 10000- 1 5 0 0 0 - . ™ . . 7500 10000 15000 25000 m u • o o o o 0 o $ * 0 o o o o 0 \ / 0 0 0 _n p 5000- 7500- 10000- 1 5 0 0 0 -> ?_n n ^U U 7500 10000 15000 20000 "U U U

ALLE BEDRIJVEN TEZAMEN (50)

5000- 7500- 10000-

15000-< 5 0 0° 7500 10000 15000 25000 > 2 5 0 0 0

kosten f. 7500,- - f.10000,- per b e d r i j f

kosten f.10000,- - f.15000,- per b e d r i j f

V—^ 2 kosten f.15000,- - f.25000,- per bedrijf

$ $ ^ kosten f.25000,- - f.50000,- per bedrijf

2 ondernemers per bedrijf

extensieve bedrijven

intensieve bedrijven

(16)

18

-Tabel 4

VERGELIJKING 1958 t/m 196I

I958

1959

I960

1961"

Alle bedrijven

2)

Oppervlakte boomkwekerij in are

Arbeidsbezetting in manjaren

Totale opbrengsten

Totale kosten

Netto-overschot

ld. per f,100,- kosten

ld. per manjaar arbeidsbezetting

Id« per R.R2 beteelbare oppervlakte

Arbeidsinkomen per manjaar

Ondernemersinkomen per ondernemer

66

1,92

2104O

I518O

5 8 W

39

3050

12,40

7460

1258O

68

1,95

2318O

15650

68

1,97

25500

16840

70

2,01

292OO

I86OO

7530

48

3860

15,60

8280

14370

"866Ö"

51

4400

17,90

918O

15850

10600

57

5300

22,00

IO4OO

I83OO

73

2,44

3455.0

21710

. 74

2,51

41000

24100

Intensieve bedrijven

Oppervlakte, boomkwekerij in are 73 74

Arbeidsbezetting in manjaren 2,3.7 .2,41

Totale opbrengsten ' 28870 32250

Totale kosten 19570 I987O

Netto-overschot ""93ÖÖ" "Ï238Ö Ï284Ö

i&ÖÖ

ld. per f.100,- kosten 48 62 59 70

ld. per manjaar arbeidsbezetting 3920 5140 5260 6700

Id. per R.R2 beteelbare oppervlakte 17,90 23,60 24,80 33,00

Arbeidsinkomen per manjaar 836O 9490 9970 ll800

Ondernemersinkomen per ondernemer 15510 18390 19350 23500

Extensieve bedrijven

Oppervlakte boomkwekerij in are 6l 63 64

^

Arbeidsbezetting in manjaren 1,51 1,53 1,54 1,54

Totale opbrengsten 13810 I48OO I715O 18300

Totale kosten 11130 11750 12340 1349.9

Netto-overschot " 2 6 8 Ö "305Ö"" 48ÏÖ 49ÖÖ

ld. per f.100,- kosten 24 26 39 36

ld. per manjaar arbeidsbezetting 1770 1990 3120 3200

Id. per R.H2, beteelbare oppervlakte 6,10 6,80 10,60 11,00

Arbeidsinkomen per manjaar 6140 65OO 8010 8400

Ondernemersinkomen.per ondernemer 9430 10050 12070 12700

1) Voorlopige cijfers.

2) De vijf bovenste regels van elke groep van bedrijven vermelden

gemiddelden per bedrijf.

(17)

19

-Bijlage 1 STRUCTUUR VAN DE BOOMKWEKERIJ III BOSKOOP E.O.

Voor de bepaling van de steekproef voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens van de landbouwtelling 1957 van het C.B.S.. Per bedrijf werd op deze wijze beschikt over een summiere inlichting ter zake van de oppervlakte van de desbe-treffende culturen»

Ten einde de bedrijven met behulp van dit materiaal naar type en naar grootte te kunden onderscheiden, zijn deze opper-vlakten gewogen naar de arbeidsbehoefte„ Als norm hiervoor is gebruikt s

2,22 manjaren voor 1 ha rozen en rozenonderstammenj

3;33 manjaren voor 1 ha sierconiferen, rododendrons en azalea' s $ 2,50 resp.

2,22 manjaren voor 1 ha overige heesters en vaste planten; 0,29 manjaren voor 1 are boomkwekerij onder glas*

Van deze weliswaar grove doch overigens - voor het gestelde doel (namelijk de keuze van de bedrijven voor de steekproef) -doelmatige hulpmiddelen, hebben wij gebruik gemaakt om enige indruk te kunnen geven van de structuur van de boomkwekerij in het onderhavige gebied.

Deze indruk is gebaseerd op de gegevens van 933 bedrijven, gevestigd in de gemeenten Boskoop, Hazerswoude, Alphen aan den Rijn, Roeuwijk, Waddinxveen en Zwammerdam. Do oppervlaktegege-vens van deze bedrijven zijn zonder meer ontleend aan de opgaven van het CB.S.,. Bij het meten van de 50 bedrijven van de steek-proef kwamen echter afwijkingen ten opzichte van de genoemde

oppervlaktecijfers voor, zodat het weergegeven structuurbeeld ook uit dezen hoofde niet op volledige juistheid aanspraak kan maken«

De enige correctie die op de cijfers is aangebracht heeft betrekking op de opgave van hoofdberoep en nevenberoep. Van 40?£ van de bedrijven dio in eerste aanleg tot het universum van de steekproef waren gerekend, is de opgave op dit punt door het

rijkstuinbouwconsulentschap geverifieerd* De resultaten hiervan zijn voor de structuurweergave betrokken op alle bedrijven met een geschatte arbeidsbehoefte van meer dan 1 man per jaar.

Voor de grafieken waarin de structuur tot uitdrukking is gebracht, verwijzen wij naar de twee voorafgaande rapporten, t.w, No. 36O en 332.

(18)

20

-Bijlage 2

ALGEMENE TOELICHTING A. do wij zo van berekening

1. Algemeen

Wanneer men de resultaten van het boomkwekerijbedrijf over oen bepaald jaar wil berekenen, zal men de winst van de verkochte planten moeten vermeerderen of verminderen met.de waardeverande-ring die het overige gedeelte van de plantopstand in dat jaar

hoeft ondergaan. De waarde van de plantopstand is echter theo-retisch en praktisch moeilijk vast te stellen. Zou men dit willen doen op basis van een kostenberekening per gewas, dan dient men daartoe per bedrijf over een uitgebreide kostprijsboekhouding te beschikken* Leze zijn echter niet aanwezige Zou men gebruik willen maken van kostennormen per gewas, dan zal men slechts representatief kunnen zijn voor het resultaat van een gehele groep van bedrijven en niet voor het resultaat per bedrijf. Bovendien is de mate waarin over dergelijke normen kan worden beschikt, verre van toereikend.

Zou men de waarde van de plantopstand willen vaststellen op basis van de directe opbfengstwaarde, dan is dit alloen goed mogelijk voor leverbare, nog niet verkochte planten. Leze waarde-ringsmaatstaf kan praktisch niet worden toegepast voor het

vast-stellen van de waardeveranderingen in de gehele plantopstand-Le enige praktisch uitvoerbare methode is, dat men de op-brengsten van een jaar vermindert met de in dat jaar gemaakte kosten. Wanneer het afleveringspakket van jaar tot jaar onge-veer van gelijke samenstelling en van gelijke omvang is, is deze methode behoorlijk betrouwbaar« Wordt in een bepaald jaar echter als gevolg van veranderingen in de vraag en aanbodsverhouding moer of minder dan normaal afgezet, dan zal deze methode geen juist beeld geven van de rentabiliteit.

Het is duidelijk, dat het resultaat van een groep van be-drijven betrouwbaarder is dan van een enkel bedrijf en dat ook het gemiddelde resultaat over oen reeks van jaren betrouwbaarder is dan van één jaar. .

-In verband hiermede zijn de rentabiliteit en het onder-nemersinkomen in de spreidingsdiagrammen .van de grafieken 1a en 2 in een gemiddelde over vier jaar, t.w. 1958/59 "t/m 196l/62, weergegeven on zijn ook de resultaten per groep van bodrijven

(tabellen 2 en 3) tevens in een gemiddelde van vier jaren tot uitdrukking gebracht.

(19)

- 2.1

2, De kosten

a. De gewaardeerde kosten

De "bedrijfsresultaten zijn bepaald volgons do "bij het L.E.I., gebruikelijke methode.. Deze houdt in, dat de berekening van rente en afschrijving van de duurzame produktiemiddelen is gebaseerd op de vervangingswaarde en dat ook kosten, welke niet tevens

uitgaven zijn (handenarbeid van de ondernemer en zijn gezin, rente van eigen vermogen e.d.) in de berekening zijn opgenomen*

Voor de bepaling van deze kosten zijn aanvullende gegevens op het bedrijf verzameld»

Rente en afschrijving

De rente is - à 4^ per jaar - berekend over het vermogen dat, op basis van de huidige bedrijfsgrootte en prijzen der pro-duktiemiddelen, tijdens de levensduur van het bedrijf gemiddeld is geïnvesteerd.

Dit vermogen is in principe bepaald door optelling vans 1. de verkoopwaarde van de grond 5

2. de kostprijswaarde van de plantopstand;

3. 60fo van de vervangingswaarde van de overige duurzame produk-tiemiddelens.

4. de normale behoefte aan vlottende middelen.

De bedragen van de sub 2 en 4 genoemde bestanddelen van het gemiddelde vermogen konden slechts arbitrair worden benaderd. Voor de bepaling van de waarde van de plantopstand is in de

zomer van 1959 van een zestal bedrijven van uiteenlopend

be-drijfstype de plantopstand geïnventariseerd. De waarde van-deze plantopstand is vervolgens door het rijkstuinbouwconsulentschap op kostprijsbasis getaxeerd. De waarden die op deze wijze per

oppervlakteöenheid werden verkregen zijn, voor de renteberekening, toegepast op de overige bedrijven.

Voor deze waardering is uitgegaan van het groeistadium per najaar 1959» e en maatstaf die aannemelijk kan worden geacht

in-dien ook het gemiddeld benodigde vlottende vermogen erin wordt betrokken.

De afschrijvingen van de onderscheiden duurzame produktie-middelen zijn vastgesteld op grond van de bij het L.E.I. bestaande inzichten met betrekking tot de economische : levensduur van die objecten.

Arbeid van ondernemer en gezinsleden

Als vergoeding voor de arbeid, die door de ondernemer en zijn gezinsleden is verricht, is alleen de handenarbeid in rekening gebracht. Voor een waardering van de kosten, welke voor leiding en toezicht door de ondernemer waren in te calculeren, ontbreken namelijk de daartoe benodigde normatieve gegevens. I55I

(20)

22

-De kosten van de handenarbeid zijn berekend op basis van een taxatie van de door de ondernemer en zijn gezinsleden

verrichte hoeveelheid handenarbeid. Deze arbeid is gewaardeerd overeenkomstig het loon (inclusief sociale lasten) volgens de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor volwassen mannelijke en vrouwelijke arbeiders en jeugdigens met dien verstande dat

. voor overuren geen toeslag op het normale uurtarief is toege-past. Op grond van deze C A . O . is voor de ondernemer o.a„ een diplomatoeslag ingecalculeerd.

b. De betaalde kosten

De betaalde kosten zijn ten aanzien van de (kalender)jaren 19585 1959 en i960 ontleend aan door administratiekantoren samen-gestelde verlies- en winstrekeningen, In verband met het doel waarvoor deze rekeningen in het algemeen zijn samengesteld

-t.Wo de aangifte voor de inkomstenbelasting - zijn de cijfers voor zover nodig en mogelijk, ten behoeve van een zo juist

mogelijke bedrijfseconomische verantwoording, kritisch bezien. De betaalde kosten over 1961 waren ten tijde van het

onderzoek veelal nog niet bekend. Deze moesten derhalve merendeels worden begroot.

Voor deze begroting is gebruik gemaakt van taxaties door de deelnemers aan het onderzoek. Met inachtneming van eventuele veranderingen in de produktiecapaciteit zijn de betaalde kosten

overigens getoetst aan de opgaven, welke ter zake van de betaal-de kosten over 1958, 1959 ©n 19^0 van de administratiekantoren

van de deelnemende bedrijven zijn verkregen. 3. De opbrengsten

De opbrengsten hebben betrekking op de bruto-opbrengsten, welke zijn verkregen over de periode 1 juli t/m 30 juni van het desbetreffende boekjaar. De gegevens hiervoor zijn verkregen door middel van opgaven van de administratiekantoren of recht-streeks van de deelnemers aan het onderzoek.

B. Begrippen en kengetallen 1. Het netto-overschot

Het economische resultaat wordt tot uitdrukking gebracht door middel van het begrip netto-overschot. Het wordt gevormd door het verschil tussen de opbrengsten en de kosten. De wijze van berekening van opbrengsten en kosten is reeds in deze

bij-lage toegelicht. Wij volstaan dan ook met nogmaals te vermelden, dat in de kosten geen bedrag is opgenomen als vergoeding voor de functie van leider en toezichthouder van de ondernemer. Daar dit kostenelement derhalve nog in het netto-overschot aanwezig is, mag dit laatste niet zonder meer worden aangezien voor de be-drijfseconomische winst.

(21)

23

-Aangezien - zoals hiervoor is uiteengezet - de verkopen in het seizoenjaar in de plaats zijn gesteld van de opbrengsten over dat jaar, moet het netto-overschot in dit geval worden geïnterpreteerd als het verschil tussen de verkopen over het (seizoen)jaar (b.v. juli i960 t/m juni 1961) en de kosten over het (kalender)jaar (in dat geval I96O ).

Netto-overschot gemiddeld per bedrijf

De kosten, de verkopen on het "netto-overschot" zijn voor elke onderscheiden groep van bedrijven in een gemiddeld bedrag per bedrijf weergegeven,. Behalve in absolute bedragen per bedrijf is het netto-overschot - ten behoeve van de vergelijkbaarheid met andere typen en takken van bedrijf - vervolgens door middel van de volgende verhoudingsgetallen tot uitdrukking gebracht. Netto-overschot per f. 100,- kosten

Dit kengetal is berekend door het totale netto-overschot per groep van bedrijven te delen door Vfo van de kosten van die bedrijven (gewogen gemiddelde).

Netto-overschot per eenheid produktiefactor

Het netto-overschot is vervolgens betrokken bij de productie-factoren grond, kapitaal en arbeid, productie-factoren uit welker samen-werking het resultaat in feite is ontstaan.

Daar de vraag in welke mate de produktiefactoren tót het bereiken van het resultaat hebben bijgedragen - door de onoplos-baarheid van dit probleem - niet kan v/orden beantwoord, is het netto-overschot ten volle met elk van de genoemde produktie-factoren in verband gebracht. Het netto-overschot is bij deze voorstellingswijze derhalve beurtelings aan één produktiefactor toegerekend. In dit verband onderscheiden wij de volgende ken-getallen.

o

a. Netto-overschot per R.R beteelbare oppervlakte (l ha = 7OO R.R d)

Voor de berekening hiervan is het netto-overschot gedeeld door de beteelbare oppervlakte, voor zover in eigen exploitatie. b. Netto-overschot per f. 100,- gemiddeld geïnvesteerd vermogen Met "gemiddeld.geïnvesteerd vermogen" is bedoeld het ver-mogen dat - op basis van de huidige bedrijfsgrootte en prijzen van de produktiemiddelen - tijdens de levensduur van het bedrijf gemiddeld is geïnvesteerd. Het is bepaald op de wijze zoals eerder in deze bijlage onder "rente en afschrijving" is aange-geven.

Met de waarde van teeltvergunningen is voor deze vermogens-taxatie geen rekening gehouden, De arbitraire wijze waarop het vermogen moest worden benaderd was aanleiding de becijferde bedragen niet in de tabellen te vermelden.

(22)

c, Netto-overschot per manjaar arbeidsbezetting

Voor de "berekening van dit kengetal is het netto-overschot gedeeld door de - tot volwaardige arbeidskrachten herleide en in manjaren uitgedrukte - arbeidsbezetting*

2, Het inkomen

Het arbeidsinkomen per manjaar

Van het inkomen per produktiefactor is alleen het arbeids-inkomen - per manjaar arbeidsbezetting - tot uitdrukking gebracht.

Onder hét arbeidsinkomen is verstaan het bedrag dat door hen, die arbeid in het bedrijf hebben verricht,'tezamen als inkomen is genoten* Het is berekend door het netto-overschot te vermeer-deren met het bedrag dat als kosten van arbeid is opgenomen* Na deling van dit inkomen door het aantal - tot volwaardige arbeidskrachten herleide - manjaren wordt het bedrag gevonden dat gemiddeld per manjaar als inkomen werd verkregen*

Het ondernemersinkomen

Tenslotte is berekend, welk bedrag uit de bedrijfsexploita-tie aan de ondernemer ten deel viel,, In de eerste plaats betreft dit de vergoeding die, bij do berekening van het netto-over-schot, in de kosten is gecalculeerd voor de handenarbeid die door dé ondernemer persoonlijk in het bedrijf is verricht. De kosten bevatten voorts een rentevergoeding voor het vermogen dat in het bedrijf is geïnvesteerd» Voor zover het bedrag van deze vergoeding hoger is dan het bedrag dat door de ondernemer aan rente voor geleende gelden is betaald vormt het verschil daarvan eveneons een bestanddeel van het ondernemersinkomen.

Voegen wij bij déze beide inkomenselementen het netto-over-schot, dan ontstaat een bedrag dat als ondernemersinkomen kan worden aangeduid«

Het gezinsinkomen uit het bedrijf

Er zijn nog meer bronnen waaruit door de ondernemer inkomen wordt verkregen. Voor zover deze binnen het kader van het tuin-bouwbedrijf vallen zullen deze uitsluitend bestaan uit handen-arbeid die door gezinsleden van de ondernemer in het bedrijf is verricht. Aangezien deze arbeid over het algemeen niet wordt vergoed is het bedrag dat in de kosten voor handenarbeid gezins-leden is gecalculeerd, volledig als inkomenselement beschouwd* Dit impliceert dat in de (sporadische) gevallen waarin wel

betaling aan gezinsleden plaatsheeft, deze uitgaven administra-tief als inkomensbostedingen zijn behandeld.

(23)

?5

-Verhogen wij het ondernemersinkomen met de vergoeding voor handenarbeid gezinsleden dan ontstaat een bedrag dat wij aandui-den als gezinsinkomen van de ondernemer uit het "bedrijf.

3. De besparingen

De mate waarin door de ondernemer ook nog uit andere bron-nen inkomen is verkregen is voor dit rentabiliteitsonderzoek van zijdelingse betekenis. Het basismateriaal stelt ons echter in staat - althans voor zover de jaarcijfers van de administra-tiekantoren zijn ontvangen - tevens inzicht te verkrijgen in de mate' waarin het vermogen in de beschouwde jaarperiode is

toe-of afgenomen, met andere woorden in het bedrag dat door de ondernemer over die periode is gespaard of ontspaard.

Ten einde deze besparingen in verband te kunnen zien met het verkregen inkomen hebben wij in vorige rapporten ook het

inkomen tot uitdrukking gebracht dat blijkens de administratie van de ondernemer als inkomen "buiten bedrijf" was verkregen. Voor de berekening van de besparing werd het in totaal verkregen inkomen vervolgens verminderd met de privé-opnamen.

Thans is in deze wijze van verslaglegging een wijziging aangebracht die geen invloed uitoefent op het gedrag van de besparingen, maar die betrekking heeft op de specificatie van dit bedrag. Met name zijn de posten "privé-opnamen" en "inkomen buiten bedrijf" niet meer afzonderlijk verantwoord, maar als een saldo weergegeven,. Dit saldo moet dus worden afgetrokken van het "gezinsinkomen uit het bedrijf", om het bedrag van de besparingen te kunnen verkrijgen.

Aanleiding tot deze wijziging is het feit dat een eventuele aanwezigheid van meer inkomens in het gezin dan uit de boekhou-ding van de ondernemer blijkt (bijv. van buiten het bedrijf werkzame kinderen) en de invloed daarvan op de privé-opnamen van de ondernemer, zich aan onze waarnemingen onttrekken, waar-door van beide posten geon volledig beeld kan worden gegeven.

(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Keywords: North Sea, economic key figures, Dutch Continental Shelf, Seaport, Coastal economy, Port of Rotterdam, Port of Amsterdam, NAMWA, Marine Strategy Framework

molecuul te bepalen werd het vet weer synthetisch gemaakt en wel de a en de ß verbinding. Deze keer werd gewerkt volgens de methode Grün ') en daar uit het onderzoek van Grün

Steenachtige materialen die voor innovatieve ophoogtechnieken worden toegepast, zoals schuimglas, moeten voldoen aan de omgevingswaarden én aan de Europese

zeer veel vervl o.. Hoewel de methode betrekkelijk is, omdat onder de aange- nomen omstandigheden verschillende organismen niet tot ont- wikkeling komen, zooals de anaerobe en

Om zicht te kunnen krijgen op de mate waarin social return wordt toegepast, is het nodig om het potentieel voor social return te weten: het aantal en de omvang van de

De onder­zoeksvraag luidt: ‘In welke mate en op welke wijze is de veiligheid van de burgers van Groningen betrokken bij de besluitvorming over de exploitatie van het Groningenveld

Deze Green Deal richt zich op het duurzaam inkopen van asfalt, beton, water en infra en is ondertekend door onder andere het Ministerie van IenM, Rijkswaterstaat, ProRail,

Door een pilot MKBA geluidbeleving bij een stil gebied wordt kennis opgebouwd zodat ook dit spoor kan worden meegenomen in de MKBA voor het derde Actieplan Geluid Rotterdam... 5