• No results found

Rapport betreffende een bodemkundig onderzoek van een complex landerijen in de omgeving van Hortus de Wolf, gemeente Haren (Gr.)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rapport betreffende een bodemkundig onderzoek van een complex landerijen in de omgeving van Hortus de Wolf, gemeente Haren (Gr.)"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LL5JJLL2J..!LJLL!LÜ !L9 2 LI l Ll-LLLLLLi-iLÜ

l N D_E 0JJj_E J J J U L - l / - ! ! H O R T U S D E W O L F , G E M E E N T E H A R E N ( G r . ) door I r . L.Â.H. de S1ET en A.C. KLUNGEL

(2)

Voorwoord Inleiding

Het bodemkundig veldonderzoek De bodemgesteldheid

De waterhuishoudkundige toestand De algemene landbouwkundige toestand

De mogelijkheden voor tuin-, akker- en weidebouw Toelichting kaarten

1. Boorpuntenkaart

2. Bodemkundige overzichtskaart

3. Kaart, per boorpunt aangevende de dikte van de humeuze al of niet slibhoudende bovengrond en/of kleidek

4. Kaart aangevende de diepteligging van de keileem of kei-leemdieptekaart

3. Kaart aangevende de lemigheid van het onder de humeuze

bovengrond, c.q. kleidek, voorkomende zand of lemigheids-kaart van ae zandondergrond

6. Kaart aangevende de mate van podzolering van de

en/of keileemondergrond of podzoleringskaart van de zand-en/of keileemondergrond

7. Kaart aangevende de algemene agrarische beoordeling Samenvatting en conclusies

Bijlagen

1. Boorpunt enkaart, schaal 1 : 2300.

2.-Bodemkundige overzichtskaart, schaal 1 : 500°«

3, Kaart, per boorpunt aangevende de dikte van de humeuze al of niet slibhoudende bovengrond en/of kleidek, schaal 1 : 2^00.

4, Kaart aangevende de diepteligging van de keileem of kei-Ie emdi e ptekaart, schaal 1 : 2500.

3. Kaart aangevende de lemigheid van het onder de humeuze

bovengrond, c.q. kleidek, voorkomende zand of lemigheids-kaart van de zandondergrond, schaal 1 : 2300.

6« Kaart aangevende de mate van podzolering van de

en/of keileemondergrond of podzoleringskaart van de zand-en/of keileemondergrond, schaal 1 : 2300,

7# Kaart aangevende de algemene agrarische beoordeling, schaal 1 : 3000.

(3)

In opdracht,, van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Groningen, werd in de maanden augustus, september en oktober

1957 een onderzoek ingesteld nàar de. bodemgesteldheid van een complex landerijen in de 'omgeving van Hortus de Wolft gemeente Haren (Gr,). De genoemde percelen liggen tussen de Kerklaan

en Oosterweg en verder ten oosten" en ten noorden van de

Oosterweg tot even over de spoorlijn Groningen - Zwolle* De totale oppervlakte van dit complex bedraagt ruim 150 ha»

De kaftering van het bovengenoemde gebied is van veel belang in verband met het zoeken naar geschikte terreinen voor de voorgenomen nieuwbouw met bijbehorende proefvelden van het Instituut, Uit de' resultaten van de kartering zou dan tevens moeten blijken in hoeverre de onderzochte percelen geschikt

zijn voor grasland, akkerbouw en tuinbouw. .

Reeds tevoren werden enkele percelen door A. Pelgrum, hoofdassistent bij het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, gekarteerd. Door hem werd eveneens een oriënterende kartering . uitgevoerd van enkele andere percelen. Van de resultaten van

r,or7° V^rtpringen werd dankbaar gebruik gemaakt. Bovendien

ver-jLocuuvs ue.heer Pelgrum nog medewerking aan het vooronderzoek. , Een legenda van het gehele te onderzoeken complex kon zodoende vrij spoedig worden samengesteld. . •

De resultaten van het onderzoek zijn in een aantal kaarten vastgelegd. Deze kaarten worden in afzonderlijke paragrafen besproken. Bij de tuinbouwkundige beoordeling van de verschil-lende gronden werd medewerking verleend door de heer W. van der Knaap van de Stichting voor Bodemkartering.

Van het onderzochte gebied konden geen grondmonsters worden genomen. 'Ook waren geen analysecijfers bij de grondgebruikers beschikbaar. Deze omstandigheden hebben de kartering zeer be-moeilijkt.

Vrijwel alle grondgebruikers verleenden hun medewerking door het verstrekken van inlichtingen, die in verband met het onderzoek van belang waren. Slechts van één boer in het noord-oostelijk gedeelte van het object werden moeilijkheden onder-vonden. De percelen van zijn,boerderij, de grootste in het onderzochte gebied, kon zodoende op het laatste moment niet meer gereviseerd worden.doordat hij toen de toegang tot zijn land ontzegde, .

De kaart, die als grondslag gediend heeft voor het veld«. werk en voor de samenstelling van de verschillende kaarten, werd door het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Groningen verstrekt, .

(4)

Voorwoord

In dit rapport worden de resultaten besproken van een

bodemkundig onderzoek van een complex landerijen in de omgeving van Hortus de Wolf, gemeente Haren. Dit onderzoek werd verricht door de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen met mede* werking van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Groningen* De opdracht tot uitvoering van deze kartering werd gegeven door het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid!

Het veldwerk werd uitgevoerd'in'-de maanden augustus, sep-tember en oktober 1957 door A.E. Klungel* Ten behoeve van de

veldwerkzaamheden stelde het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid twee boorassistenten ter beschikking. Van de resultaten van een reeds verricht oriënterend onderzoek door A. Pelgrum, hoofd-assistent bij het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, kon dank-baar gebruik worden gemaakt. Tevens verleende de heer Pelgrum medewerking bij het vooronderzoek. De werkzaamheden stonden onder leiding van ir. L.A.H, de Smet.

Het rapport en de kaarten werden door de Stichting voor Bodemkartering samengesteld. Het type- en tekenwerk werden door het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid verzorgd.

De directeur van de De directeur van het

Stichting voor Bodemkartering Instituut jpor Bodemvruchtbaarheid

f

(5)

Het bodemkundig veldonderzoek

Om de.verschillen in de bodemgesteldheid te.leren kennen, werd een raaienkartering uitgevoerd. Op onderlinge afstanden van 30 m werden raaien uitgezet en-met bakens aangegeven. In

iedere raai werden op afstanden van ca. 30 m boringen verricht tot op een diepte van 125 cm beneden maaiveld. De verschillen in de bodemgesteldheid werden door de karteerder genoteerd,

terwijl de'boringen door twee böorassistenten werden uitgevoerd. Per 10 cm/werd een monster uit het boorgat genomen en deze

monsters werden in de Juiste volgorde naast het boorgat gelegd. Hierdoor verkreeg men een'goed overzicht van de profielbouw.

De profielen zijn op boorstaten beschreven. Deze. staten zijn terug te vinden in het boorstatenregister. De-plaats van de boringen zijn weergegeven op een boorpuntenkaart (bijlage 1 ) .

Bij de opname werd aan de volgende profieleigenschappen veel aandacht geschonken:

1. het slibgehalte, humusgehalte en dikte van de humeuze boven-grond, c.q. kleiïg dek of knikkig kleidek ' ' 2. de lemigheid van het onder de humeuze, siibhoudende

boven-grond of kleidek voorkomende zand

3. de diepteligging'van de eventueel voorkomende keileem

4. de'mate van podzolering in het onder de humeuze slibhoudende bovengrond of kleidek aanwezig.zand en/of keileem

5. de relatieve hoogteligging van het bodemprofiel

6. het voorkomen van oxydatie- en reductieverschijnselen in het

bodemprofiel. . ' De schattingen van het slibgehalte van de huiiieuze bovengrond

konden, wegens gebrek aan analysedjfers, niet gecontroleerd worden. Ze werden daarom vergeleken met schattingen uit

overeen-komstige karteringsgebieden To.a. het Dollardgebied) waar Vân overeenkomstige gronden wel enkele cijfers beschikbaar -zijn. Met betrekking tot het slibgehalte werden de volgende indeling en benamingen gebruikt:

zeer zwak slibhoudend C 8% afslibbaar '( <l6|i) zwak slibhoudend ••••'• :. 8 - 12%. "

zwak tot sterk slibhoudend 12. - 18% . "

sterk slibhoudend • 18 - 25%' " " . :

kleiïg ' 25 - 40%: " .

knikkig > 40% •; • «

De term knikkig slaat vooral op het onderste deel van;het

klei-dek, dat in de regel compact van structuur en weinig doorlatend is. De" overige benamingen spreken voor.zich zelf.

H et'humusgehalte van de, bovengrond'kon over het algemeen moeilijk geschat worden. Vrijwel alle gronden zijn humeus 'en de optredende verschillen hangen veelal samen met het slibgehalte en de hoogteligging van het profiel.

De dikte van de humeuze bovengrond werd ten opzichte van het maaiveld bepaald.

De lemigheid van de zandondergrond werd als volgt onderver-deeld:

zeer zwak lemig < 7.5% <50u. zwak lemig 7.5 - 17.5°|

zwak tot sterk lemig 1 7 . 5 - 2 5 % sterk lemig 25 - 30 à 40%

De diepteligging van de keileem werd gemeten ten opzichte van het maaiveld. De keileem is stugger en compacter van struc-tuur dan het sterk lemige zand, is zeer slecht doorlatend en

(6)

-3-bevat bovendien stenen. De grootte van deze stenen varieert sterk. Bij- de kartering werd naar de diepteligging de'volgende indeling gemaakt: keileem keileem keileem .keileem keileem 50

75

100

<

50

- 75

- 100 - 125 >125 cm cm cm cm cm -De podzolering van de m, m. m. m, m, .v. ,v. ,v. ,v. ,v.

zand en/of keileemondergrond werd beoordeeld naar het al of niet voorkomen van een

inspöêlings-horizont (B-inspöêlings-horizont), De mate van podzolering kon aan de-dikte en hardheid van de inspoelingshorizont afgelezen worden. De vol-gende indeling werd gemaakt:

AG-profielen: niet en zeer zwak gepodzoleerde profielen A(B)C-profieleh: zwak gepodzoleerde profielen

AB-C-profielen: zwak tot sterk gepodzoleerde profielen A-BgC-profielen: sterk gepodzoleerde profielen

Met betrekking tot dè podzolering zij hier opgemerkt, dat in de meeste profielen de A-horizont niet meer aanwezig is. Vooral door de invloed van de mens is deze meestal verwerkt in' de humeuze

bovengrond. -:

De hoogteligging van de profielen hangt in de regel samen met andere profielkenmerken. Er bestaat b.v. een zeer nauw ver-band tussen de hoogteligging.en het slibgehalte van de bovengrond. Roest- en reductieverschijnselen blijken veelal ook samen te gaan met de hoogteligging. Verder bepalen de hoogteverschillen min of' meer de mate van podzolering van de zand en/of keileemondergrond. Tenslotte, moet hier nog opgemerkt Worden, dat de keileem het

.hoogst in het profiel voorkomt,in de laagste terreindelen. Dit laatste hoeft geen regelt te zijn. In andere gebieden wordt dik-wijls het omgekeerde aangetroffen.

Vrijwel alle profielen bevatten roestvlekjes en vlekken tot aan de humeuze bovengrond. Aangezien alle percelen in gras liggen, vertoont 'de humeuze bovengrond ook nog onder de graszode roestverschijnselen. Dit zijn echter zeer kleine roestvlekjes, die als wortelroest van afstervende graswortels beschouwd moeten worden. Deze roest heeft dus niets met het grondwater te maken. De roestverschijnselen onder het humeuze dek zijn over het alge-meen het duidelijkst 'bij de lâagstgelegen profielen. Bij deze

profielen komen ook de reductieverschijnselen het best tot uiting. De zeer laag gelegen 'profielen vertonen permanente reductie in

de ondergrond, '.

De diverse eigenschappen'van de grond zijn in verschillende kaarten weergegeven. Uit het verzamelde materiaal werden de vol-gende kaarten samengesteld:

1. Boorpuntenkaart.

2. Bodemkundige overzichtskaart.

3. Kaart per boorpunt aangevende de dikte van de humeuze al of niet slibhoudende-bovengrond en/of.kleidek.

A-. Kaart aangevende de: diepteligging van de keileem of keileem-dieptekaart,

5. Kaart aangevende de lemigheid van het onder de humeuze boven-grond, c.q. kleidek, voorkomende zand of lemigheidskaart van de zandohdergrond.

6« Kaart aangevende de mate van podzolering van de zand- en/of keileemondergrond of podzoleringskaart van de zand- en/of keileemondergrond.

7."" Kaart aangevende de algemene agrarische beoordeling.

(7)

De bodemgesteldheid "

Het onderzochte object ligt op de oostelijke helling van de Hondsrug. De kern van deze rug bestaat uit keileern. De basis van de gronden wordt zodoende gevormd door zwar.e? stugge leem.

De keileemvloer ligt echter niet Vlak. In oostelijke richting?

nl. in de richting van het laag gelegen Hunzedal, duikt de kei-leem vrij diep weg, In het lager .gelegen.noord-oostelijk ge-deelte van het object, komt de keiïeem dicht aan.de oppervlakte. Op de overgang naar de hogere terreindelen ligt de keiïeem .

dieper, in de hoogste delen in de regel dieper dan 125 cm beneden maaiveld.. Ten oosten van de spoorlijn Groningen-Zwo11e wordt zelfs in de allerlaagste delen van het terrein de keiïeem niet meer aangetroffen.

De bovenkant, van de keiïeem wordt doorgaans gevormd door keizand ter dikte van 10 à 30 cm. Dit zand wordt als verwerings-materiaal van de keiïeem opgevat. Het bestaat uit zwak tot sterk lemig, matig.fijn zand. met keien en keitjes. Op dit zand rust een pakket van §eter gesorteerd 'zand van wisselende dikte dat behoort tot de aeolische dekzandformatie. Deze formatie bestaat hier uit tamelijk fijn zand (ca. 150u) tot matig fijn zand (10«>-150|i), De variatie in de verschillende zandafzettingen is, zowel in hori-zontale als in vertikale richting, vrij groot.

• •••••.• In de keileemondergrond komen afwijkingen voor, die aan

kryoturbatie moeten worden toegeschreven. O.a. zijn vorstspleten met zand - dat later tot afzetting kwam - opgevuld. Zodoende

.kunnen b.v, in het gebied met ondiepe keileém volledige zand-profielen aangetroffen worden.

Na de laatste ijstijd rees de zeespiegel met als gevolg een stijging van de grondwaterstanden..Op de lage, vochtige terrein-delen kon zodoende veengroei plaats vinden. In het onderzochte gebied bleef de veengroei beperkt tot de allerlaagste delen van het terrein. De veenlaag, die zich op die plaatsen heeft gevormd, is hoogstens 10 à 20 cm dik. Buiten het gebied, in de richting

van het Hunzedal, is het veenpakket dikker.

De zeespiegelstijgingen gaven in latere'tijden aanleiding tot slibafzettingen. Bij hoge vloeden werd het terrein vanuit het Hunzedal regelmatig overstroomd. In de laagste delen van het terrein kwam het meeste slib tot afzetting. Op plaatsen, waar zich veen of venig materiaal had gevormd en in andere lage terrein-delen, • sedimenteerde zodoende zuivere klei. Deze klei heeft zich plaatselijk knikkig ontwikkeld. Op de iets hogere terreindelen vermengde zich fijn- slib met zand. Bij deze vermengingen ontstond een bovengrond van .min of meer slibrijk zand, het zgn.

slib-houdende- of gebroken zand.'

Tijdens de overstromingen kon de vegetatie zich min of meer handhaven. Tengevolge hiervan zijn de slibafzettingen vrij humeus. In de. laagten is de begroeiing sterk geweest. De bovengrond is'

daar zodoende sterk, humeus, . . ' De oude zandohdergrond is: op- verschillende plaatsen

.gepodzo-leerd. Deze podzolering wijst op een vrij droge ligging van de

grond tijdens de profielontwikkeling. Waarschijnlijk is tijdens de overspoelingen de A-horizont veelal verdwenen. In de laagste delen van het terrein is het zand niet ge'podzoleerd, hetgeen dus wijst op vochtige omstandigheden tijdens de' profielvorming. In de keiïeem treft men geen profielontwikkeling aan.

(8)

-De invloed van de mens op de verschillende profielen is groot. Het gebied is reeds lang bewocmd. In de loop der tijden is veel...grond vergraven en gestoord. Zo vindt men op verschillende plaatsen onder de homogene, humeuze.al of niet slibhoudende bovengrond een minder homogene horizont, die sterk de indruk geeft van gestoord te zijn door de mens. De invloed van de mens komt ook tot uiting in de afgravingen van plaatselijke kleine zandkoppen. Veel van dit zand is waarschijnlijk via de stallen in de loop van de tijd op de drassige percelen gebracht. De slappe zode kon zodoende verstevigd worden. Ook zand uit de sloten werd hiervoor aangewend. Deze be zanding vinden we. in de lage _ percelen dan. ook veelal terug. De horizont direct onder de zode is b.v. duidelijk zandiger dan de daaronder gelegen horizont.

Het lijkt niet onmogelijk, dat in vroegere perioden in het gebied meer bouwland voorkwam, dwz. op de hogere gronden. Over het algemeen is de humeuze, min of meer slibhoudende bovengrond vrij dik. De dikte varieert van 20-50 cm. Een dergelijke dikte wordt in graslandgebieden zelden aangetroffen. Veelal vindt men ook de niet-homogene horizont in de iets hoger gelegen

per-celen. Deze laatste horizont kan onder bouwland-omstandigheden -oTiakkelijker ontstaan dan wanneer het land in, gras ligt-.

In het gehucht Essen bedraagt de dikte van de humeuze boven-grond bijna 100 cm. Een dergelijke boven-grond, die in' het object in slechts 1 perceel voorkomt, dient tot de esgronden gerekend te worden.

De waterhuishoudkundige toestand

In het algemeen zijn de meeste gronden vochtig.tot nat,

vooral in de winter..Vele gronden zijn topografisch laag gelegen.' Met de topografie gaat het slibgehalte van de bovengrond samen. Voor de meeste gronden geldt dan ook, dat de vochtigheid van het

profiel samenhangt met het slibgehalte van de bovengrond. Behalve aan de topografie moet de oorzaak van.de vochtige en natte ligging van sommige gronden ook nog toegeschreven worden aan de weinig doorlatende keileemondergrond. Op deze ondergrond stagneert het regenwater. In het voorgaande is reeds opgemerkt, dat in het onderzochte gebied de diepteligging van de keileem geen verband houdt met de hoogteligging van het profiel, dwz, in bepaalde laag gelegen percelen ligt de keileem het dichtst aan de oppervlakte.

De knikkige kleihorizont in de profielen met een knikkige kleibovengrond werkt eveneens stagnerend. Deze profielen komen uitsluitend in de laagst gelegen gedeelten van net terrein voor.

Tenslotte is van de hogere gedeelten van de Hondsrug nog drangwater afkomstig. Het transport van dit water gaat groten-deels over de ondoorlatende keileem. . •

De vochtige ligging van de gronden komt o.a; tot uiting in de roest- en reductieverschijnselen. De knikkige klei-op-zand-gronden, de kleiige zandgronden en de andere gronden met een on-diepe ligging van de keileem hebben in de ondergrond meestal op een diepte van ca."100 cm een permanent gereduceerde zone. Boven deze zone komen roestvlekken voor. Deze zetten zich veelal voort tot in de graszode. Bij de zwak tot sterk slibhoudende gronden is een permanent 'gereduceerde 'zone meestal niet aangeboord. Wel kunnen in de "ondergrond reductie- naast roestvlekken voorkomen«

(9)

Ook bij deze laatste profielen zitten de roestvlekken en -vlekjes tot in de graszode. De zeer zwak en zwak slibhoudehde zandgronden vertonen in de ondergrond vrijwel geen reductie-vlekken. In het profiel wordt plaatselijk roest aangetroffen en de zode-wordt eveneens'gekenmerkt door het voorkomen van roestvlek jes. '

-Op bepaalde plaatsen zijn de profielen sterk roestig. Deze roestigheid wordt in de meeste gevallen, veroorzaakt door drangwater. Slecht doorlatende horizonten, zoals keileem en knikkige kleilagen-hebben in de regel ook een grotere ophoping van roest tot gevolg.

.. De laagst gelegen gronden staan in perioden'met veel neer-slag, spoedig.dras. De zode wórdt door het vee dan zeer gemakke-lijk vertrapt. De hoger gelegen gronden hebben'minder gauw wateroverlast en de zode is'in--de regel ook steviger. Het

ver-trappen van de zode hééft hier dan ook-niet zo gemakkelijk plaats. De hoogst gelegen gronden zijn in natte perioden gunstiger dan

de vorige. Ze kunnen dan echter in geringe mate volgens enkele inlichtingen aan verdroging lijden.

In vroegere perioden zotte het water uit het Hunzedal hier 's winters grote oppervlakten blank. In deze eeuw werd de afwate-ring van het gebied verbeterd, maar deze is voor de meeste

gronden nog beslist; onvoldoende. '

De algemene landbouwkundige toestand

Op enkele uitzonderingen na liggen alle gronden in grasland. De boeren zijn geheel op veeteelt ingesteld. De gebouwen van de bedrijven staan op de hogere gronden van de,Hondsrug. De be-drijven strekken zich in de regel tot ver in het laag gelegen Hunzedal uit. De gronden van het Hunzedal blijven tot lang in het-voorjaar nat en zijn dan ook meestal als hooiweiland in ge-bruik.

De ontwatering van de gronden geschiedt door greppels,

sloten enz, Buisdrainage wordt niet toegepast. Het onderhoud'van greppels en sloten geschiedt, niet overal even goed, In een aantal percelen'^ o.a. in het noordelijk gedeelte .van het object liggen enkele nret meer onderhouden greppels.

De verzorging van het grasland laat in de regel veel te

wensen over. De huidige grasmat varieert sterk. Deze hangt sterk af van de hoogteligging van het profiel en van de kwaliteit van de boer. Gegevens over grasproduktie- konden niet verkregen worden.

Op enkele plaatsen wordt tuinbouw uitgeoefend. Deze vindt men''in hoofdzaak op de topografisch hoge gronden, die in de

bovengrond zeer' zwak of zwak slibhoudend zijn met een diepe ligging van de keileem. Volgens# inlichtingen zijn de resultaten

zeer bevredigend. Cijfers hieromtrent staan evenwel niet ter beschikking. '-.'"•• .

H-et Landbouwbureau Wiersum' heeft op-enkele percelen proef-velden,'Deze percelen zijn vrij diep omgewerkt en tevens gedrai-neerd. Het oorspronkelijk profiel kon niet meer precies nagegaan worden. Uit de hoogteligging en andere eigenschappen van het huidige profiel kon echter wel opgemaakt worden,-dat het oor- ' spronkelijk profiel een'zeer zwak tot zwak slibhoudende boven-grond had met een onderboven-grond, van zwak lemig zand. Op deze ver- ••' beterde percelen kunnen, volgens mondelinge mededelingen van de

(10)

-7-zijde van het Landbouwbureau Wiersum, alle landbouwgewassen geteeld worden. De grond,eh vragen wel een goede bemesting.

Alle 'graangewassen kunnen zonder speciale moeilijkheden verbouwd worden. Ze geven goede opbrengsten.,Ook voor bietenteelt is de grond goed geschikt. Ze geven opbrengsten, welke met die van de allerbeste gronden vergeleken kunnen worden; Alleen in zeer droge zomers kan in de bieten droogteschade optreden. De ver- • bouw van zaadgewassen is eveneens goed mogelijk. De grond is ook geschikt voor de teelt van gevoelige gewassen, zoals vlas én fijne zaadgewassen. De kwaliteit van vlas is goed. Tot zover de mededelingen van het ' Landbouwbureau Wiersum,

De, mogelijkheden voor tuin-, akker- en weidebouw . •

' Uit de vorige paragrafen blijkt, dat het object gekenmerkt wordt door vrij sterke verschillen in de bodemgesteldheid,, in

de waterhuishoudkundige toestand en daardoor in de landbouw- ; kundige mogelijkheden. Bij de beoordeling van de verschillende gronden, ten a'anzien van de mogelijkheden voor tuin-, .akker-en weidebouw, zal de slechte ontwateringstoestand van het.ge-bied niet in rekening worden gebracht. De ontwatering kan immers

. '^"-•"i worden en zodoende ligt het voor de hand om de diverse gronden te • beoordelen op grond van de meest gewenste ontwate-ringstoestand. Deze gewenste ontwateringstoestand ligt voor de verschillende profielen niet gelijk. We komen straks hier nog op... terug.

De geschiktheid van de grond voor tuin-, akker- en weidebouw zullen we aan de hand van profielbouw trachten af te leiden, In het voorgaande werden de gronden met een ongunstige profielbouw reeds genoemd. Het.zijn de gronden met'een ondiepe ligging van de keileemondergrond en de .gronden met een knikkige kleiboven-grond. Deze .gronden hebben storende lagen, die éen ongunstige invloed uitoefenen op de waterhuishouding» De inspoelingshori-zonten (B-horiinspoelingshori-zonten)* in het zand kunnen eveneens storend werken. Ze zijn echter minder storend dan de keileem of de knikkige

kleilaag. Bovendien liggen'de inspoelingshorizonten vrij diep. Ze- kunnen- dan ook vrijwel verwaarloosd worden bij de waterhuis-houdkundige beoordeling van de verschillende gronden.

.Wordt de ondoorlatende'keileemondergrond binnen een diepte van.ongeveer 80 cm aangetroffen,'dan mag men aannemen dat de

waterhuishouding van de grond in; ernstige mate: ongunstig is. De ,

aard van 'de' boven de keileem voorkomende grond'speelt hierbij' . geen rol, aangezien in het onderzochte'object bij een ondiepe. . ligging, van. de keileem- dé bovengrond steeds sterk slibhoudend - •.-• of kleiig is. Bij een slibarme' bovengrond .zou een stagnerende • . • • keileemlaag .van gunstige-betekenis'kunnen zijn vo.or de, vocht- .. •. voorziening, aangezien deze een te snel 'wegzakken :van het-water

zou verhinderen.. In'dit'geval echter'gaat. Ie ondiepe ligging -, van de keileem' samen met een- lage ligging ,van de .grond in het

terrein, Een grond met-'ondiep keileem gepaard gaande met-e^n-, lu^e .if'-rçtdng,- is niet meer-geschikt voor tuinbouw.. Ook voor • •' akkerbouw wordt zo'n grond als -weinig, gés.c&tfct- çékw&lificéenl« ., Bij--een-."juiste waterbeheersing is'" een'dergelijke grond wel „ge---, schikt, voor grasland.-'In natte "perioden achter, is de. zode ge* --/-voelig-en kan gemakkelijk worden- verirapWHet. zijn'late gronden, dus met een - lang zerne groei van hel?; gras in het voorjaar,

(11)

Een ligging van de keile'ïmondergrond op 80 cm en dieper acht men niet meer schadelijk, dwz. bij een goede drainage van de grond. Is de kwaliteit van de boven de keileemlaag voor-komende grond goed, dan is hierop zowel tuin-, akker- als weidebouw zeer goed mogelijk.

De gronden met een knikkige kleibovengrond staan in de praktijk als onguns-fcig bekend. Voor bouwland acht men ze weinig geschikt, terwijl ze voor tuinbouwkundige doeleinden niet ge-bruikt kunnen worden.. Ze liggen gewoonlijk in grasland en geven bij een juiste waterbeheersing goede brutoprodukties. Het zijn late gronden. In natte omstandigheden kan'de zode gemakkelijk worden vertrapt.•

De humeuze, kleiige zandgronden (met diepe ligging van de keileem, dwz. >,80 cm) kunnen plaatselijk in net profiel, nl. op de overgang van de humeuze, -zandige klei naar het zand een dunne knikkige en/of venige horizont bezitten die in meerdere of mindere mate de waterhuishouding kan storen. Deze gronden

zijn ongetwijfeld beter dan de knikkige klei-op-zandgronden. Toch mogen ze voor tuin- en akkerbouw nog niet volledig geschikt genoemd worden. Ze geven beperkingen, vooral met betrekking tot de teelt van gevoelige gewassen. Voor. grasland zijn,deze zand-gronden goed geschikt. Bij' een goede waterbeheersing en bemesting kunnen dergelijke gronden hoge produkties geven. In natte perio-den' is de zode evenwel nog gevoelig. :

De matig en sterk slibhoudende zandgronden (met keileem >80 cm) zullen ten aanzien van een goede ontwatering geen

spe-ciale moeilijkheden opleveren. Deze gronden zijn voldoende vocht-houdend,.aangezien de bovengrond humeus en slibhoudend is en de ondergrond min of meer lemig. In.het profiel komen praktisch geen storende lagen voor. Dergelijke gronden staan in de landbouw bekend als goed geschikt voor de teelt van diverse tuin- en

akkerbouwgewassen. Ook voor grasland zijn ze geschikt. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met enige zomer-depressie bij te lage zomergrondwaterstanden.

Profielen met een humeuze en zeer zwak en zwak slibhoudende bovengrond en met een min of meer lemige zandondergrond, zijn

iets minder vochthoudend dan de vorige. Ze kunnen evenwel geschikt en zelfs goed geschikt genoemd worden voor tuin- en akkerbouw bij een goede beheersing van.de grondwaterstand. Voor de teelt van diverse tuin- en akkerbouwgewassen zijn ze dan ook geschikt. Men moet er wel op bedacht zijn, dat vochteisende gewassen, zoals bladgroenten e.d., in het groeiseizoen op kunstmatige wijze van vocht zullen moeten worden voorzien. De humeuze,' zeer zwak en zwak slibhoudende zandgronden kunnen voor grasland geschikt worden genoemd, maar men zal wel rekening moeten houdeh met

zomer-depressies. Tijdens de grasgroei- in de zomer zal het. profiel te

gauw uitgeput zijn aan vocht. . De bovenstaande beoordeling van de verschillende gronden

geldt alleen bij een juiste ontwatering, beter gezegd bij een goede waterbeheersing. De huidige voldoet hieraan in geen, enkel opzicht. Voor het object is het ontwerpen van een goede water-beheersing aangepast aan de vochtbehoefte van alle gronden,

vrijjwel onmogelijk. De verschillen in- topografische ligging zijn daarvoor te groot. Een voldoende drooglegging van de laagste gronden b.v. betekent een.te diep wegzakken van het grondwater voor vrijwel alle andere gronden. Een juiste instelling'van de grondwaterstand voor de hoogst gelegen gronden heeft tot resul-taat, dat de overige gronden een te natte ligging krijgen enz.

(12)

-9-Toelichting kaarten

1. Boorpuntenkaart

2 . Bodemkundige overzichtskaart

3.. Kaart., per boorpunt aangevende d e dikte v a n de humeuze. a l

of niet slibhoudende bovengrond "en/of kleidek

4. Kaart aangevende de diepteligging v a n de keileem of k e i l e e m

-dieptekaart

5. Kaart aangevende d e lemigheid v a n het o n d e r de humeuze b o v e n

-g r o n d , c.q. k l e i d e k , voorkomende zand o f lemi-gheidskaart van.

de zandondergrohd. . .

6. K a a r t aangevende de m a t e van podzolering van de zand- en/of

keileemondergrond of podzoleringskaart v a n de zand- « n / o f

keileemondergrond * •

7« Kaart aangevende d e algemene* agrarische beoordeling.

1• B o o r p u n t e n k a a r t ' " • •

" D e boorpuntenkaart geeft d e dichtheid v a n het net w e e r ,

w a a r b i j geboord .werd. D e grondboringen zijn van een doorlopende

nummering v o o r z i e n . V a n iedere b o r i n g w e r d een zeer korte p r o

f i e l b e s c h r i j v i n g g e m a a k t . D e z e beschrijvingen staan in h e t ^ b o o r

-stat.enregister, dat aanwezig is in h e t archief v a n de provinciale

afdeling G r o n i n g e n van de S t i c h t i n g v o o r Bodettkartering,

2 . Bodemkundige overzichtskaart

O p deze kaart w o r d e n de v o l g e n d e onderscheidingen w e e r g e

-g e v e n :

1, H u m e u z e zeer zwak slibhoudende zandgronden«

2. H u m e u z e zwak slibhoudende zandgronden*

3,

H u m e u z e zwak - sterk slibhoudende zandgronden.

4. H u m e u z e sterk slibhoudende zandgronden.

j>, H u m e u z e k l e i i g e - z a n d g r o n d e n .

6. H u m e u z e knikkige k l e i - o p - z a n d g r o n d e n .

D e z e onderscheidingen berusten o p v e r s c h i l l e n , die i n d e b o v e n

-grond v o o r k o m e n . D e v a r i a t i e injâe o n d e r g r o n d , die h i e r zeer

groot i s , staat op.de kaart .niet a a n g e g e v e n . V a n de'belangrijkste

e i g e n s c h a p p e n , die.met d e ondergrond verband h o u d e n , w e r d e n a n

-dere k a a r t e n samengesteld. ..

D e l e g e n d a en.de bodemkaart b e h o e v e n geen nadere toelichting»

D e verschillen'in'de b o v e n g r o n d en d e hiermee,samenhangende e i g e n

-schappen w e r d e n h i e r b o v e n reeds besproken.• . •

.Kleine o p p e r v l a k k e n , die een afwijkende,bodemgesteldheid .

v e r t o n e n , zijn o p de kaart, v e r w a a r l o o s d . V e r d e r zijn de p l e k k e n ,

w a a r zand uit de ondergrond is gegraven of w a a r a n d e r e ^ p l a a t s e

-lijke profielafwijkingen 'Voorkomen,, evenmin aangegeven,,

3. Kaarfr,»

Pßr

b o o r p u n t a^ngeve^de d e djkte van,,,dg huiaeuge gl

riiii

o,I

aifi.fc alJLbfroudende, b o v e n g r o n d , en/of kX6J.de.k~

' Deze kaart toont d e sterke variatie i n dikte v a n het h u

-m e u z e 'al of. n i e t slibhoudende d e k . c.q.' klei ig dek« D o o r deze

sterke variatie is het. niet mogelijk" om eéxr-kaart samen t e

stellen.,, die het huamuze dek en/of k l e i i g dek i n

verschillende-d i k t e s w e e r g e e f t , •'•••'••'.•'

Behalve d e dikte van het humeuze dek- w o r d t op 'de- k a a r t

v

o o k

n o g -de dikte van d e plaatselijk g e s t o o r d e lagen o n d e r h e t hu-..

m e u z e dek aangeduid. D e z e gestoorde l a g e n k u n n e n , aoals d e k a a r t

l a a t z i e n , op w i l l e k e u r i g e plaatsen a a n g e t r o f f e n w o r d e n . B i j d e

(13)

-knikkige klei-op-zandgronden is de diepste ligging van de knik-kige kleilaag, die onder een humeus kleiig dek aanwezig is, op dezelfde wijze aangegeven.

4. Kaart aangevende de diepteligging van de keileem of keileemr dieptekaart . ' ' • • •

De keileem wordt, op enkele uitzonderingen na, vrijwel, uit-sluitend in het noordwestelijk gedeelte van het gebied binnen een diepte van 125 cm beneden maaiveld aangetroffen. De variatie in de diepteligging van de keileem is vrij groot. Het'Was 'echter wel mogelijk de verschillen in diepteligging op een kaart weer

te geven, 'De volgende indeling werd gemaakt: 1. keileem ( ^0 era - m.v,

2. keileem 50 - 7.5 cm - m.v, 3. keileem 75 - 100 cm - m.v. 4. keileem 100 - 125 cm - m.v.

5. keileem > 125 cm - m.v. '• . Na hetgeen in vorige paragrafen reeds is opgemerkt, is verdere

toelichting van de keileemdieptekaart overbodig.

•5. Kaart aangevende de lemigheid van het onder de humeuze boven-grond, c.q, kleidek, voorkomende zand of lemigheidskaart van de zandohdergrond

Deze kaart geeft de lemigheid van het zand aan, dat onder de humeuze bovengrond aanwezig is en binnen-een diepte van 100* cm beneden maaiveld voorkomt. Een onderverdeling van de lemigheid van het zand werd hierboven reeds gegeven. Op plaatsen, waar de keileem ondiep zit, is de dikte van' de laag met lemig zand erg

dun. Deze wordt op. de kaart niet meer weergegeven. De verschillen in de diepteligging van de keileem is hiervoor in de plaats ge-steld. De legenda, is als volgt:

1 . al of niet lemig zand >10.0 2, zeer zwak Lemig zand < 10-0

3. zwak lemig zand ^100 4.. zwak-sterk lemig zand O 00

5« sterk lemig .zand <100 6. keileem op 75 - 100

7. keileem op 5 0 - 7 5 8. keileem < 50

Uit het kaartbeeld blijkt, dat is. Ook in één en hetz.elfde profiel

regel is de gemiddelde lemigheid van de zandlaag aangeduid. De dikte van.de leemhoudende'zandlaag kan eveneens, sterk wisselen. Deze staat.op de kaart niet aangegeven. De dikte van de leemhoudende zandlaag is nl. in zeer sterke mate afhankelijk van de dikte van het humeuze bovendek, c.q. kleidek.

In.het, algemeen is het. zand .van de lager gelegen terrein-, delen, met ondiep keileem. in. de ondergrond, lemiger dan in 'de andere delen, In deze laatste delen is het verband tussen lemig-heid en.hoogteligging vrij willekeurig. Het zeer laag gelegen gedeelte met knikkige kleï-'op-zandgronden bevat binnen een diepte van 100 .cm zand, dat meestal iets venig is. Het zand, dat hier

ongeveer op een diepte van 100 cm en dieper voorkomt, is' in de regel, zeer zwak lemig, ' • '

-,11-cm cm cm cm cm cm cm cm de is - m.v. - m.v. - m.v, - m.v. - m.v. - m.v. - m.v. - m.v. variatie in lemigheid dit nog het geval, In

groot

(14)

6. Kaart aangevende de mate van podzolering van de zand- en/of keileemonde.rgrond of podzoleringskaart van de"" zand-" en/of keileemondergrond

De volgende onderscheidingen staan op de podzoleringskaart van de zand- en/of keileemondergrond*

1. niet en zeer zwak gepodzoleerde profielen 2. zwak gepodzoleerde profielen

3. zwak tot sterk gepodzoleerde profielen 4. sterk gepodzoleerde profielen

In het voorgaande werd reeds opgemerkt, hoe de mate van podzolering geconstateerd werd. Het kaartbeeld laat zien, dat er verband bestaat tussen de mate van podzolering en de hoogte-ligging. Het noordelijk-.en noordoostelijk gedeelte van het gebied, maakt, hierop echter een.uitzondering.

Het perceel met esgrond'in het gehucht Essen (het noordelijk gedeelte) staat op de kaart als niet zeer zwak gepodzoleerd. In werkelijkheid is hier de voormalige A-horizont met inbegrip van de B-hprizont verwerkt'in de bovengrond. Deze verschijnselen doen

zich ook elders in het gebied nog wel voor.

Het noordoostelijk gedeelte ligt hoog en de profielen zijn weinig.of niet gepodzoleerd. Dit verschijnsel kan niet zo gemak-kelijk, verklaard worden. Vanwege moeilijkheden mét de grondge-bruiker kon.het terrein op het laatste moment niet nader meer

worden bekeken. Waarschijnlijk is het hier zand, dat jonger is dan het zand van de overige delen van het gebied. Dit zand œoet zeer waarschijnlijk als jong stuifzand worden opgevat» Het kan afkomstig zijn vanuit het Hunzedal, dat in bepaalde perioden droog heeft gelegen en waarvan .het zand, ten gevolge van de schaarse begroeiing, gemakkelijk kon opwaaien.

Een verband tussen de lemigheid van het zand en" de mate van podzolering werd niet gevonden.- In de keileem wordt evenwel geen podzolering aangetroffen.

De podzoleringskaart kan zijn nut hebben bij eventueel uit te voeren grondverbeteringen,- Aan de hand van deze kaart kan nagegaan worden waar bruin zand te verwachten is,

7. -Kaart aangevende de -algemene-agrarische'beoordeling

De verschillen in agrarische beoordeling lopen voor de di-verse gronden sterk uitéén.- De mogelijkheden voor tuin-, akker-en weidebouw werdakker-en hierbovakker-en reeds bekekakker-en. Aan de hand hiervan kunnen de.volgende geschiktheidsklassen worden opgesteld: , Klasse. 1. Goed geschikt voor tuin- en akkerbouw.

Geschikt voor grasland met zomerdepressie. Klasse 2. Geschikt voor tuin- en akkerbouw.

Geschikt voor' grasland mét geringe zomerdepressie. Klasse 3. Matig geschikt voor tuin- en akkerbouw,

:-, Geschikt voor grasland?'.laat in het-voorjaar,, goede • produktie in de zomer en' slechte bereikbaarheid in ie herfst.

Klasse 4, Weinig geschikt voor tuin- en akkerbouw.

Geschikt voor grasland\ laat in'het voorjaar, goede produktie in de -zomer en zeer'slechte beweidbaarheid

in de herfst.- ,, De bodemeenheden 3 en 4 van de bodemkundlge overs!chtskaart

met .de keileem dieper dan 75 cm-beneden maaiveld vallen .onder klasse 1 »-^Klasse 2 omvat de gronden van de eenheden -l-en 2,'

(15)

eveneens met de keileem dieper dan 75 cm beneden maaiveld. De bodemeenheid 5 met. keileem dieper, dan 75 cm beneden maaiveld ' ' staat: onder • klasse 3 gerangschikt.. Tenslotte zijn alle

een-heden'mèt de kêileem ondieper dan 75 cm beneden maaiveld -in

klasse 4 ondergebracht. De eenheid 6 staat eveneens in.klasse 4. 'De agrarische beoordelingskaart kon aan de hand van de

bodemkundige overzichtskaart 'en de keileemdieptekaart samenge-steld worden. Deze kaart geeft de geschiktheden van de diverse percelen weer. Een verdere behandeling van de kaart kan hier achterwege blijven, aangezien in de vorige paragraaf de diverse mogelijkheden uitvoerig werden besproken. Hierbij zij echter nog wel opgemerkt, dat de'kaart alleen geldt .bij een goede waterbe-heersing 'van de verschillende gronden. Het uitvoeren van een goed waterbeheersingsplan, dat. aan de behoefte van alle gronden, is

aangepast, zal in de praktijk - zoals hierboven reeds werd opge- . merkt - moeilijk te realiseren zijn. Voor een complex percelen

echter, dat een egale ligging heeft en waarvan de bodemgesteld-heid geringe verschillen vertoont, zal de uitvoering van een dergelijk plan aanmerkelijk minder moeilijkheden opleveren.

Samenvatting .en conclusies

Het bodemkundig onderzoek van een- complex landerijen in de omgeying. van Hortus de Wolf, gemeente Haren, werd door de Stich-ting voor Bodemkartering in samenwerking met het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Groningen uitgevoerd. Dit onderzoek is

van belang in verband met het vinden van geschikte gronden voor de. voorgenomen nieuwbouw met bijbehorende proefvelden voor het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid.

Uit het onderzoek is gebleken, dat de bodemgesteldheid van het onderzochte gebied, dat in hoofdzaak in grasland is gelegen, sterk wisselt. De ontwatering van het gebied is onvoldoende. De bemesting en de verzorging van de percelen laten vrij veel te

wensen over. Praktijkgegevens geven echter aan, dat verschillende delen geschikt en'zelfs goed geschikt zijn voor de teelt van

tuinbouw- en akkerbouwgewassen. Dit laatste is in overeenstem-ming met de resultaten van het bodemkundig onderzoek. Bij een

goede waterbeheersing zijn de meeste gronden geschikt voor gras-land. De hoger 'gelegen gronden', zullen evenwel iets te lijden -• hebben van zomerdepressie; de lager liggende gronden zullen in het 'voorjaar aan de late kant zijn en in, natte perioden slecht bewëidbaar.-'Alleen de gronden met keileem dieper dan 75 cm be-neden maai.veld zijn geschikt en goed geschikt voor akker- en tuinbouw, 'mits ze van een goede waterbeheersing zijn voorzien. Dit zijn in de regel de goed humeuze, min of meer slibhoudende, hoger liggende 'gronden. De lager liggende gronden met ondiep keileem of met knikkige kleilagen zijn weinig geschikt voor de teelt van tuinbouw- en akkerbouwgewassen.

In verband met 'het zoeken naar geschikte percelen werden de volgende kaarten samengesteld:

1. Boorpuntenkaart.

2. Bodemkundige overzichtskaart.

3. Kaart, per, boorpunt aangevende de dikte van de humeuze al of niet slibhoudende'bovengrond en/of kleidek.

4. Kaart aangevende de diepteligging van de keileem of

keileem-dieptekaart. -v

5. Kaart aangevende de lemigheid van het onder.de humeuze boven-grond, c.q. .kleidek, voorkomende zand of lemigheidskaarb van de zandondergrond.

6. Kaart-aangevende de mate van podzolering van de zand- en/of kei-leemondergrond of podzoleringskaart van de zand- en/of keileem-7t Kaart aangevende de algemene agrarische beoordeling. ondergrond.

(16)

GEBIED OMGEVING OOSTERWEG H A R E N

BOORPUNTENKAART

S C H A A L I : 2 5 0 0

fss 9ê3 996 'W * ,0i7 |

• I •

ê\

• • fOOJ. !013 m ,02 S 9S4 995 f 0 m • • . . m • ! • • ! a i e • »'004 / O / ^ « / O * * w a 9 I M / O / P 1 • . • ! • • » 'éfd o o r ' 0 0 5 ••<""/ • /iV.t 1 f A U ) ' / • • / 0 * 5 • /Oörf ''«--'^ F4I* 9S2 /o«/ /0§2 y j - / W * & 7/7 7ftf

If/OJJ

/ O I O .

• • • I i

/Otf« /O« 5 # 0 5 ^ f J • 7 0 S «TOP ©7/0 « 7 / 4 • / /0«ff» I064 ^ ^C" - > » ^ _ / V ) — •••. - » ~ - ~ ~ Z l _ _ l \mt07? m7$ « i *4^ f > « 7 7 | #i 7 Ä - — — - « - - ~ - _ - _ « ^ # 7/5 7 4

™ 7/*l

/ , , rê / 0 7 # / 0 7 ¥ j

f , /«o „ , -J, .

"

9

»k al . .

» f CU ƒ P / J A / J » • *»C_. »P04 Jo n, * * 911 ^ ^ * * * — f / O • 8 6 7 _. I - * " ~ - . • « & , A

/ * * #lf

*

f* ' L ^ Z Ë - L *7 0« • ^ O7 * * > 0 «TOP ©7/0 « / / / l • / f069 1064 ^ * ^ * - - ^ _ ,Ä

tf/O i / J 6% 633 64é US4 Uê % m . § m - ~ ^ - « — ~ - K » / 0 4 ef

5* 7 d«5 I # «w /ow 'o w /a$4 I i

609 é*4 * 634 é%5 L% SÎ? . I m *** 9 *** m • ^47 ƒ

-£-i—, «' .?.

5

Ï, "

5

•« «• «« . . "* .

a?s

. • . '

o<s

/ i

" o " ! «Ô« «?, * " ' « « -5% «*> • •

< l 8 ï

-

s

*

s

.y^/oso. ' ° '

, <

f

B S TJ^^

SJI

. A sis * - > - A

J

r r s ; 1 — — - — • , f , • s-?« • „ • 5«oi . ° I

88<f 879

• » » ^ ^ ^ ^ # # 7 J t M • • / »

• I^^*********»«_^ 5 7 J Ô7i* 1&77 •

Sd/

I *« #»

-f

s

,

# I I SSS 8S986i . . # | « f j | • • •

ims

*" ">™ is

C3

4 ë S 49*2 # -#95 * P / 4PÖ

V

4

*

4

4tê

\493 • X JÊftf

'°2 . •

«a, '°<JZ '—. 7 ,J, «!

• sm •

1/#t

SOJ a w W 5 / 5 # ^ J « • _ 5 J / 5 0 ^ 5 / 4 ^ ' ^? 3 5 J|

r

7

m%

« • «& e * • .

f * * ° 84/ ff42T • # J J O S%i • • • S32 SO® S*m3 520 S2S t,f 5 J 4 A 5«?/ 5 - Ä /

5lf •

mS

Â2

SSS m S47 m S43 SSS

•• sis •

5 # 4 5?2 S/7. J » 5 f J 5 | 4 5 P 5 j S7#rf /2»P/ /2Û6h8S

^— i l l _/*P* /!»» / /

p j f f « • •

#

ƒ

é

r

j #

•*»

Ä *

#

i/ • • /

«/SI • • /

â

^

7

«/ Ä V « • ' .

ô26

i t / 5 \ # / J

§

S

fi

»

; m

l

m

\?A f • ^ S _ .

8/

°l ®0V 8°à *%-,

f 7

F 799 »Ëo « ^ N _ ƒ

807

/

ww

»m

M «

» _ / _

^ « « «Ä/ aS5

/ o d r?P7»# 7Î5 A Ä . . # » J • 7 » • > . _ 791 790^^*789 • ^ - 7é?<? 79g 7#J 7J , • # ^ > 756 • 778 • • • ƒ _ - , ,

(17)

952 959 • • 1 • l

9&6 • /oos (OU • 10*3

m IL. P P J I ,020 • • p 7 2 975 • #1 » /O 2 9SJ 9S8 067 « t n I 992 \ • • P 7 J 954 957 955 0 5 6 • _..» f. p74_ 992 zoo? mêj HMZ • » "•—•• 1-3

n>

6

"

9

• \ • "* «o /!/ w \ ? A r - - — - J

/0

"

7 /0öd /0#5/

• w

1 • o J / 64fi 6321 ^ - - ^ • ^ 7 /OSO I ^ d 2 « \ ^ " - — • / 0 7J • / • • • I _ I \ I • • • • • • • f074 '068 1065 I0S2 ƒ 7/ é / 2 • 632 64? X J o S J ' * ', J /,*àfQ76 ƒ ^ ^ * ^ - ^ _ ,049 l035

J y c I . *7Q5 *?Qg » 7 0 ? •TOS »TOP 9?IO w7ft\ * ' , » 'Otf* I064 ^ ^, =- - * ^ .l ll i j

610 613 • dJJ «54« 6S4 9M6 « C 7 ? « „ . " i ~ ~ ^ ~ ~ ~ T \ • / 0 4 S | ƒ SP? j tf«5 I # *w 1070 / O 5 4 I • ƒ • • l i l A I J * ft» • liOJ 71 «OP é74 • 634 645 L% « J7 # ô» « # P # # / 0 4 7 / /< - • » • « 7 5 ««O ö p / 7 0 / m72 m6/ « 0 7 ^ • 64J\6S\ 6;9 9 I m é96 696 # ,04s/039

§

io • . • n

6m

.

692

. ™ {

fom ,â?

• L*J

*x • • 63? 642 • U2 • J • 685 695 „ , \ . ,A M 1044 P4^ î0, • \ • Ö J é 9 J é 0 4 y?04 \ _ raS# /04J / • I - 3 = *0J • \ • J| é 9 J €94 y?04 \ ^ / 0 5 * /04J / «

C <n< . ?

a

. ^

J S #

\ * ^ r »

é # /

• «

7

^J •*« *««4_^_^—iy^-^ ^ ^ ^ ^ « ^ iff'

K J »05 ^ / 0 • ^ 4 / ^ ö 5 p - • • ! •_____——--^-"s:— ƒ• • • ^--^«J^Ö«« - R a — ÖO2 . *,n • - . - . Ö 4 O _ ^ J ^ # - - - ^ T 7 ; rf; « ^ 5 d a . • / s a s s«/ >-J J w w* # • 620 @39*IL—--—— f SJ9 SS/ Sê/ I l ^ — -\ 1 • * S30 I çf0 « 5#ô 570 J S93 S®4 S9SJ I l——-—* . . rf« • 5J/ i l a • J d J ƒ « * * /2«7 / 2|é| • I l \ 4*S -#P2 • S%7 # J / P 52# •3 555 5 7 « 1 _ . « P / . , . , ^mf2SS \ \ 49t . 5i 50€ 5/J 520 5^5 5 J J • 55é 5 / | i T l / / • 5 0 « • 5 0 J 5 / 5 • # • 5 ^ 7 • J / P 5 2 # • • • 5 J 2 J

ifL-£££ 5|j « i

0 - • ^ _ ->jJ \ 487 • • • ƒ >V 4 P 0 • / S24j V V • * so® 9 I X Xs f 4 « # • 4P7 500 5/2 S23f X ^ X 4 « P 4p* »522 •ƒ I 1

/ y*

x

**J^***

,

^-«*5 *

4

" *

Sf

° m

s/f

r v - J f I

/ / • x , ^1 " r • "•-"•'• —• i/p 1 i / / nos ^~~ : ^ «-/ / / ; / 0 J ^ - — - — / • • • • • • V/02 / / o / //OO /OS»P /OP« /0P7

S42 5 4 7 5 4 J SSé w •" S ^ J * 546 ™ 5 / ^ • SS7 S44 m 8 1262 •€jie $62 • —-*-- S4S m -3 0* S74 SS9 ( • Ä 5 0/ , « J WW/ #Sfp 5?51 • f 9<£4 O PS ¥'*> Qf? • f m 0 / 0 I P / 5 „ • « #PCH I 9 IS af 9 • , h ^ _ » p a • » . Ml Ä f » F W* PO/ • ƒ • ^^^*»**«-^. ƒ «w «p« • - • / ^ * • ®S7 m I e F # 894 I 995 m*****mm^ 88819 # ƒ ^^mmmmf8@9 gg.Q 9 I IMMM • - / / » W f » 4 I 0 0 O Ä Ä c # 1 Ä f I 0 0 ^ 1 »Ä* • • • ^ ƒ #02 # # / e JM # _ _ ƒ Ä 7 T * * * ƒ / • 1 ^^^**""*«<L»^ 0 / i 0 / 0 /A77 • • I • • « ) « « S«2 I e 3 3 8S6 3ST • • J^^*"*-I 8$ B 859 m tê • * i # 4 8 »47/ Ä5* •

ƒ

Ä J 8

«J»

S

|

0

• i

I «-*/ #421 Ä ƒ- •

f«Jl ƒ • • . I

#

^

J

» ^

l«J-# ÔJJ m p 98f 9 # I SJO #2#f ÄfÄ • 8/8 1 • • Ä I 8^7 **X I 8 /* « Ä «3/ • • I ^ L * « S2J i ^ • 916 i \ » # / 4 • m I 9 m , , 8tS X . ®/J 8/2 A, ml 7

F ??p »80 » S - I

TO#

*^7

/ «0/ KÇgG2 • I / • / ^ ^ ^ #04| ms AM f7P77»é 7ftî 7|4 1 ^ ^ v j #/M 7f2 • ^ W -79' 790^^Z799 •

7

« 7I, , •

7< 7 # 4 j » ? # m •771 » *»*^J»774 • ^ 7 / / 7 7 j 772 1284 / 2 Ä 5 • tisji i w M ivyy i u r a i u « t w r « x f " ""•""' 1 , ,„-••'J' 1 j \ ƒ 2l# / * , , • - f^^***~,,*,,^^*^^ A 1 f iPw\ m m M 9 m, J * •A * • • • • m m I l<** 294 9®* • v i 1 ""--- l,QS ,mâ nnv tto8 H09 tim f/ft nm I • I ^ w 2f/ L t « • • I *"*—-—*. ^ ~ ' - — — ^ "H I 249 • ƒ • . F 2 " 2m •ƒ • ,»*» • • • . I / / 270t 271 2-7P * • I ^ * 2 # i - • •

///• ///7 m* „;

s

,r

t4m

9\ ri! • . 1 **

,

*"2&l • •

a s

»^

— '^ZLJd] M f # *

7

C#» • • • /

27<f

^*

7

27# L

#

,e • •

F//2/ / / 2 2 / / 2 J / / 2 4 w j r / / 5 Ä / 79 9 • • I / - 1 — S _ f~ ^s , ? 1 2 * / « J » • * * * * I I ^—_ I I l 2 4 j . « J j • . ! I 2 5 / J» ne •

• • ./r^

: : : : :

di---^L *"*"** ^7 • • I

l s l

^

J* //J7 //Jo „

J 5 / / J 4

/

a J ; /

;

2

, • , ,&l ! ^ ^ ^ T ^ T ^ — - ^ _ _ ƒ ^ » 24# I *

ço

• •

/ / C i l 242 241 »ï« • ^ ~ * t - » - ~ ^ I 2S/ 252 , ? , I I H_ Il * 240 -, »^ • • 1/ 1 I 25J * • • • # • • • • / f^-*-^lfj * • • J9 2382J7/ 23é **^m*^*m~~Tr~ I//39 (140 114, ,142 „43 „44 „45 „44 „47 I I ^ m i t 7 *fê «/» 22% • # / * " «< l « ! ^ ? ^ - ^ ' f 1 — J2838 211 i l 4 f3 ' m» 222/ , f j • m I ^ ^ ^J/2JC »/ / s / / / 5 j ? / / 5 J / / w u j # | — - « « » _ • • / ^ t# 207 20ö3«el ^ 8 22IJ

ï . . ƒ / / /

/ # #

'•• /Ao /î/ * T " ' - ^ T - — * ^ 7

8

V *S*i

^ //-/ //dO /„5P //J, „J

7

///ï,

//5

*

5

/ I,», • J '

W

/ « 184 ,f

s

/

^ T ^ r — ^ . '

* ' I l too iMt-l Jr * • m !'»* /#7 /a« • «.

HAM i.-m. 18 Si /Ê4 «T- • « \ tv* /PÖ 0

ƒ 1 jf/*/ ,J

2

/S. • • • I

/ 7 ? /7

« /Ä /£, «

'j/2 « JQ4

J

"

j!>0

,?» . .

J U V Joe • 'J/7 m 307 r-ji J/5 jTp • • / •J2P #j ^ a . ,7 J ^ 1323 '306

/ / 7

/ / s /

"

52 f,SJ

/ / « l

1

- ^ / / • — T « — ~ ^ » ^ T • »7 ^

#

^f 2062m * * ' ^ «

/ / • • . . / /——1 r^

B

'•' /Ao A •^^^*^-^r--LJ_ f

? r

V

/ / . . 7 . • • • I • a m, I I I I/9V /Cl . - _ • « I - 1 j w

ƒ ///M //02 //•/ //«o ///5P „ % »h ,à

6

H?S /%7 • - I

/ M

'*

4

/& / • • 7 ^ ^ - ^

f f I I I I tao iMt-l Jr * • A ! ' » * / # 7 IHM • »

/*///?. „•„ ,/**> „•„ /,:,.. ,r,

7

,r*>UJl^ p i j ? « ? '" '« ,:> A „• . . . '

M

«» «

"*—^_ f l i t ^ t téil ,7« • • m, I / / 7 /7é ,3. •

t / H j p « ^7^ t/?S ,1761 „77 ttfB U,79 nun! l f ^ t™* I • . Ä F «7 /«« / îa • .

ƒ

; :

"BOLHutssrYeG ' f /^--^iL I

,ss ,Sé

tss • f f

% / Ä r

~« ï| | !-.!• • • T^ ï TU r

J

' _/-» /f? TE i r ^ r - * ^ » ^ ^ I

/5

° /4t . j . •

m

/ / # # / /

*

7' liioi „04 „9S „96 „97 „m Kl

| £ J P

W / / # f

" « ^ "**

/ / # 2

Wte/ /JO ,So 9 8

/ 0 J 104 «fr ,JS»

m

. I '«? ,?, . • .ƒ "»*/4-/ fM

^W^V

mm

^^W-^^^

M?

'4*

•JJ' m330 32° M * / • ^J:^-^9329 mJ2Ô . , , ^ 1323 7 ~ — ^ - — i » _ _ « J ^ 7 » T - , , 5 ƒ / — — Z ^ . ^ » J 2 o J < ? 5 /

» / —~^

î

---iiL

J?4 • JJP Î5> Z , J J 7 J J * T?„ • » / • » /î-î/ î ? n J J 5 > J 4 0 * / »*., * fi i1 0 J4P . . . J ° 34, / ,

« • T** ^S ——^__ * •

3

1

6

34

332 m JJ4 • / Ä "-"-*£: J J 5 / # ƒ • S¥ ISP L, 33? 338 • • ' / • » PS, | Pn J J P J 4 0 * / • - ^ _ _ _ # /* V0 J4P J48 J4° 34, J*? ƒ• . 0 — - — J . • « 347 I J 5 7 358 fs9 • .^ ^ ^ _ • / 36f Ï Ï P * •> Fi? .•> • J m J 363 364* • ; J ô 7 366 • • / J 7 7 /JAP / J * * J»4 • • / i — _ _ • • iÇ3 194 ,f l< 38//JSO _ • •

(18)

m 4 99

am

— - — I Kr U

f • • • • • • JV

//o* / / o / / » o / o »

/ O M

1097 mi

- 4 H0* "O** IIQ7 IIQ8 IIC9 ll/O I*I na

. - Ä 56/ • mS6QS7' / • 7 S î - , M /3J 754

iiSo ///• „f

Ä

„% ,„•

11/5 1114 m f 295 2 94 **. • • I * T ^ —-— I 27/ 272 « # • ml z < f* J»«C , Î L • '•729 7 4 9 74 & -m * * * i - « ^ ^ 7 5 7 756 f286

'i

û mi mi if 22 f m f*24 /fa. e « L ,f.- • • tus im # 2 ? ifm ffo I § f§ A; ^ Ä

/ / » • z w //jd „ , , /

W

„ & , , } , ,?., ,Si

^Lîl

7

266 • •

— • — "r° ° 265 2ê4 Ï/J9 1140 1149 t/42 1143 t/44 fi 4 S „ % „47 # , — — _ _ ^ « J » , *ff48 (149 fffo l,%. * - « i ^ * r — ' 217 »m „ £ . • ^7 < 2 7 5 / » 7 * • • • I ^7 # / / 7 P # • # I Z Ô / Z i 0 2 5 p ^ ^ # ^ / 2 7 # • 7 J O #731 298 '742 737 74 cf i 5 m ' *ï * 1 0 2 )tJ w « # ^4a 249 740 7 4i k 304

30ÏI

250 251 252 4m « Ï » J 9 m ^ * » 219 22b 2 ? l <?/0 Z J 5 Z J 4 M M Î / / 7 7 / / 7 Ô L-JfffïJ f 174 tl 75 1/76, ÜOLHU/1r>TEL(j un—..^..1.1.1. ,. M i i i p m i i p i w 1(88 ff 871 If/79 ffêO 223 224 •

/ • • ' X ^ - — ^ J / * "•

2

i

Ô

™i 204

22%

/ '« tU ko ,1 Z ^ ^ ^ ^ ^ T ^ ^ ^

8

^

2

fi

k

7

• . .

,M /?4

/pi /^T^r

1

---—^!z

I / # 7 * Ä < • I • - f y j 1/96 .z- • * ' • ! L. / # Ö /*if /«4 • • # I, V 0 ^7 f98 * m T T f/58 »e« I / o j / Ä 5 , Z . • _. I ' F P ^ n r t - J r . f T • I • ' » « /?§ I • • a I ' mmi ßis/ • • Ä I / 7 8 / 7 7 , _ , • * J I/ # / / t f ^ / < » • • m. I / 7 o / 7 Ç , ! . • ƒ 1 ^ f - * f • * Ä |/é7 /«8 /f« • » I / 2 7 P 3 , 9 320 JÊ329 # J « ? S ^ » s » » J O « I J 2 4 \lte9 if 90 f S3 * I • A _ _ ' " w »« «•» , ; . . . . 368 357 369 3581 • 0 » 5 / j r0 - ^ 9 J 4 0 „ • ƒ • • ^ J 4 S 3 4 7 . M,fJ42 • A 346 Im^f 343 359 JwQ 361 37/ 9 0 372 373

Êb / ' MI<i'iMM*^'Ltlllll"iiiiiiiiii H

362 363 364j • #

SSé

]///8* //Ö5 „ « / ^ J ffm ,,âU ,î

0

•J

JJ

»

/J

\tSS^j7ï^^ ^ ,461

l

i

3m

387 • / •

J 7 5

/ ^ J77

^ I I •*. I ItCw 12a H>? ~ m l ' J » ƒ ÎO .T— * • i m I I II II I -ran I TÄC • Ä ƒ

f • • • • • / / ö l » ' /& • • -. ƒ 'OP //o ? • I

/ / #

/ / 7 / / / / / / / • / ^ — • i ^

r

» j p 7

J P

r ~ — . ^ ^ ^

/ /^OJ /<>o* /^O/ /2oo //W / / I

9P

P# p7 «J • / //* /f

T

I •

m

\ / / / / / / «*'J 4?2 I • • I ƒ * °° *

4

°'

f # 1 I y j I » A f //«? #/<* • # I If i i f J # / / éÉft% w ml f v / j4f\* I

M M ,^05 /PO« / M ? v o « / « / / / , •

^

^

*

^ /

M

*

?

«

• /

/ / ö

/ / / / / / / • I

4 0 P

^ L J * L •

4

f

5

/

^ —--—_ / / I ?4 75 I TA •^^~4*-*---«--^ 90 891 * • / / // // ƒ 415 ,,j\ • « I *—-—«, 4Q4 % %

itsijê > * i i * • m I i I ^^^^^^—tm^ ZL • I • — 7 P a r t • f ^ S ^ " a«—-__ # I I II II I I -viv 4/9 | " „ • — i i i

if2/4 12/3 12/2 f»// t * l l I ^^70 69 IA • • * ° 8/ I Ji W—*-^--^_ / I II II I m *, I 1420 * • m """ ' — »«,

/• • • • / / /

V

ft A / • « * / - Î • •

t s

*7 I h^JmZ.

4m 4

*

p

4?o • J .

42S 1/223 />>4 * « # • I j t f^5 46 I A7 • • «. I 6< g/ 9 m I I II If I m ""—»—^.l *J Ü 4 J / ^»11 • A t i « j t^£§ f»27L I I ',"•*— # 4 o AQ » z • I «Ö 50 • f I II II I , T ~ • i î, -»»»ci j * * r ^ , . m I P f ƒ p ~ - ~ ^ - i I " T - 3 V ç / • I — 5 # » I II II I **' 446 m m ^ I ^J* 435 W m ƒ• • _ . / I / » ƒ ƒ ! • • ^ ~ * * » - - - « - _ I SJ KA m I III 444 1443 • •^^T,**-*---_ 1 437

S// fil ,*,5 hf4 ,!„ • •

# I ' * ' * ' * " f2f€

iim têêt mi 1,223 f224 , £ , ^

/Jp

J J

f W 9 Am 1*1 | / 2 J « ^ J 5 / « 4 / , * J If,,-, • « • «j

— ~ ~xïüü

J / /t>JO

' " J » /«

n

*f

^ • ~m~ ~m~ ~" - r — — — . I24.Î i >4~> • • • / • l?l/\

a

?6 39 38 37 27 36 28 35 '***3 ,246 ,247 /24<p**«^-»^j!L *j ?S9 /2S8 /2S7 f 9 • • • / JO

II

?0 19 id ,240 ,25i 34 12 i 444

f \

m4>J

442 Jt, •

449

450 f

s

, m \

m 4S9 467 *<£ 4 $2 I „ T . " 1'^P0W| 454 4SS 456 •

SÏiLï

4

*' m460 ASO

4SJ 4 7 / 4721 ' * * - » # 7 / M ;

«*J «#4 / A

mUmmfi75 m.-** * « , . I »••»

mS^^^JL^ii74 f ,273 yifi MPI f270\

< 7 S • » " ' 07* ra &

a

|i,iii[""~H rL':.'^' /

s*~~

h & ^

I****"—«» I N S T I T U U T V O O « B O D E M V U C H T B Â A R H E I O , 6 R 0 N I N S E N

(19)

GEBIED OMGEVING OOSTERWEG HAREN

BODEMKUNDIGE OVERZICHTSKAART

SCHAAL r . 5 0 0 0

^ Z | HMMIUX* i«*r swok sMM»otid«nde

««wiffeiti*«.

K X > i H»i«*»i* «wik »HWio«Ni«iMkt landcroad«*».

tf/Z/À H««MI»E* zwak tot stark siib-tioodttiMfc ««fM^roiMkin. f P i l l M»«€«* sterk ï « t i i § r # i i é * « B S S H O « « M « kt«iï§* Huoiauza knikfc xaiMfO; rofi#Mt, 't o 1 '* S S L S

(20)

I V . • ;-;U

C - . \ '

GEBIED OMGEVING OOSTERWEG HAREN

KAART PER BOORPUNT AANGEVENDE

DE DIKTE VAN DE HUMEUZE. AL OF NIET

SLIBHOUDENDE BOVENGROND EN/OF

KLEIDEK.

S C H A A L I : 2 5 0 0

<?ss

s

dikte van de humeuze. al of

niet slibhoudendc tot kleïïge

bovengrond in dm beneden mv.

(21)

s

niet slîbhoudende tot kleiïge

bovengrond in dm beneden mv.

diepste ligging in dm beneden mv.

van de evt. onder de humeuze al

ofniet slibhoudende t o t k l e i ï g e

0

bovenqrond voorkomende cri

gestoorde loog o, knikkige

(22)

f MjyjIL * r |)M m ^ 1 W

O / 1 '«f v, •ƒ, % •

a

^ H

7

-^-•*—J é ö • • 4 4 ƒ 7 • % • / 2 3 S.5 7 _ 6 / % • 5 • 3 3 • 2.5 2 3 • • ^ç mf • # 3. S 3 w J 2.5

é

s

7 \

/ 24S 1,5 3 5

3

# ^"""V

e

4 3 1 4 J.J* 4.S 2.S ê 9 i 4 • 3 4 C* 2* 5 f2 * * 3 -4 3 • 3 -2,5 •1« 2.5 • i.S • • S 3.S J • 2.5^ 3 _ _ m • / J 2 4-S 3 3 3-5 2.. .SI

f • • • 3.5 ƒ • • / « 3-5 j

• *""*J~—.3 I • • • à 3.5 J

% ê 4 • I T • i — — . 8 J .* * f 3 3 J -_ A S f 4 T Ï •JT"""» & - 4.S . X

^ / • / l

3

l 4 • ƒ • * »x* 3

7

. /

I I • • 4*5 4 M I • 1 3 I — ' # • • Z I 2 S • I

"^^n^r-^—

4J

^4.s • / • y « /

b = = L L I * • " ^ T r

3

â

S

^ 4 j ,

s

• " 2.5/

# • * • 4»5 v * f • ^ ^ Ä ^ * * * *l i i_ 4 S I 1 ^ ^ ^ ^ t i n * » » * » ' S ? ^ f c ^ * * * M l » ^ ' * • " * * » • ^Br ^ p * » • " * * * ^ ^ ^ f c # I 3.S 14 _ _ • ƒ • X 3 , 7 I i f • 4 3,5 _ l • • ƒ ! ! »-5 a / • » 4«s 5 « Î / Cr"*

O o

I N S T I T U U T V O O R B O D E M V U C H T B A A R H E I D , G R O N I N S E N

(23)

B

tj I g 9 e 4

l>ti.-i.îO î

GEBIED OMGEVING OOSTERWEG HAREN

» \ (L— 1 L» LM IM» I w I fc^ I *•» I I *••• 1 ^ » * • » * \ I

O v f l n r^ L i • cL 3 vy v^

f SS.

L E G E N D A

keilcem binnen SO cm

-kcilecm op SO- 7 5 cm

keileem op 7 5 - IOO cm

ii)miiiii«iimii»»mi

(24)

keileem binnen SO cm

-keileem op S O - 7 5 cm

l l l l l l keileem op 7 5 - IOO cm

r

^y^z keileem o p I O O - 125 c m

(25)
(26)

%0»

• . A M . . J :

GEBIED OMGEVING OOSTERWEG HAREN

KAART AANGEVENDE DE LEMIGHEID VAN

HET ONDER DE HUMEUZE BOVENGROND e.q.

KLEIDEK VOORKOMENDE ZAND

S C H A A L I ! 2 5 0 0

i*ss

^

L E G E N D A

zeer zwak Icmig zand

< fOOcm_mv.

y\y\j\ zwak Icmig zand

< f O O c m - mv.

ra

23

zwak.sterk lemig zand

< lOOcm_ mv.

(27)

fC\»,2i^s

L E G E N D A

zeer zwak lemig zand

< lOOcm-mv.

zwak lemig zand

< l O O c m - mv.

zwak-sterk lemig zand

< lOOcm- mv.

sterk lemig zand

< lOOcm«. mv.

keileem op 75 - IOÖ c m . mv

-wmmm

keileem op 50_ 7 5 cm_mv

keileem < SO cm.mv.

til

te; 'n /\ *%>.

(28)
(29)

GEBIED OMGEVING OOSTERWEG HAREN

/ , / /

KAART AANGEVENDE DE MATE VAN

PODZOLERING VAN DE ZAND. EN/OF

KEILEEMONDERGROND.

S C H A A L I ! 2 5 0 0

f ess

LEGENDA

Bijlage 6

>v A G l i* ! N 0 I N

(30)

~ -

niet e n zeer zwak gepodzoleerde

profielen

7

A

zwak gepodzoleerde profielen cQ

m/s/M zwak tot sterk gepodzoleerde

m/Zm profielen

(31)
(32)

GEBIED OMGEVING OOSTERWEG HAREN

KAART AANGEVENDE DE ALGEMENE SCHAAL I'. 5 0 0 0

AGRARISCHE BEOORDELING.

L E S I N O A

YLZA Klo««€ S :

S®#4 §«teài§rt v o e r t u l « - * n

akkerbouw.

Geichikt voor cjrasland met t o n t e f d e p r e s s i e . Fg"3 te.lo—fg : S e t c h i k t voor t u i n . en akkerbouw. S w c h f k t voor grasland m e t geringe zomerdepressie. KIQS««m M o t i f geschikt voor t u i n . en Ccsctilfct voor g r a s l a n o j t a a l ' m h e t

•voorjaar, goede productie inde

xomcr en slechte beweidbaarheid in49 herfst.

[ ;.7.j Klosse ET :

Weinig geschikt v o o r t u i n - en

akkerbouw.

Geschikt voor grastand;laat in het voorjaar, goede productie in de zomer en zeer slechte beweidbaarheid in de herfst

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Specifically, the study explored factors contributing to incest, how incidences of incest become known, different ways that incest can affect the offender, the

Dit onderzoek heeft opgeleverd dat Oriëntals heel goed een warmwaterbehandeling bij 41°C kunnen verdragen mits de bollen gedurende 4 dagen bij 20°C worden bewaard voor en na de

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

7 Volgens de kaart bij bron 6 wordt de meeste landbouwgrond gebruikt voor veeteelt.. Maar een klein deel van die ruimte is nodig om vee

Hoe kun je zien dat deze kaart waarschijnlijk de bron is voor de andere kaarten.. De spreiding is

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door