AFZETTINGEN WTKG 29(2),2008 32
Neeltje Jans,
een
minder bekend fossielenstrand
HarryRaad*
Locatie
Over de historievande
vindplaats
hoevenwenietverte-rugtegaan,wantde situatieisrecent tot
ontwikkeling
ge-komen. Het recreatiestranden
duingebied
isvan nadege-reedkoming
vandePijlerdam
in 1987. Deafsluiting
vande Oosterschelde maakte de
zandplaat Neeltje
Janslan-delijk
bekend door het werkeiland dat hier in 1970 werd opgespoten.Een paarjaar
later kwam deverbinding
methet
zuidwestelijk gelegen
werkeilandNoordlandtotstand middelseendam. Deontwikkeling
vanhet strandenduin-gebied langs
de Noordzee isstapsgewijs verlopen.
Vóór demetbitumen verharde damlag
eendepot
vandeelsop-gespotenendeelsoverland
aangevoerd
zand. Na het ge-reedkomenvan dePijlerdam
werd hetzanddepot
omge-vormdtot duinenstrand. In 1992 werderin het
duinge-biedeen
slufterachtige laagte aangelegd,
dieechteralleenbij hoge
vloedenonderloopt.
Het zandvanhetdepot
zal in hetaangrenzende
water gewonnenzijn,
dus vallen de daarin voorkomendeschelpen
onder denoemer:Roompot-materiaal. Daarnaast iservanuitzee een
natuurlijke
aan-voer vannieuw
materiaal,
waarvanhetaltijd
maargissen
iswaarhet allemaal vandaan komt.
Fossielen
Op mijn
strandtocht trof ikeengunstige
situatieaan: laag-waterenweinig
wind. Zoals hiervooraangegeven bevatte het
aanspoelsel weinig
grote fossielen.Hetging
om brui-nekokkels enstrandschelpen
uiteenniet alteververle-den, vermoedelijk
Holoceen.Weinig spectaculair, je
gaatbij
eenblik op dezealgemene
soortenalgauwaan eenmis-lukte verzameltocht denken.
Op
dit zwak hellende strand warenbij
hetrustige
weer fraaiegruisbankjes gevormd
terhoogte
van devloedlijn.
Hetwaseentypeschelpengruis
metveel ‘haren’enschaal-fragmenten
vande zeeklit. Meteentroffelschraapte
ik datgruis
vanhetonderliggende,
compactezandendeed het ineenzak. Dat
ging prima,
hetwasschelpengruis
zonder alteOp
13 februari 2008 heb ikweereens eenbezoekgebracht
aanhet Noordzeestrandvan
Neeltje
Jans. Ik hadeenkenniseenvage belofte
gedaan
ommosselkreeftjes
vandezeloca-tiemeetenemen.Voor de
schelpenverzamelaar
is diteenfraai strand. Het
aanspoelsel wijkt nogal
afvanhetspul
datje zuidelijker
op de Zeeuwse stranden aantreft. Metnameverse
tweekleppigen,
waaronder desoortenzaagje
enta-pijtschelp, zijn juist
hier relatief veeltevinden.De
fossielenrapers
hebbener, voor watbetreft degroteschelpen, weinig
tebeleven. Deverrassingen
zitten in degruisbanken/lijnen
terhoogte
van devloedlijn,
hetgaat danompiepkleine schelpjes. Mijn
tochtwas ineerste in-stantiegericht
op het vindenvansoortenrijk fijn gruis.
Hoewel de
schelpjes
in ditgruis
nietmijn
eerstedoelwa-ren,
zijn
devangstentochaardig
genoegom erhieroverAFZETTINGEN WTKG 29 (2),2008 33
veeltarra.
Op
het strandwasnog
nauwelijks
tezien dat hetom
soortenrijk gruis ging.
Gezien de aardvandehoofdbe-standdelenwasal wel
duidelijk
dat het de lichtsteenfijnste
deeltjes bevatte,
endaarmeekansrijk
was. Daarmeewasde
jacht
opfossielen
voorlopig beëindigd.
Ikliep
het hele strand afenzochttussen degrotepartijen
zwaardscheden of ik nog iets anders kon ontdekken dan enkel de ‘Ameri-kaanse’. Verhalen doende ronde dat de autochtonesoortenzo
weinig
meergevonden
worden. Het veleturen leverde tweedoublettenvanklein tafelmesheftentweelosseklep-penvan grote zwaardschedeop. Geenvanallevers. Het luktemenieteen verse
otterschelp
opterapen,terwijl
die hiertegenwoordig regelmatig gevonden
wordt.Gruis
Thuisgekomen begon
het werkaanhetgruis.
Veelgedoe
metoudezeven,die ooit in het huishoudeneen
nuttige
rol vervuldenbij
hetwassen vangroenteenhet makenvanap-pelmoes.
Goedhergebruik!
In de fractie4-1,5
millimeter kwamen al leukedingen tevoorschijn,
maarin hetkleine-re
spul
werd het pas echttop.Op schelpengebied
waren erslechts enkele tertiairesoortenaante
wijzen,
die door sterkeslijtage moeilijk
opnaamtebrengen
waren.Denkdaarbij
aanpenhorentjes
enastartes.Van deeerstefamiliekon Haustatorsolanderi wel herkend wordenaan
zijn
slanke vorm,metjuveniele
astartes washet echt tobben. Met Pteromeris
corbis,
Glibertiaprosperi
enCtena decorataen
Limopsis
anomalaontmoetteik geendeterminatieproblemen.
Meervreugde
wastebelevenaanhet
(jong)
kwartairemateriaal,
metnamedeschelpjes
waar-van wezekerwetendat die nietactueel voorkomen inonze
wateren.
Daarbij
zatenkleinesoortenenbroedjes/ juveniele
exemplaren
vangroteresoorten.Volwassenexemplaren
vande laatste
zijn bij
onseigenlijk
nooittevinden. Het verhaal daaroveris,
dat de in hetwater zwevendebroedjes/larfjes
metdestroomuit andere delenvande Noordzeeenhet
Ka-naal
aangevoerd worden,
maarniettotvolwassendomko-mennadathet broed is
gevallen.
Devestigingsplaats blijkt
ongeschikt.
Het kan ookzijn
dat hetfijne
materiaal‘hup-pelend’
overde zeebodem door dezeestroming
is aange-voerd. Verder is niet uittesluiten dat het kleine materiaalvanelders
gesuppleerde
stranden(Walcheren,
Noord-Be-veland)
door destroming
opgenomen wordtenopNeeltje
Jans
aanspoelt.
Er isnamelijk
eenflinke overeenkomst in desoortensamenstelling.
AFZETTINGEN WTKG 29(2),2008 34
In dit
verslag
gaik uitvanschelpjes
die alenige
post-lar-vale
ontwikkeling
hebbendoorgemaakt,
diezijn
tenslot-tebeterteherkennen. Erzatenin dit
gruis
soorten die de aandachtverdienen,
omdatje
zeniet echt vaaktegenkomt.
Hetging
om:Skeneopsis planorbis
-Zeeposthoren
Obtusella intersecta-Knophoren
Caecumglabrum
-Stompe
buishoren Ammonicerarota -Geribde ammonietslakCrenella decussata
i
- Geruitestreepschelp
Musculus sp. -Streepschelp
Modiolus sp.- Paardemossel Limatula sp. -
Vijlschelp
Notolimea clandestina/-?Lucinoma boreale-Noordse
cirkelschelp
Epilepton
clarkiae-Drietandschelp
Hemilepton
nitidumi
- Wittemuntschelp
Altenaeum dawsoni- Schevebultschelp
Tellinapygmaea-Kleineplatschelp
Bij
hetjonge spul
warenschelpjes
tevindendie alleendoorspecialisten goed
opsoort tedeterminerenzijn,
vandaar dat ikmesoms slechtstothet genus hebbeperkt.
Erzijn
veelsoorten
bij
die in het Kanaal nog actueel leven. Voor de soortenAltenaeum dawsonienNotolimea clandestinazijn
in derecente literatuur waardevollegegevensoverhet le-vend voorkomen in de Noordzeetevinden,
waarvoorwordtverwezennaar
respectievelijk
Hoeksema & Janse(2002)
en
Daan,
c.s.(2001).
Andere
organismen
Voor de liefhebbersvande
(overige)
microfauna iserhiereveneens veeltebeleven. Het
fijne gruis
isrijk
aanfora-miniferen
(gaatjesdragers)
enostracoden(mosselkreeftjes).
Het uitzoekenvanditpiepkleine
materiaallevertje
nalan-ge
tijd
eenpijnlijke schouderpartij
opboven binoculairenmicroscoop,
maarhet loont de moeite.De foraminiferenvan
Neeltje
Jans werden eerder door Kode Vos
gedetermineerd (Raad
& DeVos,1999),
die opder-tig
soorten kwam. Ik hebmedeze keermetde ostracodenbeziggehouden
enkomvooralsnog
opdertienopnaam ge-brachte soorten. Het determinerenvan deschaaltjes
vanmosselkreeftjes
hebikmetdedissertatievanWagner (1957)
uitgevoerd,
wat - niet onverwacht- veel marieneenwat
brakkesoorten
opleverde.
In hoeverre de blauw-verkleur-deschaaltjes
als fossiel opte vattenzijn, blijft gissen.
Ikga uitvanholoceentot recentmateriaal.Erwaren
bijvoor-beeldverse
exemplaren
vandesoortHemicytherideis
elon-gatametnogresten vanhetkreeftje
in deschaaltjes.
Hetgebruikte
determinatiewerkis niet altenieuw meer, zodat ikmenogeensmoet
verdiepen
in het bestaanvanrecen-tere
uitgaven.
Hetbijzondere
vanWagner
is dedetermi-natiemogelijkheid
vanschaaltjes, terwijl
demeestelitera-tuur totdantoehet levende dier
(weke delen,
metpootjes
enz.) beschouwde;
depaleontologische benadering
tegen-over de
biologische aanpak.
Voor eenpaar soorten moetik
nogandereliteratuur
raadplegen,
hetgaatvermoedelijk
omouder fossiel materiaal.
Dan wachterverder nogeen
potje
metveelfragmenten
van
bryozoën-kolonies (mosdiertjes).
Het is afwachten of dat nogwat gaatopleveren. Enigszins
tureluursgewor-denvanal dat kleinegrut,zal dat
nog welevenop zich
la-tenwachten.
Slot
We hoevenvoor onze
paleontologische verwondering
nietnaarhet buitenlandofnaar
platgelopen vindplaatsten
in ei-gen land. Eenhap gruis
vanhetmeestnabijgelegen
strand kan aleenervaring
vanformaatopleveren.
Eenbeetje
ze-ven, sorteren enturenlevert
altijd
watop,maardenkbij
dat‘eeuwig’ gebogen
zitten boven het binoculairaanrug
enschouders!
Literatuur
Daan, R., G.C.A.