• No results found

De validatie van de Subjectieve Intergroepsveiligheidsschaal en het effect van vicarious contact op Subjectieve Intergroepsveiligheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De validatie van de Subjectieve Intergroepsveiligheidsschaal en het effect van vicarious contact op Subjectieve Intergroepsveiligheid"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Validatie van de Subjectieve

Intergroepsveiligheidsschaal en het Effect van

Vicarious Contact op Subjectieve

Intergroepsveiligheid

Door Jasmijn Joy Kruissink

Studentnummer: 10670203 Begeleider: Sanne Dobber Datum: 30-05-2016

Woordenaantal compleet: 9746

(2)

Abstract

In de literatuur is weinig empirisch onderzoek te vinden over intergroepsveiligheid in een maatschappelijke context. Daarom is een nieuw construct ontwikkeld en gevalideerd: Subjectieve Intergroepsveiligheid, de subjectieve waarneming van veiligheid van een ingrouplid met betrekking tot de leden van de outgroup. Er werd verwacht dat onder andere

outgroup-vertrouwen en subjectieve sociale status voorspellers zijn van subjectieve

intergroepsveiligheid, het bleek dat van deze factoren alleen outgroup-vertrouwen een voorspeller is, samen met de subschalen intergroepsangst, symbolische dreiging en een item van groepscohesie. In dit onderzoek is het effect van vicarious contact op de subjectieve intergroepsveiligheid onderzocht. Er bleek geen effect te zijn van vicarious contact op de subjectieve intergroepsveiligheid. De beperkingen van dit onderzoek en aanwijzingen voor toekomstig onderzoek worden uitgebreid besproken.

Inleiding

Sinds enkele jaren is er een vluchtelingencrisis gaande in Europa. Er is een enorme instroom van Syriërs die hun land ontvluchten vanwege de langdurige oorlog die daar woedt. In Nederland is het totaal aantal asielaanvragen in 2014 van 21.811 gestegen naar 43.093 asielaanvragen in 2015 (Vluchtelingenwerk, 2015). De Nederlandse overheid, gemeentes en vrijwilligers helpen mee om de vluchtelingen zo goed mogelijk op te vangen. Hoewel er Nederlanders zijn die graag helpen, lijkt de komst van extra vluchtelingen ook veel onrust te geven binnen het land: er zijn onrustige burgers bij inspraakavonden zoals in Purmerend (NOS, 2015), raadsleden van gemeentes zijn bedreigd om de komst van vluchtelingen tegen te houden (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2016) en in Woerden is een noodopvang bestormd door burgers (RTV Utrecht, 2015).

Een belangrijke reden voor de onrust zou kunnen zijn dat Nederlanders zich door de komst van vluchtelingen minder veilig voelen. Zo bleek uit onderzoek van Ipsos (2015) dat

(3)

43% van de 1.147 ondervraagden denkt dat de vluchtelingenstroom een negatieve invloed heeft op de veiligheid van Nederland. Tijdens een inloopavond in Soesterberg waar een nieuwe noodopvang werd besproken, hebben inwoners hun zorgen over de veiligheid uitgesproken (Gemeente Zeist, 2015). Daarnaast bleek uit een onderzoek van Wittebrood, Latten en Nicolaas (2005) dat bewoners in concentratiewijken, wijken met een hoog

percentage niet-westerse allochtonen, zich onveiliger voelen in vergelijking met bewoners van andere wijken. Bovendien voelen autochtonen zich het meest onveilig in wijken waarin meer dan 25% niet-westerse allochtonen wonen (Wittebrood et al., 2005). De centrale vraag van dit onderzoek is dan ook: waarom voelen Nederlanders zich onveilig wanneer vluchtelingen in de buurt (komen) wonen en welke factoren liggen daaraan ten grondslag?

Subjectieve Intergroepsveiligheid: een introductie van een nieuw construct

Volgens de hiërarchie van menselijke behoeftes van Maslow (1943) is veiligheid de één na belangrijkste behoefte van de mens, waarmee bescherming tegen gevaar en dreiging wordt bedoeld. In Nederland is een veiligheidsmonitor opgezet waarvoor elk jaar data worden verzameld over de veiligheidsbeleving van Nederlanders. De resultaten van

veiligheidsmonitoren gaan echter niet in op de onderliggende mechanismes van

(on)veiligheid, waardoor het onduidelijk blijft welke factoren van invloed zijn op veiligheid. Verder blijkt empirisch onderzoek naar veiligheid in een maatschappelijke context behoorlijk schaars. Er is wel veel onderzoek gedaan naar veiligheid binnen organisaties (voor een recensieoverzicht, zie Guldenmund, 2000). Een maatschappij verschilt echter structureel van een organisatie: een maatschappij zoals Nederland is groter en complexer dan een

organisatie en om die reden wordt geacht dat er andere mechanismen werkzaam zijn. Daarom worden toepassingen voor veiligheid in organisaties in het kader van dit onderzoek als

onbruikbaar gezien. Er is besloten om een nieuw construct van veiligheid te ontwikkelen:

(4)

affectieve en cognitieve componenten van de beoordeling van veiligheid. Met intergroep wordt bedoeld dat er op intergroepsniveau wordt gekeken en dat het gaat om de veiligheid van de ingroup zoals zij dat zelf waarnemen.

Figuur 1.

Schema van het construct Subjectieve Intergroepsveiligheid.

Dit onderzoeksverslag is onderdeel van een groter onderzoeksproject. Collega Julie Postel (2016) onderzoekt of intergroepsangst (angst die voortkomt uit contact met een andere groep, met de verwachting van negatieve gevolgen voor het zelf, Stephan & Stephan, 1985) en symbolische dreiging (dreigingen gericht op het wereldbeeld van de ingroup, Stephan, 2000) samen dreiging vormen en SIV kunnen voorspellen.

In dit verslag wordt de nadruk gelegd op hoe outgroup-vertrouwen en subjectieve sociale status kunnen bijdragen aan weerbaarheid en SIV. Weerbaar betekent “in staat om tegenstand te bieden” (Van Dale, 2016). Er wordt verwacht dat weerbaarheid positief

gerelateerd is aan veiligheid: wanneer de ingroup tegenstand kan bieden tegen gevaar, is deze veiliger. Hoe groepscohesie (de mate waarin iemand zich emotioneel verbonden voelt met

(5)

groepsleden, Stangor, 2004) en groepsidentiteit (de mate waarin iemand zich onderdeel voelt van de groep, Stangor, 2004) bijdragen aan weerbaarheid wordt uitgelegd in het

onderzoeksverslag van Vos (2016).

Mogelijke indicatoren van veiligheid

Müller en Fischer (2015) hebben door middel van kwalitatieve interviews achterhaald dat etnische dreiging (zoals het idee dat buitenlanders het plein overnemen) gevoelens van onveiligheid kunnen veroorzaken bij buurtbewoners. Daarnaast voelden de buurtbewoners zich onveilig, omdat ze onzeker zijn en niet weten wat zij van buitenlanders kunnen verwachten (Müller & Fischer, 2015). Dit zou te maken kunnen hebben met angst: als een uitkomst van een gebeurtenis niet kan worden voorspeld, dan weet men ook niet of de uitkomst een nadelig gevolg voor hen zelf en de groep heeft. Ook kan dit te maken hebben met vertrouwen, want als het gedrag en de intenties van een vluchteling onvoorspelbaar zijn, kan de vluchteling niet worden vertrouwd. Verder bleek dat de buurtbewoners die zich onveilig voelen, het gedrag van immigranten criminaliseren terwijl het gedrag in feite legaal is (Müller & Fischer, 2015). Dit wijst erop dat negatieve vooroordelen, stereotypes en negatieve attitudes met betrekking tot de outgroup negatief kunnen samenhangen met veiligheidsgevoelens.

Outgroup-vertrouwen

Outgroup-vertrouwen wordt als volgt gedefinieerd: de positieve verwachtingen over

de intenties en het gedrag van een outgroup naar een ingroup toe (Lewicki, McAllister & Bies, 1998). De behoefte om veiligheid en stabiliteit komt volgens Maslow (1943) tot uiting in een voorkeur voor vertrouwde dingen in plaats van onbekende dingen. Dit werkt door in intergroepsrelaties: men is eerder geneigd om leden uit ingroups te vertrouwen dan leden uit

outgroups (Foddy, Platow & Yamagishi, 2009). Dat is logisch, gezien vertrouwen het

(6)

van diegene voorspelbaar en betrouwbaar zijn (voor een voorbeeld, zie Kerr, Stattin, & Trost, 1999). In theorie zou er, als er geen ervaringen zijn met het gedrag van outgroupleden of als hier negatieve verwachtingen over zijn (vooroordelen), weinig tot geen vertrouwen zijn jegens de outgroup.

Dit gaat nog verder volgens Kramer (1999): het uitbreiden van contact met mensen, ongeacht hun motieven, intentie en gedrag kan een psychologische staat van kwetsbaarheid veroorzaken en zodoende de veiligheid ondermijnen. Dit komt omdat uitbreiden van vertrouwen risico’s met zich meebrengt: er moet controle los worden gelaten en macht gegeven worden aan anderen met de verwachting dat de anderen deze kwetsbaarheid niet zullen uitbuiten (Tanis & Postmes, 2005). Om dergelijke risico’s te vermijden, kan men ervoor kiezen om intergroepscontact te vermijden. Stephan (2014) beweert dat dit kan

gebeuren wanneer intergroepsangst wordt veroorzaakt door een tekort aan intergroepscontact. Vermijding van contact kan op die manier bijdragen aan de instandhouding van de geringe mate van outgroup-vertrouwen.

In theorie zou dit kunnen betekenen dat wanneer de mate van vertrouwen hoog is, dit een indicatie zou kunnen zijn van een lager risico en een lagere mate van gevaar voor de groep. Omdat het omschreven vertrouwensmechanisme kan bijdragen aan het vermijden van gevaar, wordt er verwacht dat outgroup-vertrouwen positief gerelateerd is aan de

weerbaarheid en de veiligheid van de ingroup.

Subjectieve Sociale Status

Met subjectieve sociale status (SSS) wordt bedoeld: waar iemand zichzelf in de status hiërarchie plaatst (Davis, 1956), waarmee met status het maatschappelijk aanzien wordt bedoeld (Van Dale, 2016). Ter verduidelijking van de definitie van status: mensen die over meer kennis, arbeid en bezit beschikken, genieten meer aanzien dan mensen die over minder kennis, arbeid en bezit beschikken (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2014). Met sociaal

(7)

wordt duidelijk gemaakt dat het gaat om een sociale hiërarchie, oftewel de rangorde van verschillende groepen mensen met betrekking tot een gewaardeerde sociale dimensie (een aangepaste definitie van Magee & Galinsky, 2008). In de huidige context wordt verwacht dat Nederlanders een hogere SSS hebben dan vluchtelingen, omdat Nederlanders waarschijnlijk het meeste geld hebben, betere banen hebben en een hogere opleiding hebben genoten. In die zin wordt er verwacht dat Nederlanders een hogere weerbaarheid hebben dan vluchtelingen, omdat zij meer financiële en sociale vangnetten hebben dan vluchtelingen.

In de paragraaf over vertrouwen is uitgelegd dat men sterker geneigd is om leden te vertrouwen dan outgroup-leden. Daarnaast hebben mensen een neiging om ingroup-leden voor te trekken (Stangor, 2004). Dit fenomeen heet ingroup favoritism. Een reden hiervoor is dat zij hun sociale identiteit willen versterken (Brewer, 1979). Volgens Shepherd, Spears en Manstead (2013) zijn lage-statusgroepen en instabiele hoge-statusgroepen

gemotiveerd om een betere of veiligere positie te bemachtigen in de sociale hiërarchie. Zij kunnen dit echter alleen bereiken met behulp van non-egalitair gedrag, zoals ingroup

favoritism (Shepherd et al., 2013).

Stabiele hoge-statusgroepen kunnen, in tegenstelling tot lage-statusgroepen of

instabiele hoge-statusgroepen, egalitair gedrag vertonen zonder dat zij hun prestigieuze positie daarbij hoeven te riskeren (Leach, Snider & Iyer, 2002; Nadler, Harpaz-Gorodeisky & Ben-David, 2009; Spears, Greenwood, de Lemus, & Sweetman, 2010). Echter, wanneer er een bedreiging is voor de ingroup, is men geneigd om de ingroup te verdedigen met behulp van

ingroup favoritism (Shepherd et al., 2013). Met andere woorden: een hoge-statusgroep kan

door middel van ingroup favoritism een weerstand bieden tegen (gevaar van) andere lagere statusgroepen om de veiligheid van de ingroup te garanderen. Om die reden wordt verwacht dat er een positief verband is tussen een hoge status en veiligheid.

(8)

Contact maken is een goede manier om vooroordelen te verminderen (Allport, 1954). Intergroepscontact tussen verschillende etnische groepen blijkt positief gecorreleerd te zijn aan gevoel van veiligheid bij buurtbewoners (Müller & Fischer, 2015). Helaas konden de auteurs in dit geval de richting van het verband niet vaststellen, omdat dit onderzoek correlationeel is. Tam, Hewstone, Kenworthy en Cairns (2009) hebben een experiment uitgevoerd waarin intergroepscontact gemanipuleerd werd. Door het contact was men eerder geneigd zich positiever te gedragen tegenover de outgroup. Dit effect werd gemedieerd door

outgroup-vertrouwen. Met andere woorden, de mate van outgroup-vertrouwen verklaarde het

verband tussen contact en het vormen van positieve gedragsintenties. De relatie tussen contact en veiligheid was in dit onderzoek helaas niet gemeten. Daarom wordt er in het huidige onderzoek ook gekeken naar het effect van contact en veiligheid.

Vicarious contact

Wanneer een bepaalde groep niet weet wat zij kan verwachten van de outgroup, of als een groep zich te onzeker voelt, kan het voorkomen dat de groepsleden er geen behoefte aan hebben om direct contact met de outgroup te maken (Müller & Fischer, 2015). Een manier om een dergelijke barrière te slechten is door indirect contact te maken. In het huidige onderzoek is ervoor gekozen om de invloed van vicarious contact op SIV te bestuderen. Vicarious

contact (VC) wordt door Mazziotta, Mummendey en Wright (2011) gedefinieerd als het

observeren van een lid van de ingroup die positief contact maakt met een lid of leden van de

outgroup. Er zijn een aantal onderzoeken met VC uitgevoerd waarin verschillende

afhankelijke variabelen zijn getest, behalve veiligheid (voor een overzicht, zie Vezalli, Hewstone, Capozza, Giovannini, Wölfer, 2014). Er zijn wel aanwijzingen dat VC kan leiden tot een hogere SIV.

Uit het onderzoek van Mazziotta et al. (2011) blijkt dat VC kan leiden tot een hogere

(9)

verminderd gevoel van onzekerheid, dat vervolgens leidt tot meer positieve

intergroepsattitudes en openheid tot intergroepscontact. Al eerder werd onzekerheid in verband gebracht met gevoelens van onveiligheid (Müller & Fischer, 2015). Dit zou kunnen betekenen dat wanneer onzekerheid wordt verminderd, de SIV zou kunnen verhogen.

Daarnaast was er een ander onderzoek dat suggereert dat intergroepsrelaties kunnen worden door verbeterd VC (Vezalli & Giovannini, 2012): adolescenten die boeken lazen waarin intergroepscontact plaatsvindt met andere culturen hadden minder vooroordelen, hadden meer positieve intergroepsattitudes, minder ernstige stereotypes, lieten minder bevooroordeelde gedragsintenties zien en waren in grotere mate bereid om in de toekomst intergroepscontact te maken. De positieve effecten op intergroepsattitudes enzovoorts zouden een indicatie kunnen zijn van een hoge SIV. Daarnaast zou een hogere bereidheid tot

intergroepscontact een teken kunnen zijn dat de ingroup minder te vrezen heeft van de

outgroup (Stephan, 2014), wat weer een indicatie kan zijn van een hoge SIV.

Er wordt verwacht dat positieve VC leidt tot een hogere SIV. Daarnaast wordt verwacht dat neutrale VC leidt tot een hogere SIV, maar er wordt verwacht dat dit effect kleiner is dan bij positieve VC. Verder wordt verwacht dat negatieve VC leidt tot een lagere SIV.

Het huidige onderzoek en hypotheses

Er is in het verleden weinig of geen onderzoek gedaan naar de invloed van (vicarious) contact op veiligheid. Hetzelfde geldt voor de invloed van subjectieve sociale status: er wordt hier veel onderzoek naar gedaan met betrekking tot gezondheid, maar niet tot veiligheid. Er zijn wel aanwijzingen dat (vicarious) contact een positieve invloed heeft op vertrouwen. In het huidige onderzoek worden de relaties bestudeerd tussen outgroup-vertrouwen, status, weerbaarheid en veiligheid (hypotheses 1 tot en met 3). Daarnaast wordt VC gemanipuleerd en het effect daarvan op SIV gemeten (hypothese 4).

(10)

Hypothese 1: Er is een positief verband tussen outgroup-vertrouwen en weerbaarheid en zo ook tussen outgroup-vertrouwen en veiligheid.

Hypothese 2: Er is een positief verband tussen een hoge status en weerbaarheid en zo ook tussen een hoge status en veiligheid.

Hypothese 3: Er is een positief verband tussen subjectieve sociale status, outgroup vertrouwen, groepscohesie en identificatie. Samen vormen zij weerbaarheid, waarvan verwacht wordt dat dit positief correleert met veiligheid.

Hypothese 4: Er wordt verwacht dat positief vicarious contact een positief effect heeft op veiligheid, neutraal vicarious contact een positief effect heeft op veiligheid (zwakker dan in de positieve conditie) en dat negatief vicarious contact een negatief effect op heeft veiligheid.

Methode

Deelnemers

In dit onderzoek zijn twee steekproeven gebruikt. De eerste steekproef bestond uit 93 eerstejaars psychologiestudenten die verplicht vragenlijsten moesten invullen in een zitting van een uur zonder pauze. Vijf participanten zijn verwijderd vanwege het incorrect

beantwoorden van de controlevraag “Wie is de minister-president is van Nederland?”. Na verwijdering van deze participanten bleven nog 88 participanten over (20 mannen en 68 vrouwen), in leeftijd variërend van 18 tot 52 jaar (M=20.27, SD=3.826). Omdat deze

steekproef slechts uit studenten bestaat en daarom niet representatief is, is ervoor gekozen om een tweede steekproef te trekken.

De participanten van tweede steekproef waren sociale contacten van de onderzoekers. Zij zijn benaderd via persoonlijke en openbare berichten op Facebook. De participanten kregen geen beloning voor hun deelname. Er is ook gebruik gemaakt van een Facebookpagina waar vragenlijstonderzoeken geplaatst mogen worden. Dit is een wederkerig proces: wanneer

(11)

jij iemand helpt door een vragenlijst in te vullen, vult de ander ook jouw vragenlijst in. Deze participanten hebben verder geen beloning ontvangen. Uiteindelijk hadden 151 respondenten de vragenlijst ingevuld. Eén proefpersoon is verwijderd uit de steekproef, omdat er geen toestemming was gegeven bij de informed consent. Uiteindelijk bestond de steekproef uit 150 participanten (44 mannen en 106 vrouwen). De leeftijd varieerde van 18 tot 52 jaar (M=26.45,

SD=10.147). In totaal deden 238 participanten mee, waaronder 64 mannen en 174 vrouwen.

De leeftijd varieerde van 18 tot 58 jaar (M=24.16, SD=8.89). Andere kenmerken van de participanten zijn te vinden in Appendix A.

Procedure

De procedure was in beide steekproeven hetzelfde. Als eerste kregen de participanten een informed consent te lezen, waarin hun rechten bij de uitvoer van het onderzoek werden uitgelegd en hun toestemming werd gevraagd om gebruik te maken van de gegevens die zij gaven. Vervolgens werden de participanten willekeurig ingedeeld in een conditie van VC via een randomnisatieoptie van Qualtrics.

VC is gemanipuleerd door de participanten een filmpje te laten zien over een

nieuwsverslag. Aan het begin van het filmpje was er een nieuwsverslaggever die vertelde dat er een voetbalwedstrijd heeft plaatsgevonden in Slotermeer met jongeren uit de buurt en jonge vluchtelingen Daarna volgde een interview met een Nederlandse voetballer, die iets meer in detail vertelde hoe het contact was verlopen tussen de vluchtelingen en de buurtbewoners.

Er zijn drie verschillende condities van vicarious contact: een verhaal over positief, neutraal of negatief intergroepscontact. Zie Appendix B voor de transcript van de

verschillende condities. De duur van de filmpjes varieerde van (positieve conditie) 57 seconden tot 42 seconden (neutrale conditie). Na het zien van de filmpjes vulden de

(12)

van de vragenlijst werden de participanten via een tekst bedankt en kregen ze nog de mogelijkheid om hun e-mailadres achter te laten voor de resultaten van het onderzoek.

Meetinstrumenten

Subjectieve sociale status

Om SSS te meten wordt de “subjective social status scale” gebruikt van Operario, Adler en Williams (2004).Met deze methode wordt de Nederlandse samenleving visueel gerepresenteerd door middel van een ladder bestaande uit tien tredes, die rangen representeren (zie Figuur 2).

Figuur 2.

De ladder van de Nederlandse samenleving

Twee vragen werden gesteld met betrekking tot de ladder: “Geef uw eigen sociale status aan door het cijfer van uw keuze aan te klikken dat het beste past bij uw perceptie van uw eigen sociale status” en “Geef de sociale status van de vluchtelingen aan door het cijfer van uw keuze aan te klikken dat het beste past bij uw perceptie van hun sociale status”. De participanten moesten met behulp van een tienpuntsschaal de subjectieve sociale status aangeven waarbij 1 een lage status is en 10 een hoge status.

(13)

Outgroup-vertrouwen

Outgroup-vertrouwen werd gemeten met zes items. De participanten moesten één

losse vraag uit Schmid, Ramiah & Hewstone (2014) beantwoorden over

outgroup-vertrouwen, namelijk: “Als u denkt aan vluchtelingen, zou u zeggen dat 1) Veel van hen te vertrouwen zijn, 2) Sommigen van hen te vertrouwen zijn, 3) Weinig van hen te vertrouwen zijn of 4) Geen één van hen te vertrouwen is”. Daarna volgden er vijf stellingen. De

participanten gaven op een Likert-schaal aan in hoeverre deze stellingen op hen van

toepassing zijn. De schaal reikte van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7 (helemaal mee eens). Een voorbeeld van een stelling is: “Ik ben in staat om een vluchteling net zoveel te

vertrouwen als een andere vreemdeling”. Stelling 1 en 2 komen uit een vragenlijst van Turner, West en Christie (2013) (r =.29, p=.09). Stelling 2 tot en met 5 komen uit een vragenlijst van Dhont en Van Hiel (2011) en heeft een Chronbach’s Alpha van .82.

Exit-interview en controlevragen

Er zijn in totaal drie controlevragen gesteld, waarvan twee controlevragen (meerkeuze) dienden te controleren of mensen goed tijdens het filmpje hebben opgelet, bijvoorbeeld “Wat voor kleur voetbalshirts droegen de jongens uit het filmpje?”. De derde controlevraag diende om te controleren of participanten blindelings vragen beantwoordden. De vraag was: “Wie is de minister-president van Nederland?”.

Verder werd om aanvullende informatie gevraagd om te controleren of iemand mogelijk was beïnvloed door direct contact met vluchtelingen of vrienden die contact hebben met vluchtelingen. Verder werd gevraagd om demografische informatie die van invloed zou kunnen zijn, zoals leeftijd, nationaliteit, opleidingsniveau, woonomgeving en of de participant een student is of werkt. De volledige vragenlijst, inclusief de afhankelijke variabelen van mijn collega’s, is te vinden in Appendix C.

(14)

Databewerking

De waardes van de vragen die negatief geformuleerd zijn, waren gespiegeld zodat alle items een positieve attitude weerspiegelen en de resultaten makkelijker interpreteerbaar zijn. Helaas heeft dit wel als gevolg dat de Alpha’s lager zullen uitvallen bij de

betrouwbaarheidsanalyses (Field, 2013). De zevenpuntschalen van de items die vertrouwen meten zijn omgescoord naar vijfpuntschalen met een methode aangeraden door International Business Machines (IBM, 2010) omdat hiermee geen data verloren gaan. De formule zorgde er grofweg voor dat een score van 2 en 3 werden omgescoord tot een 2, 4 werd een 3, 5 en 6 werden een 4 en 7 werd een 5. Omdat de vraag met de vierpuntschaal niet lineair

geïnterpreteerd kon worden, kon deze vraag niet omgeschaald worden met deze methode (IBM, 2010) en deze is verwijderd voor verdere analyses. De tienpuntschalen van Subjectieve Sociale Status zijn omgeschaald naar vijfpuntsschalen door de waardes door tweeën te delen. Een 1 werd hierdoor een 0.5, een 2 werd een 1 enzovoorts.

Validatie van Subjectieve Intergroepsveiligheid

Voordat de validatie in gang is gezet, is gekeken in hoeverre de items met elkaar correleren. Uit de itemcorrelatietabel blijkt dat .79 de hoogste en -.19 de laagste inter-itemcorrelatie is (M =.16). Om Subjectieve Intergroepsveiligheid (SIV) te valideren is er gekozen voor een Principale Componenten Analyse (PCA) om te kijken of de losse items samen verschillende componenten vormen die de onderzoekers voor ogen hadden. De PCA is uitgevoerd op 24 items met een oblique rotatie (direct oblimin), omdat werd verwacht dat de items met elkaar correleren. De Kaiser-Meyer-Olkin (KMO) toets gaf aan dat de steekproef adequaat genoeg is voor een PCA (KMO=.82). De KMO-waardes voor elk individueel item waren .62 of hoger, wat boven het minimum van .50 uitkomt (Field, 2013). Bartlett’s toets van sfericiteit was significant (χ²(276)= 2089, p <.001, oftewel de items correleren hoog genoeg voor een PCA.

(15)

Uit de screeplot en eigenwaardes bleek dat er 6 componenten konden worden geëxtraheerd: 6 componenten hadden eigenwaardes boven de 1 (Kaiser’s criterium) en gecombineerd verklaarden ze 60.4% van de variantie (α =.78). Component 1 representeert

outgroup-vertrouwen, component 2 identificatie met Nederland, component 3 groepscohesie,

component 4 intergroepsangst, component 5 representeert subjectieve sociale status (SSS) en component 6 representeert symbolische dreiging. Zie Tabel 1 voor de componenten na rotatie.

Twee items correspondeerden niet met de verwachte component. Van item 23 “Niet zelfbewust” werd verwacht dat die het sterkst zou laden op de component intergroepsangst, echter de item laadde hier slechts .17 op. Verder is de item-totaalcorrelatie slechts -.12 en de betrouwbaarheid verbetert na verwijdering (van α =.78 naar α =.79). De item is hierom uitgesloten voor de analyses met betrekking tot SIV. Item 24 “In het algemeen zijn er genoeg redenen om de vluchtelingen in ons land te wantrouwen (gespiegeld)” laadde zwak op

component outgroup-vertrouwen (.34) en symbolische dreiging (.36). Omdat deze item op geen van de componenten overtuigend laadt, is ervoor gekozen om deze item te excluderen uit het construct SIV. Dit heeft echter een negatief gevolg voor de betrouwbaarheid: deze zakte van .78 naar .77.

In Tabel 1 staan de gecorrigeerde item-totaal correlaties afgebeeld. Aan de hand van de sterkte van de correlaties worden de items uitgekozen om het construct SIV te vormen. Hierbij wordt de vuistregel van Field (2013) gehanteerd: de correlaties moeten minimaal een waarde van .3 hebben om deel uit te maken van het construct. De correlaties van alle

identificatie-vragen en status-vragen zijn lager dan .30 (r <.22) en worden niet gebruikt in het SIV-construct. Vier items van groepscohesie correleren te laag (r <.19) en worden tevens uitgesloten. Eén item van groepscohesie (“Nederlanders zijn te vertrouwen”) had een waarde van .31 en wordt behouden. Alle items van symbolische dreiging, intergroepsangst en

(16)

outgroup-vertrouwen komen boven de grens van .30 uit en worden behouden. Na

verwijdering van de laag-correlerende items was Chronbach’s Alpa .82 geworden.

Tabel 1.

De Subjectieve Intergroepsveiligheidsschaal, Factorladingen en Item-totaal Correlaties

Item Primaire

component

Ladingen r

1. Ik ben in staat om een vluchteling net zoveel te vertrouwen als een andere vreemdeling

Outgroup

vertrouwen .76 .47

2. Vluchtelingen in ons land kunnen met gemak worden vertrouwd

Outgroup-vertrouwen

.73

.58 3. Ik ben in staat om persoonlijke

informatie over mezelf toe te vertrouwen aan een vluchteling

Outgroup

-vertrouwen .68 .55

4. Als er vluchtelingen bij mij in de buurt zijn, vertrouw ik ze meestal niet (R)

Outgroup-

vertrouwen

.64

.55 5. Over het algemeen heeft het feit dat ik

een Nederlander ben weinig te maken met hoe ik denk over mijzelf (R)

Identificatie met

Nederland

.83 .16

6. Mijn Nederlandse nationaliteit is een belangrijke reflectie van wie ik ben

Identificatie met

Nederland

.81 .19

7. Over het algemeen is bij Nederland horen een belangrijk deel van mijn

Identificatie met

.78

(17)

zelfbeeld Nederland 8. Het feit dat ik Nederlander ben is

onbelangrijk voor mijn gevoel over wat voor een soort persoon ik ben (R)

Identificatie met

Nederland

.78 .22

9. Nederlanders zijn bereid andere Nederlanders te helpen

Cohesie

.79

.13

10. Nederland is een hecht land Cohesie .69 .18

11. Nederlanders zijn te vertrouwen Cohesie .55 .31 12. Nederlanders delen niet dezelfde

waarden (R)

Cohesie

.45

.17 13. Nederlanders kunnen over het

algemeen niet zo goed met elkaar overweg (R) Cohesie .44 .19 14. Zelfverzekerd Intergroeps-angst .84 .39 15. Relaxed Intergroeps-angst 81 .49 16. Gemakkelijk Intergroeps-angst .73 .37 17. Blij Intergroeps-angst .64 .46

18. De sociale status van de vluchtelingen is

SSS

.76

.16

19. Mijn sociale status is SSS .62 .21

(18)

de Nederlandse cultuur (R) Symbolische Dreiging

.48

21. De Nederlandse identiteit wordt bedreigd doordat er te veel vluchtelingen zijn (R)

Symbolische Dreiging

.88 .40

22. Nederlandse normen en waarden worden bedreigd door de aanwezigheid van vluchtelingen (R)

Symbolische Dreiging

.86 .46

23. Niet zelfbewust Outgroup-

vertrouwen, intergroepsan gst*

-.41 en .17

*

24. In het algemeen zijn er genoeg redenen om de vluchtelingen in ons land te

wantrouwen (R) Outgroup- vertrouwen, Symbolische Dreiging* .34 en .36 *

Noot. SSS staat voor Subjectieve Sociale Status. Een * betekent dat de item voor de

betrouwbaarheidsanalyse en de rest van de analyses met SIV is verwijderd.

De items zijn samengevoegd zodat er zes subschalen ontstonden zoals aangegeven in Tabel 1. Dit is gedaan door de scores van de variabelen op te tellen en te delen door het aantal gebruikte variabelen, zodat een nieuwe gemiddelde score ontstond. Over deze subschalen zijn aparte betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd. De Alpha’s, gemiddeldes, standaarddeviaties van de subschalen zijn weergegeven in Tabel 2. Omdat SSS uit twee items bestond, was er geen betrouwbaarheidsanalyse mogelijk. Daarom is een correlatietoets uitgevoerd om de betrouwbaarheid vast te stellen. Er kan niet worden voldaan aan de normaliteitsassumptie: de

(19)

Kolmogorov-Smirnov (K-S) toets was significant. Daarom is een eenzijdige Spearman Correlatietoets uitgevoerd. Hieruit bleek dat er significante correlaties zijn tussen de twee statusitems in de gehele steekproef (r =.18, p =.002), in de neutrale conditie (r =.29, p =.004) en de negatieve conditie (r =.26, p =.01). In de positieve conditie was er geen significante correlatie tussen de twee statusitems (r = -.01, p =.49).

Tabel 2.

Gemiddeldes, Standaarddeviaties en Alpha’s per Subschaal en Conditie

Om hypotheses 1, 2 en 3 te toetsen, is de samenhang tussen outgroup vertrouwen, SSS, weerbaarheid en SIV berekend. Er is niet voldaan aan de normaliteitsassumptie, omdat uit de K-S toetsen bleek dat elke subschaal en de SIV-schaal significant waren getest. Daarom is een eenzijdige Spearman correlatietoets uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Tabel 3.

Gehele steekproef

Conditie Vicarious Contact

n = 238 Positief (n = 76) Neutraal (n = 85) Negatief (n = 77)

M SD α M SD α M SD α M SD α Outgroup- vertrouwen 3.86 .79 .86 3.78 .88 .87 3.93 .75 .88 3.85 .75 .84 Identificatie NL 2.54 .77 .81 2.57 .78 .83 2.54 .77 .79 2.52 .77 .80 Groepscohesie 3.31 .47 .59 3.34 .51 .65 3.32 .48 .64 3.28 .44 .46 SSS 2.46 .53 - 2.48 .60 - 2.43 .57 - 2.47 .52 - Intergroepsangst 2.92 .63 .79 3.00 .86 .75 2.90 .60 .79 2.88 .68 .84 Symbolische Dreiging 4.04 .84 .89 3.99 .88 .86 4.12 .80 .88 3.99 .86 .91

(20)

Tabel 3.

Correlaties van de subschalen, Weerbaarheid en Subjectieve Intergroepsveiligheid Outgroup- vertrouwen Identi-ficatie Groeps-cohesie SSS Inter- groeps-angst Drei-ging SIV Weer-baarheid Outgroup- vertrouwen 1.00 Identificatie -0.06 1.00 Groepscohesie .15* .21** 1.00 SSS .18** .06 .08 1.00 Intergroeps-angst .48** -.08 .09 .18** 1.00 Symbolische Dreiging .47** -.03 -.07 .07 .29** 1.00 SIV .86** -.07 .15* .19 .71** .70** 1.00 Weerbaarheid .59** .55** .51** .50** .28** .26** .53** 1.00

Noot. * Significant op .05 niveau, ** Significant op .01 niveau

Voor hypothese 3 is het nodig dat de weerbaarheidsfactoren onderling goed met elkaar correleren. In Tabel 3 is te zien dat outgroup-vertrouwen positief correleert met alle

subschalen, behalve identificatie. De factoren SSS en groepscohesie correleren positief met

outgroup-vertrouwen, maar SSS correleert niet significant met groepscohesie en identificatie.

Omdat de weerbaarheidsfactoren onderling niet allemaal met elkaar correleren, kan hypothese 3 voor een deel niet worden aangenomen. Toch zijn de factoren identificatie, groepscohesie,

outgroup-vertrouwen en SSS samengevoegd om de variabele weerbaarheid te vormen zodat

(21)

normaal verdeeld te zijn. Uit de Spearman correlatietoets bleek dat weerbaarheid significant correleert met SIV. Outgroup-vertrouwen correleert zowel met weerbaarheid als met SIV, dus hypothese 1 kan worden aangenomen. SSS correleert enkel met weerbaarheid en niet met SIV. Dit betekent dat hypothese 2 voor een deel niet kan worden aangenomen.

Hoofdanalyse

Standaardisatiechecks

Voordat de hoofdanalyse is uitgevoerd, zijn standaardisatiechecks uitgevoerd om te controleren of de experimentele groepen met elkaar overeenkomen op basis van geslacht, leeftijd en woonomgeving. Omdat de data niet normaal verdeeld zijn volgens de significante K-S-toetsen, is er gekozen voor een Kruskal-Wallistoets. Hiervoor moeten aan twee

assumpties worden voldaan: de observaties zijn onafhankelijk (de vragenlijsten zijn ingevuld op verschillende PC’s) en de homogeniteit van varianties. Dit laatste moet worden getest middels een non-parametrische versie van Levene’s Test waarbij gebruik wordt gebruikt van gerangschikte data (Nordstokke & Zumbo, 2010). Hieruit bleek dat de groepen alleen

heterogene varianties hebben op basis van geslacht (F(2,235)=5.51, p =.01). Daarom wordt de Kruskal-Wallis toets alleen uitgevoerd voor leeftijd en woonomgeving. Hieruit bleek dat de groepen gelijk zijn op basis van leeftijd (H(2)=1.92, p =.38) en woonomgeving (H(2)=.63, p =.73.

Het effect van Vicarious Contact op Subjectieve Intergroepsveiligheid

Hypothese 4 gaat over het effect van VC op SIV. Uit de PCA bleek dat de items uit de subschalen symbolische dreiging, intergroepsangst, vertrouwen en één item uit de subschaal groepscohesie “Nederlanders zijn te vertrouwen” samen het construct SIV vormen. Alleen deze items worden om die reden meegenomen in de analyses van SIV. Om hypothese 4 te

(22)

toetsen is er een MANOVA uitgevoerd. Voordat deze is uitgevoerd, zijn de assumpties gecontroleerd.

De eerste assumptie is onafhankelijkheid. De participanten namen slechts deel in één experiment en op hun eigen computer, dus aan deze assumptie is voldaan. Daarnaast moeten de participanten willekeurig zijn ingedeeld in het experiment: hieraan is voldaan. Er kan niet worden voldaan aan de assumptie van multivariate normaliteit, dus de resultaten moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. Om de assumptie van gelijkheid van covarianties

matrixen te controleren is er een Box’s toets uitgevoerd. Deze bleek niet significant te zijn (p = .07), oftewel er kan worden aangenomen dat de covariantiematrixen grofweg gelijk zijn.

Tevens is er een Levene’s toets uitgevoerd om de assumptie van homogene varianties te testen. Er is een non-parametrische Levene’s toets uitgevoerd (Nordstokke & Zumbo, 2010). Alle variabelen waren niet-significant getoetst, oftewel, er kan worden aangenomen dat varianties ongeveer gelijk zijn. Vervolgens was de MANOVA uitgevoerd. Op basis van Pillai’s Trace bleek dat er geen significant hoofdeffect is van VC op cohesie, outgroup vertrouwen, symbolische dreiging en intergroepsangst (V=.03, F(8,466)=.77, p =.63).

Er zijn onafhankelijke factoriele ANOVA’s uitgevoerd, omdat deze toets beter werkt met grotere steekproeven. De assumpties zijn hetzelfde als bij een MANOVA. Aan de assumptie van normaliteit is niet voldaan, dus de resultaten uit de ANOVA’s moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Uit de ANOVA’s bleek er ook geen effect te zijn van VC op cohesie (F(2,235) =.09, p=.91), outgroup vertrouwen (F(2,235) =.655, p =.52),

symbolische dreiging (F(2,235) = .66, p =.52) en intergroepsangst (F(2,235)=.84, p =.43). Hypothese 4 kan dus worden verworpen.

Vervolgens is een MANCOVA uitgevoerd als exploratie, om te controleren of er bepaalde effecten zijn als er wordt gecontroleerd op covariaten zoals demografische

(23)

assumpties worden gecheckt. Homogeniteit van regressielijnen is als eerste getest, hieruit kwamen niet-significante resultaten, oftewel, er is aan deze assumptie voldaan. Voor de assumpties multicollineariteit en correlaties tussen de covariaten en de afhankelijke variabelen is een eenzijdige Spearman correlatietoets uitgevoerd. Er was geen sprake van

multicollineariteit. Verder bleek uit de correlatietoets dat er een significante samenhang is tussen nationaliteit en intergroepsangst (r =.14, p =.01) en nationaliteit en symbolische dreiging (r =.15, p=.01) en dat er een significante samenhang is tussen geslacht en

intergroepsangst (r = -.18, p=.003). Ook zijn er correlaties tussen EC en outgroup-vertrouwen (r =.16, p =.01), EC en intergroepsangst (r =.16, p =.01) en tussen EC en symbolische

dreiging (r =.13, p =.02). De MANCOVA is daarom uitgevoerd met geslacht, nationaliteit en EC als covariaten. Hieruit bleek dat, op basis van Pillai’s Trace, geen hoofdeffect is van VC op cohesie, outgroup- vertrouwen, symbolische dreiging en intergroepsangst (F(8,460)= .60,

p =.78). Verder bleek dat er een significant effect is met EC als covariaat bij de item

“Nederlanders zijn te vertrouwen” (F(1,232)= 2.09, p =.03). Er was echter geen samenhang tussen deze variabelen volgens de correlatietoets (r = -.09, p =.16), dus dit effect worden genegeerd.

Daarnaast zijn er drie ANCOVA’s uitgevoerd als exploratieve analyses. De eerste was het effect van VC op intergroepsangst met als covariaten nationaliteit, EC en geslacht. De tweede ANCOVA was uitgevoerd met het effect van VC op symbolische dreiging met nationaliteit en EC als covariaten. De derde ANCOVA was het effect van VC op outgroup-vertrouwen met EC als covariaat. Omdat er niet kan worden voldaan aan de assumpties homoscedasticiteit en normaliteit, moeten de resultaten met voorzichtigheid worden

geïnterpreteerd. Uit de ANCOVA’s bleek dat er geen significante effecten zijn van VC op de afhankelijke variabelen wanneer er werd gecontroleerd voor de covariaten.

(24)

Discussie

Het eerste doel van het onderzoek was om een vragenlijst te valideren voor het nieuwe construct Subjectieve Intergroepsveiligheid (SIV) en dat is gelukt: outgroup-vertrouwen, intergroepsangst, symbolische dreiging en de item “Nederlanders zijn te vertrouwen” zijn voorspellers van SIV. Verder bleek uit de PCA dat twee SSS items één component vormen en vier van de outgroup-vertrouwen items één component vormen. Outgroup-vertrouwen bleek een voorspeller te zijn van weerbaarheid en bovendien bleek het van alle factoren de beste voorspeller te zijn van SIV. Daarnaast bleek weerbaarheid ook een voorspeller te zijn van SIV. Het tweede doel van het onderzoek was om het effect van vicarious contact (VC) op SIV te bestuderen. Uit de analyses bleek dat er geen effect is van VC op SIV. Uit de exploratieve analyses bleek dat er geen effecten verklaard konden worden door covariaten.

Helaas bleek er geen samenhang te zijn tussen SSS en SIV. Misschien heeft dit te maken met omdat de subschaal SSS geen directe maat is voor ingroup favoritism, terwijl dit in de inleiding is voorgesteld als mechanisme dat de weerbaarheid verhoogt. Een ander probleem is dat de subschalen SSS, outgroup vertrouwen, groepscohesie en identificatie allemaal met elkaar correleren. Hoewel deze factoren zijn samengevoegd tot weerbaarheid, is het de vraag of ze wel samen weerbaarheid kunnen vormen. Outgroup-vertrouwen is het beoordelen van gedrag(sintenties) van de outgroup, outgroup-vertrouwen is echter resultaat van het gedrag van anderen en geen direct gedrag.

Wellicht bestaat weerbaarheid uit andere factoren. Er wordt geadviseerd om in de toekomst bij onderzoek naar weerbaarheid en intergroepscontact factoren erbij te betrekken die te maken hebben met gedrag, wat ervoor kan zorgen dat men controle en invloed heeft op de uitkomsten van het contact. Hierbij kan gedacht worden aan gedragingen die voorkomen bij een bedreigde SSS, groepsidentiteit en groepscohesie. Groepsidentiteit kan ervoor zorgen dat men weerbaarder is tegen bedreigingen van buiten omdat men dan outgroupleden kunnen

(25)

discrimineren (Tajfel & Turner, 1979, Vos, 2016). Daarnaast is bekend dat mensen uit bedreigde hoge-statusgroepen en dat mensen met een hoge mate van groepsidentiteit sterker geneigd zijn om ingroup favoritism te manifesteren (Jetten, Spears & Manstead, 1997; Shepherd et al., 2013). Groepscohesie kan actief bijdragen aan weerbaarheid, omdat de groep aangespoord kan worden om effectief samen te werken en offers te brengen om de dreiging te elimineren (Stangor, 2004, Vos, 2016). Kortom, dergelijke acties helpen om ingroupleden te beschermen tegen dreigingen omdat het hun positie versterkt ten opzichte van de outgroup.

Wat verder opvallend is aan de resultaten, is dat outgroup-vertrouwen een sterkere voorspeller is van symbolische dreiging en intergroepsangst dan van groepscohesie en

identificatie. Dit kan als volgt worden verklaard: symbolische dreiging is een verwachting dat de outgroup het wereldbeeld van de ingroup probeert te veranderen. Omdat dit tevens een negatieve gedragsintentie is naar de ingroup, bestaat er tegelijkertijd een lage mate van

outgroup-vertrouwen.

De samenhang tussen intergroepsangst en outgroup-vertrouwen kan als volgt worden beredeneerd: intergroepsangst is de verwachting dat intergroepscontact een nadelig gevolg voor het zelf of de groep zal hebben (Stephan & Stephan, 1985). Wanneer het gedrag van iemand onvoorspelbaar is (niet te vertrouwen), kan dit een mogelijk nadelig gevolg hebben voor de groep en dat kan beangstigend zijn. Sterker nog, volgens Stangor (2004) gaan mensen er van nature al vanuit dat outgroupleden zullen handelen in strijd met de ingroup. In dat geval zal er altijd sprake zijn van intergroepsangst. Omdat outgroup-vertrouwen een

voorspeller is van intergroepsangst en symbolische dreiging, past outgroup-vertrouwen beter bij het subconstruct dreiging.

(26)

Zoals eerder besproken, zijn er geen effecten gevonden van VC op SIV. Daarvoor zijn twee verklaringen mogelijk: VC heeft daadwerkelijk geen invloed op SIV of de manipulatie was niet krachtig genoeg. Dit laatste kan om twee verschillende redenen. Ten eerste is in het filmpje VC indirecter geoperationaliseerd dan in de inleiding. In de inleiding is de

operationalisatie van VC “het observeren van een lid van de ingroup die positief contact maakt met een lid of leden van de outgroup” (Mazziotta et al., 2011). In de filmpjes is VC geoperationaliseerd als het observeren van een persoon die verslag doet over hoe het contact tussen ingroupleden en outgroupleden is verlopen. Een directere manipulatie van VC is bijvoorbeeld een filmpje van een ingrouplid die direct contact maakt met een outgrouplid, in plaats van een verslag over het contact. Omdat bij deze methode geen expliciet waardeoordeel aan het contact wordt gegeven door een externe partij (zoals een verslaggever), kan het

geobserveerde gedrag anders worden geïnterpreteerd dan bedoeld waardoor de manipulatie kan mislukken. Dit kan worden gecontroleerd door te vragen aan de participant wat de valentie was van het contact. De participanten die deze vraag fout beantwoorden kunnen worden verwijderd voor de analyses.

De tweede reden dat de manipulatie mogelijk te zwak is, is dat de voetballer in de negatieve conditie niet expliciet heeft uitgedrukt hoe het contact is verlopen tussen de buurtbewoners en de vluchtelingen. Dit is wel door de voetballer verteld in de positieve conditie. Door deze verschillen zijn de condities niet vergelijkbaar. Het advies is om in een vervolgonderzoek ervoor te zorgen dat de condities exact hetzelfde zijn, behalve de

(27)

Conclusie

Hoewel geen effect gevonden is van VC op SIV is er wel een nieuwe vragenlijst gevalideerd die SIV meet. Er zijn veel aanwijzingen in de literatuur dat VC een positieve invloed kan hebben op SIV. Om die reden zijn replicaties van dit onderzoek met krachtigere manipulaties gewenst. Tevens is het belangrijk om de factoren van weerbaarheid te

identificeren als in de toekomst onderzoek naar SIV gedaan wordt. Dit kan helpen om het mechanisme van SIV beter te begrijpen en praktische toepassingen te bedenken om SIV te verbeteren, wat nog steeds nodig blijkt te zijn: zeer recentelijk zijn er weer protesten geweest tegen de komst van vluchtelingen (Leeuwarder Courant, 2016; 1Limburg, 2016). Zo lang de oorlogen doorgaan zullen de vluchtelingen blijven komen en moeten zij worden ondersteund. Het is belangrijk voor zowel Nederlanders als vluchtelingen dat zij zich veilig voelen bij elkaar zodat dit proces succesvol kan verlopen.

Bronnen

Allport, G. W. (1954). The nature of prejudice. Oxford, Engeland: Addisson-Wesley.

Brewer, M. B. (1979). In-group bias in the minimal intergroup situation: A cognitive-motivational analysis. Psychological Bulletin, 86, 307-324.

Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Opvang vluchtelingen. Verkregen op 03-02-2016, via

http://www.raadsledenenveiligheid.nl/veiligheidsthemas/opvang-vluchtelingen

Davis, J. A. (1956). Status Symbols and the measurement of status perception. American

(28)

Dhont, K., & Van Hiel, A. (2011). Direct contact and authoritarianism as moderators between extended contact and reduced prejudice: Lower threat and greater trust as

mediators. Group Processes & Intergroup Relations,14(2), 223-237.

Field, A. P. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics: And sex and drugs and

rock 'n' roll

(4th ed.). Londen: Sage Publications.

Gemeente Zeist. (2015). Antwoorden op reacties inloopavonden. Verkregen op 04-05-2016, via https://www.zeist.nl/inwoner/uitgelicht/noodopvang-vluchtelingen-in-voormalige-militaire-luchtvaart-museum/antwoorden-op-reacties-en-vragen-inloopavond/

Guldenmund, F. W. (2000). The nature of safety culture: A review of theory and research. Safety Science, 34(1 - 3), 215-257.

IBM. (2010). Transforming different likert scales to a common scale. Verkregen op 19-04-2016, via http://www-01.ibm.com/support/docview.wss?uid=swg21482329

Ipsos. (2015). NOS prinsjesdagonderzoek 2015. NOS: Ipsos. (NOS Prinsjesdagonderzoek 2015).

Jetten, J., Spears, R., & Manstead, A. S. R. (1997). Strength of identification and intergroup differentiation: The influence of group norms. European Journal of Social

Psychology, 27(5), 603-609.

Kerr, M., Stattin, H., & Trost, K. (1999). To know you is

to trust you: parents' trust is rooted in child disclosure of information. Journal of

(29)

Kramer, R. M. (1999). Trust and distrust in organizations: Emerging perspectives, enduring questions. Annual Review of Psychology, 50, 569-598.

Leach, C. W., Snider, N., & Iyer, A. (Eds.). (2002). "Poisoning the consciences of the

fortunate": The experience of relative advantage and support for equality. New York,

NY: Cambridge University Press.

Magee, J. C., & Galinsky, A. D. (2008). 8 social hierarchy: The self-reinforcing nature of power and status. The Academy of Management Annals, 2(1), 351-398.

Maslow, A. H. (1943). A theory of human motivation. Psychological Review, 50(4), 370-396.

Mazziotta, A., Mummendey, A., & Wright, S. C. (2011). Vicarious intergroup contact effects: Applying social-cognitive theory to intergroup contact research. Group Processes &

Intergroup Relations, 14(2), 255-274.

Müller, T., & Fischer, T. (2015). Feeling unsafe in a multicultural neighbourhood: Indigenous inhabitants’ perspectives. British Journal of Criminology, 55(4), 790-810.

Nadler, A., Harpaz-Gorodeisky, G., & Ben-David, Y. (2009). Defensive helping: Threat to group identity, ingroup identification, status stability, and common group identity as determinants of intergroup help-giving. Journal of Personality and Social

Psychology, 97(5), 823-834.

Nationaal Kompas Volksgezondheid. (2014). Wat is sociaaleconomische status? Verkregen op 16-04-2016, via

(30)

NOS. (2015). Purmerenders hinderen raadsvergadering over asielzoekers. Verkregen op 03-03-2016, via http://nos.nl/artikel/2059520-purmerenders-verhinderen-raadsvergadering-over-asielzoekers.html

Operario, D., Adler, N. E., & Williams, D. R. (2004). Subjective social status: Reliability and predictive utility for global health

. Psychology & Health, 19(2), 237-246.

Postel, J. (2016). De veiligheid ten aanzien van vluchtelingen verbeteren: Het effect van

vicarious contact op subjectieve intergroep veiligheid. Ongepubliceerde Bachelorthese,

Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

RTV Utrecht. (2015). Noodopvang woerden bestormd. Verkregen op 03-03-2016, via http://www.rtvutrecht.nl/nieuws/1395049/noodopvang-woerden-bestormd.html

Schmid, K., Ramiah, A. A., & Hewstone, M. (2014). Neighbourhood ethnic diversity and trust: The role of intergroup contact and perceived threat. Psychological Science, 25(3), 665-674.

Shepherd, L., Spears, R., & Manstead, A. S. R. (2013). When does anticipated group-based shame lead to lower ingroup favoritism? The role of status and status stability. Journal of

Experimental Social Psychology, 49(3), 334-343.

Spears, R., Greenwood, R., de Lemus, S., & Sweetman, J. (2010). Legitimacy, social identity and power. In A. Guinote, & T. Vescio (Eds.), The social psychology of power (pp. 251-283). New York, NY: Guildfort Press.

Stangor, C. (2004). Social groups in action and interaction. New York and Hove: Psychology Press.

(31)

Stephan, W. G. (2014). Intergroup anxiety: Theory, research and practice. Personality and

Social Psychology Review, 18(3), 239-255.

Stephan, W. G., & Stephan, C. W. (1985). Intergroup anxiety. Journal of Social Issues, 41, 157-175.

Stephan, W. G., & Stephan, C. W. (2000). An integrated threat theory of prejudice. In S. Oskamp (Ed.), Reducing prejudice and discrimination (pp. 23-46). Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Tajfel, H., & Turner, J. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In W. Austin, & S. Worchel (Eds.), The social psychology of intergroup relations (). Monterey, CA: Brooks-Cole.

Tam, T., Hewstone, M., Kenworthy, J., & Cairns, E. (2009). Intergroup trust in Northern Ireland. Personality and Social Psychology Bulletin, 35(1), 45-59.

Tanis, M., & Postmes, T. (2005). A social identity approach to trust: Interpersonal perceptions, group membership and trusting behavior. European Journal of Social

Psychology, 35, 413-424.

Turner, R. N., West, K., & Christie, Z. (2013). Out-group trust, intergroup anxiety, and out-group attitude as mediators of the effect of interout-group contact on interout-group behavioral tendencies. Journal of Applied Psychology,43, E196-E205.

Van Dale. (2016). Betekenis 'status'. Verkregen op 02-20-2016,

(32)

Van Dale. (2016). Betekenis 'weerbaar'. Verkregen op 02-21-2016,

via http://vandale.nl/opzoeken?pattern=weerbaar&lang=nn#.VsncX_nhDIU

Vezzalli, L., Hewstone, M., Capozza, D., Giovannini, D., & Wölfer, R. (2014). Improving intergroup relations with extended and vicarious forms of indirect contact. European

Review of Social Psychology, 25(1), 314-389.

Vezzalli, L., Stathi, S., & Giovannini, D. (2012). Indirect contact through book reading: Improving adolescents' attitudes and behavioral intentions towards

immigrants. Psychology in the Schools, 49(2), 148-162.

Vluchtelingenwerk. Bescherming in Nederland. Verkregen op 03-02-2016,

via http://www.vluchtelingenwerk.nl/feiten-cijfers/cijfers/bescherming-nederland

Vos, S. (2016). Het effect van vicarious contact op subjectieve intergroep

veiligheid. Ongepubliceerde Bachelorthese, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Wittebrood, K., Latten, J., & Nicolaas, H. (2005). Wonen, leefbaarheid en veiligheid in

(33)

Appendix A – Frequentie tabellen demografische kenmerken per steekproef

Tabel 4.

Frequentietabel nationaliteit per steekproef

Frequentie gehele steekproef Percentage gehele steekproef Frequentie Werving steekproef Percentage Werving steekproef Frequentie Testweek steekproef Percentage Testweek steekproef Nederlands 228 95.8% 143 95.3% 85 96.6% Belgisch 2 0.8% 2 1.3% 0 0 Duits 4 1.7% 1 0.7% 3 3.4% Russisch 1 0.4% 1 0.7% 0 0 Dubbel: Europees 2 0.8% 2 1.3% 0 0 Dubbel: Iraans 1 0.4% 1 0.7% 0 0 Total 238 100,0% 150 100% 88 100%

(34)

Tabel 5.

Frequenties Woonomgeving Participant

Frequentie gehele steekproef Percentage gehele steekproef Frequentie Werving steekproef Percentage Werving steekproef Frequentie Testweek steekproef Percentage Testweek steekproef Stad 145 60,9% 83 55.3% 62 70.5% Dorp 93 39,1% 67 44.7% 26 29.5% Total 238 100,0% 150 100% 88 100% Tabel 6.

Frequenties Student of Werkende

Frequentie gehele steekproef Percentage gehele steekproef Frequentie Werving steekproef Percentage Werving steekproef Frequentie Testweek steekproef Percentage Testweek steekproef Student 87 98.9% 114 76.0% 87 98.9% Werkend 1 1.1% 36 24.0% 1 1.1% Total 88 100.0% 150 100.0% 88 100%

(35)

Tabel 7. Opleidingsniveau Frequentie gehele steekproef Percentage gehele steekproef Frequentie Werving steekproef Percentage Werving steekproef Frequentie Testweek steekproef Percentage Testweek steekproef VMBO 1 0.4% 0 0% 1 1.1% HAVO 7 2.9% 6 4.0% 1 1.1% VWO 59 24.8% 12 8.0% 47 53.4% MBO 7 2.9% 6 4.0% 1 1.1% HBO 36 15.1% 35 23.3% 1 1.1% WO 125 52.5% 89 59.3% 36 40.9% Anders 3 1.3% 2 1.3% 1 1.1% Total 238 100,0 150 100% 88 100%

(36)

Appendix B – Transcript van acteurs per conditie

Positieve conditie

“Nieuwslezer-scène”

Nieuwslezer:

Afgelopen zaterdag was er in Slotermeer een voetbalwedstrijd tussen Nederlandse jongeren en jonge vluchtelingen. De wedstrijd was georganiseerd door initiatiefnemers van Vooruit, een project dat zich bezig houdt met sociale cohesie in de buurt. De wedstrijd was een succes. Onze correspondent sprak na afloop met één van de deelnemers.

“Interview-scène”

Correspondent: Hoe verliep de wedstrijd?

Jongen: Ja, super! Ging echt leuk, het was 1-1. Het was spannend en eh, ja d’r kwamen buurtbewoners kijken, ja het was gewoon leuk om te doen.

Correspondent: Oké, en hoe verliep het contact tussen de vluchtelingen en de buurtbewoners?

Jongen: Ik denk wel goed. Tijdens het wedstrijdje zag ik ze constant iedereen aanmoedigen, niet alleen ons maar ook de vluchtelingen. En eh, ja, eh uiteindelijk was het heel gezellig. Na afloop nog ff gekletst met zijn allen en ik denk echt dat het voor herhaling vatbaar is.

“Afsluitende scène”

Nieuwslezer:

Voor meer informatie kijk op de website van Vooruit. Dit was het nieuws, ik wens u nog een fijne avond.

(37)

“Nieuwslezer-scène”

Nieuwslezer:

Afgelopen zaterdag was er in Slotermeer een voetbalwedstrijd tussen Nederlandse jongeren en jonge vluchtelingen. De wedstrijd was georganiseerd door initiatiefnemers van Vooruit, een project dat zich bezig houdt met sociale cohesie in de buurt. De wedstrijd verliep niet volgens plan. Onze correspondent sprak na afloop met één van de deelnemers.

“Interview-scène”

Correspondent: Hoe verliep de wedstrijd?

Jongen: Niet zo goed. Het was eigenlijk een rotwedstrijd. Wel 1-1 geworden, het was wel spannend maar eh, veel slidings eh, het was best wel irritant eigenlijk. Er waren wel veel buurtbewoners komen kijken, maar ook tussen hen en eh, de wedstrijd was niet echt, het verliep niet soepel. De sfeer was een beetje grimmig, en eh, ja, niet top, niet voor herhaling vatbaar in ieder geval.

“Afsluitende scène”

Nieuwslezer:

Voor meer informatie, kijk op de website van Vooruit. Dit was het nieuws, ik wen u nog een fijne avond.

Neutrale conditie

“Nieuwslezer-scène”

(38)

Afgelopen zaterdag was er in Slotermeer een voetbalwedstrijd tussen Nederlandse jongeren en jonge vluchtelingen. De wedstrijd was georganiseerd door initiatiefnemers van Vooruit, een project dat zich bezig houdt met sociale cohesie in de buurt. Onze correspondent sprak na afloop met één van de deelnemers.

“Interview-scène”

Correspondent: Hoe verliep de wedstrijd?

Jongen: Ja, gewoon. Ja, het was spannend, veel kansen over en weer. De ene keer waren wij wat beter en de andere keer zij, maar het ging gewoon, ja, normaal. 1-1 geworden. Er waren toeschouwers, buurtbewoners uit de buurt en eh voor de rest niet zoveel speciaals.

“Afsluitende scène”

Voor meer informatie, kijk op de website van Vooruit. Dit was het nieuws, ik wens u nog een fijne avond.

(39)

Appendix C – Volledige vragenlijst

Informed consent Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden.

Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is om na te gaan hoe u uw sociale omgeving ervaart. Gang van zaken tijdens het onderzoekBij aanvang van dit onderzoek zal u een filmpje bekijken van een nieuwsverslag. Vervolgens worden u enkele vragen gesteld over uw sociale omgeving. Bij het beantwoorden van de vragen zijn er geen goede of foute antwoorden; het gaat om uw eigen mening. In totaal zal dit onderzoek ongeveer 7 minuten duren. Deelnemers ontvangen geen beloning voor deelname aan dit onderzoek.

Vertrouwelijkheid van gegevens

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

Vrijwilligheid

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw

(40)

toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

Verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

Nadere inlichtingen

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, mw. S. Dobber, Msc, tel.020-5256895, email s.dobber@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. M. Rotteveel, tel. 0205256890, email

m.rotteveel@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam.

Toestemmingsverklaring

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar u aan deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaart u dat u de deelnemersinformatie heeft gelezen en begrepen. Verder geeft u met de ondertekening te kennen dat u akkoord gaat met de gang van zaken zoals deze staat beschreven in de informatiebrochure. Als u nog verdere

informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, mw. S. Dobber, Msc, tel.020-5256895, email s.dobber@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. M. Rotteveel, tel. 0205256890, email m.rotteveel@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam.

“Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor deelname aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoud ik het recht op ieder door mij gewenst moment te stoppen met het experiment.”

 Ja (1)  Nee (2)

U krijgt een filmpje te zien waarin verslag wordt gegeven over hoe een voetbalwedstrijd in Slotermeer is verlopen. Belangrijk: het filmpje is alleen te bekijken op een computer, niet via een telefoon. Na het bekijken van het filmpje volgen er een aantal vragen waarbij om uw mening en uw perspectief op de Nederlandse samenleving wordt gevraagd. Alvast bedankt voor uw deelname.

(41)

*Filmpje, willekeurig ingedeeld*

Wat voor kleur voetbalshirts droegen de jongens uit het filmpje?  Wit/zwart (1)

 Blauw/geel (2)  Wit/rood (3)  Zwart/geel (4)

Wat was de eindscore van de voetbalwedstrijd?  2-1 (1)

 1-2 (2)  2-2 (3)  1-1 (4)

Nu volgt de vragenlijst. Lees de volgende afbeelding zorgvuldig, de vragen op deze pagina hebben met deze afbeelding te maken.

Geef uw eigen sociale status aan door het cijfer van uw keuze aan te klikken dat het beste past bij uw perceptie van uw eigen sociale status.

1. Laag (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) Midden 5. (5) 6 (6) 7 (7) 8 (8) 9 (9) 10. Hoog (10) Mijn sociale status is: (1)          

(42)

Geef de sociale status van de vluchtelingen aan door het cijfer van uw keuze aan te klikken dat het beste past bij uw perceptie van hun sociale status.

1. Laag (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) Midden 5. (5) 6 (6) 7 (7) 8 (8) 9 (9) 10. Hoog (10) De sociale status van de vluchtelingen is: (1)          

Nu worden er een aantal vragen gesteld over vluchtelingen. Welke antwoordoptie is het meest op u van toepassing?

Veel van hen te

vertrouwen is (1) te vertrouwen is (2) Sommigen van hen Weinig van hen te vertrouwen is (3) te vertrouwen is (4) Geen één van hen Als u denkt aan

vluchtelingen, zou u zeggen dat: (1)

   

Welke antwoordoptie is het meest op u van toepassing?

Helemaal mee oneens

(1)

Mee

oneens (2) Beetje mee oneens (3) Noch mee oneens, noch mee eens (4) Beetje mee

eens (5) Mee eens (6) Helemaal mee eens (7) Ik ben in staat om een vluchteling net zoveel te vertrouwen als een andere vreemdeling (1)        Ik ben in staat om persoonlijke informatie over mezelf toe te vertrouwen aan een vluchteling (2)        Vluchtelingen in ons land kunnen

met gemak worden vertrouwd (3)        Als er vluchtelingen bij       

(43)

Wie is de minister-president van Nederland?  Diederik Samsom (1)

 Geert Wilders (2)  Mark Rutte (3)

De volgende vragen gaan over Nederlanders.Welke antwoordoptie is het meest op u van toepassing? Helemaal mee

oneens (1) Mee oneens (2) oneens, noch Noch mee mee eens (3)

Mee eens (4) Helemaal mee eens (5) Nederlanders zijn bereid andere Nederlanders te helpen (1)      Nederland is een hecht land

(2)      Nederlanders zijn te vertrouwen (3)      Nederlanders kunnen over het

algemeen niet zo goed met elkaar overweg (4)      Nederlanders delen niet dezelfde waarden. (5)     

Nu volgen er aantal vragen die gaan over jezelf. Welke antwoordoptie is het meest op u van toepassing? mij in de buurt zijn, vertrouw ik ze meestal niet (4) In het algemeen zijn er genoeg redenen om de vluchtelingen in ons land te wantrouwen (5)       

(44)

Helemaal mee

oneens (1) Mee oneens (2) oneens, noch Noch mee mee eens (3)

Mee eens (4) Helemaal mee eens (5) Over het

algemeen heeft het feit dat ik

een Nederlander ben weinig te maken met hoe

ik denk over mijzelf. (1)      Mijn Nederlandse nationaliteit is een belangrijke reflectie van wie

ik ben. (2)

    

Het feit dat ik Nederlander

ben is onbelangrijk

voor mijn gevoel over wat

voor een soort persoon ik ben. (3)      Over het algemeen is bij Nederland horen een belangrijk deel van mijn zelfbeeld. (4)     

Hoe zou u zich voelen als u de enige Nederlander op straat was met een groep bestaande uit vluchtelingen?

Helemaal mee

oneens (1) Mee oneens (2) oneens, noch Noch mee mee eens (3)

Mee eens (4) Helemaal mee eens (5) Ongemakkelijk (1)      Zelf-bewust (2)      Blij (3)      Zelfverzekerd (4)      Relaxed (5)     

(45)

De volgende vragen gaan over de Nederlandse cultuur. Welke antwoordoptie is het meest op u van toepassing?

Helemaal mee

oneens (1) Mee oneens (2) oneens, noch Noch mee mee eens (3)

Mee eens (4) Helemaal mee eens (5) De Nederlandse identiteit wordt bedreigd doordat er teveel vluchtelingen zijn. (1)      Nederlandse normen en waarden worden bedreigd door de aanwezigheid van vluchtelingen. (2)     

Vluchtelingen zijn een bedreiging voor de Nederlandse cultuur.

(3)

    

Nu volgen er een aantal vragen ter afsluiting. Hoeveel vrienden heeft u die vluchteling zijn?  0 (1)

 1-5 (2)  6-10 (3)

 meer dan 10 (4)

Hoeveel mensen, van Nederlandse afkomst, kent u die bevriend zijn met een vluchteling?  0 (1)  1-5 (2)  6-10 (3)  meer dan 10 (4) Wat is uw geslacht?  Man (1)

(46)

 Vrouw (2) Wat is uw leeftijd? … Wat is uw nationaliteit?  Nederlands (1)  Anders, namelijk: (2) ____________________

Waar heeft u de meeste tijd van uw leven gewoond?  Stad (1)

 Dorp (2)

Wat is uw hoogst genoten opleiding?  LBO (1)  VMBO (2)  HAVO (3)  VWO (4)  MBO (5)  HBO (6)  WO (7)  Anders (10)

Bent u student of werkende?  Student (1)

(47)

Heeft u serieus meegedaan aan dit onderzoek?  Ja (1)

 Nee (2)

Bedankt voor uw deelname aan dit onderzoek! Mocht u geïnteresseerd zijn in de uitkomst van het onderzoek, kunt u hier uw email-adres achterlaten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een definitie die daar niet veel van afwijkt, maar beter doet uitkomen waarom het recht kan worden gehandhaafd, is die van Meijers: 'een bijzondere door het recht

Ook kan een interview met een direct betrokkene bij het opzetten van de hotspotmonitor (HSM) informatie geven over de sterke en zwakke punten van het instrument. Tegen

Uit de gemiddelde beoordeling van de geluidscompositie door alle participanten in het tweede experiment moet een locatie op de core a ffect cirkel worden samengesteld zodat deze

komen in grootte afhankelijk te stellen van de uitkomsten van het bedrijf. Uit deze formulering blijkt, dat het winstbegrip in de vervangingswaarde- theorie een

Hoewel 'n relatiewe klein groepie kinders bereik word, is dit van waarde, aangesien die kinders met 'n ander faset van die biblioteek te doen kry en kinders op

The research question is as follows: What is the prevalence and diversity of clinically relevant AmpC beta-lactamase genes in aquatic systems that are differently affected by

Omdat de toets niet kon worden uitgevoerd volgens de eisen die daaraan gesteld worden zijn de drie respondenten die aangaven geen mening te hebben over de invloed