AFZETTINGEN WTKG 22(1), 2001 16
GEOCOMmunicatie
17
over
diepe gebergtewortels,
een
diep
duikendesauriër, diep
gedaalde temperaturen,
koolzuur-gas
vangrote diepte,
eneendiep
scheidingsvlak
metraadselsA.J.+(Tom)
vanLoon*
Inleiding
Andesgebergte
is niet alleenhoog,
maar ook heeldiep
Oceanische korst wordtonderdetot7 km
hoge
Andesplaatselijk
totmeerdan 120 kmdiep weggedrukt.
Dat is deelseengevolg
van debotsing
tussende Nazca-scholenhet Zuid-Amerikaansecontinent.Een
dergelijke
bot-sing gaat
vaakgepaard
metgebergtevorming (Himalaya’s,
Alpen),
en ook met hetdiep wegdrukken
van de ene lithosfeerschol onder deandere,maar eendergelijke diepte
isexceptioneel.
Dezeopvallende situatie,
die dooraard-wetenschappers
uit Potsdam op basisvan zeer gedetail-leerdseismisch onderzoekwordtbeschreven,
leidtertoe datde aardkorst onder het centrale deelvandeAndes twee-maalzo dik is als de korst onderbijv. Europa.
De grotediepte
tot waarde oceanische korst van de Nazca-schol wordtweggedrukt hangt
samenmetdeuitgeoefende
grote
kracht,
dieop
zijn
beurtweer eengevolg
isvandeuitzon-derlijk hoge
snelheid waarmeede Nazca-scholbeweegt
De handschoen iseindelijk opgenomen!
Vanafditnummerkrijg
ik ‘concurrentie’vanLarsvanden Broek Ostendemetzijn
rubriek‘Lapilli’.
Het doetmedeugd
dat ookanderennuhun
steentje (het blijft
tenslottegeologie!)
willen bijdra-genaandeverspreiding
binnen deWTKGvangeologische
informatiediewatverdergaat
dan Tertiaireschelpen (hoe
interessant dieook kunnenzijn!). Ikhoop
datLars evenveel(en
evenpositieve)
reactieszalkrijgen
alsik.En alsu-alslezer- vanoordeel bent dat het toch nog steeds niets ismet deze‘
nieuwsrubrieken
’,
laatudan vooral niet weerhoudenomnogeenconcurrerendenieuwsrubriekte starten.
Afzet-tingen
is immerseenbladvoorendoor de ledenvan de WTKG. En wellicht wordtAfzettingen
-alsweallemaalvooriedernummer een
berichtje opsturen
- wel hetmeestinformatieve
geologische
nieuwsmediumdateris. Het initiatiefvanLars isvoormij
eentekendat ikmijn
doel inmiddelshebbereikt. Ik kanme daarom met eengerust
hartterugtrekken,
maar ik wil welnogeen
jaartje
doorgaan.
Vandaaropnieuw
eenbijdrage
in deze rubriek. Met sterkuiteenlopende onderwerpen,
maarditmaal gaat het allemaalAFZETTINGEN WTKG 22 (1), 2001 17
ten
opzicht
vanZuid-Amerika:10 cmperj
aar.Naarmate de
weggedrukte
oceanische korstdieper komt,
veranderthij
meer.Op
120 kmzijn temperatuur
endruk zohoog
dat degesteentenvolledig zijn omgevormd
tot gesteentendie door de onderzoekers seismisch nietmeer teonderscheidenzijn
vandievande aardmantel. Deom-zetting
van degesteenten
opdiediepte
iswaarschijnlijk
directverbonden met
het frequente optreden
vanaardbe-vingen
met eenhypocentrum
op diezelfdediepte.
Overigens ligt
de grens tussen aardkorst enaardmantel terplaatse
niet op 120 kmdiepte (de
oceanische korstvande Nazca-schol wordtdus deaardmantel
ingesleurd),
maarwel
uitzonderlijk diep:
onder hetAltiplano-plateau blijkt
dievolgens
het onderzoek op zo’n 70 kmdiepte
teliggen,
onder dePuna-hoogvlakte
opca.50 kmdiepte.
Dat bete-kent dat de grenstussenaardkorstenaardmantelonder de Andeszeer snel sterk verandert. Deze ongewoon snelle variatie indiepte
van hetgrensvlak schrijven
de onder-zoekers toe aan het feit dat dekrachten die de Andesopstuwen
niet alleenafkomstig zijn
vandebeweging
van deNazca-schol,
maarookvande Braziliaanse schol die vanuit hetoostenonderhetgebergte
wordtweggedrukt.
Ditweggedrukte
materiaalsmeltin dediepte
deels op,endringt
daarplaatselijk
als magma binnen in de ‘wortel’ vanaardkorst onder de Andes. Daardoor wordt de korstbijvoorbeeld
onderhetAltiplano-plateau
extraverdikt. Deopbouw
vande Andes is in dediepte
daardoor ver-schillend. “In hetwesten van deHoge
Andes overheerst hetbinnendringen
van magma in dekorst”,
zegt
Prof. Rainer Kind uit Potsdamdaarover,“terwijl
in hetoosten debelangrijkste
rol wordtgespeeld
doorhet proceswaar-bij
de Braziliaanse schol onder hetAltiplano-plateau
wordtweggedrukt”.
Referentie:
7Ichthyosauriërs
dokentot500 mdiep
Eenvan de bekendste zwemmende
sauriërs,
Steno-pterygius,
eenongeveertweemeterlange
ichthyo-saurus uit hetVroeg-Jura (ca.
210-175miljoen jaar
gele-den),
moet totongeveer 500mdiep
hebben kunnen dui-ken.Sommige exemplaren
van dezesoortzijn
zogoed
gefossiliseerd
datweveelvan hunanatomischeenmor-fologische
kenmerken in detailkennen,
en daarmee ook hunfysieke capaciteiten
kunnenreconstrueren.Op
de 60ejaarlijkse bijeenkomst
vandeSociety
ofVertebralePaleon-tology
(in
MexicoCity)
werd daarvaneenspectaculair
voorbeeld gegeven doorRyosuke
Motani,
eenpaleon-toloog
vanhetRoyal
Ontario Museum in Toronto.Hij
berekendeaande handvan devanfossielen bekende anatomieenmorfologie
eenaantalwaarschijnlijke
capa-citeiten. Aan de hand van een door hemzelfopgesteld
mathematisch model berekende
hij
demeest efficiënte zwemsnelheidvan fossielezeedieren, waarbij hij
alsbe-langrijkste
parameters de grootteen vorm van hetdier.
alsmede devorm en
grootte
van de staartvingebruikte,
uitgaande
vandewettenvandehydrodynamica. Hij paste
zijn
modeltoe optwaalfrecentewalvissoorten,
vissenen andere zwemmendezeedieren,envonddaarbij
dat de uit-komstenvanzijn
modelgoed
overeenkomenmetdewer-kelijkheid.
Zo vond Montani datStenopterygius,
zonder veelinspanning, gemakkelijk
een snelheidmoethebben behaaldvan eenmeter perseconde.De meestefficiënte zwemsnelheidwaswaarschijnlijk 1,3-1,8
meter.Op
basisvandebehoorlijk
vasteverhouding
tussenli-chaamsgrootte
endetijdsduur
dierecente mariene zwem-mersonderwaterkunnenblijven bij
hetduiken,
berekendehij
hoelang Stenopterygius
kon duiken.Daarbij
kwamhij
opeen
tijdsduur
uitvanongeveer 20 minuten.Tot hoediep
dezeichthyosauriër bij
het duiken konkomen,berekende Motaniaande handvanzijn
zwemsnelheid.Doortijdsduur
en
(conservatief geschatte)
zwemsnelheidtekoppelen,
berekende Motanieenduikdiepte
vanzo’n 500meter.De hoeveelheid
energie
dievoor eendergelijk duikgedrag
nodig is,
berekende depaleontoloog
aande handvan een model dat al in 1988wasopgesteld
doorJudy
Massare(van
de StateUniversity
of NewYork).
In dat model wordt de relatieve snelheidvanrecente zwemmende dierenbe-rekend/voorspeld
op basisvanhungrootte,hunvorm en hunenergieverbruik.
Mortarikon,
omdatgrootte,vormenzwemsnelheidvan
Stenopterygius
al bekend waren, dus ook hetenergieverbruik
berekenen.Hij
kwamdaarbij
tot de conclusie dater eensnelleverbranding
vanhetvoed-sel
nodig
moetzijn
geweestomvoldoendeenergie
tele-veren, en dat het
dagelijks
rantsoen duswaarschijnlijk
groot
isgeweest. Volgens
collega
Glenn Storrvan deUniversity
of Cincinnatiwas dat vooralhetgevolg
van het feit dat het‘optrekken’
vanuit rustnaar eenhoge
snel-heidzeerveelenergie
vereiste. David Norman(University
ofCambridge, Engeland) voegt
daaraantoedat ook hetverblijf
in het koudewatereenextragroteenergiebehoefte
moethebbenbetekend.Referentie:
5Lage temperaturen
ingeologisch
verledengingen
soms samen methoog
CO²-gehalte
in de atmosfeer
Reconstructievan de
temperatuur
in hetgeologische
verledengeeft
aandaterlangdurige perioden zijn
geweest meteenhoog gehalte
aanCO2in deatmosfeer, terwijl
er tochsprake
was vanveellager
dangemiddelde
tempera-turen. Daarmeelijkt
de rolvan CO2alsbroeikasgas
nog verder onder druk komente staan.Een
Duitse,
eenCanadeseen eenBelgische
onderzoeker stellen op basis vanhunbevindingen
zelfs dateen ver-bandtussen temperatuurenCO2-gehalte
in iedergeval
niet bestaatvoorde laatste 550miljoen jaar.
Ze doen datopbasisvan eenreconstructievande
temperatuur
vanhetoppervlaktewater
intropische
zeeën. Die reconstructieAFZETTINGEN WTKG22(1), 2001 18
voerden
zij
uit door deverhouding
tebepalen
tussende diverse stabielezuurstofisotopen
in dekalkschaaltjes
van- sindsdien
gefossiliseerde
-schelpen (die
isotopenver-houding hangt
samenmetdematewaarinwaterverdampt
en‘definitief aandezee wordt onttrokken door devor-ming
vanlandijskappen).
Uit die reconstructieblijkt
dat de watertemperatuurweliswaarlangdurige
warm/koud-cycli vertoonde,
maardat die nietgerelateerd zijn
aandeCCf-concentratiein de atmosfeer. Dat vondenzeals
al-gemeen
beeld,
waarnazedesituatievoor tweegeologi-sche
tijdsintervallen
metsterkafwijkende patronen
meergedetailleerd
hebben bekeken.Die twee
opvallend afwijkende
intervallen betreffen hetijstijdvak
uit het Ordovicium(500-440
miljoen jaar
gele-den)
datwaarschijnlijk
enkelemiljoenen jaren
duurde,en eenkoudeperiode (220-120 miljoen jaar geleden)
op de grensvan JuraenKrijt.
Inbeideperioden,
waarvan aan delage temperatuur
geenenkele
twijfel bestaat, wijzen
de daartoegewoonlijk gebruikte
parametersopeenhoge
C02-concentratie in de atmosfeer.Bij
de Ordovicischeijstijd
zou men nog kunnen denken aan een soortbroeikas-effect dat weldegelijk optrad,
omdat dezondestijds
-volgens
eenaantalfysici
die de zon bestuderen- zo’n5% minderenergie
leverde dan momenteel.Hetblijft
echtereenietwatgekunstelde
ver-klaring,
die in iedergeval
ook nietopgaat
voorde andere koudeperiode.
Uiteraardspelen
behalve de C0 2-concen-tratie ook andere factoreneenrol:continentverschuiving,
gebergtevorming
envulkanismezijn
bekende voorbeel-den. Ookrekening
houdendmetdergelijke
factorenblijft
er echtereen onverklaarbarediscrepantie
tussen de ge-vondentemperatuurwaarden
ende C02-concentratie. Deauteurs komentotde conclusie daterslechtstwee
verkla-ringen
voordezediscrepantie zijn.
De eersteis dat detot nutoegebruikte aanwijzingen (proxies)
omhetvroegere C02-gehalte
tebepalen
nietdeugen;
omdat de verschil-lendeaanwijzingen
elkaargewoonlijk goed ondersteunen,
lijkt
dezeverklaring
niet ergplausibel.
De tweedeverkla-ring
is dat de atmosferischeC02-concentratie geen direct verband houdtmetdemondiale
temperatuur,
endaterdus ookgeen
sprake
vankanzijn
dateentoenamevande CO2
-concentratie behoort tot de
belangrijke
temperatuur-parameters.Dieverklaring
vinden de onderzoekers veruit hetwaarschijnlijkst.
Referenties: 3,
6Oud
koolzuurgas
ingasreservoir
komt uit aardmantelAardgas
moet in hetgeologische
verleden in veel groterehoeveelhedenzijn geproduceerd
dan waarin het bewaard isgebleven.
Dat iseenvoudig
afteleiden uit het feit dat gas viaporiën
enspleten
doorhet gesteenteopstijgt (zolang
ergeenimpermeabele
barrière zoalseenzoutpakket
wordtaangetroffen)
en in de atmosfeerver-dwijnt.
Hetaardgas
ontstaat dooromzetting
van organi-schestoffen; daarbij
ontstaat in hetalgemeen
ookkool-zuurgas
(CO
2).
Een deelvan hetkoolzuurgas
in dehui-dige
aardatmosfeer is daaraantedanken.Er bestaan talvanoude
afzettingen
dierijk
aan organi-sche stoffen moetenzijn
geweest. In het Precambrium waren dat veelal deresten van zeerprimitieve,
marieneorganismen.
Er-moettoen dus ook veelaardgas zijn
ge-vormd, maardergelijke
voorkomenszijn nauwelijks
be-kend: hetgasis inmiddels
ontsnapt.
Des teopmerkelijker
is deontdekking
dathetaardgas,
hetkoolzuurgas
ennog enkele andere gassen ineengasreservoir
in Texas datzich bevindt in kalksteen uit het Perm zo’n 300miljoen jaar
oudmoetenzijn.
EenteamvanZwitserseenAmerikaansegeologen
heeft datvastgesteld
op basisvandeisotopen-verhoudingen
diezij
in hetkoolzuurgas
aantroffen. Daar-aanverbindenzedeconclusiedatcontinentale,
tektonisch stabielegebieden
de moeite waard kunnenzijn
om- ookin de
diepere ondergrond
-teonderzoeken op hetvoorko-men van
aardgas.
Het voorkomenvan
koolzuurgas
inaardgas
is voor deexploitanten overigens
vaakeenbelangrijke kostenfactor;
detweegassen moeten immers wordengescheiden,
enhoehoger
hetpercentage
koolzuurgas,
hoehoger
de kosten om eenbepaalde
hoeveelheidaardgas
tekrijgen.
Daarom is in deloop
dertijd
veel onderzoekgedaan
naarhet ont-staanvanaardgas
enkoolzuurgas.
Dat laatste gas heefttwee
belangrijke ontstaanswijzen:
het kan ontstaan doorde
omzetting
vanorganisch
materiaal ingesteentenvan deaardkorst,
maarhetkan ook ontstaan doorontgassing
van magmain de aardmantel.
Deze twee soorten
koolzuurgas
kunnen vanelkaar wor-den onderscheiwor-den door deisotopensamenstelling
vandeedelgassen
die erin voorkomen. Vooral deisotopenanalyse
vanhelium(de
tweeheliumisotopen zijn
3Heen4He)
ishierbij
eengeschikt hulpmiddel,
want in gassen die van-uit de aardmantelzijn vrijgekomen
is deverhouding
3He/ 4He 1000-10.000maalgroterdan in gassen diezijn
vrij-gekomen
doorprocessenin deaardkorst.Het gas in hetTexaanse
gasreservoir
bevatextreemveelkoolzuurgas
(tot 97%)
endeisotopen
laten geenanderehypothese
toedaneenontstaanvanuit magma in de man-tel. Dat doet uiteraard wel de vraagrijzen
hoe datgas vanuit de manteltotzoondiep
in de aardkorst heeftkunnendoor-dringen. Volgens
deonderzoekersmoet hetgasnaarhethuidige
reservoirzijn gemigreerd
toen hetgebied
zo’n 300miljoen jaar geleden
werdopgeheven, waarbij
rekoptrad
waardoor het gaszichviaspleten
konverplaatsen. Zij
ach-ten dit hetmeestwaarschijnlijk
omdatersindsdien geen tektoniekvanbelang
meerin hetgebied
heeftplaatsge-vonden. Interessantis ook hun conclusie dateerst
hetkool-zuurgas
(met
duseenfenomenaleouderdom)
hethuidige
gebied binnendrong,
endat pas zo’n 20miljoen jaar
later eenbegin
werdgemaakt
met devorming
vankool-waterstoffen.
19 AFZETTINGEN WTKG22(1), 2001
De Moho als elektrisch fenomeen
De
scheiding
tussen de aardkorstende aardmantelwordt,
naardeontdekker(1910)
de ‘Mohorovi ‘dis-continuïteit’genoemd, gewoonlijk afgekort
tot ‘Moho’. Het is veruit de sterkste seismische reflector dieweken-nen,naar
veronderstelling
door de overgangvanmafischegesteenten (grotendeels ijzer/magnesium-silicaten)
in het onderstegedeelte
van de aardkorst naar ultra-mafischegesteenten (olivijn-achtig)
in het bovenstegedeelte
van deaardmantel.Twee Canadesegeologen
hebbennuvast-gesteld
dat het karaktervan de Mohowaarschijnlijk
heel anders is dantotnutoe werd aangenomen.Daarbij
gaat hetenerzijds
omelektrischekarakteristieken,
anderzijds
omdescherpte
van deovergangtussen korstenmantel. Wat heteersteaspect
betreft is hetvanbelang
datexperi-menten ertotnutoenooitin
geslaagd zijn
om aanweers-zijden
vande Mohoeenverschil inelektrischgeleidings-vermogen vasttestellen. Datisopzichzelfal
merkwaar-dig,
want dat verschil isbij
de aangenomen
gesteente-samenstellingen eenvoudig
vast testellenbij
laboratorium-experimenten.
De onderzoekerskomen nu metelektro-magnetische
gegevens dieze hebbenverkregen bij
eenonderzoek in het noordenvan
Canada,
in hetzogeheten
Slavecraton(een
deelvanhet PrecambrischeSchild).
In hoeverre die gegevensrepresentatief zijn
voordeomstan-digheden
rondom deMoho,isoverigens
nietgeheel
dui-delijk,
wanthet Slavecratonis in veelopzichten
eengeo-logisch
buitenbeentje.
Zo is het elektrischgeleidings-vermogenvande korst erongeveertienmaal
geringer
danin anderePrecambrischeschilden. Hoe dan
ook,
de on-derzoekers vonden dat de mantelnet beneden de Mohoongeveerhonderdmaalmeer
geleidend
wasdan veronder-steld op basisvanlaboratoriumexperimenten
metolivijn
was teverwachten. Datimpliceert
datereenaanvullend materiaal(of
een anderefase)
moetzijn
die degeleid-baarheid sterk
verhoogt.
Uit de verschillende waardenvoor de
geleidbaarheid
net onderennetboven de Moho kan wordenafgeleid
dat dezegrenslaag
eenbelangrijke
elektrischeparameter
is.Hetisvoorhet eerstdatdit is
vastgesteld.
Van evengroot
be-lang lijkt
devaststelling
dat hetbij
deverandering
vanhetgeleidend
vermogen nietgaatom eeneenmalige
sprong, maar dat dat min ofmeer in eenaantalstappenplaats-vindt. Dat zou kunnen
wijzen
op eengrenszonewaarin zichgedifferentieerde
‘schillen’ bevinden. Eendergelijke
stapsgewijze
overgangis echterweerdirect integenspraak
met de steedsweeroptredende scherpe
grens diebij
seismiek wordt
aangetroffen.
Er
blijven vooralsnog
dan ook nog denodige
raadsels omtrentde Moho bestaan. Inmiddelszijn
deboringen
die-alweer in een
bijna geologisch
verleden-ooitzijn
be-gonnen,
beëindigd.
Het raadsel zal dan ooknog welevenblijven
bestaan.Referentie:
2Geraadpleegdeliteratuur
1 Ballentine,Chr.J., M.
Schoell,
D. Coleman & B.A.Cain,
2001.300-Myr-old
magmatic
CO2innatural gas reservoirs of thewestTexasPermian basin.-Nature
409: p. 327-331.
2 Jones,A.G. & IJ.
Ferguson,
2001. The electric Moho.- Nature 409: p. 331-333.
3
Kump, L.R.,
2000. What drivesclimate?- Nature 408:p. 651.
4
Marty, B.,
2001. Newprospects
foroldgas.-Nature409; p.293-295.
5
Stokstad, E.,
2000. Fossils come to life inMexico-How fast in the water?- Science 290: p. 1675.
6 Veizer, J.,Y. Godderis & L.M.
Frangois,
2000. Evi-dence fordecoupling
ofatmospheric
CO2andglobal
climateduring
the Phanerozoiceon. - Nature 408: p.698-701. 7
Yuan, X.,
S.V.Sobolev,
R.Kind,
O.Oneken,
G.Bock,
G.Asch,
B.Schurr,
F.Graeber,
A.Rudloff,
W.Hanka,
K.Wylegalla,
R.Tibi,
Ch.Haberland,
A.Rietbrock, P.Giese,
P.Wigger,
P.Röwer,G.Zandt,S.Beek,
T.Wallace,
M. Pardo & D.Comte,2000. Subductionand collisionprocessesin the Central Andes constrained
by
converted seismicphases.
- Nature 408: p.958-961.
8
Ward, P.D.,
D.R.Montgomery
& R.Smith,
2000. Altered rivermorphology
in South Africa relatedto the Permian-Triassic extinction. Science289,p.1740-1743.
*A.J. vanLoon: Geocom B.