• No results found

Personenvennootschapsrecht : Een kritische analyse van het persoonlijke aansprakelijkheidsregime bij de maatschap en de vennootschap onder firma

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Personenvennootschapsrecht : Een kritische analyse van het persoonlijke aansprakelijkheidsregime bij de maatschap en de vennootschap onder firma"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Personenvennootschapsrecht:

Een kritische analyse van het persoonlijke

aansprakelijkheidsregime bij de maatschap

en de vennootschap onder firma

Tim Henrico Reitsema

Inleverdatum: 29 juli 2016 Begeleidster: Dr. Joti Roest

(2)
(3)

I. Abstract:

Dit onderzoek richt zich op het onbeperkt persoonlijke aansprakelijkheidsregime bij de maat-schap en de vennootmaat-schap onder firma. De pijlen richten zich voornamelijk op de knelpunten die ondernemers als (potentiële) gebruikers van de rechtsvorm kunnen ervaren en hoe de knelpunten voor hen opgelost kunnen worden, terwijl er tegelijkertijd niet voorbij wordt ge-gaan aan de belangen van anderen. De hoofdvraag luidt als volgt:

Kunnen de knelpunten van het huidige persoonlijke aansprakelijkheidsregime bij de maat-schap en de vennootmaat-schap onder firma worden opgelost door het introduceren van een perso-nenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid?

Hoofdstuk 1 vormt een inleidend hoofdstuk, waarin onder meer de keuze-elementen die ko-men kijken bij de rechtsvormkeuze uiteengezet worden. De hoofdstukken 2 tot en met 4 zul-len op descriptieve wijze het geldend recht in kaart brengen. In Hoofdstuk 2 wordt allereerst geanalyseerd hoe de vennootschap zelf gebonden raakt aan (rechts)handelingen. Vervolgens zal in Hoofdstuk 3 de stap gezet worden van de gebondenheid van de vennootschap, naar de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten. Met Hoofdstuk 4 wordt het in kaart brengen van het geldend recht gecompleteerd door het bespreken van de aansprakelijkheid bij toe- en uittreden van de vennoten. De knelpunten omtrent de onbeperkt persoonlijke aansprakelijk-heid bij de maatschap en de v.o.f. worden in Hoofdstuk 5 besproken. Dit hoofdstuk zal nor-matieve oordelen bevatten op basis van rechtseconomische perspectieven gecombineerd met een rechtvaardigheidsoordeel. Hoofdstuk 6 ten slotte, vormt het sluitstuk van dit werk, waarin de opzet van de personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid uiteengezet wordt, en gekeken wordt naar de effecten van deze introductie op de eerder uitgekristalliseerde

In hoofdstuk 6 wordt besproken hoe de personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid (PVBA) eruit moet zien. Om de beperkte aansprakelijkheid mogelijk te maken, zal de PVBA (verplicht) rechtspersoonlijkheid hebben. Door de beperkte aansprakelijkheid zal de PVBA in beginsel aansprakelijk zijn voor de schulden van de PVBA. Een aantal situaties doen zich echter voor dat de vennoot alsnog persoonlijk aansprakelijk zal zijn. Te denken valt aan een met de BV vergelijkbare bestuurdersaansprakelijkheid, aan aansprakelijkheid rond ongeoor-loofde uitkeringen of vermogensonttrekkingen, of aansprakelijkheid voor faillissement we-gens onbehoorlijk bestuur. Omdat de PVBA zelf verhaal biedt voor al haar schulden, blijft de uitgetreden vennoot in beginsel buiten schot. Ook de discussie omtrent de aansprakelijkheid van de toetredende vennoot wordt opgelost. Persoonlijke aansprakelijkheid vloeit immers niet langer voort uit het enkele vennoot zijn. Tenslotte noem ik nog dat met het invoeren van de PVBA de rechtsvormkeuze geoptimaliseerd wordt. De fiscale behandeling, de organisatie-structuur en de aansprakelijkheid zijn de centrale keuze-elementen. Het nadeel van de onbe-perkte persoonlijke aansprakelijkheid wordt weggenomen met de introductie van de PVBA, waardoor potentiële personenvennootschapsgebruikers niet langer een suboptimale keuze behoeven te maken.

(4)

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1: INLEIDING ... 6 1.1OPZET ... 6 1.2SOORTEN PERSONENVENNOOTSCHAPPEN ... 6 1.3KEUZE-ELEMENTEN ... 7 1.3.1 Fiscale behandeling ... 7 1.3.2 Inrichtingsvrijheid ... 8 1.3.3 Oprichtingsformaliteiten en vertrouwelijkheid ... 8

HOOFDSTUK 2: GEBONDENHEID VAN DE VENNOOTSCHAP ... 9

2.1INLEIDING ... 9

2.2VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST ... 9

2.2.1 Handelen in naam van ... 9

2.2.2 Handelen voor rekening van ... 9

2.2.3 Vertegenwoordiging ... 10

2.2.4 Vertegenwoordiging bij de maatschap ... 10

2.2.5 Vertegenwoordiging bij de vennootschap onder firma ... 11

2.3VERBINTENISSEN UIT DE WET: TOEREKENBARE SCHIJN, BAATTREKKING & BEKRACHTIGING ... 13

2.3.1 Toerekenbare schijn ... 13

2.3.2 Baattrekking ... 13

2.3.3 Bekrachtiging ... 14

2.4VERBINTENISSEN UIT DE WET: ONRECHTMATIGE DAAD ... 14

HOOFDSTUK 3: PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE MATEN EN VENNOTEN ... 16

3.1INLEIDING ... 16

3.1.1 Verhaalsmogelijkheden voor de crediteuren ... 16

3.1.2 Samenlopende vorderingsrechten ... 16

3.2MAATSCHAP ... 17

3.3AFWIJKENDE REGELINGEN ... 17

3.3.1 Contractuele afwijking ... 17

3.3.2 Ondeelbare prestatie ... 17

3.3.3 Overeenkomst tot opdracht ... 18

3.4VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA ... 19

HOOFDSTUK 4: AANSPRAKELIJKHEID NA TOE- EN UITTREDING ... 20

4.1INLEIDING ... 20

4.1.1 Wisselingen in het vennootschapsbestand ... 20

4.2VERBONDENHEID VOOR SCHULDEN NA UITTREDEN ... 20

4.2.1 Grenzen aan de aansprakelijkheid na uittreden ... 21

4.3TOETREDEN ... 23

4.3.1 Vennootschap onder firma ... 23

4.3.2 Maatschap ... 23

HOOFDSTUK 5: BEOORDELING ... 26

5.1INLEIDING ... 26

5.1.1 Algemene knelpunten ... 26

5.2KNELPUNTEN OMTRENT AANSPRAKELIJKHEID ... 26

5.2.1 Onbeperkte persoonlijke aansprakelijkheid ... 26

5.2.2 Aansprakelijkheid na uittreden ... 27

5.2.3 Aansprakelijkheid na toetreden ... 28

5.3IS ER SPRAKE VAN TOENEMENDE AANSPRAKELIJKHEID? ... 29

5.3.1 Relativering toename aansprakelijkheid: Tussenschuiven praktijk-BV ... 29

5.4KEUZE VOOR EEN ANDERE RECHTSVORM ... 30

(5)

5.4.2 De Limited Liability Partnership ... 31

HOOFDSTUK 6: DE PERSONENVENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID ... 34

6.1INLEIDING ... 34

6.2DE PERSONENVENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID ... 34

6.2.1 Aansprakelijkheid ... 34

6.2.2 Overige aspecten ... 37

6.3VOOR- EN NADELEN VAN DE PVBA IN HET LICHT VAN DE KNELPUNTEN. ... 37

6.3.1 Aansprakelijkheid na uittreden ... 38

6.3.2 Aansprakelijkheid na toetreden ... 39

6.3.2 Een einde aan het gekunstelde ... 39

CONCLUSIE ... 40

LITERATUURLIJST ... 41

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Onlangs presenteerde de werkgroep onder leiding van Professor Van Olffen het Rapport Werkgroep Personenvennootschappen.1 Mede omdat het personenvennootschapsrecht zo in de actualiteit staat, de wetgever in 2011 het wetsvoorstel voor een nieuw personenvennoot-schapsrecht heeft ingetrokken2 en de Hoge Raad daarnaast in de afgelopen jaren, met bijvoor-beeld de arresten Biek Holding/X en Carlande Dienstverlening, erg actief is geweest wat be-treft de aansprakelijkheid van vennoten, zal in deze scriptie centraal staan het aansprakelijk-heidsregime bij de maatschap en de vennootschap onder firma.

1.1 Opzet

Mijn onderzoek richt zich op het onbeperkt persoonlijke aansprakelijkheidsregime bij de maatschap en de vennootschap onder firma. De pijlen richten zich voornamelijk op de knel-punten die ondernemers als (potentiële) gebruikers van de rechtsvorm kunnen ervaren en hoe de knelpunten voor hen opgelost kunnen worden, terwijl er tegelijkertijd niet voorbij wordt gegaan aan de belangen van anderen. De hoofdvraag luidt als volgt:

Kunnen de knelpunten van het huidige persoonlijke aansprakelijkheidsregime bij de maat-schap en de vennootmaat-schap onder firma worden opgelost door het introduceren van een perso-nenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid?

De hoofdstukken 2 tot en met 4 zullen op descriptieve wijze het geldend recht in kaart bren-gen. In Hoofdstuk 2 wordt allereerst geanalyseerd hoe de vennootschap zelf gebonden raakt aan (rechts)handelingen. Vervolgens zal in Hoofdstuk 3 de stap gezet worden van de gebon-denheid van de vennootschap, naar de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten. Met Hoofdstuk 4 wordt het in kaart brengen van het geldend recht gecompleteerd door het bespre-ken van de aansprakelijkheid bij toe- en uittreden van de vennoten. De knelpunten omtrent de onbeperkt persoonlijke aansprakelijkheid bij de maatschap en de v.o.f. worden in Hoofdstuk 5 besproken. Dit hoofdstuk zal normatieve oordelen bevatten op basis van rechtseconomische perspectieven gecombineerd met een rechtvaardigheidsoordeel. Hoofdstuk 6 ten slotte, vormt het sluitstuk van dit werk, waarin de opzet van de personenvennootschap met beperkte aan-sprakelijkheid uiteengezet wordt, en gekeken wordt naar de effecten van deze introductie op de eerder uitgekristalliseerde knelpunten. Dit alles op basis van een veelheid aan literatuur over de personenvennootschap.

1.2 Soorten personenvennootschappen

Voor vennootschappen geldt dat een nader onderscheid gemaakt kan worden tussen kapitaal-vennootschappen enerzijds en personenkapitaal-vennootschappen anderzijds.3 De personenvennoot-

1 ZIFO & Van der Heijden Congres "Naar een nieuwe regeling voor de personenvennootschappen" 15 juni j.l.

2 Kamerstukken I 2011/2012, 31 065, D 3 Tervoort 2015a, blz. 1

(7)

schappen die we in Nederland kennen zijn: de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap.4 Kenmerkend aan deze vennootschapsvormen is dat het con-tractuele samenwerkingsvormen zijn.5

De maatschap is te beschouwen als de grondvorm van de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap.6 Een maatschap is een vormvrije, consensuele overeenkomst. Artikel 7A:1655 BW definieert de maatschap als een overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstane voordeel met elkaar te delen. Daar kan aan worden toegevoegd dat er sprake moet zijn van samenwerking op de voet van gelijkheid.7 De vennootschap onder firma is een spe-cies van de maatschap.8 Het doel van de v.o.f. is onder gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te oefenen. De regels die van toepassing zijn op de maatschap, zijn in beginsel ook van toepassing op de v.o.f.. Wanneer de wet specifiek op de vennootschap onder firma gerichte regels geeft, gaan die regels voor op de algemene maatschapsregels.

Algemene karakteristieken zijn dat personenvennootschappen geen rechtspersoonlijkheid hebben9; de toepasselijke wettelijke bepalingen zijn overwegend van regelend recht; in begin-sel worden de verhoudingen tussen de vennoten onderling beheerst door de vennootschaps-overeenkomst10; en dat de personenvennootschap wordt aangegaan met het oog op de persoon van de vennoten, dit is het zogenaamde intuitu personae-beginsel.11

1.3 Keuze-elementen

Drie elementen spelen doorgaans een belangrijke rol bij de keuze voor een rechtsvorm, te weten: fiscale behandeling, organisatiestructuur en aansprakelijkheid.12 Bij de personennootschap staan de vennoten met hun gehele privé vermogen in voor de schulden van de ven-nootschap.13 Daaruit kan worden afgeleid dat het aansprakelijkheidsregime in ieder geval niet de reden is waarom voor een personenvennootschap wordt gekozen. Waarom er wél voor deze rechtsvormen wordt gekozen, wordt hieronder kort uiteengezet. De aansprakelijkheid komt in de volgende hoofdstukken aan de orde.

1.3.1 Fiscale behandeling

Een belangrijke drijfveer om voor een personenvennootschap te kiezen, ligt op het gebied van fiscaliteit.14 De vennootschap is fiscaal transparant. Kort gezegd houdt dit in dat de vennoot-

4 Asser/Maeijer 5-V 1995/5; Hamers & Van Vliet 2012, blz. 7; Tervoort 2015a, blz. 2 5 Asser/Maeijer 5-V 1995/5; Tervoort 2015a, blz. 2

6 Asser/Maeijer 5-V 1995/5; Blanco Fernandez, T&C, Titel 9 Boek 7A BW, inleidende opmerkingen onder 2; Tervoort

2015a, blz. 2.

7 HR 2 september 2011, ECLI:NL:HR:2011;BQ3876, NJ 2012/75 (Dierenartspraktijk), zie: r.o. 3.4 8 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 7

9 Asser/Maeijer 5-V 1995/13; Hamers & Van Vliet, blz. 7; Tervoort 2015a, blz. 2

10 Zaman ‘De randvoorwaarden van de moderne personenvennootschap’, blz. 1, in Huijgen 2015; Asser/Maeijer 5-V

1995/12; Tervoort 2015a, blz. 2

11 Asser/Maeijer 5-V 1995/13; Tervoort 2015a, blz. 2.

12 Wuisman, De Nederlandse personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, blz. 55, in: Van Veen 2008. 13 Tervoort 2015a, blz. 2

(8)

schap niet zelf wordt betrokken in de inkomsten- en vennootschapsbelasting, maar dat de in-dividuele vennoten, die voor de fiscus hun eigen onderneming drijven, belastingplichtig zijn voor hun aandeel in het resultaat.15 Is een vennoot een natuurlijk persoon, dan wordt dit aan-deel belast conform de inkomstenbelasting, betreft het een rechtspersoon-vennoot, dan wordt het aandeel in de vennootschapsbelasting betrokken.16 De vennoten hebben daarnaast de mo-gelijkheid om de resultaten te compenseren met eventueel ander inkomen.17 Uiteindelijk komt het voordeel erop neer dat het belastingtechnisch bezien, gunstiger is om te kiezen voor het regime van de personenvennootschap dan voor de besloten vennootschap (BV), waar de com-binatie van vennootschaps- en inkomstenbelastingen de belastingdruk hoger doet uitvallen.18

1.3.2 Inrichtingsvrijheid

In tegenstelling tot de BV, waar allerlei dwingendrechtelijke bepalingen gelden, is het perso-nenvennootschapsrecht vrijwel geheel van regelend recht en kunnen de vennoten het samen-werkingsverband inrichten zoals zij dat voor ogen hebben.19 Omdat de personenvennootschap een contract tussen de vennoten is, kunnen zij op grond van de contractsvrijheid de inrichting van de vennootschap vrijwel geheel zelf bepalen.20 Dit maakt de vennootschap ideaal voor partijen die op de voet van gelijkheid willen samenwerken. De personenvennootschap laat zich het best beschrijven als een maatpak, waar de BV eerder als een one size fits all gekwali-ficeerd kan worden. Ter illustratie som ik een aantal voorbeelden op: zo kan bij de personen-vennootschap de vertegenwoordigingsbevoegdheid precies op maat gesneden worden. Waar bij de BV artikel 2:240 lid 3 BW met zich brengt dat alleen wettelijke bepalingen de verte-genwoordigingsbevoegdheid van het bestuur beperken,21 daarnaast kent de BV verplichtingen op het gebied van het jaarrekeningenrecht en kunnen bijv. de uitkoop-, geschillen- en enquê-teregeling toepassing vinden.22 De flexibiliteit die de personenvennootschap typeert, gecom-bineerd met de voordelige fiscale behandeling, maakt de personenvennootschap ondanks de onbeperkte persoonlijke aansprakelijkheid tot een populaire rechtsvorm.

1.3.3 Oprichtingsformaliteiten en vertrouwelijkheid

Naast de drie centrale keuze-elementen, waarvan twee hierboven zijn besproken, kunnen ook andere factoren een rol spelen. Voor het oprichten van een personenvennootschap is bijvoor-beeld, in tegenstelling tot de BV, geen tussenkomst van de notaris vereist.23 De vennootschap is een vormvrije, consensuele overeenkomst. Een personenvennootschap kan bij onderhandse akte worden aangegaan. Sterker nog, een personenvennootschap kan zelfs stilzwijgend ont-staan.24 Een ander voordeel dat de keuze voor de personenvennootschap met zich brengt, is dat hetgeen de vennoten onderling hebben geregeld geheim kan blijven.

15 Tervoort 2012, blz. 246; Mathey-Bal 2016, blz. 8 16 Mathey-Bal 2016, blz. 8

17 Tervoort 2015a, blz 8, Mathey-Bal 2016, blz. 8 18 Tervoort 2012, blz. 247 19 Boschma 2013, par. 3.1 20 Tervoort 2015a, blz. 6 21 Tervoort 2012, blz. 247 22 Wuisman 2011, blz. 258 23 Tervoort 2012, blz. 247

(9)

Hoofdstuk 2: Gebondenheid van de vennootschap

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal de gebondenheid van de vennootschap aan de orde komen. Naast de vraag wanneer de vennootschap gebonden is aan rechtshandelingen door de vennoten verricht, zal hier ook de vraag aan de orde komen of aan de vennootschap een feitelijke handeling van een van de vennoten kan worden toegerekend.

2.2 Verbintenissen uit overeenkomst 2.2.1 Handelen in naam van

Onderscheid moet gemaakt worden tussen enerzijds het handelen van een vennoot voor reke-ning van de vennootschap en anderzijds het handelen van een vennoot in naam van de ven-nootschap.1 De vennootschap kan op grond van art. 7A:1681 BW extern gebonden worden aan de door een vennoot gesloten overeenkomst wanneer de handelend vennoot is opgetreden in naam van de vennootschap.2 De vraag is wanneer de vennoot in naam van de vennootschap optreedt. De vennoot treedt in ieder geval in naam van de vennootschap op, wanneer deze expliciet heeft gesteld namens de vennootschap te handelen.3 Dat is geen absoluut vereiste. De Hoge Raad heeft in het Kribbenbijter-arrest het volgende bepaald:

‘Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkander hebben ver-klaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden’.4 Een uitwerking hiervan is het arrest Hotel Jan Luyken, waarin de Hoge Raad bepaalde dat omstandigheden zich kunnen voordoen waaruit de wederpartij kan afleiden dat de vennoot stilzwijgend in naam van de vennootschap heeft gehandeld.5 Op grond van bepaalde omstan-digheden mocht de aannemer in kwestie, ondanks het ontbreken van een expliciete medede-ling dat in naam van de vennootschap werd gehandeld, erop vertrouwen dat de handelend vennoot in naam van de vennootschap handelde.6

2.2.2 Handelen voor rekening van

Het handelen voor rekening van de vennootschap betekent dat de handelend vennoot de han-deling in eigen naam verricht. Of de kosten die daarbij gemaakt worden voor rekening van de vennootschap komen, hangt samen met het verschil tussen daden van beheer en daden van beschikking. Daden van beheer omvatten handelingen die, gelet op het doel van de vennoot-

1 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 70

2 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 70; Tervoort 2015a, blz. 118; Slagter/Tervoort GS Personenassociaties, nr. 3.2.1 3 Slagter/Tervoort GS Personenassociaties, nr. 3.2.1

4 HR 11 maart 1977, NJ 1977/521 (Kribbenbijter)

5 HR 3 december 1971, ECLI:NL:1971:AB3674, NJ 1972/117 (Hotel Jan Luyken) Zie ook: Hamers & Van Vliet 2012, blz.

73; Tervoort 2015a, blz. 118; Mathey-Bal 2016, blz. 41-42

(10)

schap, betrekking hebben op de dagelijkse bedrijfsvoering.7 Op grond van art. 7A:1673 lid 1 BW zijn de vennoten die met beheer belast zijn, bevoegd alle daden van beheer te verrichten, ook indien de overige vennoten het met bepaalde handelingen oneens zijn. Beheersdaden ko-men in beginsel voor rekening van de vennootschap, tenzij één van de vennoten vooraf van zijn vetorecht gebruik heeft gemaakt, ten einde deze handeling te blokkeren, zie art. 7A:1676 sub 1 BW.8 In het laatste geval kan de handelend vennoot de gemaakte kosten niet op de ven-nootschap verhalen. Daden die niet zijn aan te merken als beheersdaden zijn beschikkingsda-den. In tegenstelling tot beheersdaden komen daden van beschikking in beginsel voor reke-ning van de vennoot zelf. 9

Wanneer wordt gehandeld voor rekening van de vennootschap, kan de schuldeiser enkel de handelende vennoot aanspreken, aangezien die enkel zichzelf heeft gebonden. De schuldeiser zal dan moeten concurreren met de privé schuldeisers van deze vennoot.10 In het geval de vennoot in naam van de vennootschap heeft gehandeld, is het mogelijk dat de vennootschap aan de handelingen van die vennoot wordt gebonden jegens de derde.

2.2.3 Vertegenwoordiging

De handelend vennoot dient ook bevoegd te zijn de vennootschap te vertegenwoordigen.11 Omdat de maatschap en de v.o.f. hiervoor zeer uiteenlopende regelingen hebben, zal de verte-genwoordigingsbevoegdheid dan ook per rechtsvorm besproken worden.

2.2.4 Vertegenwoordiging bij de maatschap

Uit de artikelen 7A:1679 t/m 7A:1681 BW blijkt dat een maat vertegenwoordigingsbevoegd is, indien hij daartoe een volmacht heeft verkregen van de overige maten.12 De wettelijke re-geling van Boek 3 Titel 3 BW vindt hierbij toepassing. Ontbreekt een volmacht dan bindt de maat in beginsel slechts zichzelf.

Een volmacht kan zowel doorlopend worden verleend als voor iedere transactie afzonder-lijk,13 dit kan zowel bij het sluiten van de overeenkomst van maatschap als in een later stadi-um geschieden. In de literatuur bestaat discussie over de vraag of in de beheersbevoegdheid ex artikel 7A:1676 BW een volmacht besloten ligt.14 Ik meen dat dat niet het geval is. Mohr stelt m.i. terecht dat de plaatsing van het artikel in afdeling 2 van titel 9 van Boek 7A, geti-teld: ‘Van de verbindtenissen der vennooten onderling’, duidelijk duidt op het feit dat deze bepaling de interne verhoudingen beoogt te regelen en de wetgever er dus niet van uitgegaan is dat externe werking aan deze bepaling moest worden toegekend.15 Tervoort wijst er daar-naast terecht op dat een dergelijke regeling te belastend is voor derden. Deze zouden immers

7 Tervoort 2015a, blz. 74

8 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 70 9 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 70 10 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 101 11 Tervoort 2015a, blz. 119

12 Mohr 2013, blz. 105 13 Tervoort 2015a, blz. 119

14 Asser/Maijer 5-V 1995/109, Hamers & Van Vliet 2012, blz. 70-72 15 Mohr 2013, blz. 94

(11)

bij de vraag wie zij nou aan kunnen spreken - de handelende maat of alle maten tezamen – afhankelijk zijn van een beheersregeling waar zij (waarschijnlijk) niet bekend mee zijn.16 De omvang van de volmacht wordt mede bepaald door het doel van de maatschap.17 Wanneer buiten dit doel om wordt gehandeld, bindt de maat in beginsel zichzelf. Bepalend hierbij is of een redelijk handelende derde mocht aannemen dat de handelende maat binnen het doel han-delde.18 Doeloverschrijding wordt echter niet snel aangenomen.19 Verder is het niet ongebrui-kelijk dat aan een volmacht beperkingen worden gebonden. Gedacht kan worden aan dat voor bepaalde rechtshandelingen de handtekening van twee of meer vennoten vereist is, of dat de volmacht beperkt wordt tot een bepaald bedrag.20 Indien een maat de beperkingen te buiten gaat, dus zijn volmacht overschrijdt, dan bindt deze in beginsel slechts zichzelf.21

2.2.5 Vertegenwoordiging bij de vennootschap onder firma

Uit artikel 16 WvK valt af te leiden dat voor zover de wet geen bijzondere regeling geeft voor de v.o.f., de regels voor de maatschap van toepassing zijn.22 Ook voor de v.o.f. is vereist dat de vennoot in naam van de vennootschap handelt. Waar bij de maatschap een volmacht ver-eist is, is het uitgangspunt bij de v.o.f., op grond van artikel 17 lid 1 WvK, dat iedere vennoot bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen, tenzij deze hiervan is uitgesloten.23 Over het algemeen zal de bevoegdheid tot vertegenwoordigen niet onbeperkt zijn. De bevoegdheid wordt doorgaans op twee gronden begrensd: i) afspraken die de vennoten hierover maken en ii) het doel van de vennootschap.24

Op basis van artikel 17 lid 2 WvK kunnen afspraken gemaakt worden over bepaalde voor-waarden en/of beperkingen die de handelend vennoot in acht moet nemen, wil deze vertegen-woordigingsbevoegd zijn. Klassieke voorbeelden zijn dat de vennoot slechts samen met een of meerdere medevennoten bevoegd is de vennootschap te binden, of dat de vennoot de ven-nootschap slechts tot een bepaald bedrag kan binden.25 Naast eventuele beperkingen en voorwaarden, kan het doel van de vennootschap ook een grens stellen aan de vertegenwoordi-gingsbevoegdheid. Artikel 17 lid 2 WvK spreekt van handelingen die tot de vennootschap betrekkelijk zijn. Daarmee wordt bedoeld: handelingen die redelijkerwijze tot verwezenlijking van het vennootschapsdoel kunnen dienen.26 Ook handelingen die naar gebruik en billijkheid uit het doel voortvloeien kunnen hieronder worden geschaard.27 Dit zijn de zogeheten secun-daire handelingen. Het vennootschapsdoel moet volgens artikel 11 Hregb 2008 in korte be-

16 Tervoort 2015a, blz. 120

17 Blanco Fernandez 2014, T&C art. 7A:1681 BW 18 Blanco Fernandez 2014, T&C art. 7A:1681 BW 19 Blanco Fernandez 2014, T&C art. 7A:1681 BW

20 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 89; Mohr 2013, blz. 122.; Tervoort 2015a, blz. 123-124 21 Slagter/Tervoort GS Personenassociaties, nr. 3.3.1.1

22 Blanco Fernandez 2014, T&C art. 16 Wetboek van Koophandel

23 Asser/Maeijer 5-V 1995/132; Hamers & Van Vliet, blz. 88; Mohr 2013, blz. 121-122; Slagter/Tervoort GS

Personenasso-ciaties, nr. 3.3.1.2;

24 Blanco Fernandez 2014, T&C art. 17 Wetboek van Koophandel 25 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 89; Tervoort 2015a, blz. 123-124

26 Blanco Fernandez 2014, T&C art. 17 Wetboek van Koophandel; Tervoort 2015a, blz. 124; zie ook: HR 8 juni 1990,

ECLI:NL:HR:1990:AC0414, NJ 1990/607 (Kruithof/Wittenberg)

(12)

woordingen in het handelsregister worden ingeschreven.28 Een derde die het handelsregister raadpleegt, moet zich afvragen of het handelen van de vennoot redelijkerwijze, objectief be-zien, binnen het doel van de vennootschap valt.29 Bestaat hier twijfel over, dan zal dit in het voordeel van de derde uitvallen.30 Een bekend voorbeeld van een handeling die niet tot de vennootschap betrekkelijk is, is de aangifte tot faillietverklaring.31 Voor dergelijke handelin-gen is instemming van alle vennoten een vereiste. Wanneer deze begrenzinhandelin-gen in het handels-register zijn ingeschreven, kunnen deze aan derden worden tegengeworpen, op grond van art. 17 lid 2 WvK jo. art. 19 Hrgb 2008 jo. art. 25 Hrgw 2007.

Als de vennoten zich niet houden aan de verplichting de vennootschap in het handelsregister te doen inschrijven, gaat al hetgeen hierboven over beperkingen is geschreven niet meer op. Op grond van art. (23 jo.) 29 WvK wordt de vennootschap dan aangemerkt als algemeen voor alle zaken. Het gevolg daarvan is dat de vennootschap jegens derden geen beroep kan doen op beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid.32 Dat betekent dat iedere vennoot zon-der toepassing van de afgesproken beperkingen de vennootschap kan binden.33

Wanneer de vennoot buiten zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid handelt met een derde, dan is deze vennoot op basis van artikel 7A:1681 BW voor het geheel gebonden.34 De artikelen 25 Hregw 2007 jo. artikel 19 Hregb 2008 bepalen dat een inschrijving van een beperking dan wel uitsluiting enkel aan de derde kan worden tegengeworpen als deze staat ingeschreven in het handelsregister, of in geval dat de beperking niet staat ingeschreven; dat de derde hier toch van wist.35

Het arrest Vof van den Broek is een goed voorbeeld. In dit arrest heeft een vennoot gehandeld als ware hij bevoegd om namens de v.o.f. op te treden. De vennoot die zijn vertegenwoordi-gingsbevoegdheid had overschreden beriep zich op het feit dat de beperking van de vertegen-woordigingsbevoegdheid in het handelsregister stond ingeschreven en dat hij derhalve niet gebonden was. De Hoge Raad ging hier niet in mee; bepaald werd dat de vennoot die in strijd met de waarheid de indruk wekt volledig bevoegd te zijn om de vennootschap te verbinden, zich niet op een in het handelsregister ingeschreven beperking kan beroepen.36 Hij die als gevolmachtigde handelt, staat jegens de wederpartij immers in voor het bestaan en de omvang van de volmacht, zie: art. 3:70 BW. De inschrijving had wel tot gevolg dat de v.o.f. niet ge-bonden was, maar niet dat de vennoot in kwestie hiermee aan zijn eigen gege-bondenheid kon ontkomen.

28 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 89

29 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 89; Tervoort 2015a, blz. 125

30 HR 23 maart 1928, NJ 1928/730, HR 19 maart 1942, NJ 1942/445; Hamers & Van Vliet 2012, blz. 89; Tervoort 2015a,

blz. 124

31 HR 19 juli 1921, NJ 1921/1032 (Sassen Wilson & Co.); Tervoort 2015a, blz. 124 32 Tervoort 2015a, blz. 125

33 Blanco Fernandez 2014, T&C: art. 23 WvK.

34 Asser/Maeijer 5-V 1995/138; Mohr 2013, blz. 128; Tervoort 2015a, blz. 125 35 Asser/Maeijer 5-V 1995/138; Slagter/Tervoort GS Personenassociaties, nr. 3.3.3.2

36 HR 26 juni 1981, ECLI:NL:HR1981:AG4215, NJ 1982/1, m.nt. Ma (Vof van den Broek) Zie ook: Asser/Maeijer 5-V

(13)

2.3 Verbintenissen uit de wet: toerekenbare schijn, baattrekking & bekrachtiging

Er bestaan een aantal uitzonderingen op de hoofdregel dat de maat of vennoot die in naam van de vennootschap handelt, maar dit doet zonder toereikende vertegenwoordigingsbevoegdheid, enkel zichzelf bindt. Daarbij gaat het om verbintenissen uit toerekenbare schijn, baattrekking en bekrachtiging. De maatschap en de vennootschap onder firma zullen hier weer gezamenlijk besproken worden.

2.3.1 Toerekenbare schijn

Wanneer zonder de daartoe vereiste toereikende volmacht een rechtshandeling namens de vennootschap wordt verricht door een der vennoten, kan het ontbreken van de toereikende volmacht niet aan de derde worden tegengeworpen, indien zij uit een verklaring of gedraging van de vennootschap en onder gegeven omstandigheden mocht afleiden dat een toereikende volmacht is verleend, aldus artikel 3:61 lid 2 BW. Met andere woorden: mocht de vennoot-schap door een verklaring, gedraging of zelfs een bepaald nalaten37 redelijkerwijs de indruk hebben gewekt bij de wederpartij dat de vennoot bevoegd was tot het aangaan van de rechts-handeling, dan is de vennootschap aan die rechtshandeling gebonden.38

De jurisprudentie leert dat de vennootschap op zeer verschillende wijzen de indruk kan wek-ken dat de vennoot bevoegd was te handelen. Dit kan bijvoorbeeld door het nalaten voldoende toezicht te houden op de pseudovertegenwoordiger,39 of door het bestaan van een voor buiten-staanders ondoorzichtige regeling omtrent de bevoegdheidsverdeling.40 Een ander belangrijk criterium is, dat de toerekening van de schijn van volmachtverlening plaats kan vinden op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbe-voegdheid kan worden afgeleid.41

2.3.2 Baattrekking

Baattrekking kan krachtens artikel 7A:1681 BW intreden. Voorwaarde is allereerst dat de vennoot namens de vennootschap handelt. Als de vennoot dan handelt zonder de vereiste volmacht, of hij overschrijdt zijn volmacht, kan de vennootschap alsnog gebonden zijn, indien ‘de zaak ten voordeele der maatschap gestrekt hebbe’. Van voordeel is sprake indien de han-deling na aftrek van de kosten voordelig blijkt te zijn geweest voor de maatschap.42

Wat deze regel bijzonder maakt, is dat deze het aan onze rechtsorde mede ten grondslag lig-gende beginsel van vrijheid en autonomie van de individuele mens doorkruist.43 Een dergelij-

37 HR 26 februari 1993, NJ 1993/288 (Hamarc/Hezo Sport), zie: Hamers & Van Vliet 2012, blz. 81 38 Tervoort 2015a, par. 6.3.1

39 HR 26 februari 1993, NJ 1993/288 (Hamarc/Hezo Sport), zie: Hamers & Van Vliet 2012, par. 3.3.2

40 HR 27 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZB1223, NJ 1993/287 (Felix/Aruba), zie: Tervoort 2015a, blz. 130 41 HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK:7671, NJ 2010/115 (ING/Bera); Rb. Rotterdam 26 november 2014,

ECLI:NL:RBROT:2014:9635, JOR 2015/161

42 Blanco Fernandez 2014, T&C art. 7A:1681 BW; Slagter/Tervoort, GS Personenassociaties nr. 3.3.4.1 43 Asser/Van der Grinten & Kortmann 2-1, 2004/137

(14)

ke regel is buiten de personenvennootschap ondenkbaar: het kan immers niet zo zijn dat wil-lekeurig ‘persoon A’, wilwil-lekeurig ‘persoon B’ kan binden, enkel op de grond dat het voordelig is voor persoon B. Dat deze regel wel mogelijk is voor de personenvennootschap komt door-dat de vennoot, naast de overige vennoten, ook beoogt zichzelf aan de overeenkomst te bin-den.44 Daarnaast geldt als uitgangspunt dat wanneer een onbevoegd handelend vennoot een overeenkomst aangaat, dat deze ex art. 7A:1681 BW in beginsel alleen zelf gebonden is.45 Het risico ligt derhalve dan ook alleen bij de vennoot die ondanks het ontbreken of het overschrij-den van de volmacht toch besluit te handelen.

2.3.3 Bekrachtiging

Een andere mogelijkheid waardoor de vennootschap toch gebonden is dat de vennootschap de rechtshandeling achteraf bekrachtigt.46 Volgens artikel 3:69 lid 1 BW krijgt de rechtshande-ling dan hetzelfde gevolg als ware de handelende vennoot wél gevolmachtigd.47 Uit de be-woordingen van deze bepaling blijkt dat alleen degene die pseudo-vertegenwoordigd is de rechtshandeling kan bekrachtigen.48 Het is niet noodzakelijk dat de bekrachtiging uitdrukke-lijk wordt gegeven. Stilzwijgende bekrachtiging kan plaatsvinden doordat de vennootschap uitvoering geeft aan de overeenkomst, of nakoming vordert.49 Het kan ook voorkomen dat de vennootschap toerekenbare schijn wekt bij de wederpartij dat zij de rechtshandeling bekrach-tigd.50

2.4 Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad

Een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW van een der vennoten kan ook in gebondenheid van de vennootschap resulteren. Hiervoor geldt niet dat, zoals bij een rechtshandeling wel het geval is, de onrechtmatige daad in naam van de vennootschap is verricht.51 De vennootschap wordt gebonden wanneer deze handeling aan de vennootschap kan worden toegerekend.52 De Hoge Raad heeft voor rechtspersonen bepaald dat onrechtmatige gedragingen van bestuurders aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend, indien deze in het maatschappelijk verkeer als gedraging van de rechtspersoon heeft te gelden.53 Alhoewel het in deze arresten om rechtspersonen gaat, is het algemeen aanvaard dat een onrechtmatige daad ook aan de perso-nenvennootschap kan worden toegerekend.54 Hierbij zij wel aangetekend dat de toerekening van een onrechtmatige daad, vanwege de onbeperkte persoonlijk aansprakelijkheid van de

44 Asser/Van der Grinten & Kortmann 2-1, 2004/137

45 Asser/Maeijer 5-V 1995/138; Mohr 2013, blz. 128; Tervoort 2015a, blz. 125 46 Slager/Tervoort, GS Personenassociaties nr. 3.3.4.1

47 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 83 48 Tervoort 2015a, blz. 131

49 Asser/Maeijer 5-V 1995/137, Slagter/Tervoort, GS Personenassociaties nr. 3.3.4.1 50 HR 20 mei 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0323, NJ 1988/781. Zie: Tervoort 2015a, blz. 131 51 Tervoort GS Personenassociaties, nr. 3.3.7.1

52 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 98

53 HR 6 april 1976, ECLI:NL:HR:1979:AH8595, NJ 1980/34 (Kleuterschool Babbel); HR 25 juni 2010,

ECLI:NL:HR:2010:BL5420, NJ 2010/371 (Provincie Gelderland/Vitesse); HR 23 november 2012,

ECLI:NL:PHR:2012:BX5881, NJ 2013/302 (Spaanse Villa) HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628, NJ 2015/21 (Hezemans Air). Zie ook: Hamers & Van Vliet 2012, blz. 98

54 Hof Arnhem 15 maart 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP9082, JOR 2011/142, m.nt. J.M. Blanco Fernandez (Al/Klepke);

Hamers & Van Vliet 2012, par. 3.7.1; Mohr 2013, par. 4.4.3; Tervoort 2015a, par. 6.4, en vele anderen. Anders: Stokkermans 2015, par. 2.2

(15)

vennoten, terughoudender zal worden toegepast.55 De persoonlijke aansprakelijkheid zal in Hoofdstuk 3 nader worden uitgewerkt.

De vennootschap kan daarnaast ook aansprakelijk gehouden worden voor fouten van onder-geschikten, zie: art. 6:170 BW. Het moet dan gaan om een onrechtmatige daad die een ven-noot of een gewone werknemer van de venven-nootschap in het kader van de bedrijfsuitoefening heeft verricht.56 Verder bevat artikel 6:172 BW nog een risicoaansprakelijkheid voor de ver-tegenwoordiger.57 Wanneer de vertegenwoordiger binnen zijn vertegenwoordigingsbevoegd-heid handelt, en hij pleegt een onrechtmatige daad, dan is de vennootschap aansprakelijk. Dit is te onderscheiden van het leerstuk van de toerekening, omdat de vennootschap daar gezien kan worden als degene die onrechtmatig heeft gehandeld, waar bij artikel 6:172 BW de ven-nootschap, naast de vertegenwoordiger zelf, aansprakelijk is voor het onrechtmatig handelen van de vertegenwoordiger als deze binnen zijn bevoegdheid heeft gehandeld.58

55 Hof Arnhem 15 maart 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP9082, JOR 2011/142, m.nt. J.M. Blanco Fernandez (Al/Klepke) 56 Tervoort 2015a, blz. 133

57 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 99 58 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 99

(16)

Hoofdstuk 3: Persoonlijke aansprakelijkheid van de maten en vennoten

3.1 Inleiding

Hoewel de termen aansprakelijkheid en gebondenheid door elkaar heen gebruikt worden, is er toch een onderscheid: aansprakelijkheid van een maat of vennoot vloeit namelijk voort uit de gebondenheid van de maatschap of de vennootschap onder firma.1 In dit hoofdstuk zal stilge-staan worden bij de aansprakelijkheid van de maten en vennoten zelf. Eerst zullen de alge-meen geldende regels besproken worden. Daarna zal worden gekeken naar de verschillende aansprakelijkheidsregimes.

3.1.1 Verhaalsmogelijkheden voor de crediteuren

Wanneer de vennootschap gebonden is aan een rechtshandeling van een der vennoten, of wanneer een onrechtmatige daad aan de vennootschap kan worden toegerekend, kan de schuldeiser de vennootschap zelf aanspreken. De schuldeiser heeft dan aanspraak op het afge-scheiden vermogen van de vennootschap. Het afgeafge-scheiden vermogen vormt het verhaalsob-ject dat exclusief toekomt aan de schuldeisers van de vennootschap.2 Het staat al meer dan 100 jaar vast dat de vennootschappelijke goederengemeenschap van de v.o.f. afgescheiden is van de privévermogens van de vennoten.3 De vraag of een maatschap een afgescheiden ver-mogen kent, is door de Hoge Raad in het Biek Holding/X-arrest bevestigend beantwoord.4

3.1.2 Samenlopende vorderingsrechten

In het arrest Bon Appetit heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat de zaakscrediteur twee samenlo-pende vorderingsrechten heeft.5 De crediteur kan zowel de vennootschap, dus de gezamenlij-ke vennoten, aanspregezamenlij-ken als alle vennoten individueel.6 Als de crediteur besluit om de geza-menlijke vennoten aan te spreken, dan heeft hij een vorderingsrecht op het afgescheiden ver-mogen van de vennootschap en wanneer deze de vennoten in privé aanspreekt, heeft de credi-teur een vordering op het privévermogen van de vennoot.7 Hierbij dient aangetekend te wor-den dat een vonnis tegen de vennoot persoonlijk dient te worwor-den gewezen, wil dat vonnis op het privévermogen van de vennoot kunnen worden verhaald.8 Hiertegen kan de vennoot zo-wel de hem persoonlijk toekomende verweermiddelen aanvoeren, als de vennootschappelijke verweren.9

1 Reijnen 2015, inleidende opmerkingen

2 HR 26 november 1897, W 7047 (Boeschoten/Besier); HR 18 december 1959, ECLI:NL:HR:1959:BG9455, NJ 1960/121

(De Gouw/ De Hamer); HR 3 december 1971, ECLI:NL:1971:AB3674, NJ 1972/117 (Hotel Jan Luyken); HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:251, JOR 2015/181, m.nt. S.C.J.J. Kortmann (VDV Totaalbouw). Zie Tervoort 2015a, blz. 148-149; Slagter/Tervoort, GS Personenassociaties nr. 3.5.2

3 Tervoort 2015a, blz. 148

4 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.) 5 HR 13 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9261, JOR 2003/32, m.nt. J.M. Blanco Fernandez (Bon Appetit) 6 Tervoort 2015a, blz. 135 & 141; Slagter/Tervoort, GS Personenassociaties nr. 3.4.2

7 Stokkermans 2015, par. 2.2; Tervoort 2015a, blz. 135 & 141

8 HR 18 december 1959, ECLI:NL:HR:1959:BG9455, NJ 1960/121 (De Gouw/ De Hamer); Zie: Mohr 2013, blz. 130 9 HR 13 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9261, JOR 2003/32 (Bon Appetit); Mohr 2013, blz. 130

(17)

Wanneer de vennootschapscrediteur besluit om een vennoot in privé aan te spreken, dan moet de schuldeiser, op grond van de paritas creditorum ex art. 3:277 BW, concurreren met de privé-schuldeisers van de desbetreffende vennoot.10 Andersom geldt dat de privé-schuldeisers zich niet kunnen verhalen op het afgescheiden vermogen van de vennootschap.11

3.2 Maatschap

Het grote verschil in het aansprakelijkheidsregime is dat bij de maatschap de maten in begin-sel naar gelijke delen aansprakelijk zijn, terwijl bij de v.o.f. de vennoten ieder voor het geheel aangesproken kunnen worden.12 Vergelijk art. 7A:1680 BW en art. 18 WvK. De schuldeiser is niet verplicht de maatschap aan te spreken, alvorens hij de individuele maten aanspreekt.13 Iedere maat is voor een gelijk deel gebonden jegens de crediteur; het maakt niet uit hoe groot zijn aandeel in de maatschap is.14 De vennootschapscrediteur kan, ongeacht de omvang van het aandeel van een individuele maat, zich verhalen op het gehele privévermogen van de maat tot het gelijke deel.15

3.3 Afwijkende regelingen 3.3.1 Contractuele afwijking

Het staat de maten vrij om met derden afspraken te maken over een afwijkende aansprakelijk-heidsregeling. In plaats van aansprakelijkheid naar gelijke delen, kan hoofdelijke verbonden-heid worden overeengekomen,16 kan afgesproken worden dat de mate van verbondenheid gerelateerd is aan de winstgerechtigdheid17 of kan bedongen worden dat enkel de maatschap aansprakelijk is.18 De vraag dient zich aan of het mogelijk is om contractuele afwijkingen bij algemene voorwaarden op te leggen. Dergelijke beperkingen lijken strijdig te zijn met de wet. Artikel 7A:1680 BW bepaalt immers dat afwijkende bepalingen uitdrukkelijk moeten worden overeengekomen.19 Men kan zich afvragen of bij algemene voorwaarden wel sprake is van een uitdrukkelijk bepaalde bedingen.

3.3.2 Ondeelbare prestatie

Wanneer de prestatie waartoe de maatschap zich verbonden heeft, ondeelbaar is, dan zijn de maten op grond van art. 6:6 lid 2 BW ieder voor het geheel, hoofdelijk verbonden.20 De credi-teur heeft dan twee zelfstandige vorderingsrechten, waardoor hij voor de voldoening van zijn schuld zowel de maatschap als iedere individuele maat voor het geheel kan aanspreken.21 In-

10 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 101

11 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 101. Zie ook: Kraakman & Armour 2009, blz. 7, het afgescheiden vermogen geldt als

zijnde een ‘weak form’ of entity shielding

12 Blanco Fernandez 2014, T&C: art. 7A:1680 BW

13 Blanco Fernandez 2014, T&C: art. 7A:1680 BW; Tervoort 2015a, blz. 135 14 Blanco Fernandez 2014, T&C: art. 7A:1680 BW

15 Tervoort 2015a, blz. 136

16 Asser/Maeijer 5-V 1995/115; Tervoort 2015a, blz. 137 17 Asser Maeijer 5-V 1995/115; Tervoort 2015a, blz. 137

18 Blanco Fernandez 2014, T&C: art. 7A:1680 BW; Tervoort 2015a, blz. 137 19 Tervoort 2015a, blz. 138

20 Asser/Maeijer 5-V 1995/115

(18)

dien een van de hoofdelijke schuldenaren de schuld heeft voldaan, worden de overige schul-denaren jegens die schuldeiser bevrijd van hun verplichtingen, zie art. 6:7 lid 2 BW. Dan rest de vraag wanneer een prestatie ondeelbaar is. Als de prestatie niet, of niet zonder waardever-lies, kan worden nagekomen, is er sprake van een ondeelbare prestatie.22 Een ondeelbare pres-tatie is meestal een verbintenis om te doen en een geldschuld zal doorgaans deelbaar zijn.23 Het is mogelijk om bij contract van deze hoofdelijke verbondenheid af te wijken.24

3.3.3 Overeenkomst tot opdracht

Het pièce de résistance van de afwijkende regelingen voor de aansprakelijkheid naar gelijke delen, is toch wel het aansprakelijkheidsregime bij de overeenkomst tot opdracht, ex art. 7:400 lid 1 BW. In beginsel vallen alle overeenkomsten die strekken tot het verrichten van werkzaamheden onder de opdracht.25 Een afwijkend aansprakelijkheidsregime heeft bij de openbare maatschap, dat dikwijls overeenkomsten tot opdracht ter uitvoering van de beroeps-uitoefening zal aangaan, dan ook grote invloed.26

Artikel 7:404 BW stelt dat indien de opdracht is verleend met het oog op een persoon die met de opdrachtnemer of in zijn dienst een beroep of bedrijf uitoefent, die persoon dan gehouden is de werkzaamheden zelf te verrichten. De persoon aan wie de opdracht is verleend, is naast de opdrachtnemer krachtens artikel 6:6 lid 2 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld die uit de opdracht voortkomt.27 Als er geen duidelijke afspraken gemaakt zijn over wie nu de opdrachtnemer is, zal onder de huidige verkeersopvattingen worden aangenomen dat de maat-schap de opdrachtnemer is.28 Wanneer duidelijk is welke maten de feitelijke opdrachtnemers zijn, dan zijn zij naast de maatschap ieder voor het geheel hoofdelijk verbonden jegens de schuldeiser.29 Wanneer de maatschap is gebonden, betekent dat de gezamenlijke maten op grond van 7A:1680 BW naar gelijke delen aansprakelijk zijn jegens de schuldeiser voor de schuld.30 Voorwaarde voor de aansprakelijkheid naar gelijke delen blijft wel dat het een deel-bare prestatie betreft.31 Ondanks dat de persoon die de werkzaamheden feitelijk uitvoert dit doet door het tussenschuiven van een praktijk-BV, zal deze, en niet de BV, alsnog kunnen worden aangewezen als feitelijk opdrachtnemer en derhalve voor het geheel van de schuld persoonlijk aansprakelijk zijn jegens de schuldeiser.32

De bepaling van art. 7:407 lid 2 BW legt ook behoorlijk gewicht in de schaal. Dit artikel be-paalt dat wanneer er sprake is van het contracteren met een pluraliteit van opdrachtnemers,

22 Hoogeveen 2014

23 Asser/Maeijer 5-V 1995/115; Tervoort 2015a, blz. 137 24 Blanco Fernandez 2014, T&C: art. 7A: 1680 BW 25 Asser/Tjon Tjin Tai 7-IV 2014/34

26 Reijnen 2013, par. 1; Tervoort 2015a, blz. 138 27 Tervoort 2015a, blz. 138

28 Asser/Tjon Tjin Tai 7-IV 2014/78

29 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290 (Biek Holding/X c.s.),

Tervoort 2015a, blz. 139

30 Mohr 2013, par. 4.3.1; Tervoort, blz. 139 31 Reijnen 2015, par. 1

32 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290 (Biek Holding/X c.s.), Zie ook noot Van Schilfgaarde onder

8: HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2745, NJ 2016/66, m. nt. P. Van Schilfgaarde. Stokkermans 2015, par. 2.1; Tervoort 2015a, blz. 139

(19)

ieder van die opdrachtnemers voor het geheel aansprakelijk is jegens de schuldeiser.33 Aange-zien ieder voor het geheel aansprakelijk is (art. 7:407 lid 2 BW), zijn de maten hoofdelijk ver-bonden zijn.34 Als er wordt gecontracteerd met de maatschap, is automatisch voldaan aan de eis dat twee of meer personen samen de opdracht hebben ontvangen; juridisch gezien wordt er immers een overeenkomst gesloten met de gezamenlijke maten.35 Degene die de tekortko-ming niet kan worden toegerekend, is niet voor het geheel aansprakelijk, maar slechts voor gelijke delen.36 Bij dit alles moet bedacht worden dat de bepalingen van artikel 7:404 en arti-kel 7:407 lid 2 BW van regelend recht zijn en dat hier bij overeenkomst van kan worden af-geweken.37 In hoofdstuk 4 zal bij de aansprakelijkheid van toe- en uitgetreden maten nog uit-gebreid stilgestaan worden.

3.4 Vennootschap onder firma

Waar bij de maatschap de hoofdregel is dat de maten naar gelijke delen aansprakelijk zijn jegens de schuldeiser, is de hoofdregel bij de v.o.f. dat de vennoten hoofdelijk verbonden zijn voor de schulden van de vennootschap38; vergelijk art. 7A:1680 BW en art. 18 WvK. De aan-sprakelijkheidsregeling bij de v.o.f. is minder ingewikkeld dan bij de maatschap, waar vele uitzonderingen zich voor kunnen doen. Allereerst moet de vraag of een vennoot slechts per-soonlijk aansprakelijk gehouden kan worden als deze beheersbevoegd is, ontkennend worden beantwoord.39 Ook dan zijn de vennoten hoofdelijk verbonden. Voor de hoofdelijke aanspra-kelijkheid maakt het ook geen verschil wie van de vennoten een onrechtmatige daad heeft verricht. Als deze onrechtmatige daad krachtens verkeersopvattingen aan de vennootschap wordt toegerekend, kan de gelaedeerde de volledige schadevergoeding op ieder der vennoten verhalen.40 De crediteur kan krachtens art. 6:7 lid 1 BW zijn recht op volledige nakoming tegenover ieder van de vennoten uitoefenen.41De vennoten kunnen onderling niet overeenko-men dat een van hen niet hoofdelijk verbonden is tegenover derden. Net als bij de maatschap kan met een contracterende derde wel overeengekomen worden dat van de hoofdelijke aan-sprakelijkheid wordt afgeweken.42 Dergelijke bedingen moeten uitdrukkelijk overeengeko-men worden.43

De keuze voor wat betreft wie wordt aangesproken ligt wederom bij de schuldeiser. Deze heeft twee onafhankelijke vorderingsrechten.44 Dit geldt voor alle verbintenissen, zowel voor rechtshandelingen als verbintenissen uit de wet.45

33 Asser/Tjon Tjin Tai 7-IV 2014/78, Tervoort 2015a, blz. 139 34 Asser/Tjon Tjin Tai 7-IV 2014/146

35 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290 (Biek Holding/X c.s.); Asser/Tjon Tjin Tai 7-IV 2014/78;

Tervoort 2015a, blz. 139

36 Asser/Tjon Tjin Tai 7-IV 2014/146; Tervoort 2015a, par. 6.5.1

37 Zie art. 7:400 lid 2 BW; Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV 2014/146; Tervoort 2015a, blz. 141 38 Tervoort 2015a, blz. 141

39 Mohr 2013, blz. 128; Tervoort 2015a, blz. 141 40 Zie hierboven, par. 2.4

41 Tervoort 2015a, blz. 141 42 Asser/Maeijer 5-V 1995/143

43 Zie: par. 3.2 hierboven; Zie ook: Tervoort 2015a, blz. 142

1 Mohr 2013, blz 190; Tervoort 2015a, blz. 163 Anders: Hamers & Van Vliet 2012, menen dat hiervan geen sprake is

wan-neer een nieuwe vennoot toetreedt, blz. 139

1 Mohr 2013, blz 190; Tervoort 2015a, blz. 163 Anders: Hamers & Van Vliet 2012, menen dat hiervan geen sprake is

(20)

Hoofdstuk 4: Aansprakelijkheid na toe- en uittreding

4.1 Inleiding

In de vorige hoofdstukken is vastgesteld wanneer de vennootschap gebonden is aan schulden voortvloeiend uit rechtshandelingen en feitelijke handelingen van de vennoten en wanneer de vennoten persoonlijk aangesproken kunnen worden voor deze schulden. Om het beeld van de persoonlijke aansprakelijkheid van vennoten compleet te maken, wordt in dit hoofdstuk de aansprakelijkheid bij toe- en uittreden besproken. Voor daaraan wordt toegekomen, wordt eerst nog stilgestaan bij de vraag wat wisselingen in het vennootschapsbestand voor gevolgen hebben op de gebondenheid van de vennootschap zelf.

4.1.1 Wisselingen in het vennootschapsbestand

Over het algemeen wordt aangenomen dat iedere wisseling in het vennootschapsbestand in beginsel de ontbinding van de vennootschap oplevert.1 Zo volgt uit artikel 7A:1683 sub 3 BW. Aangezien de samenwerking wordt aangegaan met het oog op de medevennoten, heeft de wetgever aangenomen dat zodra er een wisseling in de personele samenstelling plaatsvindt, de vennootschap wordt ontbonden.2 Artikel 7A:1683 BW is van regelend recht en partijen kunnen in de vennootschapsovereenkomst voortzettingsbedingen opnemen waardoor een ver-andering in de samenstelling niet zal leiden tot ontbinding van de vennootschap.3 Het is goed in te denken dat de vennoten de samenwerking willen voortzetten. Voortzettingsbedingen zullen dan ook veelvuldig in het vennootschapscontract worden opgenomen.

Wanneer een wisseling plaatsvindt in het vennootschapsbestand en de vennootschap blijft bestaan op grond van een voortzettingsbeding, betekent dit dat de identiteit van de vennoot-schap behouden blijft.4 Dit betekent dat de vorderingsrechten van de schuldeisers ook jegens de vennootschap in haar nieuwe samenstelling behouden blijven.5 Voor het navolgende zal de aandacht telkens gericht zijn op de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten.

4.2 Verbondenheid voor schulden na uittreden

Wanneer een vennoot uittreedt rijst de vraag in hoeverre deze nog aansprakelijk is voor schulden die de vennootschap is aangegaan vóór zijn uittreden. Deze vraag is van groot be-lang voor de crediteuren van de vennootschap. Voordat een vennoot uittreedt weet de credi-teur dat hij naast verhaal op de vennootschap - dus de gezamenlijke vennoten - ook altijd ver-haal kan halen op de privévermogens van iedere afzonderlijke vennoot. Dit wordt niet anders na het uittreden van de vennoot: de hoofdregel is dat een uitgetreden vennoot aansprakelijk

1 Mohr 2013, blz 190; Tervoort 2015a, blz. 163 Anders: Hamers & Van Vliet 2012, menen dat hiervan geen sprake is

wan-neer een nieuwe vennoot toetreedt, blz. 139

2 Zie: 7A:1683 BW; Hamers & Van Vliet, blz 129; Mohr 2013, blz. 190 3 Van Veen & Grapperhaus GS Personenassociaties, nr. 4.1.1

4 Tervoort 2015a, blz. 197 5 Tervoort 2015a, blz.199

(21)

blijft voor schulden die zijn aangegaan in de periode dat hij vennoot was.6 Deze regel bestaat zodat een vennoot zich niet eenzijdig kan onttrekken aan verplichtingen, die hij als persoon-lijk aansprakepersoon-lijk vennoot op zich heeft genomen, door uit het vennootschappepersoon-lijk verband te treden.7

Een uit de maatschap getreden maat blijft, ex art. 7A:1679-1680 BW, in beginsel verbonden naar gelijke delen. Voor de firmant geldt dat deze ondanks het uittreden, ingevolge artikel 18 WvK, hoofdelijk aansprakelijk blijft. Of deze aansprakelijkheid nou één naar gelijke delen of naar hoofdelijkheid is, de persoonlijke aansprakelijkheid jegens de vennootschapsschuldeiser blijft bestaan indien de maat uittreedt.8

De wet kent geen tijdslimiet voor de voortdurende aansprakelijkheid, derhalve moet worden volstaan met de gewone regels van verjaring.9 Voor een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst geldt een verjaringstermijn van vijf jaar, vanaf de dag na de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden, aldus artikel 3:307 lid 1 BW. Deze termijn geldt ook voor rechtsvorderingen genoemd in artikel 3:308 BW. Daarnaast bevatten de artikelen 3:309-310 BW verjaringstermijnen van maximaal 20 jaar. Een vennoot kan dus na zijn uittre-den gedurende een zeer lange periode nog woruittre-den aangesproken. Dit geldt temeer voor duur-overeenkomsten die voortvloeien uit rechtshandelingen die voor het uittreden zijn verricht.10 Het moment dat de rechtshandeling is verricht, geldt als het moment dat de schuld is aange-gaan, daarom duurt de persoonlijke aansprakelijkheid hiervoor ook voort na het uittreden.11 Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een doorlopende overeenkomst waarbij een adverteer-der wordt betaald voor het aantal ‘clicks’ op een advertentie12 of een duurovereenkomst voor de levering van gas en elektriciteit.13

4.2.1 Grenzen aan de aansprakelijkheid na uittreden

De vraag die na het bovenstaande opkomt is, of er - naast de regels omtrent verjaring - gren-zen aan de aansprakelijkheid uit duurovereenkomsten zijn. Betoogd wordt wel dat wanneer de voortzettende vennoten wijzigingen aanbrengen in de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen, de uitgetreden vennoot niet langer tot nakoming daarvan kan worden aange-

6 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.); Hof

’s-Hertogenbosch 23 december 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5466, NJF 2015/47 (AA Window); Asser/Van Olffen 7-VII* 2010/265, Hamers & Van Vliet 2012, blz. 134; Mohr 2013, blz. 197.; Tervoort 2015a, blz. 199; Van Veen & Grapperhaus GS Personenassociaties, nr. 4.1.5.2

7 Asser/Maeijer 5-V 1995/264; Tervoort 2015a, blz. 199; Mathey-Bal 2016, blz. 155.

8 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.) 9 Hamers & Van Vliet, blz. 134; Tervoort 2015a, blz. 199

10 Hof Arnhem 29 januari 2008, ECLI:NL:GHARN:2008:BC3197, JIN 2008/179 (Kaystaete/Bindeserisingh); Hof

Hertogenbosch 10 juli 2010, ECLI:NL:GHSHE:BN2822, Prg. 2010/195 (X./Kantoor- en Garderobemeubilair); Hof ’s-Hertogenbosch 16 september 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3642, RO 2015/3 (X./VNU Media) (Pricewatch Manager); Tervoort 2015a, blz. 200

11 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.); Hof

’s-Hertogenbosch 23 december 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5466, NJF 2015/47 (AA Window); Asser/Van Olffen 7-VII* 2010/265, Hamers & Van Vliet 2012, blz. 134; Mohr 2013, blz. 197.; Tervoort 2015a, blz. 199; Van Veen & Grapperhaus GS Personenassociaties, nr. 4.1.5.2

12 Hof ’s-Hertogenbosch 16 september 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3642, RO 2015/3 (X./VNU Media) (Pricewatch

Mana-ger)

(22)

sproken.14 Tervoort gaat uit van een meer restrictieve benadering. Hij meent dat de uitgetre-den vennoot alleen aan de aansprakelijkheid voor oude schuluitgetre-den ontkomt wanneer deze door toedoen van de voortzettende vennoten dusdanig gewijzigd zijn dat deze zwaarder gaan druk-ken.15

Doorgaans zal de vennoot bij uittreden bedingen dat de voortzettende vennoten hem vrijwaren voor de aansprakelijkheid voor oude schulden.16 Op grond van een dergelijk vrijwaringsbe-ding kunnen de gevolgen van aansprakelijkheidsstelling door derden, op de voortzettende vennoten worden afgewenteld.17 Het is belangrijk om voor ogen te houden dat een dergelijk beding enkel interne werking heeft; tegenover derden sorteert een vrijwaringsbeding geen effect.18 Verder kan een uittredende vennoot de vennootschapsschuldeiser verzoeken hem uit de aansprakelijkheid te ontslaan, zodat de doorlopende aansprakelijkheid beëindigd wordt.19 De uitgetreden vennoot is in beginsel niet langer aansprakelijk voor overeenkomsten die na zijn uittreden zijn gesloten, of voor aan de vennootschap toe te rekenen onrechtmatige daden die na zijn uittreden zijn gepleegd.20 Voorwaarde daarvoor is wel dat aan art. 17 Hregb 2008 wordt voldaan. Hierin is bepaald dat van iedere maat of niet-commanditaire vennoot, de da-tum van zijn toe- of uittreding moet worden opgenomen. Wanneer het uittreden van een ven-noot niet wordt ingeschreven in het handelsregister, mogen derden te goeder trouw, op grond van artikel 25 Hregw 2007, ervan uitgaan dat de voormalig vennoot de vennootschap nooit heeft verlaten.21 Omdat het moment van inschrijving bepalend is, geldt dat een vennoot aan-sprakelijk blijft voor vennootschapsschulden die vóór de inschrijving van het uittreden zijn aangegaan, ook al was de betreffende vennoot toentertijd reeds uitgetreden.22

Voorts valt uit de jurisprudentie af te leiden dat vaste relaties in het algemeen mogen ver-wachten dat hen persoonlijk bericht wordt gedaan van het uittreden van een vennoot, die ten tijde van het aangaan van de relatie deel uitmaakte van de v.o.f., zodat hij zich kan beraden over het al dan niet voortzetten van de overeenkomst met de in samenstelling gewijzigde te-genpartij.23 Van een vaste zakenrelatie behoeft immers niet verwacht te worden dat deze met regelmaat het handelsregister raadpleegt om te controleren of er eventueel een wijziging in de samenstelling van de vennoten is geweest.24 Volgt geen persoonlijk bericht, dan blijft de uit-getreden vennoot in beginsel aansprakelijk, tenzij de wederpartij door betaling van de uitge-treden vennoot te verlangen, handelt in strijd met de goede trouw.25

14 Asser/Maeijer 5-V 1995/265, Asser/Van Olffen 7-VII* 2010/266 15 Tervoort 2015a, blz. 201

16 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 136; Mohr 2013, blz. 198; Tervoort 2015a, blz. 201 17 Mohr 2013, blz. 198

18 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 136; Tervoort 2015a, blz. 201 19 Asser/Van Olffen 7-VII* 2010/269, Tervoort 2015a, blz. 201.

20 Mohr 2013, blz. 198; Van Veen & Grapperhaus GS Personenassociaties, nr. 4.1.5.2 21 Hamers & Van Vliet 2012, blz. 136; Tervoort 2015a, blz. 201

22 Hof ’s-Hertogenbosch 5 september 2006, ECLI:NL:GHSHE:2006:AY8213, RO 2006/9; Tervoort 2015a,

blz. 201; Mathey-Bal 2016, blz. 156;

23 Hof Amsterdam 20 april 1989, ECLI:NL:GHAMS:1989:AD0719, NJ 1990/201 (Gemeente Amsterdam/Van Dussen e.a.), 24 Tervoort 2015a, blz. 202

(23)

4.3 Toetreden

De vraag of de toetredende vennoot aansprakelijk is voor reeds bestaande schulden heeft een geheel andere lading dan de in de vorige paragraaf behandelde vraag over de aansprakelijk-heid van de uittredende vennoot. Hoewel het in beide gevallen min of meer gaat om een af-weging tussen de belangen van de vennoot in kwestie en de schuldeiser, krijgt een schuldeiser in het geval een vennoot toetreedt potentieel een verhaalsmogelijkheid erbij, terwijl de vraag of de crediteur een verhaalsmogelijkheid verliest centraal stond bij het uittreden van een ven-noot.

4.3.1 Vennootschap onder firma

Duidelijk is dat de toegetreden vennoot persoonlijk aansprakelijk is voor alle vennootschaps-schulden die na zijn toetreden zijn ontstaan.26 Over de vraag of een nieuwe vennoot ook aan-sprakelijk is voor reeds bestaande schulden, is lange tijd verschillend gedacht.27 Met het arrest Carlande Dienstverlening heeft de Hoge Raad de knoop doorgehakt en bepaald dat een toe-tredend vennoot aansprakelijk wordt voor reeds bestaande schulden. In rechtsoverweging 3.4.3 stelt de Hoge Raad vast dat artikel 18 WvK meebrengt dat elk der vennoten hoofdelijk verbonden is ‘wegens de verbindtenissen der vennootschap.’ Een beperking, waarbij dat arti-kel alleen betrekking heeft op verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat een vennoot is toegetreden, biedt artikel 18 WvK niet. De strekking van art. 18 WvK brengt mee dat de hoofdelijke verbondenheid van de vennoten alle schulden betreft die ten tijde van hun toetreding bestaan, of nadien ontstaan.28 De Hoge Raad voegt hier in r.o. 3.4.5 aan toe dat de omstandigheid dat bestaande schuldeisers met de toetreding van een nieuwe vennoot een ver-haalsmogelijkheid erbij krijgen, niet leidt tot een ander oordeel. Deze uitleg dient bovendien de rechtszekerheid; een onderzoek naar het ontstaansmoment van verbintenissen kan met deze uitleg immers achterwege blijven. Aan de belangen van de toetredend vennoot wordt vol-doende tegemoet gekomen doordat de toetredende vennoot kan bedingen dat hem inzage wordt gegeven in de schuldenpositie van de vennootschap en dat hij bovendien garanties kan bedingen en afspraken kan maken over de draagplicht ten aanzien van bestaande schulden, aldus de Hoge Raad.29

4.3.2 Maatschap

De volgende vraag is of toetredende maten aansprakelijk zijn voor reeds bestaande vennoot-schapsschulden. In r.o. 3.4.7 van het Carlande-arrest verwijst de Hoge Raad uitdrukkelijk

26 Mohr 2013, blz. Tervoort 2015a, blz. 202

27 Tegen verbondenheid voor oude schulden: Hof Arnhem 16 oktober 1935, NJ 1936/68 (Outshoorn/ Peterson); Hof Arnhem

18 december 1990, ECLI:NL:GHARN:1990:AD1309, NJ 1992/518, (Iliadis/Schouten Produkten Groep Mijnsheerenland); Hof Arnhem 14 september 1999, ECLI:NL:GHARN:1999:AG3773, JOR 2000/48; Rb. Rotterdam 14 april 2004, ECLI:NL:RBROT:2004:AP2102, JOR 2004/159; Rb. Overijssel 19 februari 2014, ECLI:NL:RBOVE:2013:1056; As-ser/Maeijer 5-V 1995/277; zie voor overzicht jurisprudentie: Van Veen & Grapperhaus GS Personenassociaties, nr. 4.2.6. Voor verbondenheid voor oude schulden: Rb. Utrecht 5 november 1941, NJ 1942/819; Rb. Assen 23 februari 2005, ECLI:NL:RBASS:2005:AT9635, JOR 2005/85 (Wezo Groep/A.); Rb. Rotterdam 9 september 2009, ECLI:RBROT:2009:BK6803, RO 2010/23 (X./HM GROUP); Mohr 2013, blz. 194-195; Hamers & Van Vliet 2012, blz. 142

28 Zie ook: Hof Arnhem-Leeuwarden 26 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4141, r.o. 4.5

29 HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:588, NJ 2015/241, zie: Noot P. Van Schilfgaarde onder 8 (Carlande

(24)

naar het arrest Biek Holding30. Hij stelt dat ‘de wettelijke regeling van de maatschap een

ande-re is dan die van de vennootschap onder firma en de commanditaiande-re vennootschap’. Daarnaast zijn de in Biek Holding geformuleerde regels niet bepalend voor het geval waarin het gaat om een v.o.f. of een cv. Hoe de regels voor de maatschap dan anders zijn, of hoe deze er über-haupt uitzien, wordt niet duidelijk gemaakt.31

Op grond van hetgeen de Hoge Raad in Biek Holding en Carlande Dienstverlening heeft be-paald, is in de literatuur wel geconcludeerd dat de toetredende maat niet aansprakelijk is voor schulden van de maatschap die zijn ontstaan voor toetreden.32 Kort gezegd, steunen deze con-clusies op de volgende argumenten:

- In Biek Holding heeft de Hoge Raad bepaald dat de schuldeisers de mogelijkheid heb-ben om de gezamenlijke maten aan te spreken en om de individuele maten aan te spreken die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst partij waren.33 Daarnaast werd bepaald dat de toetredende maten naar gelijke delen gebonden zijn, indien zij vóór het ontstaan van de verbintenis tot schadevergoeding zijn toegetreden.34 Uit het hierboven staande wordt wel afgeleid dat enkel degenen die maat zijn ten tijde van het ontstaan van verbintenissen hier persoonlijk voor kunnen worden aangesproken.35 - Het verschil in het aansprakelijkheidsregime tussen de maatschap (naar gelijke delen)

en de v.o.f. (hoofdelijk), samengenomen met het feit dat een maat in beginsel enkel zichzelf bindt, terwijl het uitgangspunt bij de v.o.f. is dat een vennoot bevoegd is de vennootschap te verbinden, maakt dat een toetredende maat, in tegenstelling tot een firmant, niet aansprakelijk is voor bestaande schulden.36

Aan de andere zijde van het spectrum zijn er auteurs die menen dat de Hoge Raad niet heeft willen uitmaken dat een toetredende maat niet aansprakelijk is voor oude schulden. Zij voeren o.m. het volgende aan:

- Op basis van hetgeen de Hoge Raad in Carlande heeft gesteld, gelezen in samenhang met Biek Holding, is het niet duidelijk of de Hoge Raad heeft bedoeld dat een toetre-dende vennoot niet aansprakelijk is voor vennootschapsschulden die reeds beston-den.37 Mede omdat deze kwestie in cassatie niet aan de orde was.38 Er kan dus niet zonder meer geconcludeerd worden dat een toetredende maat niet aansprakelijk is.

30 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.)

31 HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:588, NJ 2015/241, zie: Noot P. Van Schilfgaarde onder 8 (Carlande

Dienstverle-ning); Blanco Fernandez 2014, T&C art. 7A:1680; Assink & Schild 2015, onder ‘Zienswijze Assink’; Van Veen 2015, blz. 377; Tervoort 2016a, par. 2.2; Tervoort 2016b, blz. 163; Van Veen, 2015, blz. 377

32 Reijnen 2015, onder 1, zie ook tabel onder 7.4; Van Veen GS Personenassociaties, nr. 4.2.3.1; HR 13 maart 2015,

ECLI:NL:HR:2015:588, Ondernemingsrecht 2015/50, zie: Noot A.J.S.M. Tervoort (Carlande Dienstverlening) Tervoort wijst hierop; hij is zelf een andere mening toegedaan.

3333 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.), r.o. 3.4.2 34 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.), r.o. 3.5.1 35 Assink & Schild 2015, onder ‘Zienswijze Schild’; Van Veen 2016, par. 2.1; Van Veen GS Personenassociaties, nr. 4.2.3.1

(Ondanks dat Van Veen deze stelling steunt, is hij over het geheel genomen kritisch op de HR t.a.v. de uitspraken ‘Biek’ & ’Carlande’)

36 Assink & Schild 2015, onder ‘Zienswijze Schild’; Zo wordt ook geconstateerd door: Tervoort 2015a, blz. 204; Van Veen

2015, blz. 378

(25)

- De argumenten die de Hoge Raad aanvoert ter rechtvaardiging van de aansprakelijk-heid van tot de v.o.f. toetredende vennoten39, zijn mutatis mutandis ook van toepassing op de maatschap.40

Tervoort voert m.i. terecht aan dat niet is in te zien waarom de argumenten aangaande de aan-sprakelijkheid van toetredende firmanten niet van overeenkomstige toepassing zijn op toetre-dende maten. 41 Echter, naast het feit dat de argumenten van de Hoge Raad in Carlande op zichzelf genomen al kritisch bekeken kunnen worden,42 doet het mij overtuigender voorko-men uit te gaan van hetgeen concreet afgeleid kan worden uit de tekst van Biek Holding,43 dan een overtuiging te stoelen op de mogelijkheid dat de Hoge Raad dat misschien niet zo bedoeld heeft. Verder acht ik het ook rechtvaardiger dat een maat niet verantwoordelijk wordt gehou-den voor schulgehou-den die voortvloeien uit handelingen waarop de toetreder geen enkele invloed heeft gehad.

De gevolgen van de conclusie dat een toetredende maat niet aansprakelijk is voor oude schul-den, conflicteren daarnaast minder met de belangen van de crediteur dan op het eerste gezicht lijkt. Hiervoor werd al vastgesteld dat de vennootschapsschuldeiser op grond van het Bon Appetit-arrest twee samenlopende vorderingsrechten heeft44; de vordering kan verhaald wor-den op het afgescheiwor-den vermogen van de maatschap of op de privé vermogens van individue-le maten. 45 Het vorderingsrecht op de vennootschap blijft bestaan, indien na wisseling van het vennootschapsbestand de vennootschap wordt voortgezet met behoud van identiteit,46 hetgeen in deze context zeker het geval zal zijn. Het feit dat de toetredende maat niet in privé kan worden aangesproken, betekent dus niet dat de schuldeiser zich niet op de inbreng van de toe-tredende maat kan verhalen.47 De toetredende maat blijft dan niet geheel buiten schot en de crediteur zal doorgaans een omvangrijker vennootschapsvermogen aantreffen.

38 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, m.nt. P van Schilfgaarde (Biek Holding/X c.s.) Tervoort

2015a, blz. 204

39 HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:588, NJ 2015/241, m.nt. Van Schilfgaarde (Carlande Dienstverlening); 40 Assink & Schild 2015, onder ‘Zienswijze Assink’; Tervoort 2015a, blz. 205;

41 Tervoort 2015a, blz. 205

42 Van Veen 2015; Stokkermans 2016

43 Zo ook Schild, in: Assink & Schild 2015, onder ‘Zienswijze Schild’; Stokkermans 2016, par. 1.3 44 Zie hiervoor: par. 3.2 & 4.1.1

45 HR 13 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9261, JOR 2003/32, m.nt. J.M. Blanco Fernandez (Bon Appetit) 46 Tervoort 2015a, blz. 199

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2d: De foto laat zien dat de Zoeloes in hele andere dingen geloofden dan de christenen.. Daardoor kunnen we nooit een volledig beeld krijgen. B Zolang onderzoekers kritisch naar

(Psalm 88 : 16). Menigmaal drukte de donkere wolk van Zijns Vaders gramschap zwaar op Hem, totdat Hij eindelijk op Golgótha de laatste adem uitblies. Niets was er in de

Jan van de Beek laat in zijn proefschrift zien dat economen wisten dat immigratie geen nationaal- economische baten zou brengen, maar dat hun geluid werd genegeerd

11 En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, anderen als evangelisten en anderen als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot het werk van

John Henry Newman and the Liberal Heresy (Oxford 1991).. Penaskovic o.f.m., Richard J., Open to the Spirit: the Notion of the Laity in

bij een vaste kapitaalgoederenvoorraad, zal een verlaging van het werkgeversgedeelte van de sociale premies tot gevolg hebben, dat er overgeschakeld zal worden op een

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of