• No results found

In de bres voor de buurt : het Social Identity Model of Collective Action toegepast op woonwijken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In de bres voor de buurt : het Social Identity Model of Collective Action toegepast op woonwijken"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In de Bres Voor de Buurt – Het Social Identity Model of Collective Action Toegepast op Woonwijken

Rowan Kostelijk

Universiteit van Amsterdam Collegekaartnummer: 10358773 Begeleider: Guido Valk

(2)

2 Abstract

In dit onderzoek werd de toepasbaarheid van het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) in woonwijken getest. Er werd gekeken of bewoners die low-cost vormen van collectieve actie uitvoerden verschilden van bewoners die high-cost vormen van collectieve actie uitvoerden in de mate van injustice, efficacy en sociale identiteit. Er werd onderzoek gedaan naar eerder uitgevoerde collectieve acties in een woonwijk in Amsterdam, welke kampte met veiligheidsproblemen. Uit de resultaten bleek dat het SIMCA model 28.5% van de variantie verklaarde. Verder bleek dat alleen op efficacy significant verschilde tussen de low-cost en high-cost groepen. Met enig voorbehoud kan worden geconcludeerd dat het SIMCA model toepasbaar is op buurtniveau, echter vervolgonderzoek waarin het construct collectieve actie beter wordt geoperationaliseerd is gewenst.

(3)

3

In de Bres Voor de Buurt – Het Social Identity Model of Collective Action Toegepast op Woonwijken

Het onderhouden en verbeteren van de kwaliteit van woonomgevingen wordt tot nog toe vaak gezien als een taak voor de overheid. Hierdoor zien we dat wanneer de kwaliteit van de woonomgeving bedreigd wordt, bijvoorbeeld door het ontstaan van een onveilige situatie of door veel afval op straat, mensen in actie komen om de gemeente aan te zetten tot het verbeteren van de woonomgeving. In sommige gevallen komen buurtbewoners echter gezamenlijk in actie om dit onrecht zelfstandig op te lossen door bijvoorbeeld buurtwachten op te richten om hangjongeren tegen te gaan of de straten samen afvalvrij te houden. Dit soort gezamenlijke acties worden ook wel collectieve acties genoemd. Onderzoek van Pattavina, Byrne en Garcia (2006) toont aan dat deze collectieve acties van buurtbewoners onder meer, in samenwerking met politie, criminaliteit sterk kunnen terugdringen. Maar welke factoren bepalen of mensen overgaan tot collectieve actie?

Wright, Taylor en Moghaddam (1990) definiëren collectieve actie als volgt: ‘’Een groepslid doet aan collectieve actie wanneer hij of zij als representatief groepslid in actie komt om de condities van de groep als geheel te verbeteren’’ (p. 995). Pattavina, Byrne en Garcia (2006) laten al zien dat wanneer buurtbewoners zich verbonden voelen met de buurt, zij eerder overgaan tot collectieve actie dan buurtbewoners die de buurt enkel zien als een plaats om te wonen. Wanneer buurtbewoners zelf overgaan tot collectieve actie, hoeft de overheid minder in te grijpen door bijvoorbeeld groenvoorzieningen bij te houden of de veiligheid in de

(4)

4

buurt te verbeteren. Deze acties kunnen de overheid veel tijd en geld besparen. Vanwege deze voordelen is het interessant om te onderzoeken welke factoren nog meer invloed hebben op het voorspellen van collectieve actie.

Er is veel onderzoek gedaan naar de determinanten van collectieve actie. Hoewel er veel verschillende ideeën bestaan over de factoren die daar invloed op hebben, gaan ze allemaal uit van ‘’het algemene psychologische perspectief dat de manier waarop individuen reageren op hun omgeving sterk wordt beïnvloed door hoe zij deze omgeving waarnemen’’ (van Zomeren & Iyer, 2009). Van Zomeren, Postmes en Spears (2008) maken onderscheid in drie factoren die een grote rol spelen in het voorspellen of mensen over gaan tot collectieve actie: injustice, efficacy en sociale identiteit. Zij vatten dit samen in het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA).

Injustice is binnen het SIMCA model de mate waarin iemand vindt dat zijn of haar groep onrecht wordt aangedaan. Men heeft een tijd gedacht dat injustice een objectieve maat is, welke voor iedereen gelijk is en waar geen interpretatie of meningen voor nodig zijn. Later bleek echter dat de mate van injustice subjectief is. Dit komt voort uit de Relatieve Deprivatie Theorie van Crosby (1976). Deze theorie stelt dat men zich voortdurend vergelijkt met anderen en hierop baseert of hij of zij ongelijk wordt behandeld. Deze subjectieve ongelijkheid voorspelt collectieve actie vele mate beter dan de objectieve ongelijkheid waar eerst vanuit werd gegaan (van Zomeren, Postmes & Spears, 2008).

(5)

5

Efficacy is het geloof in het vermogen van de groep om bepaalde doelen te bereiken door het uitvoeren van collectieve actie (van Zomeren, Postmes & Spears, 2008). Wanneer de efficacy hoog is, heeft men het idee in staat te zijn bepaalde doelen te bereiken. Door dit geloof in eigen kracht, is men eerder geneigd deze acties ook daadwerkelijk uit te voeren.

Sociale identiteit is de mate waarin men zich identificeert met een bepaalde groep. Dit kunnen verschillende groepen zijn: familie, een sportclub of bijvoorbeeld de groep mensen met blond haar. De sociale identiteitstheorie (Tajfel, 1978, Tajfel & Turner, 1979, aangehaald in van Zomeren, Postmes & Spears, 2008) stelt dat men te allen tijde een positief groepslidmaatschap wil behouden. Wanneer de groep in gevaar is of ongelijk wordt behandeld, zorgt een sterke sociale identiteit ervoor dat men deze ongelijkheid weg wil nemen, waardoor de groep niet langer als minder positief wordt beschouwd. Uit onderzoek van Dekker (2007) blijkt dat buurtbewoners met een hogere mate van sociale identiteit vaker over gaan op collectieve actie. Oftewel, wanneer men zich sterk verbonden voelt met de buurtbewoners, zet men zich ook eerder gezamenlijk in voor de buurt om het groepslidmaatschap zo positief mogelijk te houden. Het SIMCA model gaat niet alleen uit van een direct effect van sociale identiteit op collectieve actie, maar belicht ook het indirecte effect van sociale identiteit op collectieve actie. Volgens het SIMCA model heeft sociale identiteit invloed op zowel injustice als efficacy: hoe hoger de mate van sociale identiteit, des te hoger de waargenomen injustice en efficacy (Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008).

(6)

6

Tot op heden is het SIMCA model voornamelijk toegepast op situaties waarin men protest voert tegen bijvoorbeeld klimaatbeheersing of sociaal onrecht. Het is interessant om te bekijken of het SIMCA model ook toegepast kan worden op woonwijken en het uitvoeren van collectieve actie om de kwaliteit in woonwijken te verbeteren, om zo de kosten van de overheid terug te kunnen dringen.

Vergelijkbaar onderzoek richtte zich vooral op place attachment en place identity. Place attachment wordt door Brown, Perkins en Brown (2003) gedefinieerd als ‘’de positieve emotionele banden met de fysieke en sociale omgeving’’. Een hoge mate van place attachment houdt in dat men trots is op de buurt waar hij of zij woont en zich zowel daarmee als met de buurtbewoners verbonden voelt. Vaak zien we dat place attachment lager wordt naar mate de kwaliteit van de woonomgeving achteruit gaat. Wanneer de place attachment hoger is en men meer positieve banden heeft met de woonomgeving en buurtbewoners, is de mate van place identity ook hoger. Met place identity worden de aspecten van sociale identiteit bedoeld, die betrekking hebben op de plaats waar iemand leeft (Hauge, 2007). In dit geval is dat voornamelijk de verbondenheid met de andere buurtbewoners. De begrippen place attachtment en place identity gezamenlijk, lijken sterk op de factor sociale identiteit in het SIMCA model, toegespitst op een woonwijk. Hierdoor is onderzoek naar deze twee constructen vergelijkbaar met het huidige onderzoek.

Uit onderzoek van Manzo en Perkins (2006) blijkt dat een hoge mate van place attachment en place identity ervoor zorgen dat men in actie komt voor de buurt, om deze zo leefbaar mogelijk te houden. Onderzoek naar place attachment en place

(7)

7

identity lijkt daardoor veelbelovend. Dit soort onderzoeken gaan echter vaak over het individu, waarbij niet wordt gekeken naar de buurt als geheel (Manzo & Perkins, 2006). Het SIMCA model doet dat wel. Doordat het slagen van collectieve actie afhangt van het presteren van de buurt als geheel, is het interessant om dit te bekijken vanuit het oogpunt van de buurt en niet slechts het individu. Verder wordt in het SIMCA model rekening gehouden met de waargenomen efficacy, wat kan verklaren waarom men de ene keer wel en de andere keer niet overgaat tot collectieve actie.

Ook onderzoek van Glasford en Caraballo (2015) lijkt ondersteuning te geven aan de toepasbaarheid van het SIMCA model in woonomgevingen. Zij tonen aan dat wanneer de afstand tot het slachtoffer kleiner is, mensen meer collectieve actie vertonen. In een buurt is het onrecht veel dichterbij, zowel spacial, de fysieke afstand tot het onrecht, als temporal, de afstand in tijd. Verder toont onderzoek van Van Zomeren, Leach en Spears (2010) aan dat wanneer efficacy wordt gemanipuleerd, men zich meer identificeert met de groep en ook sneller collectieve actie onderneemt. Het ging hier, net als in veel onderzoek naar collectieve actie, niet om een echte maar om een ingebeelde situatie. Deelnemers moesten daar aangeven wat hun gedragsintenties waren. Echter, het enkel willen behalen van een doel is niet genoeg om het bijbehorende gedrag ook daadwerkelijk uit te voeren (Gollwitzer & Sheeran, 2006). In het huidige onderzoek wordt daarom door middel van een vragenlijst, daadwerkelijk gedrag gemeten in plaats van gedragsintenties.

(8)

8

Begin 2016 had het studentencomplex in de Wenckebachbuurt in Amsterdam te maken met een ernstig veiligheidsprobleem. Tijdens werkzaamheden rondom de buurt werden lantaarnpalen verwijderd, waardoor het fietspad dat toegang gaf tot het studentencomplex een donkere, afgelegen plek werd. Studenten maakten meldingen van inbraken, bedreigingen en seksuele intimidatie. De wijk werd in februari 2016 opgeschrikt door een zedendelict. Het uitblijven van hulp van de gemeente was aanleiding voor de studenten om zelf een buurtinitiatief op te zetten. In het huidige onderzoek wordt gekeken naar de invloed van injustice, efficacy en sociale identiteit op collectieve actie en de toepasbaarheid daarvan in deze woonwijk. Eerder onderzoek maakt onderscheid in de hoeveelheid tijd en moeite die de verschillende vormen van collectieve actie kosten. Corcoran, Pettinicchio en Young (2015) onderscheiden low-cost, moderate-cost en high-cost vormen van collectieve actie, welke respectievelijk weinig, gemiddeld en veel tijd of moeite kosten. In het huidige onderzoek wordt geen gebruikgemaakt van vignetten en bijbehorende gedragsintenties, maar wordt eerder uitgevoerd gedrag gemeten. In het huidige onderzoek is het uitgevoerde gedrag geïnventariseerd en onderverdeeld in low-cost en high-cost vormen van collectieve actie. Verwacht wordt dat het SIMCA model daadwerkelijk uitgevoerde vormen van collectieve actie kan verklaren bij gebeurtenissen in een woonomgeving. Verder wordt verwacht dat wanneer de uitgevoerde collectieve actie minder tijd en moeite kost, de mate van injustice, efficacy en sociale identiteit ook lager zullen zijn. Dit allen zal worden gemeten door middel van vragenlijsten die onder de bewoners zijn afgenomen.

(9)

9 Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden in totaal 76 deelnemers mee: 29 mannen en 47 vrouwen. Alle deelnemers ontvingen een chocoladereep als dank voor hun deelname. Deelname aan het onderzoek was geheel vrijwillig en anoniem. Een exclusie criterium was het niet woonachtig zijn in de Wenckebachbuurt in de periode februari 2016.

Materialen

De onafhankelijke variabelen efficacy, injustice en sociale identiteit en de afhankelijke variabele collectieve actie werden gemeten met een zelf samengestelde vragenlijst (zie Appendix D) van 29 items, gebaseerd op vergelijkbare items aangehaald in Van Zomeren, Postmes en Spears (2008), Long en Perkins (2003), Cameron (2004) en Mazzerolle, Wickes en McBroom (2010). Om de validiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijst te meten is een pilotstudie uitgevoerd. Hieronder worden de resultaten van de analyses per construct weergegeven.

De mate van efficacy werd gemeten met zes items. Voorbeeld items zijn: ‘’ Ik had het gevoel dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt invloed hadden op het veranderen van de veiligheid in de buurt’’ en ‘’ Ik had vanaf het begin het idee dat de doelen die wij hebben bereikt ook haalbaar waren’’. De antwoordmogelijkheden lopen van ‘’helemaal oneens’’ tot ‘’helemaal eens’’ op een continue schaal, die van 1 tot en met 100 loopt. Een initiële Principale Componenten Analyse is uitgevoerd om

(10)

10

de eigenwaarden voor elke factor in de data te verkrijgen. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 wordt één component onderscheiden, welke in totaal 77.04% van de variantie verklaarde. Uit een betrouwbaarheidsanalyse blijkt dat de betrouwbaarheid van het construct hoog is (α = .94).

De mate van injustice werd gemeten met vijf items. Voorbeeld items zijn: ‘’ ’s Avonds op het fietspad langs de Bijlmerbajes fietsen vond ik onveilig’’ en ‘’ Dat de gemeente niet zorgde voor een veilig fietspad langs de Bijlmerbajes vond ik oneerlijk’’. De antwoordmogelijkheden lopen van ‘’helemaal oneens’’ tot ‘’helemaal eens’’ op een continue schaal, die van 1 tot en met 100 loopt. Een initiële Principale Componenten Analyse is uitgevoerd om de eigenwaarden voor elke factor in de data te verkrijgen. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 wordt één component onderscheiden, welke in totaal 74.23% van de variantie verklaarde. Uit een betrouwbaarheidsanalyse blijkt dat de betrouwbaarheid van het construct hoog is (α = .91).

De mate van sociale identiteit werd gemeten met twaalf items. De twaalf items zijn gebaseerd op een bestaande vragenlijst (Cameron, 2004) waarin onderscheid wordt gemaakt in drie componenten, namelijk in-group ties, centraliteit en zelfbeeld. Voorbeeld items zijn: ‘’In het algemeen is het zijn van een bewoner van de Wenckebachbuurt een belangrijk deel van mijn zelfbeeld’’ en ‘’Ik heb het gevoel verbonden te zijn met de andere bewoners van de Wenckebachbuurt’’. De antwoordmogelijkheden lopen van ‘’helemaal oneens’’ tot ‘’helemaal eens’’ op een continue schaal, die van 1 tot en met 100 loopt. Een initiële Principale Componenten

(11)

11

Analyse is uitgevoerd om de eigenwaarden voor elke factor in de data te verkrijgen. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 worden drie componenten onderscheiden, welke in totaal 88.24% van de variantie verklaarden. De items die samen clusteren op dezelfde factor suggereren dat de eerste factor voor in-group ties, de tweede factor voor centraliteit en de derde factor voor zelfbeeld staat. Uit een betrouwbaarheidsanalyse blijkt dat de betrouwbaarheid van het construct hoog is (α = .93).

De mate van collectieve actie werd gemeten met zes items, drie voor low-cost vormen en drie voor high-cost vormen van collectieve actie. Voor het construeren van deze items is gekeken naar eerder uitgevoerde collectieve acties. Na het inventariseren van deze collectieve acties hebben de onderzoekers een indeling gemaakt tussen low-cost en high-cost vormen van collectieve actie. Voorbeeld items zijn: ‘’ Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren heb ik destijds samen met de buurtbewoners iets aan de situatie gedaan’’ en ‘’ Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren ben ik met mijn buurtbewoners op gemeentelijke instanties afgestapt’’. De antwoordmogelijkheden lopen van ‘’helemaal oneens’’ tot ‘’helemaal eens’’ op een continue schaal, die van 1 tot en met 100 loopt. Een initiële Principale Componenten Analyse is uitgevoerd om de eigenwaarden voor elke factor in de data te verkrijgen. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 worden twee componenten onderscheiden, welke in totaal 71.99% van de variantie verklaarden. Uit een betrouwbaarheidsanalyse blijkt dat de betrouwbaarheid van het construct hoog is (α = .81).

(12)

12 Procedure

Bewoners van de Wenckebachbuurt werden persoonlijk benaderd door twee onderzoekers, die rond etenstijd langs de deuren zijn gegaan. De onderzoekers gaven een korte inleiding van het onderzoek. Vervolgens kregen de bewoners de vraag een online vragenlijst in te vullen over de problematiek in hun buurt tijdens de periode januari 2016 tot en met juli 2016. Na het opgeven van een e-mailadres konden zij op een later tijdstip via een link de vragenlijst invullen. Dit duurde ongeveer tien minuten. Voordat zij begonnen aan de vragenlijst kregen zij informatie over het onderzoek. Door verder te klikken naar de vragen, gaven zij aan te weten dat deelname aan het onderzoek geheel vrijwillig was en te allen tijde en zonder opgave van redenen gestaakt kon worden. Deelnemers van de pilotstudie waren geen bewoners van de Wenckebachbuurt en kregen een gevalsbeschrijving om zich in te kunnen leven.

Resultaten

Van de oorspronkelijk 128 deelnemers die hebben deelgenomen aan het onderzoek zijn uiteindelijk 76 deelnemers meegenomen in de analyses. Vanwege het niet volledig invullen van de vragenlijst werden 17 deelnemers uitgesloten. Daarna zijn nog eens 32 deelnemers uitgesloten, omdat zij niet woonachtig waren in de Wenckebachbuurt tijdens de periode waarin het veiligheidsprobleem speelde. Vervolgens werden nog drie deelnemers uitgesloten, vanwege het slechts invullen van minder dan drie van de zes items van de afhankelijke variabele. Verspreid over

(13)

13

de gehele data set en meerdere items werden 19 missing values gevonden. Deze zijn allen vervangen door het gemiddelde op het bijbehorende item.

Voor de drie onafhankelijke variabelen, sociale identiteit, efficacy en injustice en de afhankelijke variabele collectieve actie, is een initiële Principale Componenten Analyse met varimax rotatie en een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. De mate van efficacy werd gemeten met zes items. De Kaiser-Meyer-Olkin maat (KMO = .84) lag ver boven het criterium van .5. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 werd één component onderscheiden op het construct efficacy, welke in totaal 67.48% van de variantie verklaarde. Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de betrouwbaarheid van het construct hoog was (α = .90).

De mate van injustice werd gemeten met vijf items. De Kaiser-Meyer-Olkin maat (KMO = .78) lag ver boven het criterium van .5. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 werd één component onderscheiden op het construct injustice, welke in totaal 58.57% van de variantie verklaarde. Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de betrouwbaarheid van het construct hoog was (α = .82).

De mate van sociale identiteit werd gemeten met twaalf items. De Kaiser-Meyer-Olkin maat (KMO = .74) lag ver boven het criterium van .5. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 werden drie componenten onderscheiden op het construct sociale identiteit, welke in totaal 72.89% van de variantie verklaarden. De items die samen clusteren op dezelfde factor suggereren dat de eerste factor voor in-group ties (α = .83), de tweede factor voor centraliteit (α = .87) en de derde factor voor zelfbeeld

(14)

14

(α = .87) stond. Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de betrouwbaarheid van het totale construct hoog was (α = .86).

De mate van collectieve actie werd gemeten met zes items. De Kaiser-Meyer-Olkin maat (KMO = .75) lag ver boven het criterium van .5. Op basis van het Kaiser's criterium van 1 werden twee componenten onderscheiden op het construct collectieve actie, welke in totaal 71.48% van de variantie verklaarden. Verwacht werd dat de items 1, 2 en 3 en items 4, 5 en 6 als componenten werden onderscheiden, respectievelijk als low-cost en high-cost vormen van collectieve actie. Dit was niet het geval, in plaats daarvan scoorden de items 2, 3 en 4 hoog op de eerste factor (α = .56) en item 1, 5 en 6 hoog op de tweede factor (α = .91). Hierdoor konden deze twee componenten niet zomaar gebruikt worden om onderscheid te maken tussen low-cost vormen en high-cost vormen van collectieve actie. Voor het testen van het gehele model werden wel alle zes items van het construct gebruikt. Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de betrouwbaarheid van het totale construct redelijk was (α = .73).

Om te bepalen of mannen en vrouwen verschillend scoorden op de drie onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele, is gebruikgemaakt van een independent sample t-test. Vrouwen (M = 60.94, SE = 2.81) scoorden gemiddeld hoger dan mannen (M = 41.77, SE = 3.65) op het construct injustice, zie tabel 1. Dit verschil, -19.17, BCa 95% CI [-28.31, -10.02], was significant, t(74) = -4.18, p < .001. Er werden geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen gevonden op de overige constructen.

(15)

15 Tabel 1

Beschrijvende Statistieken (score op een schaal van 0 tot 100) van de Onafhankelijke Variabelen en de Afhankelijke Variabele voor Mannen (n=29) en Vrouwen (n=47)

Efficacy Injustice Sociale Identiteit Collectieve Actie

M (SE) M (SE) M (SE) M (SE)

Mannen 48.99 (3.66) 41.77 (3.65) 31.86 (3.27) 18.79 (4.03) Vrouwen 44.83 (2.99) 60.94 (2.81) 30.90 (1.77) 24.16 (2.67)

Om te toetsen of het SIMCA model kan worden toegepast op het veiligheidsprobleem in de Wenckebachbuurt, is een multiple regressie analyse uitgevoerd. Er werd voldaan aan de assumpties van homoscedasticiteit en multicollineariteit. Het model verklaarde 28.5% van de variantie, F(3, 72) = 9.56, p < .001. De F ratio was aanzienlijk groter dan 1, wat betekent dat door het gebruik van het model collectieve actie beter werd voorspeld dan wanneer slechts gebruik werd gemaakt van de gemiddelden. Voor een overzicht van alle beschrijvende statistieken van de multiple regressie analyse kan tabel 2 geraadpleegd worden.

(16)

16 Tabel 2

Beschrijvende Statistieken van de Multiple Regressie Analyse met als Afhankelijke Variabele Collectieve Actie

Noot. R2 = .285 (p < .001).

Om te bepalen of het uitvoeren van high-cost vormen van collectieve actie in tegenstelling tot low-cost vormen van collectieve actie samen ging met een hogere mate van efficacy, injustice en sociale identiteit, zal een Mann-Whitney test worden uitgevoerd. Om de groep deelnemers te onderscheiden welke high-cost vormen van collectieve actie hebben uitgevoerd, werd een gemiddelde van items 5 en 6 van collectieve actie genomen. Dit is gedaan omdat de component die voor high-cost vormen van collectieve actie stond, bestond uit item 1, 5 en 6. Echter, item 1 was origineel geconstrueerd als item voor low-cost vormen van collectieve actie. Bij het nader bekijken van dit item, kon geconcludeerd worden dat de formulering van het item te ambigu was, waardoor er verschillende interpretaties mogelijk waren. Om deze redenen werd alleen gekeken naar het gemiddelde op items 5 en 6. Deelnemers met een score van 40.00 of meer (n = 5) werden onderverdeeld in de high-cost groep, zij hadden high-cost vormen van collectieve actie uitgevoerd. Deelnemers met een score van onder de 5.00 (n = 58) werden onderverdeeld in de low-cost groep, zij

b SE B β p

Constante -13.46 7.11 .062

Sociale Identiteit .38 .15 .28 .016

Injustice .25 .09 .27 .010

(17)

17

hadden low-cost vormen van collectieve actie uitgevoerd. Omdat de high-cost groep uit slechts vijf deelnemers bestond, werd gebruikgemaakt van het non-parametrische alternatief van een independent sample t-test, de Mann-Whitney test.

De mate van efficacy verschilde significant tussen de low-cost groep (Mnd = 48.75) en de high-cost groep (Mnd = 74.33), U = 275.00, z = 3.31, p < .001, r = .43. Deze bevindingen sluiten aan bij de verwachtingen. Echter, de mate van sociale identiteit verschilde niet significant tussen de low-cost groep (Mnd = 49.46) en de high-cost groep (Mnd = 42.25), U = 215.00, z = 1.78, p = .077, r = .23. Ook de mate van injustice verschilde niet significant tussen de low-cost groep (Mnd = 51.00) en de high-cost groep (Mnd = 56,60), U = 183.00, z = 0.97, p = .351, r = .13. Deze bevindingen spreken de verwachtingen tegen.

Vanwege de matige voorspellende waarde van het model is er voor gekozen om een exploratieve analyse uit te voeren, ditmaal met als afhankelijke variabele het gemiddelde op items 5 en 6 van collectieve actie in plaats van alle items. Er zal een multiple regressie analyse worden uitgevoerd om te bekijken of het model een hogere voorspellende waarde heeft wanneer slechts de items welke high-cost vormen van collectieve actie meten worden bekeken. Er werd voldaan aan de assumpties van homoscedasticiteit en multicollineariteit. Het model verklaarde slechts 18.9% van de variantie, F(3, 72) = 5.59, p = .002. De F ratio was aanzienlijk groter dan 1, wat betekent dat door het gebruik van het model collectieve actie wel beter werd voorspeld dan wanneer slechts gebruik werd gemaakt van de gemiddelden. Echter, het originele model waarin alle items van collectieve actie werden meegenomen,

(18)

18

voorspelt vele mate beter. Ook zijn sociale identiteit en injustice geen significante voorspellers in het huidige model. Voor een overzicht van alle beschrijvende statistieken van de multiple regressie analyse kan tabel 3 geraadpleegd worden.

Tabel 3

Beschrijvende Statistieken van de Multiple Regressie Analyse met als Afhankelijke Variabele Twee Items van het Construct Collectieve Actie

Noot. R2 = .189 (p = .002).

Discussie

In dit onderzoek werd de toepasbaarheid onderzocht van het SIMCA model (van Zomeren, Postmes & Spears, 2008) op collectieve acties van buurtbewoners in de directe woonomgeving. Er werd aangetoond dat injustice, efficacy en sociale identiteit significante voorspellers zijn van collectieve actie in woonwijken. Het model voorspelt echter slechts een beperkt deel van de variantie in collectieve actie in deze woonwijk. Verder werd aangetoond dat slechts één van de drie voorspellers, namelijk efficacy, significant verschilde tussen de low-cost en high-cost groepen. Dit spreekt de verwachtingen van het onderzoek tegen.

b SE B β p

Constante -18.11 7.50 .018

Sociale Identiteit .16 .16 .11 .343

Injustice .10 .10 .11 .331

(19)

19

Hoewel in dit onderzoek steun werd gevonden voor de toepasbaarheid van het SIMCA model op woonwijken, wordt slechts 28.5% van de variantie verklaard door het model. Ook zijn de drie voorspellers maar net significant. Dit kan verklaard worden door het niet correct uitvragen van de afhankelijke variabele, collectieve actie, in de gebruikte vragenlijst. De betrouwbaarheid van het construct is redelijk, echter wat opmerkelijk is, is dat niet de twee componenten worden onderscheiden welke verwacht zijn. Verwacht werd dat de eerste drie items en de laatste drie items als componenten werden onderscheiden, respectievelijk als low-cost en high-cost vormen van collectieve actie. Dit was niet het geval, in plaats daarvan scoorden item 1, 5 en 6 hoog op de eerste factor en item 2, 3 en 4 hoog op de tweede factor. Bij het nader bekijken van de afwijkende items 1 en 4 kan geconcludeerd worden dat door een onjuiste formulering de items verkeerd kunnen zijn opgevat. Item 1 stelt dat er samen met buurtbewoners actie is ondernomen, dat opgevat kan worden als het initiatief nemen en niet slechts het meedoen aan een actie. Dit kan verklaren waarom item 1 hoog scoort op de factor van high-cost vormen van collectieve actie. Item 4 gaat over het meefietsen met buurtbewoners. Verwacht werd dat dit een high-cost vorm van collectieve actie betrof. Tijdens het afnemen van de vragenlijst bleek uit de reacties van buurtbewoners van de Wenckebachbuurt dat veel mensen het meefietsen, of in sommige gevallen het meelopen vanaf het dichtstbijzijnde metrostation, niet opvatten als extra moeite. Dit kan verklaren waarom dit item hoog scoort op de factor van low-cost vormen van collectieve actie. In vervolgonderzoek kan hier gemakkelijk rekening mee gehouden worden, door het beter construeren

(20)

20

van de items. Dit moet dan op een manier gebeuren dat alle items collectieve actie in zijn geheel meten, zonder zelf al een waarde te hechten aan hoeveel tijd en moeite iets heeft gekost. Wanneer alle items collectieve actie meten en er geen verdeling is gemaakt tussen low-cost vormen en high-cost vormen, kan er op eenzelfde manier als in het huidig onderzoek gebruikt worden gemaakt van lage en hoge scores om dit aan te tonen.

Ook de tweede hypothese, namelijk dat de mate van injustice, efficacy en sociale identiteit lager zijn bij low-cost vormen dan bij high-cost vormen van collectieve, heeft het huidige onderzoek slechts deels kunnen bevestigen. Het is goed mogelijk dat ook dit kan worden toegeschreven aan het onjuist uitvragen van het construct collectieve actie. Verder is er gebruikgemaakt van het non-parametrische alternatief voor een Independent t-test, vanwege het zeer kleine aantal deelnemers dat daadwerkelijk high-cost collectieve actie had uitgevoerd. Aangezien het huidige onderzoek niet optimaal geconstrueerde items had voor het construct collectieve actie, blijft het mogelijk dat er significante verschillen tussen low-cost en high-cost vormen van collectieve actie zijn waar te nemen op de onafhankelijke variabelen.

Hoewel 28.5% verklaarde variantie aan de lage kant lijkt, moet rekening worden gehouden met het feit dat in het huidige onderzoek eerder uitgevoerd gedrag is gemeten in plaats van gedragsintenties. Bij onderzoek naar gedragsintenties krijgt men een beschreven situatie en de vraag zich in te leven, om op die manier de gedragsintenties te weten te komen. Dergelijk onderzoek heeft

(21)

21

daarom vele mate minder last van ruis. Hierdoor is 28.5% verklaarde variantie in een model wat getoetst is op daadwerkelijk eerder uitgevoerd gedrag redelijk hoog.

Een ander sterk punt van het huidige onderzoek is de grootte van de steekproef. Vooraf werd berekend dat er 89 deelnemers nodig waren voor het onderzoek. Uiteindelijk hebben 128 deelnemers meegedaan aan het onderzoek, waarvan 76 werden meegenomen in de analyses. Dit is niet geheel wat nodig was, echter komt daar erg dicht bij in de buurt.

Ondanks de slechts matige voorspellende waarde van het model, vormt het huidige onderzoek een toevoeging aan eerder onderzoek naar het SIMCA model. Eerder onderzoek naar het SIMCA model richtte zich voornamelijk op de toepasbaarheid van het model in situaties waarin men protest voert tegen bijvoorbeeld klimaatbeheersing of sociaal onrecht. Huidig onderzoek heeft aangetoond dat het SIMCA model is toe te passen in een situatie waar men de veiligheid in woonwijken wil verbeteren.

Voorlopig kan onder enig voorbehoud worden gesteld dat het SIMCA model is toe te passen op woonwijken. Vervolg onderzoek moet uitwijzen of de onderzoeksopzet de reden was van het matige effect dat is gevonden. Wanneer het model een hogere voorspellende waarde heeft, is het zeer interessant voor de overheid om te bekijken hoe zij de mate van injustice, efficacy en sociale identiteit kunnen verhogen. Op deze manier gaan buurtbewoners dan zelf over tot collectieve actie, wat de overheid veel tijd en geld zal besparen.

(22)

22 Literatuurlijst

Brown, B., Perkins, D. D., & Brown, G. (2003). Place attachment in a revitalizing neighborhood: Individual and block levels of analysis. Journal of environmental psychology, 23, 259-271.

Cameron, J. E. (2004). A three-factor model of social identity. Self and identity, 3, 239-262.

Corcoran, K. E., Pettinicchio, D., & Young, J. T. (2015). Perceptions of Structural Injustice and Efficacy: Participation in Low/Moderate/High-Cost Forms of Collective Action. Sociological Inquiry, 85, 429-461.

Crosby, F. (1976). A model of egoistical relative deprivation. Psychological review, 83, 85-113.

Dekker, K. (2007). Social capital, neighbourhood attachment and participation in distressed urban areas. A case study in The Hague and Utrecht, the Netherlands. Housing Studies, 22, 355-379.

Glasford, D. E., & Caraballo, K. L. (2015). Collective action from a distance: distance shapes how people view victims of injustice and decreases willingness to engage in collective action. Group Processes & Intergroup Relations, 19, 27-42. Gollwitzer, P. M., & Sheeran, P. (2006). Implementation intentions and goal

achievement: A meta-analysis of effects and processes. Advances in Experimental Social Psychology, 38, 69–119.

Hauge, Å. L. (2007). Identity and place: a critical comparison of three identity theories. Architectural science review, 50, 44-51.

(23)

23

Long, D. A., & Perkins, D. D. (2003). Confirmatory factor analysis of the sense of community index and development of a brief SCI. Journal of Community Psychology, 31, 279-296.

Manzo, L. C., & Perkins, D. D. (2006). Finding common ground: The importance of place attachment to community participation and planning. Journal of planning literature, 20, 335-350.

Mazerolle, L., Wickes, R., & McBroom, J. (2010). Community variations in violence: The role of social ties and collective efficacy in comparative context. Journal of Research in Crime and Delinquency, 47, 3-30.

Pattavina, A., Byrne, J. M., & Garcia, L. (2006). An examination of citizen involvement in crime prevention in high-risk versus low-to moderate-risk neighborhoods. Crime & Delinquency, 52, 203-231.

Van Zomeren, M., Postmes, T., & Spears, R. (2008). Toward an integrative social identity model of collective action: a quantitative research synthesis of three socio- psychological perspectives. Psychological bulletin, 134, 504-535.

Van Zomeren, M., Leach, C. W., & Spears, R. (2010). Does group efficacy increase group identification? Resolving their paradoxical relationship. Journal of Experimental Social Psychology, 46, 1055-1060.

Van Zomeren, M., & Iyer, A. (2009). Introduction to the social and psychological dynamics of collective action. Journal of Social Issues, 65, 645-660.

(24)

24

Wright, S. C., Taylor, D. M., & Moghaddam, F. M. (1990). Responding to membership in a disadvantaged group: From acceptance to collective protest. Journal of Personality and Social Psychology, 58, 994-1003.

(25)

25 Appendix A Vragenlijst Pilot Gevalsbeschrijving

Probeer je zo goed mogelijk in te leven dat jij een buurtbewoner bent in de volgende situatie:

Sinds het gebied rond de Weespertrekvaart door de gemeente op de schop wordt genomen en wegwerkzaamheden de straat afsluiten, is het een stuk onveiliger in de buurt. Het is donkerder, het fietspad gaat langs stille stukjes met veel begroeiing en er rijden geen auto's door de straat. Andere buurtbewoners geven aan dat het gevoel van onveiligheid toeneemt.

Er worden meldingen gedaan over ongure types in het complex, inbraken, seksuele intimidatie op straat en bedreigingen.

Maar zo ernstig als vorige week donderdag was het nog niet eerder: toen werd een vrouw 's nachts door een onbekende man van haar fiets getrokken op het fietspad langs de Bijlmerbajes. Ze werd in de bosjes misbruikt.

Vragenlijst Algemeen Leeftijd?

(26)

26 Geslacht?

In welke periode woont/woonde u in de Wenckebachbuurt?

Injustice

De volgende vragen zijn gericht op de periode begin 2016.

1. Als ik ’s avonds op het fietspad langs de Bijlmerbajes zou fietsen voelde ik mij onveilig.

2. Mijn woonplezier in de Wenckebachbuurt zou worden aangetast door de onveilige situatie.

3. Door het weghalen van de lantaarnpalen bij de Wenckebachbuurt zou ik mij onveilig voelen.

4. Doordat het fietspad langs de Bijlmerbajes afgelegen lag zou ik mij onveilig gevoeld hebben.

Efficacy

Denk hierbij terug aan de periode dat de veiligheidsproblemen in de Wenckebachbuurt net begonnen waren.

1. Ik zou het gevoel hebben dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt actie konden ondernemen waardoor we de buurt veiliger konden maken.

2. Ik zou het gevoel hebben dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt controle zouden hebben om verandering aan te brengen in de buurt.

(27)

27

3. Ik zou het gevoel hebben dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt invloed kunnen hebben op het veranderen van de veiligheid in de buurt.

4. Ik zou het gevoel hebben dat de doelen die wij als buurt doelen zouden kunnen bereiken.

5. Ik zou het gevoel hebben dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt onze mening krachtig konden laten horen.

6. Ik zou het gevoel hebben dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt anderen konden overtuigen van de ernst van de situatie.

Collectieve actie (Laag)

1. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren heb ik destijds samen met de buurtbewoners iets aan de situatie gedaan.

2. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren heb ik een petitie ondertekend.

3. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren heb ik me destijds aan de afspraak gehouden om buurtbewoners gedag te zeggen.

(Hoog)

4. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren ben ik mee gefietst met buurtbewoners langs de Bijlmerbajes als zij dit nodig hadden.

(28)

28

5. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren ben ik met mijn buurtbewoners naar de gemeente gestapt.

6. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren ben ik bij een bijeenkomst geweest met de wijkagenten.

Sociale identiteit In-group ties

1. Ik heb veel gemeen met de andere bewoners van de Wenckebachbuurt. 2. Ik voel een sterke band met de andere bewoners van de Wenckebachbuurt. 3. Ik vind het moeilijk een band te vormen met de andere bewoners van de

Wenckebachbuurt.

4. Ik heb het gevoel verbonden te zijn met de andere bewoners van de Wenckebachbuurt.

Centraliteit

5. Ik denk vaak aan het feit dat ik een bewoner van de Wenckebachbuurt ben. 6. In het algemeen heeft het zijn van een bewoner van de Wenckebachbuurt vrij

weinig te maken met hoe ik mij over mezelf voel.

7. In het algemeen is het zijn van een bewoner van de Wenckebachbuurt een belangrijk deel van mijn zelfbeeld.

8. Het feit dat ik een bewoner van de Wenckebachbuurt ben, komt zelden in mij op.

(29)

29 Zelfbeeld

9. In het algemeen ben ik blij om een bewoner van de Wenckebachbuurt te zijn. 10. Ik heb vaak spijt dat ik een bewoner van de Wenckebachbuurt ben.

11. Ik voel mij goed over het zijn van een bewoner van de Wenckebachbuurt. 12. In het algemeen voel ik mij goed wanneer ik nadenk over mezelf als bewoner

van de Wenckebachbuurt.

(30)

30 Appendix B

Informatiebrochure voor Deelnemers Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

In deze studie onderzoeken we welke factoren een rol spelen bij het deelnemen aan collectieve actie binnen de woonbuurt.

Gang van zaken tijdens het onderzoek

Tijdens dit onderzoek vragen we u een online vragenlijst in te vullen. U bent hier ongeveer een kwartier mee bezig zijn.

Vertrouwelijkheid van gegevens

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

(31)

31 Vrijwilligheid

Wanneer u nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, heeft dit uiteraard op geen enkele wijze gevolgen voor u. Ook als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, heeft dat eveneens geen gevolgen voor u. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en worden vernietigd.

Verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

Nadere inlichtingen

Als u nog vragen hebt over het onderzoek, vooraf of achteraf, kunt u zich wenden tot de onderzoekers: Jill Pommer, Dinda Maas en Rowan Kostelijk. Contactpersoon is Jill Pommer (Jill.Pommer@student.uva.nl).

De verantwoordelijke hoofdonderzoeker is Drs. Guido Valk (G.H.Valk@uva.nl). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van Sociale Psychologie, Dr. Mark Rotteveel (M.Rotteveel@uva.nl).

(32)

32 Appendix C

Toestemmingsverklaring

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie over het onderzoek waar u aan deelneemt.

Ik verklaar hierbij op duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure voor dit onderzoek. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Jill Pommer (Jill.Pommer@student.uva.nl). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens Sociale Psychologie, Dr. Mark Rotteveel (M.Rotteveel@uva.nl). Per adres: Sociale Psychologie secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Building REC-L, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WS Amsterdam; 020-525 6802; lab-fmg@uva.nl.

(33)

33

Door verder te klikken geeft u aan de bovenstaande tekst begrepen te hebben en gaat u akkoord met deelname aan het onderzoek.

(34)

34 Appendix D Uiteindelijke vragenlijst Algemeen Leeftijd? Geslacht?

In welke periode woont/woonde u in de Wenckebachbuurt?

Injustice

De volgende vragen zijn gericht op de periode begin 2016.

1. ’s Avonds op het fietspad langs de Bijlmerbajes fietsen vond ik onveilig.

2. Mijn woonplezier in de Wenckebachbuurt werd aangetast door de onveilige situatie.

3. Ik had het idee dat het ontbreken van lantaarnpalen in de Wenckebachbuurt een onveilige situatie creëerde.

4. Dat de gemeente niet zorgde voor een veilig fietspad langs de Bijlmerbajes vond ik oneerlijk.

5. Als ik alleen thuis was had ik het idee dat ik onveilig was.

Efficacy

Denk hierbij terug aan de periode dat de veiligheidsproblemen in de Wenckebachbuurt net begonnen waren.

(35)

35

1. Ik had het idee dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt actie konden ondernemen waardoor we de buurt veiliger konden maken.

2. Ik dacht destijds dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt controle hadden om verandering aan te brengen in de buurt.

3. Ik had het gevoel dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt invloed hadden op het veranderen van de veiligheid in de buurt.

4. Ik had vanaf het begin het idee dat de doelen die wij hebben bereikt ook haalbaar waren.

5. Ik vond dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt onze mening krachtig konden laten horen.

6. Ik dacht dat wij als bewoners van de Wenckebachbuurt anderen konden overtuigen van de ernst van de situatie.

Collectieve actie (Laag)

1. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren heb ik destijds samen met de buurtbewoners iets aan de situatie gedaan.

2. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren heb ik een petitie ondertekend.

3. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren heb ik me destijds aan de afspraak gehouden om buurtbewoners gedag te zeggen.

(36)

36 (Hoog)

4. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren ben ik mee gefietst met buurtbewoners langs de Bijlmerbajes als zij dit nodig hadden.

5. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren ben ik met mijn buurtbewoners op hogere instanties afgestapt.

6. Om de veiligheid van de Wenckebachbuurt te verbeteren ben ik bij een bijeenkomst geweest met de wijkagenten.

7. Welke acties heb jij nog meer ondernomen om de veiligheid in de Wenckebachbuurt te verbeteren?

Sociale identiteit In-group ties

1. Ik heb veel gemeen met de andere bewoners van de Wenckebachbuurt. 2. Ik voel een sterke band met de andere bewoners van de Wenckebachbuurt. 3. Ik vind het moeilijk een band te vormen met de andere bewoners van de

Wenckebachbuurt.

4. Ik heb het gevoel verbonden te zijn met de andere bewoners van de Wenckebachbuurt .

Centraliteit

(37)

37

6. In het algemeen heeft het zijn van een bewoner van de Wenckebachbuurt veel te maken met hoe ik mij over mezelf voel.

7. In het algemeen is het zijn van een bewoner van de Wenckebachbuurt een belangrijk deel van mijn zelfbeeld.

8. Het feit dat ik een bewoner van de Wenckebachbuurt ben, komt vaak in mij op.

Zelfbeeld

9. In het algemeen ben ik blij om een bewoner van de Wenckebachbuurt te zijn. 10. Ik ben vaak trots dat ik een bewoner van de Wenckebachbuurt ben.

11. Ik voel mij goed over het zijn van een bewoner van de Wenckebachbuurt. 12. In het algemeen voel ik mij goed wanneer ik nadenk over mezelf als bewoner

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In Section 4, schedules of aggregate firings were determined per queue. The schedule of firings within aggregate firings was the same on every adjacent queue, that is, a firing

Bij een korte integratieperiode, één dag hoge temperatuur bij ‘veel licht’ en één dag lage temperatuur bij ‘weinig licht’, is het grootste effect dat de taklengte afneemt van

In conclusion, the chapter has successfully ascertained the theoretical needs of this research, namely: a brief description of the chronology of the refugee crisis in Idomeni, the

Hierdie probleem moet die regisseur volgens eie beoordeling van die afgerondheid van die werk en die gevoel van die vertolkers probeer ondervang deur meer of

This resulted in the following research question: “What is the performance of a shallow approach, compared to a deep learning one, for estimating time coherent full-body poses

John Council. A review of the role of cost-benefit analysis as an input to the management of safety. {In CCPS of AlChE, US EPA, Japan Society of Chemical Engineers, European

In addition to the direct effects of depression, accommodative coping, perceived health and somatic comorbidity, there were sig- nificant indirect associations between fatigue and

Sterker nog, in sommige ziekenhuizen werd deze techniek alleen voor die lastige patiënten ingezet omdat ze anders niet behandeld zouden kunnen worden.. Uit cijfers van de EVAS