Hoofdstuk 2:
Lijnen en vlakken.
1. a. Hellingsgetal: 1 2 2 startgetal: 5 b. x-as: y 0 y-as: x 0 1 2 1 2 2 x 5 0 2 x 5 1 2 y 2 0 5 5 (0, 5) x 2 (2, 0) c. 1 2 m : y x 3. d. 1 2 k : y x 2. 2. a. 1 2 m : x y 3 x 2y 6 b. 1 2 k : x y 2 x 2y 4 3.a. De noemer is het snijpunt met de as. b. m :x y 1 6 3 y x k : 1 4 2
c. n snijdt de x-as in (-6, 0) en de y-as in (0, 3).
d. y x j : 1 9 4 4 9 4x 9y 36 9y 4x 36 y x 4 4. a. x y 1 6 18 b. y x 1 4 14 c. y x 1 9 6 3x y 18 y 3x 18 7x 2y 28 2y 7x 28 2x 3y 18 3y 2x 18 1 2 y 3 x 14 2 3 y x 6 d. y x 1 4 20 e. 21 y x 1 5 7 f. y x 1 1 7 5x y 20 y 5x 20 3x 2y 15 2y 3x 15 7x y 7 y 7x 7 1 1 2 2 y 1 x 7 5.
a. Bij lijn m, die gaat namelijk door (2, 2) b. x 0 2 y 3 1 c. x 0 2 l : y 5 5 x 0 2 k : y 2 1
6. a. 1 x 2 y 8 4 b. 1 3 2 1 8 4 4 1 2 4 2 8 4 0 1 2 1 1 8 4 12 1 2 0 2 8 4 16 1 2 1 3 8 4 20
c. Het hellingsgetal is –4 (steeds 1 naar rechts en 4 naar beneden) d. De lijn gaat door (0, 16): y 4x 16
e. 4x y 16
7.
a. De lijn gaat door (0, 2) en door (3, 6). De richting is dus 3 naar rechts en 4 omhoog. b. richtingsvector: a b hellingsgetal: ba c. 3 0 18 2 4 26 1 2 3 0 7 2 4 8 3 18 6 1 2 1 2 3 7 2 d. 2 4 0 1 2 4 2 e. 1 1 2 2 0 3 1 1 2 ( 1 , 0) f. 4 3 y x 2 4 3x y 2 4x 3y 6 g. 1 2 y x 1 1 2 h. 4 (3 ) 3 (2 4 ) 12 6 12 6 8.
a. Het hellingsgetal bestaat niet.
b. m heeft alleen een snijpunt met de x-as: (5, 0). Dus 5x 1 c. x 5
d.
x 5 0
9.
a. O(0, 0, 0) A(5, 0, 0) B(5, 6, 0) C(0, 6, 0) D(0, 0, 4) E(5, 0, 4) F(5, 6, 4) en G(0, 6, 4). b. 0 5 x DB : y 0 6 z 4 4 5 0 x EP : y 0 2 z 4 4
c. Ze moeten gelijk zijn of veelvouden van elkaar. d. 2,5 0 x QM : y 2 4 z 4 4
niet evenwijdig met DB.
e. 0 0 x RC : y 4 2 z 4 4 . f. RC is evenwijdig aan EP. 10. a. 2 4 2 1 2 3 6 . b. 4 2 16 0 1 6 1 3 17 6 4 6 2 16 1 6 3 17 c. 3 x 4 3 2 2 en z 1 3 3 10
d. Ze gaan beide door (-2, -3, 10) en lopen evenwijdig. Ze vallen dus samen.
11. 7 21 3 3 9 2 6 Ligt (21, -11, -1) op m? 21 21 1 y 2 1 9 11 en z 5 1 6 1 Ze vallen samen. 12. a. 4 QP 0 3 en 4 SR 5 0 b. Lijkt me duidelijk!
13.
a. De x-coördinaat van een willekeurig punt op lijn PQ voldoet aan 4 4 en op lijn RS aan 4 4 b. De richtingsvectoren zijn geen veelvouden van elkaar.
1 2 2 3 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 10 5 3 2
Klopt niet; DB en RS kruisen elkaar. c. 4 4 x AP : y 0 2 z 0 3 4 4 x BG : y 5 0 z 0 3 4 4 4 4 1 2 2 5 2 3 3 Klopt: S(-6, 5, 721) 14. a. l, m en a lopen evenwijdig. b. 2 4 1 4 2 x 1 en z 2 2 4 4 x 1 en z 2 4 2 6 (1, 4, 4) ligt op l, dus l en m vallen samen. (1, 4, 4) ligt niet op a.
c./d. l en n: n en a: 1 1 2 2 5 3 1 1 2 5 5
Invullen in 2 4 : klopt niet, Invullen in 4 2 2 , klopt: S(1, 5, 8) dus kruisend. 15. a. 2 OQ 0 1 0 OP 2 0 b. 2 OQ OP 2 1 c. S d. (4, 6, 2) e. M(4, 1, 2) f. V: 3 en 0 (6, 0, 3) T: 3 en 1 (6, 2, 3) R: 1 en 1 (2, 2, 1) K: 0 en 2 (0, 4, 0) U: 1 en 2 (2, 4, 1) L: 1 en 3 (2, 6, 1) W: 3 en 3 (6, 6, 3) 16. a. 0 OH 0 2 b. S
c. M d. F e. V f. T: 3 en 1 (6, 2, 5) P: 0 en 1 (0, 2, 2) R: 1 en 1 (2, 2, 3) K: 0 en 2 (0, 4, 2) U: 1 en 2 (2, 4, 3) L: 1 en 3 (2, 6, 3) W: 3 en 3 (6, 6, 5) 17. a. 2 OR 4 0 b. 4 PQ 1 0 2 PR 3 4 c. 2 4 2 x y 4 1 3 z 0 0 4 18. KLM: 0 1 2 x y 2 3 1 z 6 4 6 19. a. 2 3 0 2 3 0 5 0 1 0 3 2 0 0 6 6 1 2 3 1 2 9 6 b. 2 3 8 2 6 3 6 3 2
Invullen: 1 2 2 3 3 4 klopt, dus 2 en 3. c. 2 3 5 2 1 3 3 1 2 1 Invullen: 1 1 2 2
1 1 2 3 1 klopt niet, dus (5, 1, 8) ligt niet in vlak V. d. Een willekeurig punt van vlak V is:
2 3 x y 2 z 1 2 3 A: 1 1 1 2 en 1 : 1 2 1 3 2 12 A ligt niet in V. B: 2 en 1 : 1 2 1 3 2 5 B ligt niet in V. C: 0 en 1 : 1 2 1 3 0 1 C ligt in V. D: 3 en 1 : 1 2 1 3 3 8 D ligt in V.
20.
a. l en m lopen evenwijdig.
(4, 1, 1) ligt niet op m, dus ze vallen niet samen.
b. Een tweede richting is bijvoorbeeld van de ene steunvector naar de andere: 4 0 0 x y 1 2 1 z 1 1 2 c. 1 2 3 2 4 2 2 1 z 1 1 1 2 2 y 3 z 4 2 1 2 Klopt. d. 4 0 1 x y 1 2 0 z 1 1 1 e. 4 1 2 3 3 3 9 1 2 3 1 1 3 1 2
4 dus m en a zijn kruisend. f. Nee.
g. m en n zijn niet evenwijdig. 2 4 2 1 1 2 2 1 2 3 2 4 2 1 2 4 3 1 1 1
m en n zijn kruisend, dus er is geen vlak mogelijk. 21. a. 2 PQ 0 1 uuur en 2 PR 3 0 uur zijn de richtingsvectoren. b. 2 2 2 2 3 3 3 4 2 2 2 4 3 6 1 4 1 en 1 2 en 3 c. x-as: y 0 ( 0) en z 0 ( 4) : x 2 2 4 2 0 10 (10, 0, 0) y-as: z 0 ( 4) en x 0 (2 8 2 0 5) : y 3 5 15 (0, 15, 0) z-as: y 0 ( 0) en x 0 (2 2 0 1) : z 4 1 1 5 (0, 0, 5) d. Uit de snijpunten met de coördinaatassen.
e. 2 3 3 6 6 18 10 15 5 30 30 30 1 en 104 156 51 3012 3012 306 1 f. 30x30y30z 30 10 15 5 3x 2y 6z 30 22. a. y x z 1 7 2 1 2x y 14z 14 b. 2 2 7 t 14 5 14 7t 80 3 7 t 11
23. a. 1 1 2 2 1 2 1 0 1 1 0 x y 0 1 1 2 0 1 1 0 z 1 1 0 1 1 0 0 b. (21 , 0, 0)
c. Een willekeurig punt van V is:
1 x y 2 z 1 Met de y-as: x 0 ( 1) en z 0 ( 1) : y 1 2 1 1 (0, 1, 0) Met de z-as: x 0 ( 1) en y 0 ( 2 2) : z 1 2 1 1 (0, 0, -1) d. y x z 1 0,5 1 1 2x y z 1
e. 2 5 5 14 1 klopt, dus (5, 5, 14) ligt in V. 24. a. ABFE b. z 3 c. OAED d. y 10 e. (6, 0, 0) en (0, 10, 0) f./g. x y 1 6 10 5x 3y 30 25. a. 3 2 1 1 12y 12z 4y 6z 1
Het vlak snijdt de y-as in (0, 4, 0), de z-as in (0, 0, 6) en is evenwijdig aan de x-as. b. x-as: er staat geen x in de vergelijking.
c. 0 0 1 x y 4 2 0 z 0 3 0 d. y-as e. 9 3 0 x y 0 0 1 z 0 5 0 26.
a. De snijpunten met de assen zijn (4, 0) en (0, 3): dus x y 1 4 3 b. (4, 0, 1) en (4, 0, 2): 4 0
3
4 1 (0, 3, 1) en (0, 3, 2): 04 33 1 c. Nee, de punten liggen boven l.
d. (4, 0, 3) (4, 0, 2007) (0, 3, 3) (0, 3, 2007) e. Een verticaal vlak waar l in ligt (evenwijdig aan de z-as).
27.
a. H ligt achter het vlak en F er voor. b. 3 1 3 x y 0 2 2 z 0 2 2 c./d. 2(3 ) 4 2 2 12 1 2 1 2 6 2 8 2 6 12 12 12 6 S(3 , 1, 1) 28. 4 1 4 x m : y 0 3 3 z 5 2 5 2 4( 4 ) (3 ) 2(5 2 ) 16 4 3 10 4 3 6 15 3 21 7 S( 11, 21, 19) 29. a. 3(1 3 ) 2(2) 2(4 4 ) 3 9 4 8 8 7 12 5 S(16, 2, 16)
b. 3( 3 2 ) 2 2( 2 ) 9 6 2 4 9 12: m en W hebben geen snijpunt. c. 3(2 2 ) 2 2(3 2 ) 6 6 2 6 4 12 voor alle waarden van .
d. lijn m loopt evenwijdig aan vlak V en lijn n ligt in V. 30. a. A(6, 0, 0): 2 6 2 0 3 0 12 D(0, 0, 4): 2 0 2 0 3 4 12 F(6, 6, 4): 2 6 2 6 3 4 12 b. CE: 0 3 x y 6 3 z 0 2 c. 2(3 ) 2(6 3 ) 3(2 ) 6 12 6 6 18 12 12 1 3 2 3 18 24 1 S(4, 2, 2 ) d. CG: 0 0 x y 6 0 z 0 1 2 0 2 6 3 12 3 12 3 24 8 S(0, 6, 8)
e. PQ: 6 6 x y 6 3 z 2 2 2 (6 6 ) 2 (6 3 ) 3(2 2 ) 12 12 12 6 6 6 6 12 Dus PQ loopt evenwijdig aan ADF.
31. a. V: 5 x y 2 z 1 x-as: y 0 ( 0) en z 0 (1 0 1) : x 5 1 4 (4, 0, 0) y-as: x 0 ( 5) en z 0 ( 4 0 4) : y 2 4 8 (0, 8, 0) z-as: x 0 ( 5) en y 0 ( 0) : z 1 0 5 4 (0, 0, -4) b. y x z 1 4 8 4 2x y 2z 8 c. 2( 1 3 ) (2 ) 2(3 2 ) 2 6 2 6 4 6 9 8 5 9 9 14 1 l snijdt V. 32.
a. W bestaat uit de steunvector en de richtingsvectoren van beide lijnen. b. 2(1) 3(3 ) (2 ) 13 2(1 ) 3(3) (2 2 ) 13 2 9 3 2 5 4 13 4 8 2 A(1, 5, 0) 2 2 9 2 2 5 4 13 4 8 2 B( 1, 3, 2) c. 1 1 x y 5 1 z 0 1 33. 2(2 ) 3( ) (1 2 ) 12 2(2) 3( ) (1 2 ) 12 4 2 3 1 2 5 7 12 7 7 1 A(3, 1, 3) 4 3 1 2 5 12 7 B(2, 7, 13) 34.
a. Twee lijnen in W zijn:
2 1 x y 0 2 z 1 0 en 2 0 x y 0 1 z 1 1
4 2 6 1 5 4 7 4 12 3 A(5, 6, 1) 4 3 1 5 2 7 2 12 6 B(2, 6, 7) De snijlijn van W en U is:
5 1 x y 6 0 z 1 2 b. (2 ) 2(2 ) ( 1) 18 2 4 1 3 5 18 5 15 3 A(5, 6, 1) 2 2( ) ( 1 ) 18 2 2 1 3 3 18 3 15 5 B(2, 5, 6) De snijlijn van W en V is:
5 3 x y 6 1 z 1 5
c. Ze liggen alle twee in vlak W. 35.
a. ABC: x y z 1
6 2 4 2x 6y 3z 12 b. DEF: 3 1 2x y z 1 2x 6y 3z 6 c. De coëfficiënten van x, y en z zijn gelijk. 36.
a. Ze hebben dezelfde richtingsvectoren; zijn evenwijdig of vallen samen. b. 1 2 2 2 1 5
Uit de bovenste vergelijking volgt 1 en uit de onderste: 4. Invullen in de middelste:
4 2 1 2: klopt.
c. Ze hebben een gemeenschappelijk punt, dus vallen ze samen. 37.
a. Punt A ligt ook in beide vlakken. De snijlijn is dus AQ:
4 2 x y 0 0 z 0 1
b. De vlakken AKL en PQG vallen samen.
c. De lijn BR ligt in het vlak BCGF, dat is dan ook de snijlijn:
4 2 x y 6 0 z 0 1
38.
a. KN:
x 1 3
y 1 2
b. P is het midden van KM: P(3, 4)
LP: y 61x b 1 2 61(1 3 ) 4 12 21 413 1 1 6 2 1 2 1 1 6 2 4 3 b b b 4 y x 4 1 1 2 3 1 3 2 3 2 3 1 S(5, 3 ) c. Het midden van KL is (5, 2)
ML: x 5 0 y 7 1 snijden met LP: 1 1 6 2 1 3 2 3 7 5 4 3 S(5, 3 ) 39. a. P(2, 4, 0) Q(0, 4, 2) R(0, 2, 4) S(2, 0, 4) T(4, 0, 2) U(4, 2, 0) b. x y z 1 4 4 4 x y z 4 c. QR: 0 0 x y 4 2 z 2 2 4 2 0 2 4 2 z 2 2 2 6 (0, 0, 6)
d. met de y-as: (RQ verlengen) met de x-as: (ST verlengen): (6, 0, 0) 2 2 0 1 y 4 1 2 6 (0, 6, 0) e. x y z 6
f. De coëfficiënten van x, y en z zijn gelijk. 40. a. B(8, 5, 0) 4 HB 5 8 en 2 JK 4 8
: ze zijn niet evenwijdig. b. Beide lijnen liggen in het vlak BCDE.
c. 8 8 x EC : y 0 5 z 5 8 en x 4 4 HB : y 0 5 z 8 8 8 8 4 4 5 5 5 8 8 8 Uit vergelijking 2 : 8 8 4 4 12 4 1 3 1 2 1 3 3 3 S(5 , 1 , 5 )
d. Dat is vlak BCDE; een vlak evenwijdig aan de x-as snijdt de y-as in (0, 5, 0) en de z-as in (0, 0, 8): 5 8y z 1 ofwel 8y 5z 40 .
e. De z-as ligt in z’n geheel in dat vlak.
41. AC: 1 2 z x 10 en x 0 1 DF : y 16 2 BC: z 23y 10 en 3 y 0 EF : z 16 4 1 2 1 2 1 16 2 10 1 6 4 S (4, 0, 8) 2 3 2 16 4 3 10 2 6 3 S (0, 9, 4) S1S2: 4 4 x y 0 9 z 8 4 42. a. y x z 1 10 8 4 4x 5y 10z 40 b. 5 10 5 x y 0 4 0 z 0 0 2 c. 4x 5y 10z 0 43. a. AT 6 2 en BT 6 3 b. ABT: x z 1 : x z 6 6 6 BCT: 6 6y z 1: y z 6 c. DEG: y z 4 d. AT: 6 1 x y 0 0 z 0 1 4 F(2, 0, 4) e. OM: 1 x y 1 z 1 4 2 S(2, 2, 2)
T_1. a. A ( 1) en E ( 4) liggen op de lijn. b. 3 0 3 x 1 2 7 3 y 3 1 0 c./e. 1 1 2 2 y x 3 2y x 7 x 2y 7 d. 1 2 y x 1 7 3 T_2. a. l en n lopen evenwijdig. b. l en m: c. n en m: (1) 2 1 2 (2) (3) 3 1 2 Uit (3) : 2 2 1 In (1) : 2 1 1 2 (1) 1 2 1 (2) 1 (3) 1 2 3 Uit (3) : 2 2 In (2) : 1 1 In (1) : 1 2 1 0 Klopt: S(3, 1, 3) Klopt niet, dus n en m kruisen elkaar. T_3. a. HJK: 3 0 0 x y 0 1 0 z 0 0 1 b. ACI: 6 1 1 x y 0 1 0 z 0 0 2 c. 3 1 1 x y 6 1 0 z 0 0 2 T_4.
a. Het vlak ACI snijdt de z-as in (0, 0, 12)
y x z 1 6 6 12 2x 2y z 12 b. 2x 2y z 6 c. A(6, 0, 0) D(0, 0, 6) B(6, 6, 0)
d. Een vlak dat de x-as snijdt in (6, 0, 0), de z-as in (0, 0, 6) en evenwijdig loopt aan de y-as: ABGD T_5. a. 0 1 x DB : y 0 1 z 8 1
b.
4 S(4, 4, 4)
c. De richting van AC is gelijk aan de richting van UP in vlak PQR. d. Een willekeurig punt van l is (5 , 4, 3 )
(5 ) 4 (3 ) 12, klopt, dus l ligt in vlak PQR.
T_6.
a./b. Lijnen in vlak V zijn:
2 0 x y 3 1 z 2 1 en 2 1 x y 3 0 z 2 1 1 2 1 1 1 2 2 (2) 8(3 ) 4(2 ) 20 2 24 8 8 4 20 12 6 S (2, 3 , 1 ) 1 5 4 4 2 5 5 (2 ) 8(3) 4(2 ) 20 2 24 8 4 20 5 6 1 S ( , 3, ) 1 1 2 2 1 2 2 12 x S S : y 3 5 z 1 7
Lijnen in vlak W zijn:
1 4 x y 3 1 z 2 1 en 1 0 x y 3 1 z 2 2 (1 4 ) 8(3 ) 4(2 ) 20 1 4 24 8 8 4 20 15 20 (1) 8(3 ) 4(2 2 ) 20 1 24 8 8 8 20 15 20
Deze lijn heeft geen punt gemeen met U Deze lijn heeft geen punt gemeen met U De vlakken U en W zijn evenwijdig.
T_7. a. DEM: y z 1 8 5 ofwel 5y 8z 40 en AK: 6 6 x y 0 6 z 0 5 4 7 4 3 6 7 7 7 5(6 ) 8(5 ) 30 40 70 40 S(2 , 3 , 2 ) b. 4 2 4 2 1 2 7 7 7 KS ( 2 ) (2 ) (2 ) 4,22 c. KL: 0 6 x y 6 6 z 5 1 114 5(6 6 ) 8(5 ) 30 30 40 8 22 70 40 22 30 1 Kl snijdt het vlak DEM.
d. 6 1 0 x y 12 0 8 z 4 0 5
T_8. In het platte vlak is x 7 de vergelijking van een verticale lijn; in de 3-dimensionale ruimte is x 7 de vergelijking van een vertikaal vlak evenwijdig aan de y-as.