• No results found

UWV is niet goed bezig!! : een emotiesociologisch onderzoek naar frames en gevoelsregels die burgers hanteren ter rechtvaardiging van hun bezwaar tegen de WIA-uitslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "UWV is niet goed bezig!! : een emotiesociologisch onderzoek naar frames en gevoelsregels die burgers hanteren ter rechtvaardiging van hun bezwaar tegen de WIA-uitslag"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Titel: UWV is niet goed bezig!! Naam: Nuenghathai Krainara Studentnummer: 10002487

Emailadres: nkrainara@yahoo.com Opleiding: Sociologie

Begeleider: Christian Bröer

Tweede beoordelaar: Anna Aalten Datum: 15 Juni 2018

(2)

UWV is niet goed bezig!!

!

Een

emotiesociologisch

onderzoek naar frames en gevoelsregels die

burgers hanteren ter rechtvaardiging van hun bezwaar tegen de

WIA-uitslag.

Nuenghathai Krainara (10002487) Begeleider: Christian Bröer Tweede lezer: Anna Aalten 15 Juni 2018 Aantal woorden: 15311 Universiteit van Amsterdam

! ! !!

(3)

INHOUD ! INHOUD'...'3! VOORWOORD'...'5! 1.0! INLEIDING'...'6! 1.1DE WIA-UITKERING!...!6! 1.2KRIMPENDE RECHTEN!...!7!

1.3BURGERS MAKEN GEEN GEBRUIK VAN HUN RECHT OM IN BEROEP TE GAAN!...!8!

1.4REGULERING MET BEHULP VAN EMOTIEVE TAAL!...!8!

2.0'HET'THEORETISCH'KADER'...'9!

2.1HET BELANG VAN EMOTIES!...!9!

2.1.1 Hoe emotie-geladen taal kan worden gebruikt!...!9!

2.1.2 De manier waarop Hochschild emotiesociologie bedrijft!...!10!

2.1.3 De citizenship regimes!...!11!

2.2VAN KLASSIEKE VERZORGINGSSTAAT NAAR EEN PARTICIPATIESAMENLEVING!...!12!

2.2.1 De drie typen verzorgingsstaten van Esping-Anderson!...!13!

2.2.2 Klassieke verzorgingsstaat!...!14!

2.2.3 Participatiesamenleving!...!15!

2.3DE NIEUWE VORMEN VAN MEDICALISERING!...!18!

2.4HET ONDERZOEK!...!19!

3.0'METHODE'...'20!

3.1KEUZE VOOR INTERVIEW EN FORA ONDERZOEK!...!20!

3.2ETHISCHE OVERWEGINGEN!...!24!

3.3FRAMINGREGELS EN GEVOELSREGELS GESTUURD DOOR DE OVERHEID!...!24!

3.4WERKWIJZE ANALYSE METHODEN!...!27!

3.5HET VINDEN VAN GEVOELSREGELS EN KADERREGELS!...!29!

4.0'RECHTVAARDIGINGEN'...'30!

4.1DE FLAUWEKUL BIJ HET UWV!...!31!

4.1.1 Ondeskundigheid!...!32!

4.1.2 UWV is onverschillig!...!33!

4.1.3 mensen voelen zich aangevallen.!...!34!

4.2.DE ROL VAN MEDICALISERING!...!35!

(4)

4.2.3 het UWV en het keuringsproces zijn ziekmakend.!...!39!

4.3DE KLASSIEKE VERZORGINGSSTAAT IS NOG INGEBED IN DE SAMENLEVING!...!40!

4.3.1 Ik heb hulp nodig dus ik heb recht op hulp!...!40!

4.3.2 Ik heb recht om een fatsoenlijk leven te kunnen leiden!...!41!

4.3.3 Ik heb recht op maatwerk!...!43!

4.4DE PARTICIPATIESAMENLEVING IN WERKING!...!44!

4.4.1 ik heb het verdiend!...!44!

4.4.2 ik ben ten einde raad!...!45!

4.4.3 ik probeer zelfredzaam te zijn!...!46!

5.0'CONCLUSIE'...'47!

6.0'LITERATUURLIJST'...'50!

7.0'BIJLAGE'...'54!

BIJLAGE 1–KENMERKEN EN BRONNEN VAN DE GEBRUIKTE DATA.!...!54!

BIJLAGE 2–FRAMES ONDERVERDEELD IN DE VIER GEVONDEN CATEGORIEËN EN DE BIJBEHORENDE EMOTIES.!...!56!

BIJLAGE 3-CODE DOCUMENT TABEL VAN DE VIER CATEGORIEËN.!...!57!

(5)

Voorwoord !

“Nee! Je moet je niet schuldig voelen...Het gaat erom dat het je recht is! En die moet je gewoon eisen.” Dit was de reactie van een kennis die erachter kwam dat mijn tante onder het minimum inkomen verdient en dat zij geen aanspraak heeft gemaakt op haar recht op bijstand of enige andere vorm van hulp, zoals kwijtschelding van gemeentelijke belastingen of

aanvullende hulp bij haar zorgverzekering. Deze reactie wekte mijn nieuwsgierigheid op over het denken en argumenteren van mensen die hun rechten eisen bij de staat. Het heeft geleid tot deze scriptie, waarin onderzocht wordt op welke wijze mensen hun bezwaren tegen een negatieve WIA-uitslag trachten te rechtvaardigen.

Ondanks zij het ook druk had met haar eigen bachelor scriptie, was Sanne Laouari bereid om mijn onzekerheden over het onderzoek via Facebook aan te horen. Daarom wil ik haar

bedanken voor haar luisterend oor. Veel dank gaat ook uit naar Christian Bröer voor zijn goede feedback en enthousiasme, waardoor de sfeer tijdens de werkgroepen niet te stressvol was. Daarnaast wil ik mijn familie bedanken voor hun morele steun en mijn vader voor zijn geduld bij het lezen van mijn ruwe teksten.

! ! ! ! ! ! ! !

(6)

1.0 INLEIDING !

“Kunt u op de fiets passen? Dan bent u niet arbeidsongeschikt (Weel, 2018).”

Zo luidde de spottende titel in het krantenartikel van het dagblad Trouw op 8 februari 2018. Het artikel bespreekt het feit dat het kabinet het moeilijker maakt om een

arbeidsongeschiktheidsuitkering te krijgen. De regering is van plan de criteria voor een

arbeidsongeschiktheidsuitkering in 2019 aan te scherpen. Minister Koolmees schat in dat straks jaarlijks 1300 mensen die nu nog volledig arbeidsongeschikt worden verklaard, volgend jaar niet meer in aanmerking komen voor een WIA-uitkering (Weel, 2018). De verandering van volledig arbeidsongeschikt naar niet meer in aanmerking komen voor een WIA-uitkering is een groot verschil. Dit leidde tot de vraag hoe mensen die worden afgewezen of gekort bij een (her)keuring, hun redenen voor bezwaar zullen argumenteren en legitimeren.

1.1 De WIA-uitkering

De WIA-uitkering (Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, 2005) werd ingevoerd ter vervanging van de WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1966), omdat veel mensen met een WAO-uitkering thuis zaten. De WIA-uitkering zorgt ervoor dat werknemers en werkgevers geld besparen, door mensen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn aan te zetten tot werk, of ervoor te zorgen dat ze blijven werken (Samen Veerkrachtig, 2018). Als je langer dan twee jaar ziek bent en meer dan 35% arbeidsongeschikt bent, dan heb je recht op een WIA-uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt bepaald door middel van een keuring door een UWV-arts en een arbeidsdeskundige. Allereerst wordt de gezondheid vastgesteld door een UWV-arts, die voornamelijk kijkt naar beperkingen. Daarna volgt doorverwijzing naar een arbeidsdeskundige die onderzoekt wat nog wel mogelijk is, zodat vastgesteld kan worden welk soort werkzaamheden nog mogelijk zijn. Aan de hand van het rapport van de UWV-arts en de keuring door het arbeidsdeskundige wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage berekend (Marensa, 2012). De WIA-uitkering kent twee regelingen, de WGA (de Regeling

werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) en de IVA (de Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten). De WGA is voor mensen die nog gedeeltelijk kunnen werken en de IVA is voor mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn met weinig kans op herstel (zie tabel 1).

(7)

Tabel 1: WIA verdelingsschema gebaseerd op het arbeidsongeschiktheidspercentage.

Arbeidsongeschiktheidspercentage WIA indeling

< 35% komt niet in aanmerking

35% - 80% komt in aanmerking voor een WGA

> 80% komt in aanmerking voor een IVA

(UWV, 2018)

De UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) is een zelfstandig bestuursorgaan dat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opereert. Het verzorgt de uitvoering van werknemersverzekeringen in Nederland en biedt arbeidsmarkt- en gegevensdienstverlening (UWV, 2018).

1.2 Krimpende rechten

De trend waarbij uitkeringen moeilijker worden verstrekt is sinds de invoering van de

Participatiewet in 2015 vaker onder de aandacht gekomen. Het baart veel burgers zorgen. Deze trend is ontstaan sinds onze verzorgingsstaat, steeds vaker de klassieke verzorgingsstaat

genoemd, geleidelijk is veranderd naar een activerende verzorgingsstaat (Tonkens, Grootegoed & Duyvendak, 2013). Deze verandering geeft de overgang van een beschermende staat naar een activerende staat aan, waarin burgers worden aangemoedigd tot het nemen van meer verantwoordelijkheid en initiatief (Putters, 2018). Hiermee wordt bedoeld dat burgers zo veel mogelijk voor zichzelf en hun naasten, zoals familie, buren en vrienden, moeten zorgen. Met andere woorden, er wordt van burgers verwacht dat zij zelfredzamer worden. De activerende verzorgingsstaat is onderdeel van de zo geheten participatiesamenleving, een samenleving waarin we voor elkaar zorgen, en sociale voorzieningen niet langer een vanzelfsprekend recht zijn (Rijksoverheid, 2013).

In 2015 is de Participatiewet ingevoerd. De wet houdt in dat iedereen die kan werken, maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt, onder de Participatiewet valt. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met arbeidsbeperkingen

(8)

(Rijksoverheid, 2018). Als gevolg van deze Participatiewet krijgen mensen steeds meer te maken met strengere keuringen (Stichting BWN, 2017). Het wordt steeds moeilijker om in aanmerking te komen voor de sociale voorzieningen van de overheid. Men moet zichzelf meer bewijzen en harder werken om recht te hebben op de uitkeringen. Daarom wordt ook wel beweerd dat wij van de distributie verzorgingsstaat, waar burgers onconditioneel verzorgd worden, zijn veranderd naar een activerende verzorgingsstaat waar het gebruik van sociale voorzieningen condities hebben gekregen (Tonkens et al., 2013). Zo moeten mensen die in de bijstand zitten, volgens de wet een tegenprestatie leveren in de vorm van een "onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteit" (AT5, 2018).

1.3 Burgers maken geen gebruik van hun recht om in beroep te gaan

Er is al veel onderzoek gedaan naar het effect van de verandering van de verzorgingsstaat op de herverdeling van de sociale voorzieningen (Thompson, 2006; aangehaald in Tonkens et al., 2013). Verhoudingsgewijs is onderzoek naar de effecten van deze veranderingen op burgers minder onderzocht.

In het onderzoek van Grootegoed, Bröer & Duyvendak (2013) blijkt dat veel mensen, die als gevolg van beleidswijzigingen zijn gekort, niet in beroep zijn gegaan, ook al hadden zij dat kunnen doen. De voornaamste reden was dat burgers zich ervoor schaamden om hun recht op te eisen, ondanks dat zij gegronde redenen hadden om ontevreden te zijn.

Deze burgers hadden, onder andere als gevolg van afwijzing, geïnterpreteerd dat andere

mensen het waarschijnlijk slechter hebben. De staat geeft tevens steeds vaker aan dat burgers in een participatiesamenleving zelfredzamer moeten zijn waardoor het gebruik van sociale

voorzieningen alleen als laatste optie moeten worden gezien en alleen voor mensen is bedoeld die het echt niet meer kunnen. Dit heeft gevoelens van schaamte aangewakkerd, waardoor zij besloten niet in beroep te gaan.

1.4 Regulering met behulp van emotieve taal

De overheid reguleert met behulp van emotieve taal. In de participatiesamenleving wordt hulp vragen bij de overheid ontmoedigd (de Haan, 2014). De regulering hiervan vindt plaats door solidariteit en het gevoel van trots aan te wakkeren bij mensen die zich volgens deze regels gedragen (Tonkens et al., 2013). Door negatieve gevoelens op te wekken, zoals gevoelens van schaamte, worden mensen ontmoedigd om hulp te vragen bij de overheid. Dit heeft tot de vraag

(9)

geleid welke argumenten mensen dan aandragen om hun keuze tot het maken van bezwaar tegen een uitkeringsuitslag, waarin zij worden afgekeurd of gekort, te rechtvaardigen.

2.0 Het theoretisch kader

In de volgende paragrafen worden concepten over emoties, de overgang van de klassieke verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving en de veranderende trend van medicalisering besproken.

2.1 Het belang van emoties

Volgens Beer en Tobias (2011) gaan emoties vaak gepaard met lichamelijke sensaties en neuro-chemische reacties. Emoties ontstaan niet uit zichzelf, maar ontstaan uit interacties met mensen, de omgeving of uit situaties. Vervolgens leiden emoties tot bepaalde acties of

gedragingen, ook wel actietendensen genoemd (Nicolai, 2018). Emoties gaan altijd gepaard met biologische reacties waar je geen invloed op hebt. Maar de gedragingen of acties waarmee je op de emoties reageert zijn wel te beïnvloeden. De keuze om emoties wel of niet te uiten is afhankelijk van de overweging of de straf, van bijvoorbeeld sociale uitsluiting, nog pijnlijker zal zijn dan het niet uiten van de emotie. Emoties zijn volgens Nicolai onderhevig aan leerprocessen en conditionering (2018, p. 20).

Emoties zijn niet als eenduidig begrip te beschrijven, omdat ze moeilijk zijn waar te nemen of te interpreteren. Mensen hebben vaak moeite om hun emoties te verwoorden. Daarom wordt er bij emoties vaak verwezen naar een grote variëteit aan gevoelens, gedachten of gedragingen die worden geïnterpreteerd of gelabeld als emotie (Fischer, 2010; aangehaald in De Widt, Koole & Van Berkum, 2014). Daarnaast spelen emoties ook een rol bij onder andere het verhogen van de kans op overleven, vruchtbaarheid en voortplanting, omdat emoties mensen helpen

problemen te overkomen.

2.1.1 Hoe emotie-geladen taal kan worden gebruikt

Emoties worden ook gebruikt om op sociaal gebied te kunnen overleven en fungeren dan als sociale signalen. Emoties hebben dus sociale functies gekregen die het creëren en onderhouden van sociale banden bevordert (Fischer en Manstead, 2008; aangehaald in De Widt et al., 2014). Daarnaast worden ze ook gebruikt om macht uit te oefenen. Dit gebeurt met behulp van emotie geladen taal, dat als sociale actie gebruikt kan worden om gevoelens van schuld op te wekken en om burgers aan te moedigen of te verleiden tot bijvoorbeeld actieve burgerschap (Jackson,

(10)

2014). Emotionele factoren liggen namelijk vaak aan politiek handelen ten grondslag. “Gevoelens fungeren als dragers van informatie, het uiten van vreugde, verdriet en woede [vormt] de taal van machtspolitiek” (Santing, 2006, p. 273). Het sturen en reguleren van mensen met behulp van emoties is al sinds de Middeleeuwen een politiek middel om het gedrag van burgers te beïnvloeden en naar hun hand te zetten. Burgers worden bijvoorbeeld subtiel beïnvloed door de retoriek van de overheid en de manier waarop beleid wordt gepresenteerd en uitgevoerd. Woorden zoals ‘wij’, ‘ons’, ‘jij’, ‘zij’, zijn veel gebruikte strategieën om mensen aan te moedigen of om mensen uit te sluiten en te ontmoedigen. Woorden zoals ‘wij’ en ‘ons’, werkt insluitend en creëert gevoelens van solidariteit, verwantschap en moedigt mensen aan tot actieve burgerschap en betrokkenheid in de

samenleving. Daarentegen hebben woorden zoals ‘jij’ en ‘zij’ als doel om negatieve gevoelens, zoals schuld en schaamte, in mensen op te roepen voor onverantwoordelijk of passieve gedrag (Jackson, 2014, p. 22). Dit zijn maar enkele voorbeelden waarmee burgers door de retoriek van de overheid worden gereguleerd. Aan de hand van de theorie over framing- en feeling rules van Arlie Hochschild zal onderzocht worden hoe mensen hun bezwaar tegen een uitkeringsuitslag waarin zij worden afgewezen of gekort rechtvaardigen.

2.1.2 De manier waarop Hochschild emotiesociologie bedrijft

De manier waarop regels emoties indirect beïnvloeden en als gevolg daarvan het handelen en emoties van de burgers reguleren, wordt door Arlie Hochschild in de emotiesociologie

verklaard aan de hand van haar theorie over de framing rules en feeling rules. Hochschild gaat met haar theorie over emoties een stap verder, namelijk dat mensen niet alleen door emoties worden beïnvloed door politici, maar dat er ook sprake is van sociale processen, die regels aan mensen kunnen voorschrijven over hoe zij zich moeten voelen en gedragen in bepaalde

(sociale) situaties. Emotie wordt beïnvloed door deze te sturen in een bepaalde situatie met een bepaald doel. Door bijvoorbeeld negatieve emoties op te roepen als je wilt dat mensen iets niet doen en positieve emoties op te roepen om mensen aan te moedigen tot een bepaalde gedrag of gevoel. Een vorm van belonen en straffen.

Volgens Hochschild (1979) beïnvloeden sociale factoren het individu om emoties te sturen aan de hand van de waargenomen sociale normen of verwachtingen. Met het sturen van emoties wordt bedoeld dat bepaalde emoties worden opgeroepen of juist onderdrukt,

afhankelijk van de normen en waarden waar men zich aan wil aanpassen. Regels die onze gevoelens beheersen zijn impliciet in ideologieën verankerd en kunnen als interpretatiekader

(11)

worden gezien. Dit kan worden beschreven in termen van kaderregels (framing rules) en gevoelsregels (feeling rules). De kaderregels zijn regels waar wij definities of betekenissen aan situaties toekennen (idem.). Volgens Hochschild worden gevoelens niet direct beïnvloed door situaties, maar indirect gevormd door constante reflecties op waargenomen normen (Tonkens, 2012). Mensen hebben niet zomaar gevoelens, ze zijn continu bezig met het beheren en het (re)construeren van hun eigen emoties, om die af te stemmen aan de sociale verwachtingen. Dit kan zowel bewust als onbewust gebeuren. Mensen kunnen zichzelf wijsmaken dat zij iets leuk vinden, ondanks dat dit eerder niet het geval was. Ze proberen hun emoties aan te passen aan de sociale normen of verwachtingen. Dit noemt Hochschild ‘emotional labour’. De arbeid van de emoties is dat je jezelf ertoe zet om bepaalde emoties te vertonen en zo ver gaat om jezelf ervan te overtuigen dat je het ook voelt, met als doel om overtuigend over te komen. Emoties worden dus aangepast aan wat gepast is voor een specifieke sociale situatie. Hiermee verwijst Hochschild naar de framing- en feeling rules (Grootegoed et al, 2013). Emoties worden dus gevormd door externe invloeden zoals normen en verwachtingen die gerationaliseerd en vervolgens geïnternaliseerd worden (feeling rules). Hoe wij ergens over denken beïnvloedt onze gevoelens. Gevoelsregels zijn sociaal gedeelde en vaak onbewuste emoties. Ze zijn niet van toepassing op acties, maar op wat vaak wordt beschouwd als een voorloper van actie (Tonkens, 2012). Gevoelsregels zijn dus richtlijnen voor ons om te beoordelen of te

rationaliseren wat gepaste, of niet gepaste emoties zijn in bepaalde situaties (Grootegoed et al, 2013). Die richtlijnen zijn afgeleid uit de kaderregels die een context bieden voor de

gevoelsregels. Kaderregels zijn regels waar wij definities of betekenissen van situaties aan toekennen. Deze concepten maken dus duidelijk hoe onze emoties gestuurd worden door ‘sociale regels’.

2.1.3 De citizenship regimes

Tonkens (2012) draagt bij aan het concept van Arlie Hochschild door het concept ‘citizenship regimes’ te introduceren ter vervanging van het concept over ‘ideologieën’. Volgens Tonkens verwijst het concept ‘ideologieën’ alleen naar opvattingen en meningen die de kader- en gevoelsregels van burgers sturen, terwijl de citizenship regimes wetten, informele regels en organisatorische regelingen betrekken bij de analyse. Met deze regimes wordt bedoeld hoe institutionele regelingen, regels, afspraken en beleidsbeslissingen de kader- en gevoelsregels van burgers sturen en vormen. In het vervolg zullen deze regels, wetten en ideeën worden verwezen als regels of normen. Net als ideologieën zijn citizenship regimes veranderlijk. Maar

(12)

omdat deze regels die horen bij een regime zich al in de samenleving hebben verspreid is het mogelijk dat regels van oudere regimes van invloed blijven. Individuen kunnen dus onder de invloed van meerdere regimes leven. Dit is ook een verklaring waarom er conflict ontstaat tussen de gevoelens en kader- en gevoelsregels (idem.). Simpel gezegd zijn er verschillen in meningen ontstaan waardoor mensen in eenzelfde situatie andere kader- en gevoelsregels aanvaarden en hanteren om hun gedrag te rechtvaardigen. Om Nederland als voorbeeld te nemen kan citizenship regimes gezien worden als de verschillende vormen van

verzorgingsstaten die wij hebben gehad. Bij het analyseren van normen die in een bepaalde citizenship regime gehanteerd worden, wordt vaak gekeken naar de gebruikte discoursen en de manier waarop beleid wordt geformuleerd of uitgevoerd. Tonkens verwijst naar een nieuwe manier van toepassing van het concept framing- en feeling rules, voor sociologen die een emotie sociologische invalshoek willen gebruiken in hun onderzoek. Volgens Tonkens is vanuit macro-sociologische perspectief bijna niet te ontkomen aan het invloed van citizenship regimes.

In dit onderzoek wordt de emotiesociologie als invalshoek gebruikt waarbij de

concepten kader- en gevoelsregels worden toegepast bij het analyseren. Ook wordt tijdens de analyse rekening gehouden met het concept citizenship regimes om de macro-sociologische invloeden op de vorming van kader- en gevoelsregels van burgers te kunnen verklaren. Omdat de rol van de staat volgens Tonkens een grote rol speelt bij het vormen van kader- en

gevoelsregels van burgers, zullen twee staatsvormen worden besproken die meest recent door de overheid worden bedreven. Hieronder valt de klassieke verzorgingsstaat en de

participatiesamenleving.

2.2 Van klassieke verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving

Tegenwoordig is het een algemeen aanvaard feit dat wij nu in een participatiesamenleving leven. Volgens Putters (2018) ligt er in een verzorgingsstaat een samenspel van verwachtingen ten grondslag tussen de overheid, maatschappelijke organisaties en burgers. Dit samenspel van verwachtingen wordt ook wel een sociaal contract genoemd dat gezien kan worden als een soort verwachting waar de overheid, maatschappelijke organisaties en burgers zich aan bepaalde regels houden (idem.). Deze regels, oftewel sociaal contract, kunnen ook gelijk worden gesteld aan de framing- en feeling rules die in dit onderzoek worden gehanteerd. Met het sociaal contract wordt verwezen naar de verwachting dat de overheid voor de zorg,

(13)

inlevert aan de overheidsinstanties door zich aan de regels te houden die door de overheid wordt opgelegd (idem.). De maatschappelijke organisaties zijn er dan bijvoorbeeld om deze beloofde diensten van de overheid te faciliteren. Het UWV, dat de uitkering van sociale voorzieningen beheert, is hier een voorbeeld van. Door de verandering van een klassieke verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving heeft ook verandering plaatsgevonden in het sociaal contract tussen de overheid, maatschappelijke organisaties en burgers. Dit geldt ook voor andere vormen van verzorgingsstaten die in andere landen worden gehanteerd, daar is het sociaal contract ook afgestemd aan het soort verzorgingsstaat dat daar wordt toegepast. Bij verandering van een sociaal contract kan worden gesproken over een verschuiving in verwachtingen en normen en waarden. Een voorbeeld hiervan is dat de verzorgingsstaat vroeger als een beschermende welvaartsstaat werd gezien die onvoorwaardelijke vangnetten biedt voor alle burgers (Tonkens et al., 2013), terwijl het vangnet nu condities heeft gekregen. Volgens Esping-Anderson zijn er meerdere vormen van verzorgingsstaten, die worden

hieronder kort belicht.

2.2.1 De drie typen verzorgingsstaten van Esping-Anderson

Esping-Anderson introduceerde drie typen verzorgingsstaten: de liberale-, corporatistisch- en de sociaal democratische verzorgingsstaat (Schut, Vrooman & de Beer, 2000). De liberale verzorgingsstaat kenmerkt zich door de beperkte voorzieningen die worden geleverd. Waarbij strikte toegangsvoorwaarden worden gehanteerd. De corporatistische verzorgingsstaat heeft vaak een autocratische traditie, waarbij de sociale voorzieningen tot stand zijn gebracht om loyaliteit van het individu te behouden en om de monarchie te bewerkstelligen. Hierbij worden afzonderlijke collectieve verzekeringen selectief en hiërarchisch toegeschreven op basis van de sociale klasse waartoe de burger zich behoort. De bijbehorende rechten en plichten zijn dan ook in overeenstemming met de maatschappelijke positie. De sociaal democratische verzorgingsstaat heeft als doel om alle burgers, onder gelijke behandeling, een zo hoog mogelijke niveau van sociale bescherming te bieden (idem.). In het onderzoek van Esping-Anderson was Nederland helaas niet in één type verzorgingsstaat te plaatsen en werd het toegewezen als een hybride vorm van verzorgingsstaat waarin het een mengvorm had van corporatistische en sociaaldemocratische kenmerken (idem.). Een groot deel van de sociale zekerheid werd met behulp van premies opgebracht door de werknemers zelf. Ook werd onderscheid gemaakt tussen beroepsgroepen bij de regelingen voor de sociale zekerheid. Zo hadden ambtenaren vrij gunstige voorzieningen.

(14)

Om in het onderzoek de invloed van citizenship regimes te kunnen herkennen is het belangrijk om meer te weten over de karakteristieken van de door de staat gehanteerde normen. In de twee paragrafen die hierop volgen zal de door de staat gehanteerde framing- en feeling rules worden gevonden aan de hand van een literatuurstudie.

2.2.2 Klassieke verzorgingsstaat

Als er over de verzorgingsstaat van vroeger wordt gesproken, wordt er in de literatuur steeds vaker verwezen naar ‘de verzorgingsstaat’ of ‘de klassieke verzorgingsstaat’. Hiermee verwijst men vaak naar een aantal specifieke kenmerken, namelijk dat de burgers ‘weten’ dat ze

geholpen worden als ze in een situatie belanden, waarin zij hulp nodig hebben (Kalshoven & Zonderland, 2016; aangehaald in Putters, 2018). Het doel van de overheid was vroeger dat zij de ‘gewone man’ zouden beschermen tegen crisis en werkloosheid, ze streefde naar een ‘vrijwaring van gebrek’ oftewel freedom from want (Schnabel, 2014). Vroeger was er dus sprake van een beschermende welvaartsstaat die burgers onvoorwaardelijk sociale

voorzieningen leverde en hulp boden indien de burger dat nodig had (Tonkens et al., 2013). Hierbij was de verwachting dat de overheid de burger voorzieningen levert op het gebied van onderwijs, werk, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en armoedebestrijding. Bij het uitkeren van sociale voorzieningen ging het vroeger slechts om het herverdelen van voorzieningen om het leven van burgers makkelijker te maken en om hulp te leveren. Tegenwoordig worden sociale voorzieningen meer ingezet als blijk van erkenning van de burger. Het ontvangen van een sociale voorziening erkent dan dat de persoon een waardig burger is en daarmee het respect en recht heeft verdiend om gebruik te kunnen maken van de sociale voorzieningen (idem.). Daarnaast ontstond ook de verwachting dat alle burgers gelijke toegang moeten krijgen tot collectieve goederen en diensten (Steenbrugge, 2016). Volgens Schuyt stonden destijds

vijf lange-termijn doelstellingen [...] centraal: zekerheid voor degenen die hun baan verloren of om andere redenen niet aan het arbeidsproces konden deelnemen (ouderen, zieken, zwangere vrouwen); medische zorg; huisvesting; voldoende onderwijs en bovenal: voldoende banen voor iedereen of het vermijden van werkloosheid. (1991, p. 3)

De materiële en morele grondslagen van de verzorgingsstaat waren dat “niemand onder een bepaalde grens mocht zakken waardoor een decent bestaan in een vrije maatschappij

(15)

onmogelijk wordt” en dat de economische politiek zo veel mogelijk werkgelegenheid moet bieden om de financiële problemen van de verzorgingsstaat te bestrijden (Schuyt, 1991, p.3). Eenzelfde norm die hier werd genoemd is ook terug te vinden in de sociale grondwetten. Hierbij gaat het om de artikelen 19 en 20 van de grondwet. Artikel 19 Werkgelegenheid; rechtspositie werknemers, betreft het recht op voldoende werkgelegenheid, waarin staat dat de overheid moet proberen om te zorgen voor genoeg werk voor iedereen die kan werken. Artikel 20 betreft het recht op bestaanszekerheid en welvaart waarin staat dat de overheid ervoor probeert te zorgen dat iedereen genoeg geld heeft om van te leven. Verder ontstond er volgens Schuyt “een groeiende kloof tussen het maatschappelijk gewenste of wenselijk geachte en het economisch mogelijke” (Schuyt, 1991, p. 9). De verzorgingsstaat had verwachtingen bij burgers opgewekt die hij niet kon honoreren.

Doordat de overheid destijds steeds meer taken tot zich nam, liepen ook de kosten op,

waardoor er kritiek ontstond op de verzorgingsstaat. Daarnaast was er ook kritiek dat de regels door bureaucratisering te onoverzichtelijk werden, waardoor het voor burgers niet meer

duidelijk was waar zij nou echt recht op hadden en waardoor de sociale voorzieningen moeilijk toegankelijk werden (Steenbruggen, 2016). Als gevolg van de kritiek begon de overheid veel van de geleverde voorzieningen te privatiseren en na geleidelijke aanpassingen van beleid, dat gaandeweg steeds strenger werd, is de verzorgingsstaat nu omgezet naar een

participatiesamenleving.

2.2.3 Participatiesamenleving

Het ideaal van de participatiemaatschappij is een begrip dat ouder is dan men zou denken. Dit begrip werd als sinds 1974 gebruikt door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Sinds de vorige eeuw werd er dus al gesproken over vervanging van de verzorgingsstaat door een

participatiestaat, alleen was dit tot 2013 weinig populair (Van Houwelingen Boele & Dekker, 2014).

Het wordt steeds duidelijker dat de Nederlandse regering de ‘participatiesamenleving’

propageert (Van Houwelingen et al., 2014). Zo zijn er uitspraken dat “mensen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun eigen leven en omgeving” (Rijksoverheid, 2013). Het gebruik van woorden als ‘zorgzame’ en ‘verantwoordelijke’ samenleving, ‘eigen

verantwoordelijkheid’, ‘zelfredzaamheid’ en ‘publiek belang’ is de afgelopen tien jaren sterk toegenomen. Het gebruik van het woord ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘zelfredzaamheid’ is verdrievoudigd (Van Houwelingen et al., 2014). Ook wordt steeds meer beroep gedaan op de

(16)

burger, namelijk dat ze zelf meer initiatieven moeten nemen en minder snel op de overheid moeten terugvallen. De overheid streeft dus naar een maatschappij waarin burgers zo min mogelijk gebruik maken van collectieve voorzieningen (idem.). Men spreekt ook wel van veranderende regels en krimpende rechten (Tonkens et al., 2013). Het is ook kenmerkend voor de participatiesamenleving dat burgers deelnemen aan onderwijs, betaald werk verrichten of verplicht worden tot werk voor het behoud van een uitkering. Zo wordt bij de Participatiewet een tegenprestatie verwacht en moeten burgers voor de WIA-uitkering, voor het deel dat zij wel arbeidsgeschikt zijn, werken. Thuis zitten omdat je depressief bent, angsten hebt of ziek bent wordt niet gewaardeerd. Actief burgerschap staat centraal in deze samenleving (Tonkens et al., 2013). Burgers moeten zelfvoorzienend zijn en uitdagingen in het leven zelf zien op te lossen. Ze worden ook geacht hun eigen langdurige zorg zelf te regelen. Zij moeten dus verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven en niet alleen maar passief consumeren (Newman & Tonkens, 2011).

In een column van Ido de Haan wordt aan de hand van voorbeelden weergegeven hoe belangrijk het thema van actief burgerschap is voor het politiek gevestigde orde (2014). De staat moedigt aan tot ‘eigen verantwoordelijkheid van de burger’ en dat de burger niet langer sociale zekerheid als standaard wil hebben maar ‘dat ze zorg op maat’ en ‘naar eigen inzicht willen hebben’ (de Haan, 2014, p. 269). Volgens de overheid willen burgers ‘grotere

zeggenschap’. Op het gebied van werk, sociale zekerheid, zorg, onderwijs en alle andere voorzieningen binnen de verzorgingsstaat, staat ‘individuele inzet’ en ‘eigen afweging’ van de burger in een participatiesamenleving centraal (idem; p.272). Uit de titels in de gevonden nota’s, rapporten en correspondentie tussen de Nederlandse bestuurlijke machtsinstanties is af te leiden dat de overheid en overige bestuurlijke machtsinstanties sterk pleiten voor nieuwe normen (kaderregels); zoals een ‘eigen verantwoordelijke burger’, ‘actief burgerschap’, ‘meer eigen initiatief vanuit de burger’, ‘doe-het-zelf mentaliteit’, ‘burger moet meer bijdragen aan de samenleving’ en ‘minder hulp vanuit de overheid’ (idem., p.268). Ook is er te zien dat naast bestuurlijke instanties ook andere organisaties en groepen zoals activisten, buurtwerkers en verenigingsbesturen deze normen hebben overgenomen (idem., p. 269). Een ander kenmerk van een participatiesamenleving is “dat de burgers hun lot in eigen handen moeten nemen en minder een beroep zouden moeten doen op ondersteuning van de staat” (idem., p. 269). Dat in de participatiesamenleving de kloof tussen burgers met veel en weinig sociaaleconomische kapitaal en de scheidslijn tussen mondige, behendige burgers enerzijds en onmondige,

(17)

onbeholpen burgers anderzijds alleen maar groter wordt, wordt ook in een brief over de participatiesamenleving van het kabinet-Rutte aan de Kamer erkend.

In antwoord op de zorg dat de participatiesamenleving vooral een ‘zoek het zelf maar uit’- samenleving zou zijn, stelde het kabinet dat ‘bijzondere aandacht nodig is voor mensen die in de situatie komen dat zij niet kunnen participeren, wegens ziekte, ontbreken van een netwerk of anderszins onvoldoende toegerust zijn. Het kabinet onderkent het belang dat deze mensen een beroep kunnen doen op de overheid en benadrukt dat de verzorgingsstaat blijft bestaan. Buiten twijfel staat dat goede voorzieningen voor een ieder beschikbaar zullen blijven. (idem., p. 272)

Deze geruststelling voedt jammer genoeg alleen maar het wantrouwen van de minder weerbare burgers ten opzichte van de staat. Zoals eerder genoemd heeft een verschuiving plaatsgevonden van herverdeling naar erkenning bij het uitkeren van sociale voorzieningen. Dit is bedoeld om gevoelens van trots en gevoelens van burgerschap op te roepen bij burgers. Ook roept het gevoelens van waardigheid en zelfrespect op (Honneth, 2002). De verandering van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving heeft dus veel verandering met zich

meegebracht. Er wordt meer van de burger verwacht en de overheid biedt minder hulp, of geeft alleen hulp met voorwaarden, waarvoor veel burgers dus niet in aanmerking komen ondanks dat zij die hulp wel nodig hebben (Grootegoed et. al, 2013).

In dit onderzoek wordt rekening gehouden met de oude en nieuwe regels tijdens de data analyse. Hiermee wordt getracht deze regels te herkennen tijdens het coderen en de gevonden kader- en gevoelsregels te kunnen koppelen aan macro-sociologische invloeden (invloed van de staat). Dit leidt ook tot de vraag of alleen de regimes van invloed zijn op de

rechtvaardigingen van de burger.

Bij de WIA-uitkering is het arbeidsgeschiktheid van de burger van groot belang, hiervoor moet er door een arts beoordeeld worden wat de beperkingen zijn van de burger als gevolg van zijn of haar ziekte. Omdat het in deze situatie medische kwesties betreft is het belangrijk om ook rekening te houden met de invloeden van het medische gebied. Hiervoor is gekozen om rekening te houden met het sociologische fenomeen/concept medicalisering. In de volgende paragraaf wordt medicalisering nader besproken.

(18)

2.3 De nieuwe vormen van medicalisering

Omdat het onderzoeksonderwerp arbeidsongeschikten betreft, zal dit onderzoek zeker niet ontkomen aan de invloeden van medicalisering. Het is maar de vraag hoe medicalisering in deze situatie vorm wordt gegeven en of het daadwerkelijk een rol speelt.

Naast strengere uitvoeringen van uitkeringen is er op het gebied van medicalisering ook een verandering in trend te zien. Medicalisering is het definiëren van een probleem in medische termen. Vaak betreft het ziektes, psychische stoornissen of het gebruik van medische interventies om het probleem te behandelen (Conrad, 2005). Volgens Conrad (2005) zijn er drie onderliggende sociale factoren die het medicaliseringsproces sturen:

1. de autoriteit van de medische professionals;

2. de activiteiten van de sociale organisaties, waarbij er wordt gelobbyd voor het definiëren van medische termen en de medicalisering van problemen;

3. de gerichte activiteiten van intra- en interprofessionele organisaties die medicalisering afkondigen.

Na 1980 was er sprake van een erosie van medische autoriteit. De medische professionals, organisaties en semi-professionals waren vroeger factoren die medicalisering beïnvloeden. Volgens Conrad vond hierin verandering plaats en wordt medicalisering beïnvloed door voortgang in biotechnologie, waardoor de farmaceutische industrie en genetica, nieuwe mechanismen hebben gevormd. De autoriteit van de medische professionals is verminderd, waardoor hun invloed op het medicaliseringsproces is afgenomen. Verder is de macht ook verschoven naar de consumenten zelf, in de zin dat zij meer invloed hebben op het

medicaliseringsproces. Patiënten worden meer als consumenten beschouwd, waarmee meer plaats is gekomen voor de opkomst van zelf-medicalisering door individuen. Hiermee wordt bedoeld dat mensen de autoriteit hebben gekregen om voor zichzelf medicijnen te kopen. En als laatste is er nog de managed care, de georganiseerde zorg die een platform biedt voor legitimering en medicalisering van bepaalde medicijnen en ziektes. Ondanks dat de autoriteit van de medische professionals is verminderd, spelen dokters nog wel een rol op het gebied van medische behandelingen, maar hun rol in het medicaliseringsproces is ondergeschikt geworden (idem.). Naast de veranderingen in machtsverhoudingen en mechanismen is er ook een nieuwe vorm van medicalisering, namelijk medicalisering van het dagelijks leven waar nog niet veel onderzoek naar is gedaan (Bröer en Besseling, 2017). Dagelijkse normale concepten zoals ongelukkigheid worden gemedicaliseerd als depressie of gezien als een abnormaliteit of ziekte die behandeld moet worden. Er is veel onderzoek gedaan met de focus op situaties waarin

(19)

medicalisering al plaats heeft gevonden, maar het is ook belangrijk om de precursor van medicalisering te onderzoeken en daarvoor moet begonnen worden bij het dagelijks leven van mensen. Voor medicalisering, is het namelijk nodig dat het probleem in het dagelijks leven voor moet komen (Bröer en Besseling, 2017). Daarom wordt er in dit onderzoek ook gekeken of de invloed van medicalisering is terug te zien in de situatie van degenen die bezwaar maken tegen de WIA-uitslag.

2.4 Het onderzoek

De hervormingen van de verzorgingsstaat hebben ertoe geleid dat er ook ‘emotionele hervormingen’ hebben plaatsgevonden (Tonkens et. al, 2013) met een grote impact op de emoties van mensen. Veel mensen die uitkeringen nodig hebben worden makkelijker afgewezen en mensen die al een uitkering hebben worden ook vaker gekort. Uit onderzoek bleek dat de retoriek die de staat hanteert een sterke invloed heeft op de emoties en reacties van een afgewezen groep mensen. De kader- en gevoelsregels, die mensen hanteren bij afzien van beroep tegen een keuringsuitslag, zijn daarbij onderzocht (Grootegoed et al., 2013). De

conclusie was dat hun reactie voornamelijk werd bepaald door gevoelens van schaamte. Bij de mensen die hebben doorgezet werd bevestigd dat zij gevoelens van schaamte goed konden ontwijken. In het onderzoek van Grootegoed et al. (2013) is niet verder ingegaan op welke andere gevoelsregels de groep bezwaarmakers hadden gehanteerd om hun reactie te

rechtvaardigen. Daarom wordt in dit onderzoek onderzocht welke gevoelsregels en kaderregels burgers hanteren om hun keuze tot bezwaar, tegen hun WIA-uitslag als ze worden gekort of geweigerd, te rechtvaardigen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met invloeden (kader- en gevoelsregels) van de klassieke verzorgingsstaat en de participatiesamenleving, omdat dit vrij recente invloeden zijn. Een huidige dominante norm heeft namelijk betrekking op de

participatiesamenleving. Tot voor kort was de klassieke verzorgingsstaat de dominante norm. Dit kan dus ook invloed hebben op de kader- en gevoelsregels die burgers hanteren om hun emoties en gedrag te rechtvaardigen. Daarom is het belangrijk deze regels op zijn minst te kunnen herkennen. Daarnaast heeft de invoering van de Participatiewet geleidt tot wijzigingen in de uitvoering van de WIA-uitkering en tot herkeuring van mensen. Daar het

onderzoeksonderwerp een groep arbeidsongeschikten (de zorg) betreft, wordt er ook rekening gehouden met de invloed of rol van medicalisering. Daar het besluit van burgers om niet in beroep te gaan is gebaseerd op regels van de participatiesamenleving, is de hypothese dat

(20)

mensen die wel bezwaar maken juist wel afstand willen houden van de gevoelsregels van de participatiesamenleving (Grootegoed et al., 2013)

3.0 Methode

Dit onderzoek betreft kwalitatief onderzoek naar kader- en gevoelsregels die mensen hanteren bij rechtvaardiging van hun bezwaar tegen een WIA-uitslag. Hierbij is gekozen voor

interpretatie van verhalen van bezwaarmakers, die te vinden zijn op internet. Er is gekozen voor een doelgerichte steekproef, waarvan de verkregen data voornamelijk zijn verzameld op fora. De onderzoekspopulatie betreft mensen die een bezwaar hebben ingediend tegen hun WIA-uitslag waarin zij gekort of geweigerd worden. In dit onderzoek zijn op fora en een enkele blog (verhalen platform) 32 topics gekozen, die na 17 september 2013 zijn gepost. Uit de 32 zijn 2 topics verwijderd, omdat die bij nader inzien niet aan de criteria voldeden. Deze hadden misleidende titels waardoor het misverstand ontstond dat het geschikte data was. Deze verhalen gingen helaas niet over bezwaarmakers of mensen die bij een uitslag zijn afgewezen of gekort. Uiteindelijk zijn 30 topics gebruikt waarin totaal 49 korte tot lange verhalen (cases) zijn gevonden. De verhalen waren wat de lengte betreft tussen vier regels en een gehele bladzijde. De kenmerken van de gebruikte topics zijn terug te vinden in bijlage 1.

De keuze voor topics van na 2013 is gemaakt omdat de invloed van de participatiesamenleving op de WIA-uitkering na de intreding in 2013 duidelijker werd. De WIA-uitkering is gekozen vanwege bekendheid en beïnvloedding van de intreding van de participatiesamenleving in 2013 en door de invoering van de participatiewet in 2015. Daarnaast is deze keuze gemaakt omdat op fora de meeste bruikbare data (verhalen) te vinden waren, in tegenstelling tot andere uitkeringen zoals Wajong en Tegenprestatie.

3.1 Keuze voor interview en fora onderzoek

Het doel was een fora onderzoek te doen waarbij gedeelde ervaringen, die op fora zijn geplaatst door bezwaarmakers, te analyseren. Hierbij was het plan dit onderzoek te complementeren met interviews, omdat het interpreteren van verhalen subjectief en afhankelijk van de interpretatie van de onderzoeker is, waardoor de repliceerbaarheid van het onderzoek kan worden aangetast (Bryman, 2012). Met behulp van interviews kunnen directe antwoorden worden verkregen over bijvoorbeeld welke emoties een respondent voelt. Aangezien de emotie door de respondent wordt weergegeven en niet afhankelijk is van de interpretatie van de onderzoeker, kan er interviews geen interpretatieverschillen ontstaan waardoor hiermee ook het probleem van

(21)

repliceerbaarheid van een onderzoek in enige mate kan worden opgelost. Naast het verkrijgen van directe specifieke antwoorden is met behulp van interviews mogelijk spontane reacties en overwegingen die zijn achtergehouden tijdens het opstellen van een verhaal, te achterhalen. Ondanks mogelijke interactie op fora, boden gedragsnormen geen mogelijkheid mensen met directe vragen te benaderen. Daarnaast waren de reacties op commentaar binnen de topics langzaam. Gezien de tijdsbeperkingen van dit onderzoek was dit ook een reden om geen vragen te stellen binnen de topics en om die vragen dan tijdens een interview te stellen. Op fora

werden verzoeken gepost voor vrijwilligers die een interview af willen leggen, maar wegens de geldende regels bleken ze minder bereikbaar te zijn. Het verzoek werd op diverse fora door de beheerder verplaatst naar een ander topic omdat het volgens de beheerder onder het verkeerde categorie was geplaatst. Dit heeft te maken met een algemene norm dat alle topics

overzichtelijk moeten worden ingedeeld in betreffende categorieën. Hierdoor was het niet mogelijk om interviews af te nemen.

De keuze van de data werd beïnvloed door het gebruiksgemak van de fora en als er een topic werd gevonden die aan de criteria voldoet, ongeacht de lengte en bruikbaarheid van het verhaal, werd dat ook meegenomen in het onderzoek om de selectie zo objectief mogelijk te houden. Drie van de zeven fora waar de topics vandaan zijn gehaald zijn consumenten forums waar mensen hun klachten en conflicten kunnen aankaarten voor wat betreft bedrijven,

instellingen, stichtingen of overheden die consumenten mogelijk benadelen. Het betreft de Radar Forum, De Rijdende Rechter Forum en het Kassa Forum. Deze fora zijn ook gebaseerd op hun eigen televisie programma’s. Een oorzaak waardoor meer topics waren gevonden op het Radar Forum ligt waarschijnlijk bij het feit dat dit forum het meest gebruiksvriendelijk was. Een andere oorzaak ligt waarschijnlijk bij het feit dat het een forum is van de omroep

AVRO/TROS. Van de drie omroepen AVRO/TROS, BNN/VARA en KRO/NCRV, bereikt de omroep AVRO/TROS een groter publiek aangezien het een algemene en liberale doelgroep heeft, terwijl de BNN/VARA een links-progressief doelgroep heeft en het KRO/NCRV een christelijke doelgroep heeft. Andere bronnen hebben geleid tot minder data om verscheidene redenen zoals verschil in doelen, doelgroepen of een te kleine bezoekersaantal. Het VIVA Forum is gekoppeld aan het vrouwenblad VIVA en is meer gericht op lifestyle en amusement, de onderwerpen die worden besproken liggen meer aan de luchtige kant. Het Ojau blog was gekoppeld aan een online juridische advies website, het Online Juridisch Advies voor U (Ojau) website. Hier werd voor elke juridische categorie maar een enkel verhaal als voorbeeld case gepresenteerd. Het SZW Forum (Sociaal Zekerheid Werken) heeft meer als doel om mensen te

(22)

informeren en om mensen in contact te brengen met professionals waar zij antwoord kunnen krijgen op hun vragen over de sociale zekerheid en werk. Dit forum werkt iets formeler, waarschijnlijk omdat het mensen in contact brengt met professionals en ambtenaren. Dit heeft dan ook invloed op het soort posts die mensen plaatsen. De laatste forum betreft het Samen Veerkrachtig Forum, dit forum heeft als doel om mensen met een arbeidsbeperking met elkaar in contact te brengen, zodat mensen elkaar kunnen steunen. Hun leden aantal is heel erg klein (1478 mensen) waardoor hier niet veel topics te vinden zijn die voldoen aan het steekproef criteria. De verhoudingen en kenmerken zijn terug te zien in tabel 2.

(23)

Bron Aantal topics

Aantal

leden Afkomst Doelgroep

Overige kenmerken Radar Forum 17 227281 AVRO/TROS. Algemene en liberale doelgroep. Gebaseerd op het televisie programma Radar; Een consumenten forum voor klachten en conflicten tussen organisaties en consumenten. De Rijdende Rechter Forum

5 Onbekend. KRO-NCRV. Christelijke doelgroep. Gebaseerd op het televisie programma De Rijdende Rechter; Een consumenten forum voor klachten en conflicten tussen organisaties en consumenten. Kassa

Forum 1 Onbekend. BNN/VARA.

Links-progressief doelgroep. Gebaseerd op het televisie programma Kassa; Een consumenten forum voor klachten en conflicten tussen organisaties en consumenten. VIVA

Forum 2 Onbekend. VIVA Tijdschrift.

Gericht op vrouwen, lifestyle en amusement.

Is gekoppeld aan het vrouwenblad VIVA; Het forum heeft een informeel luchtige sfeer.

SZW Forum 1 6874 Onbekend.

Voor mensen met vragen over sociale

zekerheids-voorzieningen en werk.

Heeft het doel om mensen te

informeren en om ze in contact te brengen met professionals. Het forum heeft een formele sfeer.

Ojau blog 1 Onbekend. Online Juridisch advies door juristen.

Mensen die

juridisch hulp nodig hebben.

Een website om mensen juridische advies te geven. Bij deze blog is

interactie tussen het publiek niet

(24)

3.2 Ethische overwegingen

Alvorens gebruik te maken van fora data werden de regels gecheckt op privacyregelingen op toestemming van het gebruik van geposte inhoud voor onderzoek. Nergens werd een verbod op het gebruik van de geposte topics aangegeven. Alle data zijn overigens verkregen van openbare sites die toegankelijk zijn voor iedereen. Hierdoor gelden op ethisch gebied voorlopig minder beperkingen vergeleken met onderzoeken, waarin de verkregen data niet openbaar zijn (Bassett & O’Riordan, 2002). Daarnaast is ook rekening gehouden met veiligheid door de data niet op de cloud te bewaren, maar op een USB stick die thuis veilig is opgeborgen en tevens op de computer. De data is dus afkomstig van een online publieke ruimte, waarin iedereen weet dat het openbaar is. Omdat de topics als iets publiekelijk worden beschouwd en vanwege de regel dat ongerelateerde posts niet gewenst zijn, is besloten de topic posters niet te informeren dat de verhalen voor onderzoek gebruikt zouden worden. Het probleem van anonimiteit was al

opgelost omdat op de fora sprake was van hoge anonimiteit waarin de meeste mensen ‘schuilnamen’ gebruiken als hun profielnaam. Het ontbreken van persoonlijke toestemming verkregen van de fora-gebruikers en topicstarters is afgewogen op basis van openbaarheid van data. Gezien deze openbaarheid zal gebruik hiervan waarschijnlijk geen risico’s met zich meebrengen voor de onderzoekspopulatie. Het informeren van de populatie zou juist een averechts effect kunnen hebben.

3.3 Framingregels en gevoelsregels gestuurd door de overheid

De deelvraag over welke kader- en gevoelsregels in de samenleving worden gehanteerd voor de participatiesamenleving is beantwoord met behulp van een literatuurstudie. De gevonden kader- en gevoelsregels zijn in schema’s opgenomen en zijn te vinden in tabellen 3 en 4. In de schema’s worden de door de overheid gehanteerde normen besproken in “Hoofdstuk 2.2 Van klassieke verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving”, duidelijker weergegeven. Deze worden ook gebruikt als verwijzing om de regels tijdens het analyseren te herkennen. Daarin

Samen Veerkrachtig 3 1478 Opgericht door ervaringsdeskundigen. Trefpunt voor mensen met arbeidsbeperkingen.

Een forum opgericht als trefpunt voor arbeidsongeschikten, om steun onder elkaar te vinden.

(25)

Tijdens het analyseren waren er indicaties dat mensen de normen van de klassiek verzorgingsstaat nog steeds aanhouden, waardoor deze kenmerken achteraf nog aan de schema’s zijn toegevoegd.

Tabel 3: Kenmerken van de klassieke verzorgingsstaat en de bijbehorende gevoelsregels.

Klassieke verzorgingsstaat Emotie of gevoel

Het verkrijgen van hulp is een recht oftewel

recht op hulp als er hulp nodig is. Het gevoel van recht op hulp (entitlement). Krijgt bescherming tegen crisis en

werkloosheid.

Het gevoel van vertrouwen in de staat en het gevoel van zekerheid in de toekomst.

Vrijwaring van gebrek (freedom from want). Het gevoel van zekerheid in de toekomst. Recht op sociale voorzieningen zonder

voorwaarde.

Het gevoel van zekerheid; loyaliteit en tevredenheid over de staat.

Recht op zekerheid bij baanverlies. Het gevoel van zekerheid in de toekomst. Recht op zekerheid als er niet aan het

arbeidsproces kan worden deelgenomen. Het gevoel van zekerheid in de toekomst. Er moet gezorgd worden voor voldoende

banen.

Het gevoel van recht op voldoende banen (entitlement) en het gevoel van zekerheid. Niemand mag onder een bepaalde grens

zakken waardoor een decent bestaan in het vrije maatschappij onmogelijk wordt.

(26)

Tabel 4: De kenmerken van de participatiesamenleving en de bijbehorende gevoelsregels.

Participatiesamenleving Emotie of gevoel

Bij gebruik van sociale voorzieningen is een tegenprestatie vereist.

Het gevoel van verplichting en dat het een beloning is.

Burgers moeten zo min mogelijk gebruik maken van collectieve voorzieningen.

Het gevoel dat het alleen voor mensen is die het echt nodig hebben.

De burger moet actiever worden en dingen op eigen initiatief doen.

Het gevoel dat je energieker moet zijn; spontaniteit moet hebben en een gevoel van zelfstandigheid.

De burger moet er alles aan doen om niet bij de overheid terug te vallen.

Het gevoel dat je zelf dingen moet doen en naar oplossingen moet zoeken (eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid).

De burger wordt verwacht ook voor anderen

(naasten) te zorgen. Het gevoel van trots en voldoening.

Er mag niet passief geconsumeerd worden. Het gevoel van schaamte als er wel passief geconsumeerd wordt.

Zelfredzaamheid: de burger moet uitdagingen

in het leven zoveel mogelijk zelf oplossen. Het gevoel van trots en zelfstandigheid.

Zorg op maat en naar eigen inzicht van de burger.

Het gevoel van individualiteit en zelfstandigheid

(27)

3.4 Werkwijze analyse methoden

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het analyseprogramma Atlas.ti als hulpmiddel om de data te ordenen en overzichtelijker te maken. Bij het analyseren is de onderzoeksstrategie Grounded Theory toegepast (Bryman, 2012, p. 567). Met behulp van Grounded Theory is het mogelijk om binnen kwalitatief onderzoek enigszins te generaliseren. Ook faciliteert het de vorming van categorieën, concepten en theorieën uit de saturatie van data (Glaser & Strauss, 2000).

De eerste fase in het codeer proces start met de toepassing van wat Charmaz intial coding noemt (Bryman, 2012, p. 569). In deze fase wordt zo gedetailleerd mogelijk gecodeerd, vaak naar aanleiding van eerste impressies van de data. Tijdens het coderen wordt in deze fase nog geen rekening gehouden met de bestaande concepten of theorieën. Er wordt dus heel erg dicht op de data gecodeerd, om categorieën te vinden die de data het beste kunnen representeren (Glaser & Strauss, 2000). Coderen, data verzamelen en analyseren gingen gelijk op, dus door elkaar heen.

Vervolgens werd er open gecodeerd, een proces waarin tijdens het coderen constante vergelijkingen worden gemaakt met de data en sprake is van het conceptualiseren en categoriseren van data (idem.). Vanaf deze fase werd gebruik gemaakt van comparatieve analysis, dit houdt in dat de data tijdens het analyseren op meerdere niveaus, met meerdere concepten en codes met elkaar worden vergeleken (idem.). Open coderen werd in meerdere sessies toegepast, en na de eerste sessie werd er in de daarop volgende sessies steeds meer rekening gehouden met de gevonden concepten. Bijvoorbeeld als er een relevant concept werd gevonden, werd alle data weer nagegaan om te verifiëren of die gevonden concepten in eerdere sessies niet over het hoofd zijn gezien. Tijdens het coderen werd wel altijd rekening gehouden met het zoeken naar indicaties van emoties.

Ook hebben drie analyse sessies plaatsgevonden in groepsverband met mede-scriptiegenoten en de scriptiebegeleider. Deze sessies werden gebruikt als referentie voor het vinden van nieuwe invalshoeken. Daarnaast werden de sessies ook gebruikt om te verifiëren of de reeds gevonden ‘concepten’ overeenkwamen met de interpretaties van anderen. Dit is belangrijk, omdat

betrouwbaarheid in kwalitatief onderzoek lastig blijft als gevolg van ongestandaardiseerde dataverzameling en analyse (Silverman, 2014). De resultaten worden deels bepaald door de onderzoeker en de context. Het belangrijkste punt is dat de interpretatie van de data afhankelijk is van de referentiekader van de onderzoeker. Dit kan leiden tot verschillen in interpretaties

(28)

tussen onderzoekers. Deze sessies zorgden voor meer betrouwbaarheid in de gevonden concepten (idem.).

In verband met tijdsbeperkingen en dat de data al enige mate was gesatureerd, werd besloten te stoppen met open coderen en te beginnen met selectieve of focused coderen. Selectief coderen betreft het selecteren, identificeren en het integreren van categorieën (Bryman, 2012). Bij focused coding wordt gekeken naar de meest relevante, voorkomende codes en om die codes vervolgens te benadrukken tijdens nieuwe codeer sessies. In dit proces kan er sprake zijn van het vinden of creëren van nieuwe codes en het verwijderen of integreren van bestaande codes. Rekening houdend met de nieuwe code categorieën of groepen wordt de data opnieuw verkend en her-geevalueerd. In deze fase werd gebruik gemaakt van een iteratief proces, waarin

constante vergelijkingen werden gemaakt tussen de data en het bestaande theorie.

Tijdens het analyseren werden ook strategieën van discours- en conversatie analyse toegepast. Bij discoursanalyse is de manier waarop taal wordt gebruikt erg belangrijk. Hierbij wordt gekeken hoe de wereld, samenleving situaties en de innerlijke wereld wordt weergegeven in taal (idem.). Er wordt niet alleen gekeken naar wat er letterlijk staat, maar ook naar de

achterliggende betekenissen oftewel de subtekst, in de gebruikte taal. Conversatie analyse legt meer nadruk op de interactie zelf, hierbij wordt bij het analyseren rekening gehouden met de volgorde en patronen in een interactie en de emoties in taal (idem.).

Tijdens het coderen zijn de codes gelabeld naar representativiteit van de inhoud van het gebruikte argument en werd vaak zo beschrijvend mogelijk gelabeld. De gevonden argumenten zijn voornamelijk indicaties van de kaderregels waar in dit onderzoek naar gezocht wordt. Daarnaast is bij het coderen ook getracht te analyseren welke emoties uit de data naar voren komen, dit zijn dan indicaties van gevoelsregels. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat emoties geen eenduidige begrippen zijn en dat die moeilijk zijn waar te nemen. Dit kan ertoe leiden dat verschillende onderzoekers bij de interpretatie van hetzelfde data andere emoties waarnemen want veel emoties hebben hetzelfde betekenis, maar dan met subtiele verschillen. Daarnaast kunnen ook verschillende niveaus van emoties worden benoemd, wat uiteindelijk ook eenzelfde soort emotie weergeeft. Bij emoties met soortgelijke betekenissen kan er gedacht worden aan ‘empathie’, ‘sympathie’, ‘compassie’ en ‘medeleven tonen’. Het verschil zit in het niveau van betrokkenheid vanuit de situatie van de ander en in hoeverre de emotie door de observeerder wordt geïnternaliseerd. Sympathie, compassie en medeleven tonen, zitten op ongeveer hetzelfde niveau, hierbij wordt begrip getoond met een objectieve houding, dus zonder de emotie te internaliseren (Brown, 2013; Garcia Gorro, 2017). Empathie

(29)

gaat een stap verder waarbij het gevoel van de ander wel wordt geïnternaliseerd, en voel je dus echt mee met de persoon (Brown, 2013). Emoties met hetzelfde betekenis, maar dan op andere niveaus zijn boosheid, kwaadheid en woede. Bij het beschrijven van de resultaten zal worden geprobeerd om bij het beschrijven van emoties zo veel mogelijk te herleiden tot de zeven basisemoties van Ekman, waaronder blijdschap, boosheid, bedroefdheid, vrees, walging, verbazing en minachting (Nicolai, 2018).

3.5 Het vinden van gevoelsregels en kaderregels

De hoofdvraag: welke kader- en gevoelsregels gebruiken mensen als argument om hun bezwaar tegen hun WIA-uitslag te rechtvaardigen?

Welke kader- en gevoelsregels mensen hanteren bij het maken van een bezwaar tegen hun WIA-uitkering als ze geweigerd of gekort worden, wordt beantwoord door beschreven

ervaringen van bezwaarmakers te analyseren. Ook worden de reacties van de mensen die op de topics hebben gereageerd meegenomen in de analyse.

Kaderregels worden gevonden door onderzoek van argumenten die bezwaarmakers gebruiken om hun keuze te rechtvaardigen. Gevoelsregels worden gevonden vanuit de gevoelens en emoties die mensen hebben en tonen. Hierbij werd voornamelijk gezocht naar betekenisgeving binnen de context. Sommige emoties zijn met elkaar verwant, daarom zijn sommige emoties tijdens het coderen met elkaar samengevoegd. Emoties komen soms bewust tot uiting en soms onbewust. Het heeft altijd een actie tot gevolg die alleen tot uiting kan komen door biologische reacties zoals gespannen spieren, snellere hartklopping, et cetera, maar ook door de houding van het lichaam en het gelaat wat kan leiden tot gedrag. Dit is ook terug te zien in het

taalgebruik, de ene keer is er uit de subtekst de emotie te achterhalen en de andere keer wordt het expliciet in de tekst benoemd. Dan zijn er nog ‘gevoelens’, dat zijn eigenlijk ook emoties maar omdat er een duidelijk onderscheid in is te vinden heeft het zijn eigen woord gekregen. Het verschil met emoties is dat gevoelens gesymboliseerd zijn in taal en bewust zijn; het is een beheersbare vorm van emotie dat niet per se tot actie hoeft te leiden (idem.). In dit onderzoek worden zowel de gevonden emoties als gevoelens gebruikt als indicaties van gevoelsregels. Er kunnen ook situaties voorkomen waarin de kader- en gevoelsregels zo dicht op elkaar liggen, dat het mogelijk is de gevonden regels in beide regelsoorten in te delen.

(30)

4.0 Rechtvaardigingen

In dit hoofdstuk wordt nader geanalyseerd welke kader- en gevoelsregels bezwaarmakers hanteren en of medicalisering daarbij een rol heeft gespeeld. Bij de analyse kwam een aantal duidelijke gebruikte frames naar voren. De meest voorkomende frames waren de volgende:

- Frame 1: ik ben (echt) ziek, hierbij wordt impliciet geïnformeerd dat leed wordt ervaren en leidt dit leidt de frame ‘ik ervaar leed’.

- Frame 2: ik ervaar leed

- Frame 3: ondeskundigheid en onprofessionaliteit - Frame 4: ik heb al veel/hard gewerkt

- Frame 5: ik wil wel werken maar ik kan niet. - Frame 6: ik heb mijn best gedaan

- Frame 7: ik ben een goede burger

- Frame 8: ik ben een actieve en participerende burger - Frame 9: voelt zich genegeerd of niet gehoord

Bij Frame 4 tot 8 is het hogere categorie frame ‘ik ben een goede, actieve en participerende burger’ te interpreteren.

De meest voorkomende gevoelsregels of emoties waren, frustratie, irritatie, boosheid,

verontwaardiging, ongeloof of verbijstering, cynisme, teleurstelling, wantrouwen en wanhoop. Daarnaast waren er ook gevoelens van onmacht, onrechtvaardigheid en het gevoel dat ze worden aangevallen (door het UWV). De benoemde gevoelens worden hieronder volgens het van Dale woordenboek gedefinieerd (Dikke van Dale Online, 2017).

- Frustratie: is een “emotionele toestand die voortvloeit uit het belemmerd worden en

leidt tot gerichtheid op het wegnemen van de blokkade”.

- Irritatie: is een onaangename gevoel of een gevoel van ergernis.

- Onmacht: Het gevoel van machteloosheid en het onvermogen om iets te doen.

Onrechtvaardigheid: Het gevoel van ongerechtigheid, iets dat niet rechtvaardig of iets dat oneerlijk is.

- Teleurstelling: een toestand waarin de verwachting zijn bedrogen. - Verbijstering: buitengewone verwarring, perplexiteit of ongeloof.

(31)

- Verontwaardiging: het gevoel van indignatie, ergernis, boos of verbazing omdat men zich beledigd voelt of omdat er sprake is van een onrechtvaardige behandeling.

- Wanhoop: ellendige toestand of stemming waarin je geen uitkomst meer ziet in treurige omstandigheden

De vraag welke kader- en gevoelsregels gebruikt worden om bezwaar te rechtvaardigen zal worden besproken in de volgende paragrafen. Bij de analyse zal worden gekeken naar

argumenten die zijn gebruikt om de keuze tot bezwaar te rechtvaardigen, of er achterliggende normen in te vinden zijn en welke emoties erbij opkomen. Vaak gaat gedrag immers samen met emoties. Ook worden de gevonden resultaten in een hogere categorie ingedeeld. Deze

categorieën zijn voortgekomen uit het focused coding fase waarin de gevonden frames worden gegroepeerd en/of geïntegreerd. Dit heeft geleid tot de vorming van de groepen: ‘De flauwekul bij het UWV’, ‘De rol van medicalisering’, ‘De klassieke verzorgingsstaat’ en ‘De

participatiesamenleving’.

Tabel 5: Analyse stappen

Tabel 5 is een interpretatieschema dat illustreert welke analyse stappen worden gemaakt bij het analyseren. De gevonden frames oftewel context rechtvaardigen het gevonden emotie of een bepaalde gevoel (gevoelsregel) dat leidt tot de actie bezwaar maken. Er moet wel opgemerkt worden dat het ook tot andere acties kan leiden, alleen zal dit niet in de analyse worden besproken. Een voorbeeld van andere acties zijn verhalen op fora posten, advies vragen, hulp zoeken en steun vragen et cetera. Deze acties kunnen geïnterpreteerd worden als een vorm van legitimering zoeken voor hun gedrag, dat hun keuze tot bezwaar kan rechtvaardigen.

4.1 De flauwekul bij het UWV

Tijdens de analyse werd al snel duidelijk dat er veel verwijt was tegen het UWV. Gegrom over het ondeskundigheid, dat zij zich onverschillig gedragen tegenover de arbeidsongeschikten. Ook dat mensen zich genegeerd voelen en dat het UWV het op hun gemunt heeft en zelfs pestgedrag vertoond is een voorkomende klacht. Ze voelen zich dus vaak aangevallen. Hierbij

(32)

komen emoties en gevoelens zoals verbijstering, frustratie, teleurstelling en verontwaardiging aan te pas. Deze frames rechtvaardigen het gevoel dat hun onrecht wordt aangedaan en leidt tot de actie om bezwaar te maken.

4.1.1 Ondeskundigheid

In meerdere topics was vaak sprake van uitingen van ontevredenheid over het ondeskundigheid binnen de UWV. Hierbij was het argument onder andere dat “de UWV behoorlijke fouten maakt”. Of wordt de mening van medische specialisten gebruikt ter onderbouwing van het argument om ‘het ondeskundigheid van de UWV’ meer gewicht te geven. Door deze argumenten oftewel frames worden de emoties ‘frustratie en irritatie’, ‘boosheid’ en

‘wantrouwen’ gerechtvaardigd. Hierbij kunnen de emoties van frustratie, irritatie en boosheid gekoppeld worden aan het gevoel van ‘verontwaardiging’. Er is sprake van verontwaardiging omdat er zo veel fouten worden gemaakt bij een belangrijk besluit. Fouten worden aangehaald als onderbouwing voor een argument om bezwaar te kunnen maken. Een ander argument is dat mensen (UWV-arbeidsdeskundige) die geen medische kennis hebben, niet het recht hebben om iemands gezondheidstoestand te beoordelen (arbeidsgeschiktheid) dit leidt ook tot het gevoel van ‘wantrouwen’. Het argument dat er sprake is van bijvoorbeeld ondeskundigheid

rechtvaardigt het gevoel van wantrouwen en wordt als argument gebruikt om bezwaar te kunnen maken. De redenering is dat ondeskundigheid gepaard gaat met het gevoel van wantrouwen dat leidt tot het gevoel dat er dan waarschijnlijk iets mis is gegaan in het beoordelingsproces, en dat er sprake is van ‘onrecht’. Het gevoel dat het onrecht recht getrokken moet worden is dus een gevoelsregel die de keuze om in bezwaar te gaan

rechtvaardigt. De kaderregels die in deze situaties worden gehanteerd zijn dus: ‘UWV maakt veel fouten’ en ‘ondeskundigheid binnen het UWV’. Hierbij worden de gevoelsregels zoals het ‘verontwaardiging’, ‘wantrouwen’ en ‘het gevoel dat er sprake is van onrecht’ gerechtvaardigd.

Naast het argument over ondeskundigheid en onprofessioneel gedrag zijn er ook argumenten dat het UWV zelf wetten overtreedt: “Ze eisen wel eens meer dan toegestaan is”. Door bijvoorbeeld mensen hun recht te ontnemen door hen te weigeren hun persoonlijk rapport in te laten zien: “Los daarvan is het natuurlijk belachelijk dat zij geen inzage zou krijgen in haar dossier”. Of daarnaast weigeren toegang te geven tot mensen die als getuige of steun meekomen naar een gesprek;

(33)

“Ik heb toen de wijkverpleegkundige gebeld, en die vond het raar dat ik prive gegevens zoals rechtbankpapieren etc mee moest nemen, dus die is de 2de afspraak mee geweest. Bij de 2de afspraak wilde de mevrouw van de gemeente haar weg sturen omdat ik zelf in staat zou zijn tot het gesprek. Gelukkig is die vrouw blijven staan. En opeens waren ze poeslief.”

Uit het bovenstaande fragment is het kaderregel ‘UWV overtreedt zelf de regels’ af te leiden. Het overtreden van regels door de UWV leidt tot het gevoel van ‘wantrouwen’. Dit is af te leiden uit het feit dat er in een vervolggesprek met de UWV, de wijkverpleegkundige mee is gegaan als steun en getuige. Daarnaast heeft de omslag in gedrag als gevolg van het bijzijn van een getuige, geleidt tot het gevoelsregel dat ‘verbijstering’ is toegestaan, omdat de manier waarop de arbeidsongeschikte behandeld wordt ineens beter is geworden. Het argument dat er regels zijn overtreden en het gevoel van wantrouwen in het beoordelingsproces en besluit, rechtvaardigen hierbij de keuze om in bezwaar te gaan. Hierbij wordt het gevoelsregels ‘ik heb recht op een eerlijke behandeling’ gehanteerd. Er wordt dus geëist voor een eerlijke proces of behandeling.

4.1.2 UWV is onverschillig

Naast ondeskundigheid en onprofessioneel gedrag van de UWV-ambtenaren voelen mensen zich ook teleurgesteld dat UWV-ambtenaren zich onverschillig gedragen. Hierbij is een veelvoorkomende observatie dat mensen voelen alsof er niet geluisterd wordt of zelfs genegeerd worden: “Het UWV hanteert standaardbeoordelingen, het lijkt alsof ze niet eens lezen of luisteren naar wat mijn klachten zijn”. De kaderregels die in deze situatie zijn te interpreteren betreft de regels ‘ik word genegeerd’ en ‘er wordt niet naar mij geluisterd’.

Uit “het lijkt alsof ze niet eens luisteren” zijn de gevoelsregels ‘verontwaardiging’ en ‘teleurstelling’ te interpreteren. Daar er niet wordt geluisterd, geeft dit het recht om zich verontwaardigd te voelen en rechtvaardigt het gevoel dat de persoon recht heeft dat ‘er rekening wordt gehouden met zijn/haar unieke situatie'. Dit geeft ook het recht om ‘zich genegeerd te voelen’. Het argument dat mensen zich genegeerd voelen wijst erop dat mensen willen dat hun probleem erkend wordt. En wordt het ‘recht op erkenning’ geëist. Het indienen van een bezwaar is dan een manier om erkenning te krijgen voor hun probleem. Daarnaast kunnen ze hierdoor ook zeker zijn dat er bij de herbeoordeling het unieke situatie van de arbeidsongeschikte is meegenomen in het rapport. Het verkrijgen van erkenning voor hun

(34)

problemen en de zekerheid dat er rekening wordt gehouden met de unieke situatie zijn dus argumenten die de keuze tot bezwaar rechtvaardigen.

Een ander onderdeel van de gevonden frame ‘het UWV is onverschillig’, is het

veelvoorkomend gevoel dat het UWV mensen niet helpen: “Einde ziektewet, ziek t maar zelf uit! Tenenkrommend echt!”. Hieruit wordt het kaderregel ‘ik word niet geholpen’ afgeleid. Het taalgebruik en het gebruik van uitroeptekens geeft duidelijk weer dat de persoon erg ‘boos’ en ‘verontwaardigd’ is. In dit geval wordt geroepen voor het ‘recht op hulp’ en is er ook sprake van het gevoelsregel ‘ik voel me genegeerd’. Dit argument rechtvaardigt het gevoel van boosheid en verontwaardiging dat een persoon in nood niet wordt geholpen en is een onderbouwing om tot actie te komen, namelijk om bezwaar in te dienen.

4.1.3 mensen voelen zich aangevallen.

Naast ondeskundigheid en onverschilligheid van het UWV, voelen mensen zich ook gepest of aangevallen:

“Er werd aangekaart dat er wel meer mensen binnenkwamen die zich aanstelden en overdreven. [...] Het voelde alsof mijn binnenkomst gezien werd als aanstellerij en dat vind ik erg. De reactie van de arbeidsdeskundige voelde dan ook als een klap in mijn gezicht.”

In de gevonden data wordt ook gesproken over het recht als waardig mens behandeld te worden en dat degene die het meeste vecht zijn recht zal krijgen: “Door rekken vallen al een groot deel van die mensen af omdat het systeem nu eenmaal zo in elkaar zit”. Dit citaat en “voelde ook als een klap in mijn gezicht” zijn indicaties dat de bezwaarmaker zich aangevallen of gepest

voelen. Hierbij is het argument dat mensen voor hun rechten moeten vechten en is dus de reden om in bezwaar te gaan. Hieronder volgt een fragment waarin de persoon zich aangevallen voelt:

“Heb je niet genoeg, dan houd het op en dat geldt ook voor advocaten zonder

rechtsbijstand ( als het UWV je hier ook wel een handje in mee help om je te sarren met bedreigingen en inhoudingen op je inkomen).”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De minister antwoordde mij toen dat de aanleg van een rotonde ter hoogte van de kruising met de Keibergstraat door de auditcommissie werd goed- gekeurd en dat de

Er zijn in totaal elf experts op het gebied van ruimtelijke planning geïnterviewd, waarbij er gevraagd werd naar het gebruik van nudging, de ervaringen hiermee en de

EEN EVALUATIEONDERZOEK ONDER GESCHEIDEN BURGERS NAAR DE RECHTERLIJKE ALIMENTATIENORMEN, GELDEND TOT APRIL 2013 KENNISCENTRUM MAATSCHAPPIJ EN RECHT.. LECTORAAT

Als je die weghaalt, houd je de twee grijze rechthoeken over; die hebben daarom ook gelijke oppervlakte.. ad en bc zijn de oppervlakten van de grijze rechthoeken; volgens vraag

In order to characterize the aerosol forma- tion event, we calculated variables such as the number con- centrations of particles larger than a certain size before and after the

Alle vragen zijn zo gecodeerd dat een hogere score betekent dat men het er meer mee eens is dat het Rijk taken moet uitvoeren als decentralisatie leidt tot grote verschillen

Het Informatiepunt Digitale Overheid helpt mensen om digitale overheidszaken zelf te kunnen regelen ofwel door blijvende hulp te bieden. • Gids: eerste aanspreekpunt voor

Als deze principes worden gevolgd, kunnen gemeenten aan burgers optimale ondersteuning bieden en kan het Rijk haar verantwoorde- lijkheid voor het sociale stelsel blijven