• No results found

Het verband tussen slachtofferschap van emotionele kindermishandeling en depressie bij adolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen slachtofferschap van emotionele kindermishandeling en depressie bij adolescenten"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verband tussen Slachtofferschap van Emotionele Kindermishandeling en Depressie bij Adolescenten

Britt van Leeuwen Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Studentnummer: 10845356

Begeleider: Mark Assink 29-01-2018 Aantal woorden: 5206

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Emotionele mishandeling en depressie 8

Emotionele verwaarlozing en depressie 14

Discussie 19

(3)

Abstract

In dit literatuuronderzoek is onderzocht of er een verband is tussen slachtofferschap van emotionele kindermishandeling en depressie in de adolescentie. Er is nog relatief weinig bekend over emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing in de adolescentie. Uit de resultaten komt naar voren dat er een zwak verband is tussen slachtofferschap van emotionele kindermishandeling en depressie. Zowel emotionele mishandeling als emotionele

verwaarlozing waren zwak gerelateerd aan depressie. Voor emotionele mishandeling werd het sterkste verband met depressie gevonden. Ook werden een aantal mediërende en modererende variabelen, zoals schaamte en psychische schade, gevonden die het verband tussen emotionele kindermishandeling en depressie verklaren. Deze bevindingen leveren een bijdrage aan de preventie van depressie en de signalering van emotionele kindermishandeling.

Keywords: emotionele kindermishandeling, emotionele mishandeling, emotionele verwaarlozing, depressie, depressieve symptomen, adolescentie

(4)

Inleiding

Depressie is een wereldwijd gezondheidsprobleem. Er wordt verwacht dat depressie in 2030 behoort tot één van de drie belangrijkste wereldgezondheidsproblemen (Mathers & Loncar, 2006). Depressie kost de samenleving veel geld. In 2011 bedroegen de zorgkosten voor depressie in Nederland 1,6 miljard euro (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu [RIVM], 2013). Een risicofactor voor het ontwikkelen van depressie is kindermishandeling (Herringa et al., 2013; Ritchie et al., 2009). Er zijn verschillende studies die een verband hebben gevonden tussen slachtofferschap van kindermishandeling en depressie (Nanni, Uher, & Danese, 2012; Widom, DuMont, & Czaja, 2007).

Depressie is een stemmingsstoornis die wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van verdrietige, lege of prikkelbare stemmingen, gevolgd door somatische en cognitieve veranderingen die het dagelijks functioneren nadelig beïnvloeden (American Psychiatric Association [APA], 2013). Voorbeelden van depressieve symptomen zijn: gevoelens van hopeloosheid en waardeloosheid, slapeloosheid en vermoeidheid. Depressieve symptomen komen in Nederland het meest voor bij adolescenten en jongvolwassenen. In 2012

rapporteerden volgens het Centraal Bureau voor Statistiek 13% van de Nederlanders met een leeftijd tussen 12 en 25 jaar depressieve symptomen (Verweij & Houben-van Herten, 2013). Vrouwen hebben daarnaast anderhalf tot drie keer vaker depressieve klachten dan mannen (APA, 2013).

Kindermishandeling kan volgens de Nederlandse wet worden gedefinieerd als: Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die of ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te

(5)

worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. (Jeugdwet, 2014, § 24, artikel 1.1)

Wereldwijd worden vier vormen van kindermishandeling onderscheiden: lichamelijke mishandeling, seksuele mishandeling, emotionele mishandeling en verwaarlozing (Gilbert et al., 2009). Emotionele kindermishandeling is de meest voorkomende vorm van mishandeling, en heeft nadelige effecten op de mentale gezondheid (Hibbard, Barlow, & MacMillan, 2012). Ieder jaar krijgen ongeveer één op de tien kinderen in de Westerse samenleving te maken met emotionele kindermishandeling (Gilbert et al., 2009). Ondanks de hoge prevalentie is

emotionele kindermishandeling de meest verborgen vorm van mishandeling (Barnett, Miller-Perrin, & Miller-Perrin, 2005). Er is daarnaast een belangrijk verschil tussen emotionele

kindermishandeling en de andere vormen van mishandeling. Emotionele kindermishandeling beschrijft een relatie tussen de dader en het kind in plaats van één specifieke gebeurtenis of reeks gebeurtenissen, waardoor vaak een patroon van schadelijke interacties tussen de dader en het kind ontstaat (Glaser, 2002). Om de nadelige gevolgen van emotionele

kindermishandeling te voorkomen is het van belang hier meer inzicht in te krijgen. Emotionele kindermishandeling bestaat uit twee componenten: emotionele

mishandeling en emotionele verwaarlozing. Emotionele mishandeling is een actieve vorm van mishandeling en verwijst naar o.a. terroriserend en verbaal afwijzend gedrag (bv., het zwart maken van een kind). Het kind isoleren van de sociale omgeving valt hier ook onder (Hibbard et al., 2012). Emotionele verwaarlozing is een passieve vorm van mishandeling en verwijst naar o.a. een gebrek aan emotionele responsiviteit en beschikbaarheid (bv., het negeren van het kind) (Hibbard et al., 2012). Deze gedragingen van emotionele mishandeling en

emotionele verwaarlozing staan in verband met psychologische problemen, zoals gevoelens van waardeloosheid, ongewenstheid en schaamte (Krause, Mendelson, & Lynch, 2003; Webb, Heisler, Call, Chickering, & Colburn, 2007), die in verband staan met de ontwikkeling van

(6)

depressieve symptomen (Crow, Cross, Powers, & Bradley, 2014). Bovendien wordt

verondersteld dat slachtoffers van emotionele mishandeling een kwetsbaarheid voor depressie ontwikkelen, omdat het kind direct wordt blootgesteld aan de negatieve cognities van de dader (bv., “Jij bent waardeloos”) (Rose & Abramson, 1992).

Hoewel veel onderzoek gedaan is naar de gevolgen van emotionele

kindermishandeling, komt uit een recente empirische studie naar voren dat er minder bekend is over de effecten van emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing in de

adolescentie (Jessar, Hamilton, Flynn, Abramson, & Alloy, 2017). De adolescentie is de overgangsperiode tussen de kindertijd en volwassenheid en loopt van 10 tot 22 jaar (Crone, 2011). In de adolescentie neemt het risico op het ontstaan van depressie toe (Avenevoli, Knight, Kessler, & Merikangas, 2008) en is het hoogst in de vroege adolescentie (Avenevoli, Swendsen, He, Burstein, & Merikangas, 2015). Mishandeling in de kindertijd kan leiden tot depressieve symptomen die voor het eerst zichtbaar worden in de adolescentie (Wright, 2008) en kunnen uitgroeien tot een depressieve stoornis in de late adolescentie en volwassenheid (van Lang, Ferdinand, & Verhulst, 2007). De adolescentie is dus een belangrijke periode om het ontstaan van depressie bij slachtoffers van emotionele kindermishandeling te

onderzoeken.

Er zijn een aantal mechanismen die het ontstaan van depressie bij slachtoffers van emotionele kindermishandeling kunnen verklaren. Uit de gehechtheidstheorie komt naar voren dat een kind gebaseerd op de relatie met de verzorger mentale representaties ontwikkelt over zichzelf en zichzelf in relatie tot anderen (Bowlby, 1989). Slachtofferschap van

emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing kunnen schadelijke gedachtes tot gevolg hebben (bv., emotionele mishandeling: “Ik ben stom” en emotionele verwaarlozing: “Ik ben het niet waard aandacht te krijgen”) (Bowlby, 1989), waardoor maladaptieve

(7)

& Gerber, 2001). Een voorbeeld hiervan is dat verwaarloosde kinderen anderen vaker zien als kwetsend en beangstigend in vergelijking tot andere vormen van mishandeling (Waldinger et al., 2001). Deze negatieve gedachten kunnen een risico zijn voor de ontwikkeling van

onaangename gevoelens of emoties, zoals stress, die in verband staan met depressie (Perry, DiLillo, & Peugh, 2007). In de cognitieve theorie verwijzen schema’s naar georganiseerde representaties van vroegere ervaringen die de huidige percepties, denken en gedrag

beïnvloeden (Young, Klosko, & Weishaar, 2013). Deze schema’s ontstaan vroeg in de ontwikkeling en ontwikkelen zich in de loop van de tijd door nieuwe ervaringen. Door

slachtofferschap van kindermishandeling kunnen maladaptieve schema’s ontstaan die bestaan uit negatieve emotionele en cognitieve patronen. Wanneer op latere leeftijd schema’s

geactiveerd worden door levensgebeurtenissen die overeenkomen met de traumatische gebeurtenis, kan een sterk negatieve emotie ervaren worden, zoals schaamte, die in verband staan met depressie (Young et al., 2013).

Samenvattend kan worden gesteld dat er veel mogelijke verklaringen zijn voor het ontstaan van depressie bij slachtoffers van emotionele kindermishandeling. Het is echter onduidelijk of er een verband bestaat tussen slachtofferschap van emotionele

kindermishandeling en depressie in de adolescentie. Wanneer er een verband bestaat, is het voor huisartsen van belang hier kennis van te hebben, omdat depressieve klachten vaak het eerst gemeld worden bij de huisarts (Verweij & Houben-van Herten, 2013). Depressieve klachten kunnen zijn ontstaan door het trauma van kindermishandeling, waardoor de oorzaak van deze klachten achterhaald dient te worden (Herman, 2016). Dit vergroot niet alleen de kans van slagen van een interventie, maar kan ook een bijdrage leveren aan het zichtbaar maken van emotionele kindermishandeling. Tevens hebben de hersenen in de adolescentie een grote flexibiliteit (Blakemore & Choudhury, 2006), waardoor interventie een groot effect

(8)

kan hebben (Cicchetti & Rogosch, 2002). Dit literatuuroverzicht kan dus een bijdrage leveren aan de signalering van emotionele kindermishandeling en de preventie van depressie.

Om bovenstaande redenen staat in dit literatuuronderzoek de vraag centraal wat het verband is tussen slachtofferschap van emotionele kindermishandeling en depressie in de adolescentie. Emotionele kindermishandeling wordt in dit literatuuroverzicht uiteengezet in emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing. In de eerste paragraaf wordt

onderzocht wat het verband is tussen slachtofferschap van emotionele mishandeling en depressie in de adolescentie. In de tweede paragraaf wordt onderzocht wat het verband is tussen slachtofferschap van emotionele verwaarlozing en depressie in de adolescentie.

Emotionele mishandeling en depressie

Deze paragraaf beschrijft het verband tussen slachtofferschap van emotionele mishandeling en depressie in de adolescentie. Allereerst zal het directe verband tussen emotionele mishandeling en depressie bij adolescenten worden besproken. Er worden vervolgens variabelen besproken die dit verband mediëren of modereren.

Paul en Eckenrode (2015) hebben op basis van prospectief longitudinaal onderzoek het verband tussen verschillende vormen van emotionele mishandeling en depressieve symptomen bij adolescenten onderzocht. De onderzoeksdeelnemers bestonden uit 638 adolescenten waarbij allereerst op 12-jarige leeftijd werd gevraagd of zij ooit slachtoffer waren geweest van emotionele mishandeling. Onder emotionele mishandeling werd in dit onderzoek vernederend en terroriserend gedrag van de primaire verzorger verstaan. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen chronische mishandeling en mishandeling dat had plaatsgevonden vóór of tijdens de basisschooltijd. Vervolgens werd op 14-jarige leeftijd in een diagnostisch interview vastgesteld of dezelfde deelnemers depressieve symptomen

vertoonden. Uit de resultaten bleek dat slachtofferschap van emotionele mishandeling positief samenhing met depressieve symptomen. Zo vonden de onderzoekers dat vernedering door de

(9)

primaire opvoeder, onder zowel jongens als meisjes, significant zwak tot zeer zwak

samenhing met depressieve symptomen. Onder meisjes werd het sterkste positieve verband gevonden tussen chronische vernedering en depressieve symptomen. Aan de andere kant werd geen verband gevonden tussen terroriseergedrag van de primaire opvoeder en depressieve symptomen van de adolescenten. Kortom, uit dit onderzoek blijkt dat sommige vormen van emotionele mishandeling positief samenhangen met latere depressieve symptomen en dat dit verband niet hetzelfde is voor mannen en vrouwen.

Liu, Alloy, Abramson, Iacoviello, en Whitehouse (2009) voerden ook een prospectief longitudinaal onderzoek uit naar het verband tussen emotionele mishandeling en depressie, maar in tegenstelling tot Paul en Eckenrode (2015) richtten deze onderzoekers zich op een andere leeftijdsgroep. De onderzoekers gingen na of de deelnemers kampten met een volwaardige depressieve stoornis, een lichte vorm van deze stoornis, en/of gevoelens van hopeloosheid. De onderzoeksdeelnemers bestonden uit 165 studenten tussen de 18 en 20 jaar met een hoog of laag cognitief risico voor depressie, dat bepaald werd door twee

zelfrapportage vragenlijsten. Gedurende tweeënhalf jaar werden iedere zes weken emotionele mishandeling en depressie gemeten door een diagnostisch interview en

zelfrapportagevragenlijst. Uit de resultaten bleek dat slachtofferschap van emotionele mishandeling significant en positief samenhing met gevoelens van hopeloosheid. Bij

emotionele mishandeling door ouders en andere autoriteitsfiguren nam het risico op gevoelens van hopeloosheid toe. Aan de andere kant bleek dat emotionele mishandeling niet in verband stond met een lichte depressie en de depressieve stoornis.

Soortgelijk prospectief longitudinaal onderzoek is van Hamilton et al. (2013), maar zij verschilden van het onderzoek van Liu et al. (2009) door gevoelens van hopeloosheid als mediërende variabele te onderzoeken in het verband tussen emotionele mishandeling en depressie. Het huidige onderzoek bestond uit drie meetmomenten waarin gegevens van 225

(10)

adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 12.84 jaar geanalyseerd werden. Dit is evenals de studie van Liu et al. (2009) een relatief kleine steekproef ten opzichte van het onderzoek van Paul en Eckenrode (2015). Er werden zelfrapportage vragenlijsten ingevuld om

emotionele mishandeling, gevoelens van hopeloosheid en depressieve symptomen vast te stellen. De onderzoekers vonden dat emotionele mishandeling significant positief, maar zwak tot middelmatig samenhing met depressieve symptomen. Tevens bleek dat gevoelens van hopeloosheid de relatie tussen emotionele mishandeling en depressieve symptomen

medieerden. Dit betekent dat emotionele mishandeling positief samenhing met gevoelens van hopeloosheid die weer positief samenhingen met depressieve symptomen. De resultaten sluiten deels aan bij het onderzoek van Liu et al. (2009), omdat ook zij vonden dat emotionele mishandeling positief in verband staat met gevoelens van hopeloosheid.

Ook Wright, Crawford, en Del Castillo (2009) onderzochten niet alleen het directe verband tussen emotionele mishandeling en depressieve symptomen, maar ook mogelijke mediërende variabelen in dit verband. In een cross-sectioneel onderzoek werden maladaptieve cognitieve schema’s als mediator onderzocht. Onder maladaptieve schema’s werden

voorwaardelijke (bv., “Als ik mijn eigen behoeften aan de kant schuif en anderen plezier, dan zal ik geliefd worden”) en onvoorwaardelijke (bv., “Ik ben niet geliefd”) gedachten of

gevoelens die iemand over zichzelf heeft verstaan. De onderzoeksdeelnemers bestonden uit 301 studenten met een gemiddelde leeftijd van 20.37 jaar. Emotionele mishandeling werd gemeten door een zelfrapportagevragenlijst die ging over gebeurtenissen vóór het 15e

levensjaar. Maladaptieve schema’s werden vastgesteld met de Young Schema Questionnaire (YSQ). De resultaten lieten zien dat emotionele mishandeling significant positief, maar zwak samenhing met depressieve symptomen. Ook werd gevonden dat emotionele mishandeling positief samenhing met de gedachten zichzelf op te moeten offeren om geliefd te worden, de angst om psychisch geschaad te worden en het gevoel van schaamte, wat weer positief

(11)

samenhing met depressieve symptomen. Het verband tussen emotionele mishandeling en depressieve symptomen werd dus gedeeltelijk gemedieerd door verschillende negatieve manieren waarop iemand over zichzelf denkt of voelt.

Calvete (2014) heeft evenals het voorgaande onderzoek cognitief maladaptieve schema’s als mediërende variabele onderzocht, maar onderzocht de domeinen voor sociale afwijzing, verminderde autonomie en de focus om aan de wensen van anderen te voldoen. Ook werd onderscheid gemaakt in het type dader van emotionele mishandeling. In een prospectief longitudinaal onderzoek werden gedurende anderhalf jaar 1052 adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 13.43 jaar onderzocht. Er werden wederom zelf-rapportage vragenlijsten ingevuld over emotionele mishandeling en depressieve klachten. Daarnaast werd middels een verkorte versie van de YSQ gevraagd hoe de deelnemers over zichzelf dachten. In vergelijking tot de volledige versie die in het onderzoek van Wright et al. (2009) is

gebruikt, heeft de verkorte versie een minder hoge betrouwbaarheid. De onderzoeker vond dat emotionele mishandeling door ouders significant positief, maar zeer zwak samenhing met depressieve symptomen. Echter, er werd geen samenhang gevonden tussen emotionele mishandeling, maladaptieve schema’s en depressieve symptomen. Uit het onderzoek van Calvete (2014) kan worden geconcludeerd dat emotionele mishandeling door ouders een directe voorspeller is voor depressieve symptomen.

Een ander longitudinaal onderzoek die een cognitief mediërende variabele onderzocht is van Gibb en Abela (2007). Zij onderzochten of emotionele mishandeling door ouders depressieve symptomen voorspelden via negatieve gevolgtrekkingen. Onder negatieve gevolgtrekkingen werd in dit onderzoek de gedachte van een individu dat na het plaatsvinden van een negatieve gebeurtenis, de oorzaak van deze gebeurtenis stabiel is en in de toekomst negatieve gevolgen of persoonlijkheidskenmerken uit deze gebeurtenis voortkomen verstaan. Dit onderzoek bestond uit een kleine steekproef van 106 deelnemers met een gemiddelde

(12)

leeftijd van 12.27 jaar. Op het eerste meetmoment werden negatieve gevolgtrekkingen en depressieve symptomen onderzocht door twee vragenlijsten en een zelfrapportage vragenlijst. Eén van de vragenlijsten voor de mediërende variabele was echter onvoldoende betrouwbaar. Alleen op het tweede meetmoment werd emotionele mishandeling gemeten door een

zelfrapportage vragenlijst. Uit de resultaten bleek dat emotionele mishandeling significant positief, maar zwak samenhing met depressieve symptomen. Ook vonden de onderzoekers dat negatieve gevolgtrekkingen, over oorzaken en negatieve gevolgen, het verband tussen

emotionele mishandeling en depressieve symptomen gedeeltelijk medieerde. Emotionele mishandeling hing dus positief samen met negatieve gevolgtrekkingen die weer positief samenhingen met depressieve symptomen.

Paredes en Calvete (2014) onderzochten niet alleen negatieve gevolgtrekkingen, maar ook piekeren als mediërende variabele in het verband tussen emotionele mishandeling door ouders en depressie. In een longitudinaal onderzoek verdeeld over drie meetmomenten werden 998 adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 13.42 onderzocht. In tegenstelling tot de voorgaande onderzoeken bestond de onderzoeksgroep uit meer jongens dan meisjes. Er werd de deelnemers gevraagd zelfrapportagevragenlijsten in te vullen over emotionele

mishandeling, cognitieve variabelen en depressieve symptomen. Uit de resultaten bleek dat emotionele mishandeling door ouders significant positief, maar zeer zwak samenhing met depressieve symptomen. Daarnaast bleek dat alleen piekeren het verband tussen emotionele mishandeling en depressieve symptomen medieerde. Dit betekent dat emotionele

mishandeling door ouders positief samenhing met piekeren, dat weer positief samenhing met depressieve symptomen. Uit dit onderzoek blijkt dus dat emotionele mishandeling door ouders deels positief samenhangt met depressieve symptomen, maar dit verband deels gemedieerd wordt door piekeren.

(13)

Tot slot hebben Shapero et al. (2014) geen mediërende variabele, maar een modererende variabele onderzocht. In een prospectief longitudinaal onderzoek werd onderzocht of slachtofferschap van emotionele mishandeling het verband tussen

levensgebeurtenissen die stress opleveren, bijvoorbeeld een onvoldoende halen, en depressie modereerde. Allereerst werd middels een zelfrapportagevragenlijst vastgesteld of de

deelnemers (N = 281) met een gemiddelde leeftijd van 18.76 jaar een hoog of laag cognitief risico op depressie hadden. Vervolgens werden gedurende tweeënhalf jaar depressieve symptomen en stressvolle levensgebeurtenissen middels zelfrapportage en een diagnostisch interview vastgesteld. Na twee jaar werd een zelfrapportagevragenlijst ingevuld over ervaringen van mishandeling vóór het 15e levensjaar. Uit de resultaten kwam, na controle voor het cognitieve risico op depressie, naar voren dat individuen die een stressvolle levensgebeurtenis meemaakten en slachtoffer waren van emotionele mishandeling, meer depressieve symptomen lieten zien. Individuen die daarentegen een stressvolle

levensgebeurtenis meemaakten en geen slachtoffer waren van emotionele mishandeling, lieten minder depressieve symptomen zien. Ook bleek dat meisjes meer depressieve symptomen lieten zien dan jongens. Slachtofferschap van emotionele mishandeling speelt dus mogelijk een rol bij de reactie van individuen op stressvolle gebeurtenissen, waardoor depressieve symptomen ontstaan.

Uit bovenstaand onderzoek kan worden afgeleid dat slachtofferschap van emotionele mishandeling zwak, maar positief in verband staat met de ontwikkeling van depressie in de adolescentie. Dit verband lijkt in zowel de vroege als late adolescentie aanwezig te zijn. Enerzijds wordt een directe relatie tussen emotionele mishandeling en depressie gevonden. Anderzijds worden verschillende mediërende variabelen, zoals negatieve gevolgtrekkingen, piekeren en maladaptieve schema’s gevonden die het verband tussen slachtofferschap van emotionele mishandeling en depressie gedeeltelijk verklaren. Hieruit blijkt dat emotionele

(14)

mishandeling dus ook een eigen unieke bijdrage heeft aan het ontstaan van depressie. Tot slot werd gevonden dat slachtofferschap van emotionele mishandeling een mogelijk modererende variabele is in het verband tussen stressvolle levensgebeurtenissen en depressie.

Emotionele verwaarlozing en depressie

In deze paragraaf wordt het verband tussen slachtofferschap van emotionele verwaarlozing en het ontstaan van depressie in de adolescentie uiteengezet. Ten eerste zal worden ingegaan op het directe verband tussen emotionele verwaarlozing en depressie, daarna op enkele variabelen die dit verband mediëren of modereren.

Cohen, Menon, Shorey, Donna Le, en Temple (2017) hebben in longitudinaal onderzoek het verband tussen emotionele verwaarlozing en depressie onderzocht. In dit onderzoek werden onderzoeksgegevens gebruikt uit een lopende studie over het risicogedrag van adolescenten. De onderzoeksgroep bestond uit 580 studenten met een gemiddelde leeftijd van 18.25 jaar. Gedurende drie jaar werd één keer per jaar aan de deelnemers gevraagd om zelfrapportagevragenlijsten over emotionele mishandeling en depressieve symptomen in te vullen. Uit de resultaten bleek dat emotionele verwaarlozing significant positief, maar zwak samenhing met depressie.

Young, Lennie, en Minnis (2011) voerden ook longitudinaal onderzoek uit en richtten zich op het verband tussen emotionele mishandeling door ouders en depressie. De

onderzoekers gingen na of de deelnemers kampten met een volwaardige depressieve stoornis of een lichtere vorm hiervan. In tegenstelling tot het voorgaande onderzoek werd een ander onderzoeksdesign gebruikt. In totaal werden 1694 adolescenten uit het regulier basisonderwijs op 11-, 13-, en 15-jarige leeftijd onderzocht. Middels een zelfrapportage vragenlijst voor het meten van ouderlijke opvoedingsstijlen, werden de deelnemers ingedeeld in vier groepen: optimaal ouderschap, typisch ouderschap, middelmatig ouderschap en verwaarlozend

(15)

De onderzoekers vonden dat vergeleken met de ‘optimale’ groep de ‘verwaarloosde’ groep twee keer vaker een psychiatrische stoornis, waaronder depressie, rapporteerde op 15-jarige leeftijd. Meisjes uit de ‘verwaarloosde’ groep hadden zes keer meer kans om een depressieve stoornis te ontwikkelen dan de optimale groep. Opvallend was dat maar drie procent van de kinderen op 11-jarige leeftijd hun ouders bijna altijd als verwaarlozend rapporteerden. Uit dit onderzoek blijkt dus dat adolescenten, met name vrouwelijke adolescenten, die slachtoffer zijn van emotionele verwaarlozing een grotere kans hebben op de ontwikkeling van een depressieve stoornis dan kinderen die geen slachtoffer zijn van mishandeling.

Vergelijkbare resultaten werden gevonden in het onderzoek van Christ, Kwak, en Lu (2017), waarin het verband tussen emotionele verwaarlozing door de primaire verzorger en depressie bij adolescenten is onderzocht. In dit longitudinale onderzoek werden

onderzoeksgegevens van 2776 adolescenten met een leeftijd tussen 11 en 17 jaar die

tenminste 15 maanden met de kinderbescherming in aanraking waren geweest geanalyseerd. Dit onderzoek bestond uit vier meetmomenten waarvan de eerste drie meetmomenten anderhalf jaar na elkaar plaatsvonden en het laatste meetmoment vier jaar na het derde meetmoment. Emotionele verwaarlozing en depressie werden gemeten door zelfrapportage vragenlijsten. Uit de resultaten bleek dat emotionele verwaarlozing door de primaire verzorger significant positief en zeer zwak in verband stond met depressie. Het niveau van depressie was echter niet zo hoog als verwacht werd (0.35 op een 0-2 schaal).

Overeenkomend met het onderzoek van Young et al. (2011) hadden meisjes meer last van depressie dan jongens.

Bovenstaande studies laten een direct verband tussen emotionele verwaarlozing en depressie bij adolescenten zien. In een eerder besproken cross-sectioneel onderzoek van Wright et al. (2009) is onderzocht of dit verband gemedieerd werd door verschillende maladaptieve schema’s. Enerzijds vonden de onderzoekers dat emotionele verwaarlozing

(16)

significant positief, maar zwak samenhing met depressie. Anderzijds vonden de onderzoekers dat dit verband gedeeltelijk gemedieerd werd door de gedachten zichzelf op te moeten offeren om geliefd te worden, de angst om psychisch geschaad te worden en het gevoel van schaamte. Dit betekent dat emotionele verwaarlozing positief samenhing met negatieve gedachten en gevoelens die iemand over zichzelf kan hebben, wat weer positief samenhing met depressie.

Jessar et al. (2017) hebben naast het verband tussen emotionele mishandeling en depressie, een mediërende variabele onderzocht. Zij onderzochten of dit verband gemedieerd werd door emotionele helderheid. Emotionele helderheid is het vermogen van een individu om eigen emoties te benoemen. De onderzoeksgroep bestond uit 204 12- of 13-jarige middelbare scholieren, die zelfrapportage vragenlijsten invulden op vier meetmomenten, ongeveer negen maanden na elkaar. De onderzoekers vonden dat emotionele verwaarlozing significant positief, maar zeer zwak samenhing met depressieve symptomen. De onderzoekers vonden daarnaast dat een tekort in emotionele helderheid het verband tussen emotionele verwaarlozing en depressieve symptomen medieerde. Dit betekent dat emotionele

verwaarlozing negatief samenhing met emotionele helderheid, wat weer negatief samenhing met depressieve symptomen. Dit onderzoek wijst erop dat emotionele verwaarlozing het vermogen tot het benoemen van de eigen emoties doet afnemen, waardoor het risico op depressieve symptomen in de adolescentie toeneemt.

Ook Hanson, Hariri, en Williamson (2015) onderzochten niet alleen een direct verband tussen emotionele verwaarlozing en depressie, maar ook een mogelijk mediërende variabele in dit verband. In een kleine steekproef (N = 106) werd onderzocht of veranderingen in een hersengebied dat gevoelig is voor beloning het verband tussen emotionele

verwaarlozing en latere depressieve symptomen medieerde. De onderzoeksgroep bestond uit adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 13.67 jaar. Op het eerste meetmoment werden zelfrapportagevragenlijsten, een persoonlijk gesprek en een MRI-scan afgenomen. Twee jaar

(17)

later werden dezelfde meetinstrumenten nogmaals afgenomen. De beloningsactiviteit van de hersenen werd onderzocht door een raadspel af te nemen waarbij deelnemers in drie vaste blokken positieve, negatieve of geen feedback ontvingen. Aan de deelnemers werd verteld dat afhankelijk van hun prestatie een financiële beloning bepaald werd. Zoals verwacht werd gevonden dat emotionele verwaarlozing significant, maar zeer zwak samenhing met depressieve symptomen. Tevens werd gevonden dat emotionele verwaarlozing negatief en zeer zwak samenhing met de beloningsactiviteit van de hersenen, wat weer zeer zwak samenhing met depressieve symptomen. Het verband tussen emotionele verwaarlozing en depressieve symptomen werd dus gedeeltelijk gemedieerd door beloningsactiviteit van de hersenen. De resultaten suggereren dat slachtoffers van emotionele verwaarlozing minder gevoelig zijn voor beloning, waardoor mogelijk depressieve symptomen in de adolescentie ontstaan.

White et al. (2012) hebben soortgelijk hersenonderzoek uitgevoerd, maar zij hebben de amygdala reactiviteit bij slachtoffers van emotionele verwaarlozing onderzocht. Evenals het onderzoek van Hanson et al. (2015) zijn alleen psychiatrisch gezonde adolescenten meegenomen. De onderzoeksdeelnemers beschikten allen over het FKBP-5 gen dat in wisselwerking met kindermishandeling voor een verhoogde amygdala activiteit zorgt. Een verhoogde amygdala reactiviteit is een voorspeller voor stress gerelateerde psychopathologie, waaronder depressie. Bij 139 adolescenten tussen de 12 en 15 jaar werden op één

meetmoment een zelfrapportagevragenlijst en MRI-scan afgenomen. Uit de resultaten kwam naar voren dat kinderen die slachtoffer waren van emotionele verwaarlozing én het gen hadden een verhoogde amygdala activiteit lieten zien (White et al., 2012), wat weer in verband staat met de ontwikkeling van depressie (Swartz, Williamson, & Hariri, 2015). Dit betekent dat slachtoffers van emotionele verwaarlozing mogelijk een toename in amygdala activiteit hebben, dat voorafgaat aan de ontwikkeling van depressie.

(18)

Tot slot hebben Campbell-Sills, Cohan, en Stein (2006) geen mediërende variabele, maar een modererende variabele onderzocht. In een kleine onderzoeksgroep (N = 132) bij studenten met een gemiddelde leeftijd van 18.87 jaar werd onderzocht of veerkracht het verband tussen emotionele verwaarlozing en depressie modereerde. Deelnemers werden door een lage of hoge score op een vragenlijst over veerkracht ingedeeld in twee groepen: hoge veerkracht en lage veerkracht. Emotionele verwaarlozing werd vastgesteld middels zelfrapportage. Uit de resultaten bleek dat slachtoffers van emotionele verwaarlozing met weinig veerkracht, meer depressieve symptomen lieten zien. Individuen die daarentegen slachtoffer waren van emotionele verwaarlozing en hoog scoorden op veerkracht, lieten geen psychiatrische symptomen zien. Dit betekent dat veerkracht het verband tussen emotionele verwaarlozing en depressieve symptomen modereert. Omdat in het onderzoek van Campbell-Sills et al. (2006) depressie- en angstsymptomen samen onderzocht werden, zal dit resultaat voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. Veerkracht speelt dus mogelijk een rol in het verband tussen emotionele verwaarlozing en het ontstaan van depressie bij adolescenten. De resultaten uit bovenstaande onderzoeken wijzen op een zeer zwak, maar positief verband tussen slachtofferschap van emotionele verwaarlozing en depressie in de

adolescentie. Dit verband lijkt sterker voor meisjes dan voor jongens. Er zijn ook een aantal variabelen gevonden die het verband tussen slachtofferschap van emotionele verwaarlozing en depressie in de adolescentie kunnen verklaren, waaronder emotionele helderheid en een verhoogde amygdala activiteit. Daarnaast lijken gevoeligheid voor beloning en verschillende negatieve gedachten of gevoelens dit verband gedeeltelijk te verklaren. Tot slot kan de aan- of afwezigheid van veerkracht verklaren waarom sommige adolescenten die slachtoffer zijn van emotionele verwaarlozing wel een depressie ontwikkelen en andere adolescenten niet.

(19)

Discussie

Uit dit literatuuroverzicht kan worden geconcludeerd dat er een verband is tussen slachtofferschap van emotionele kindermishandeling en depressie in de adolescentie. Slachtofferschap van emotionele kindermishandeling blijkt een negatieve invloed te hebben op de stemming van adolescenten, met name op vrouwelijke adolescenten. Er werd voor zowel emotionele mishandeling als emotionele verwaarlozing een verband gevonden met depressie, maar de sterkte van dit verband was zwak. Voor emotionele mishandeling werd het sterkste verband met depressie gevonden. Emotionele verwaarlozing was slechts zeer zwak gerelateerd aan depressieve symptomen en daarnaast werden resultaten gevonden waarin dit verband volledig gemedieerd werd. Emotionele mishandeling was, in tegenstelling tot emotionele verwaarlozing, vaker direct gerelateerd aan depressie. Met name ouders die emotioneel mishandelen lijken een directe invloed uit te oefenen op het ontstaan van depressieve symptomen bij adolescenten. Voor zowel emotionele mishandeling als

emotionele verwaarlozing werden maladaptieve schema’s over schaamte, zelfopoffering en psychische schade gevonden die het verband tussen emotionele kindermishandeling en depressie kunnen verklaren. Tot slot werden nog een aantal cognitieve en neurobiologische variabelen gevonden die dit verband mediëren of modereren. Echter werden deze variabelen in de meeste onderzoeken niet voor beide vormen van emotionele kindermishandeling getoetst, waardoor onduidelijk is in hoeverre emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing overeenkomen of verschillen in het verband met depressie.

De gevonden samenhang tussen emotionele mishandeling door ouders en depressieve symptomen bij adolescenten kan verklaard worden door de kwetsbaarheidstheorie van Rose en Abramsom (1992). Volgens deze theorie ontwikkelen kinderen die slachtoffer zijn van emotionele mishandeling een kwetsbaarheid voor depressie, omdat de negatieve gedachten van de ouder direct op het kind worden geprojecteerd (Rose & Abramson, 1992). Daarnaast

(20)

kan de positieve samenhang tussen slachtofferschap van emotionele kindermishandeling, verschillende negatieve gedachten en gevoelens (maladaptieve schema’s), en depressieve symptomen, verklaard worden door de cognitieve theorie van Young et al. (2013). Volgens deze theorie kunnen door negatieve ervaringen, zoals slachtofferschap van emotionele

kindermishandeling, negatieve denkpatronen (maladaptieve schema’s) ontstaan die in verband staan met depressie. Er werd echter niet voor alle maladaptieve schema’s een mediërend verband gevonden. De onderzoeken lijken te wijzen op een aantal specifieke maladaptieve schema’s die het verband tussen emotionele kindermishandeling en depressie verklaren, maar om hier antwoord op te kunnen geven zal deze theorie nog verder getoetst moeten worden. Een verklaring voor het verschil in samenhang tussen emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing in het verband met depressie, is dat beide constructen aan elkaar gerelateerd zijn, maar verschillende vormen van emotionele kindermishandeling zijn (Baker & Festinger, 2011). Het zwakke verband tussen emotionele kindermishandeling en depressie kan verklaard worden door een aantal beperkingen.

Ten eerste is er weinig consensus over de betekenis van de constructen emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing, waardoor verschillende criteria zijn gehanteerd om deze constructen te meten. Het is dan ook onduidelijk in hoeverre deze criteria emotionele mishandeling of emotionele verwaarlozing meten, waardoor de resultaten mogelijk onder- of overschat zijn. Ten tweede kunnen de zwakke verbanden verklaard worden doordat in de meeste onderzoeken adolescenten met een DSM-diagnose voor een depressieve stoornis werden uitgesloten. Ten derde was er in aantal longitudinale onderzoeken uitval van deelnemers of sloten de onderzoekers zelf deelnemers uit van de data-analyse bij het ontbreken van onderzoekersgegevens, wat kan leiden tot selectieve uitval. Dit kan de

resultaten vertekenen (van Loon, van der Meulen, & Minnaert, 2015), wat wederom onder- of overschatting van de resultaten tot gevolg kan hebben. Ten vierde werden in de meest

(21)

onderzoeken zelfrapportagevragenlijsten gebruikt. Uit onderzoek van van IJzendoorn (2007) komt naar voren dat dit type vragenlijst in onderzoek naar kindermishandeling vertekening van resultaten kan opleveren, omdat deze vragenlijsten eenvoudig kunnen worden ingevuld en niet altijd goed geconstrueerd zijn. Zo wordt bij vragen over de frequentie van

kindermishandeling een beroep gedaan op het geheugen, waardoor herinneringsbias kan optreden. Hoe meer tijd er tussen een ervaring en de rapportage ervan zit, hoe groter het verlies aan informatie in het geheugen (Robinson & Clore, 2002) en hoe groter de kans op onjuiste herinneringen (Margetts, Vorster, & Venter, 2003). Ook is er een verband tussen het trauma dat kan ontstaan bij slachtoffers van emotionele kindermishandeling en een

verminderde capaciteit voor het herinneren van specifieke gebeurtenissen (Raes, Hermans, Williams, & Eelen, 2005). Een andere reden voor vertekening van de resultaten is dat zelfrapportage de kans vergroot op sociaalwenselijke antwoorden (Fleuren, Keer, &

Paulussen, 2014). Voor het huidige literatuuronderzoek betekent dit dat er mogelijk over- of onderrapportage is van het aantal depressieve symptomen of ervaringen van emotionele kindermishandeling.

Tevens kan er een kanttekening geplaatst worden bij het huidige literatuuronderzoek, omdat studenten zijn meegenomen. De gemiddelde leeftijd van de studenten viel in de categorie adolescenten, maar er waren ook deelnemers die niet meer tot deze categorie behoorden. Daarnaast is geen onderscheid gemaakt in onderzoeken die emotionele kindermishandeling onderzochten in de kindertijd of in de adolescentie, terwijl er leeftijdsperiodes zijn waarin mishandeling een groter of kleiner effect kan hebben op de psychische gezondheid (Braet, Prins, & Bijttebier, 2014). Hierdoor zouden er verschillen in samenhang kunnen zijn tussen kinderen die mishandeld werden in de kindertijd of in de adolescentie.

(22)

Uit bovenstaande beperkingen komt naar voren dat aan wetenschappelijk onderzoek naar emotionele kindermishandeling nog veel verbeterd kan worden. Voor vervolgonderzoek wordt dan ook aangeraden om allereerst consensus in definitie tussen emotionele

mishandeling en emotionele verwaarlozing te krijgen, zodat in het vervolg de criteria om deze constructen mee te meten beter op elkaar afgestemd kunnen worden en de resultaten beter met elkaar vergeleken kunnen worden. Dit zou bovendien een bijdrage kunnen leveren aan de validiteit van de meetinstrumenten voor kindermishandeling. Om de betrouwbaarheid van zelfrapportagevragenlijsten te vergroten, wordt aangeraden naast adolescenten, ook andere informaten te onderzoeken, zoals docenten. Verder wordt aangeraden wanneer mediërende of modererende variabelen onderzocht worden, deze voor zowel emotionele mishandeling als emotionele verwaarlozing te onderzoeken. Tot slot is het interessant om ook adolescenten met een DSM-diagnose voor depressie te onderzoeken. Op deze manier kan een vollediger beeld verkregen worden in het verband tussen emotionele kindermishandeling en depressie.

Ondanks de zwakke resultaten, blijkt uit dit literatuuronderzoek dat er een verband is tussen emotionele kindermishandeling en depressie in de adolescentie. De resultaten

ondersteunen het belang om bij de behandeling van depressie, ook aandacht te schenken aan het trauma dat kan zijn ontstaan door emotionele kindermishandeling (Herman, 2016). Dit vergroot de kans van slagen van de interventie en draagt bij aan de signalering van emotionele kindermishandeling. Kortom, door het verband tussen emotionele kindermishandeling en het ontstaan van depressieve symptomen vroeg in de adolescentie te signaleren, kan een

depressieve stoornis mogelijk voorkomen worden door ook de oorzaak van depressie aan te pakken.

(23)

Referenties

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM-5). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing.

Avenevoli, S., Knight, E., Kessler, R. C., & Merikangas, K. R. (2008). Epidemiology of depression in children and adolescents. In J. R. Z. Abela & B. L. Hankin

(Eds.), Handbook of Depression in Children and Adolescents (pp. 6-32). New York, NY: The Guilford Press.

Avenevoli, S., Swendsen, J., He, J. P., Burstein, M., & Merikangas, K. R. (2015). Major depression in the National Comorbidity Survey–Adolescent Supplement: Prevalence, correlates, and treatment. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 54, 37-44. doi:10.1016/j.jaac.2014.10.010

Baker, A. J., & Festinger, T. (2011). Emotional abuse and emotional neglect subscales of the CTQ: Associations with each other, other measures of psychological maltreatment, and demographic variables. Children and Youth Services Review, 33, 2297-2302. doi:10.1016/j.childyouth.2011.07.018

Barnett, O., Miller-Perrin, C. L., & Perrin, R. D. (2005). Family violence across the lifespan: An introduction. Thousand Oaks, CA: Sage Publications.

Blakemore, S., & Choudhury, S. (2006). Development of the adolescent brain: Implications for executive function and social cognition. Journal of Child Psychology and

Psychiatry, 47, 296-312. doi:10.1111/j.1469-7610.2006.01611.x

Bowlby, J. (1989). The role of attachment in personality development. In J. Bowlby (Ed.), A secure base: Clinical applications of attachment theory (pp. 119-136). London, Engeland: Tavistock/Routledge.

(24)

Braet, C., Prins, P., & Bijttebier, P. (2014). Ontwikkeling van psychopathologie. In P. Prins & C. Braet (Eds.), Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (pp. 3-57). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

Calvete, E. (2014). Emotional abuse as a predictor of early maladaptive schemas in adolescents: Contributions to the development of depressive and social anxiety symptoms. Child Abuse & Neglect, 38, 735-746. doi:10.1016/j.chiabu.2013.10.014 Campbell-Sills, L., Cohan, S. L., & Stein, M. B. (2006). Relationship of resilience to

personality, coping, and psychiatric symptoms in young adults. Behaviour Research and Therapy, 44, 585-599. doi:10.1016/j.brat.2005.05.001

Christ, S. L., Kwak, Y. Y., & Lu, T. (2017). The joint impact of parental psychological neglect and peer isolation on adolescents’ depression. Child Abuse & Neglect, 69, 151-162. doi:10.1016/j.chiabu.2017.04.015

Cicchetti, D., & Rogosch, F. A. (2002). A developmental psychopathology perspective on adolescence. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 70, 6-20. doi:10.1037 /0022-006X.70.1.6

Cohen, J. R., Menon, S. V., Shorey, R. C., Donna Le, V, & Temple, J. R. (2017). The distal consequences of physical and emotional neglect in emerging adults: A

person-centered, multi-wave, longitudinal study. Child Abuse & Neglect, 63, 151-161. doi:10 .1016/j.chiabu.2016.11.030

Crone, E. (2011). Het puberende brein: Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Amsterdam, Nederland: Bert Bakker.

Crow, T., Cross, D., Powers, A., & Bradley, B. (2014). Emotion dysregulation as a mediator between emotional abuse and current depression in a low-income African-American sample. Child Abuse & Neglect, 38, 1590-1598. doi:10.1016/j.chiabu.2014.05.015

(25)

Fleuren, M. A. H., Keer, M., & Paulussen, T. G. W. M. (2014). Adviesrapport meten van het gebruik van de JGZ-richtlijnen. Leiden, Nederland: TNO.

Gibb, B. E., & Abela, J. R. Z. (2007). Emotional abuse, verbal victimization, and the development of children’s negative inferential styles and depressive symptoms. Cognitive Therapy and Research, 32, 161-176. doi:10.1007/s10608-006-9106-x Gilbert, R., Widom, C. S., Browne, K., Fergusson, D., Webb, E., & Janson, S. (2009). Burden

and consequences of child maltreatment in high-income countries. The Lancet, 373, 68-81. doi:10.1016/S0140- 6736(08)61706-7

Glaser, D. (2002). Emotional abuse and neglect (psychological maltreatment): A conceptual framework. Child Abuse & Neglect, 26, 697-714. doi:10.1016/S0145-2134(02)00342 -3

Hamilton, J. L., Shapero, B. G., Stange, J. P., Hamlat, E. J., Abramson, L. Y., & Alloy, L. B. (2013). Emotional maltreatment, peer victimization, and depressive versus anxiety symptoms during adolescence: Hopelessness as a mediator. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 42, 332-347. doi:10.1080/15374416.2013.777916

Hanson, J. L., Hariri, A. R., & Williamson, D. E. (2015). Blunted ventral striatum development in adolescence reflects emotional neglect and predicts depressive symptoms. Biological Psychiatry, 78, 598-605. doi:10.1016/j.biopsych.2015.05.010 Herman, J. L. (2016). Trauma & herstel: De gevolgen van geweld- van mishandeling thuis tot

politiek geweld. Amsterdam, Nederland: Wereldbibliotheek.

Herringa, R. J., Birn, R. M., Ruttle, P. L., Burghy, C. A., Stodola, D. E., Davidson, R. J., & Essex, M. J. (2013). Childhood maltreatment is associated with altered fear circuitry and increased internalizing symptoms by late adolescence. Proceedings of the National Academy of Sciences, 110, 19119-19124. doi:10.1073/pnas.1310766110

(26)

Hibbard, R., Barlow, J., & MacMillan, H. (2012). Psychological maltreatment. Pediatrics, 130, 372-378. doi:10.1542/peds.2012-1552

Jessar, A. J., Hamilton, J. L., Flynn, M., Abramson, L. Y., & Alloy, L. B. (2017). Emotional clarity as a mechanism linking emotional neglect and depressive symptoms during early adolescence. The Journal of Early Adolescence, 37, 414-432. doi:10.1177 /0272431615609157

Jeugdwet (2014, 1 maart). Geraadpleegd op 19 oktober 2017, van http://wetten.overheid.nl /BWBR0034925

Krause, E. D., Mendelson, T., & Lynch, T. R. (2003). Childhood emotional invalidation and adult psychological distress: The mediating role of emotional inhibition. Child Abuse & Neglect, 27, 199-213. doi:10.1016/S0145-2134(02)00536-7

Liu, R. T., Alloy, L. B., Abramson, L. Y., Iacoviello, B. M., & Whitehouse, W. G. (2009). Emotional maltreatment and depression: Prospective prediction of depressive episodes. Depression and Anxiety, 26, 174-181. doi:10.1002/da.20545

Margetts, B., Vorster, H., & Venter, C. (2003). Evidence-based nutrition: The impact of information and selection bias on the interpretation of individual studies. South African Journal of Clinical Nutrition, 16, 78-87. Verkregen van http://sajcn.com /index.php/SAJCN/article/view/38/34

Mathers, C. D., & Loncar, D. (2006). Projections of global mortality and burden of disease from 2002 to 2030. PLoS Medicine, 3, 2011-2030. doi:10.1371/journal.pmed.0030442 Nanni, V., Uher, R., & Danese, A. (2012). Childhood maltreatment predicts unfavorable

course of illness and treatment outcome in depression: A meta-analysis. American Journal of Psychiatry, 169, 141-151. doi:10.1176/appi.ajp.2011.11020335

(27)

Paredes, P. P., & Calvete, E. (2014). Cognitive vulnerabilities as mediators between emotional abuse and depressive symptoms. Journal of Abnormal Child Psychology, 42, 743-753. doi:10.1007/s10802-013-9828-7

Paul, E., & Eckenrode, J. (2015). Childhood psychological maltreatment subtypes and adolescent depressive symptoms. Child Abuse & Neglect, 47, 38-47. doi:10.1016 /j.chiabu.2015.05.018

Perry, A. R., DiLillo, D., & Peugh, J. (2007). Childhood psychological maltreatment and quality of marriage: The mediating role of psychological distress. Journal of Emotional Abuse, 7, 117-142. doi:10.1300/J135v07n02_07

Raes, F., Hermans, D., Williams, J. M. G., & Eelen, P. (2005). Autobiographical memory specificity and emotional abuse. British Journal of Clinical Psychology, 44, 133-138. doi:10.1348/014466504X20080

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2013). Kosten van zorg voor depressie. Verkregen van http://www.volksgezondheidenzorg.info/kosten-van-ziekten

Ritchie, K., Jaussent, I., Stewart, R., Dupuy, A. M., Courtet, P., Ancelin, M. L., & Malafosse, A. (2009). Association of adverse childhood environment and 5-HTTLPR genotype with late-life depression. The Journal of Clinical Psychiatry, 70, 1281-1288. doi:10 .4088/JCP.08m04510

Robinson, M. D., & Clore, G. L. (2002). Belief and feeling: Evidence for an accessibility model of emotional self-report. Psychological Bulletin, 128, 934-960. doi:10.1037 /0033-2909.128.6.934

Rose, D. T., & Abramson, L. Y. (1992). Developmental predictors of depressive cognitive style: Research and theory. In D. Cicchetti & S. Toth (Eds.), Rochester symposium of developmental psychopathology (4th ed., pp. 323-349). Rochester, NY: University of Rochester Press.

(28)

Shapero, B. G., Black, S. K., Liu, R. T., Klugman, J., Bender, R. E., Abramson, L. Y., & Alloy, L. B. (2014). Stressful life events and depression symptoms: The effect of childhood emotional abuse on stress reactivity. Journal of Clinical Psychology, 70, 209-223. doi:10.1002/jclp.22011

Swartz, J. R., Williamson, D. E., & Hariri, A. R. (2015). Developmental change in amygdala reactivity during adolescence: Effects of family history of depression and stressful life events. American Journal of Psychiatry, 172, 276-283. doi:10.1176/appi.ajp.2014 .14020195

van IJzendoorn, M. H. (2007). Kindermishandeling in Nederland: Ongeveer 107.200 slachtoffers in 2005. Pedagogiek, 27, 160-175. Verkregen van Error! Hyperlink reference not valid.

van Lang, N. D., Ferdinand, R. F., & Verhulst, F. C. (2007). Predictors of future depression in early and late adolescence. Journal of Affective Disorders, 97, 137-144. doi:10.1016/j .jad.2006.06.007

van Loon, D., van der Meulen, B., & Minnaert, A. (2015). Effectonderzoek in de gedragswetenschappen: Een introductie. Apeldoorn, Nederland: Garant.

Verweij, G., & Houben-van Herten, M. (2013). Depressiviteit en antidepressiva in Nederland. Verkregen van http://www.cbs.nl

Waldinger, R. J., Toth, S. L., & Gerber, A. (2001). Maltreatment and internal representations of relationships: Core relationship themes in the narratives of abused and neglected preschoolers. Social Development, 10, 41-58. doi:10.1111/1467-9507.00147 Webb, M., Heisler, D., Call, S., Chickering, S. A., & Colburn, T. A. (2007). Shame, guilt,

symptoms of depression, and reported history of psychological maltreatment. Child Abuse & Neglect, 31, 1143-1153. doi:10.1016/j.chiabu.2007.09.003

(29)

White, M. G., Bogdan, R., Fisher, P. M., Munoz, K. E., Williamson, D. E., & Hariri, A. R. (2012). FKBP5 and emotional neglect interact to predict individual differences in amygdala reactivity. Genes, Brain and Behavior, 11, 869-878. doi:10.1111/j.1601 -183X.2012.00837.x

Widom, C. S., DuMont, K., & Czaja, S. J. (2007). A prospective investigation of major depressive disorder and comorbidity in abused and neglected children grown up. Archives of General Psychiatry, 64, 49-56. doi:10.1001/archpsyc.64.1.49

Wright, M. O. (2008). The long-term impact of emotional abuse in childhood. Journal of Emotional Abuse, 7, 1-8. doi:10.1300/J135v07n02_01

Wright, M. O., Crawford, E., & Del Castillo, D. (2009). Childhood emotional maltreatment and later psychological distress among college students: The mediating role of maladaptive schemas. Child Abuse & Neglect, 33, 59-68. doi:10.1016/j.chiabu .2008.12.007

Young, J. E., Klosko, J. S., & Weishaar, M. E. (2003). Schema therapy: A practitioner’s guide. New York, NY: Guilford Press.

Young, R., Lennie, S., & Minnis, H. (2011). Children’s perceptions of parental emotional neglect and control and psychopathology. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 52, 889-897. doi:10.1111/j.1469-7610.2011.02390.x

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The transfer of funds from the mining company to the financial institution providing the bank guarantee would not be deductible for tax purposes as the payment does not result from an

In relation to the second aim (refer Chapter 1.4.2), namely to ascertain whether training needs and identified shortcomings are addressed along the course of in-service among

The results from the Bayesian hierarchical model showed that the proportion of heterosexual transmission among women with new HIV infections increased from about 20% in 2011

The results indicated that the four species are avoiders, with modifications of the trichomes, secretions, crystals, secondary growth, Kranz mesophyll, water storage cells,

The logs include the filtered part of the case study as presented in the paper “An agent-based process mining architecture for emergent behavior analysis” by Rob Bemthuis, Martijn

What is also interesting to mention, is that the recent changes in immigration/emigration rates in Portugal have created dynamics unseen to date in a country so strongly formed

A nationwide framework is needed because then there is one central institution where everything comes together and it acts as knowledge partner that secures the knowledge of

Thus, public authorities can use re- ward planning as a policy instrument to reward property owners with appealing spatial rights if these actors have made an effort to contribute to