• No results found

Kijken door de ogen van een kind : een onderzoek naar de totstandkoming van indrukken tijdens netwerkborre l: de Bitterballenborrel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kijken door de ogen van een kind : een onderzoek naar de totstandkoming van indrukken tijdens netwerkborre l: de Bitterballenborrel"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“ Kijken door de ogen van een kind ”

Een onderzoek naar de totstandkoming van indrukken tijdens netwerkborrel: de Bitterballenborrel.

Naam: Mirjam Snitjer Studentnummer: 10195548 E-mail: mir_nr1@hotmail.com Vorm: bachelor scriptie

Begeleidster: Marguerite van den Berg Tweede beoordelaar: A. Aalten

Opleiding: Sociologie Datum: 16-06-2014

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. Theoretisch kader en concepten 5

Goffman 5 Bourdieu 7 Collins 8 2. Casus en methode 12 De Bitterballenborrel 12 Methode 13

3. Voordelen bezoek Bitterballenborrel 16

Gunnen 17

Reflectie 19

4. Een eigen, zelfverzekerd gevoel 21

Strategie 1: vaker gaan 21

Strategie 2: metgezel 21

Strategie 3: op anderen afstappen 23

Definitie van de situatie 23

5. Indrukken ontvangen en afgeven 24

Strategie 4: ‘verzorgd’ en ‘goed’ gekleed 24

Definitie van de situatie 26

Strategie 5: ‘jezelf zijn’ / een rol spelen 27

Definitie van de situatie 38

6. Gesprek als ‘interactie ritueel’ 41

Niet geslaagd ‘interactie ritueel’ 41

Geslaagd ‘interactie ritueel’ 44

Definitie van de situatie 48

Reflectie 49

Conclusie 52

Discussie 55

Bibliografie 57

(3)

Inleiding

Het onderwerp voor dit onderzoek is ontstaan door mijn interesse in ontwikkelingen die zich voordoen op de huidige Nederlandse arbeidsmarkt. Veel afgestudeerden uit mijn directe omgeving ondervinden problemen bij het zoeken naar een baan die bij hun opleidingsniveau past. Dit heeft vooral te maken met de financiële crisis waar Nederland overigens voorzichtig uit lijkt te komen (CBS 2014). Om toch bij het arbeidsproces betrokken te blijven, volgen zij een stage bij een organisatie of bedrijf, en doet men vrijwilligerswerk. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de website LinkedIn om onder de aandacht van een mogelijk toekomstige werkgever te komen. Via deze website hebben werkzoekenden de kans om kennis te maken met toekomstige werkgevers. Door de turbulente Nederlandse economische omgeving en de mogelijkheid om informatie sneller en gemakkelijker online te verspreiden, spreken sommige auteurs van een ‘aandacht economie’. “ In this environment attention management becomes a question of survival ” (Davenport & Beck 2002: 50).

De genoemde mogelijkheden dragen bij aan het ontstaan van nieuwe netwerken en verbindingen. Verbindingen die vooral op latere termijn arbeid gerelateerde voordelen op kunnen leveren. Een andere manier die mensen uit mijn directe omgeving toepassen om onder de aandacht van potentiële werkgevers te komen, is het bezoeken van netwerkborrels.

Hierdoor kunnen zij in contact komen met mensen die hen verder kunnen helpen op de arbeidsmarkt. Eén van deze netwerkborrels is de Bitterballenborrel. Dit is een maandelijks terugkerend evenement dat in tweeëntwintig steden in Nederland plaatsvindt. Het is vooral bedoeld voor managers, ondernemers en directeuren uit alle sectoren. Deze bijeenkomsten worden op informele basis georganiseerd en in principe is iedereen welkom. Op de

Bitterballenborrel kunnen aanwezigen hun netwerk verbreden of op zoek gaan naar een nieuw netwerk. Ik ben voornamelijk geïnteresseerd in de wijze waarop deelnemers de ‘juiste’

aandacht proberen te krijgen van andere aanwezigen binnen een bepaalde tijd. De tijdsduur van de Bitterballenborrel (anderhalf uur) alsmede de wetenschap dat iedere aanwezige tevens een vorm van aandacht wil ontvangen, kunnen in dit proces van cruciaal belang zijn. Deze condities, gepaard met een bewustzijn van de turbulente Nederlandse economie, maakt dat mijn onderzoek een inzicht kan bieden in het belang van zelfpresentaties tijdens open netwerkborrels. Belangen, die gerelateerd zijn aan het verkrijgen van voordelen op de arbeidsmarkt.

Bij mijn onderzoek maak ik gebruik van het theater perspectief dat Erving Goffman (1959) in zijn werk Presentation of Self in Everyday Life beschrijft. De verschillende definities die

(4)

aanwezigen middels hun zelf-presentatie geven aan de borrel, zal als een rode draad door dit onderzoek lopen. Deze analyse zal met name worden gebruikt om te onderzoeken hoe de respondenten uit dit onderzoek hun zelfpresentatie overeen laten komen met de

zelfpresentatie die andere aanwezigen geven. Wat zal blijken is dat deze kritische beoordeling van de presentaties van andere aanwezigen, sterk samenhangt met een vorm van herkenning. Deze herkenning gaat verder dan het ontvangen van bepaalde indrukken. Dit proces zal worden geanalyseerd met behulp van de theorie van Bourdieu (1994; 1984; 1989). Verder ben ik benieuwd naar wat de invloed van de aanwezigheid van anderen is op de indruk die

respondenten willen afgeven, maar ook ontvangen. Om hier inzicht in te verkrijgen zal het werk van Collins (2004) worden geraadpleegd. Naast deze analyse van de sociale dichtheid wordt, met Collins (2004) als leidraad, onderzocht hoe de verschillende uitvoeringen van gesprekken kunnen zorgen voor het ontstaan van positieve, blijvende indrukken en emoties. De hoofdvraag die dit onderzoek zal beantwoorden is: “ Welke verbale en non-verbale strategieën hanteren deelnemers aan de Bitterballenborrel om een indruk bij andere aanwezigen achter te laten die zoveel mogelijk zijn of haar eigen belang dient en zijn er algemeen geoorloofde strategieën te ontdekken voor deze borrel? ”

Een korte theoretische uiteenzetting zal worden gegeven in hoofdstuk één. Hoofdstuk twee zal zich richten op de methode die ik voor dit onderzoek heb gebruikt en op een verdere

beschrijving van de Bitterballenborrel. In hoofdstuk drie zal een weergave worden gegeven van de directe en indirecte voordelen die respondenten zeggen te krijgen van het bezoeken van de borrel. Dit laat het belang van het achterlaten van bepaalde indrukken zien, waarbij ‘onthouden’ centraal staat. De strategieën die respondenten gebruiken ter voorkoming van een mogelijk gevoel van onzekerheid, worden in hoofdstuk vier benoemd. Deze vormen de

aanleiding voor een uiteenzetting van indrukken die respondenten van andere aanwezigen krijgen en indrukken die respondenten willen afgeven. In hoofdstuk vijf zal dit worden toegelicht. Collins (2004) zal vooral worden toegepast in hoofdstuk zes. Dat laat zien hoe blijvende indrukken van aanwezigen van de borrel bij respondenten tot stand komen en welke voorwaarden hier aan ten grondslag liggen. Bij de analyse van het gesprek als ‘interactie ritueel’ zal een verbinding worden gelegd met de verschillende definities die aanwezigen impliciet geven aan de Bitterballenborrel (Goffman 1959). In de ‘conclusie’ zal antwoord worden gegeven op de hoofdvraag, waarna in de het hoofdstuk ‘discussie’ wordt gereflecteerd op het uitgevoerde onderzoek. Tevens zullen hier enkele suggesties worden geboden voor vervolgonderzoek.

(5)

1. Theoretisch kader en concepten

Goffman

Definitie van de situatie

Goffman (1959) maakt in zijn boek Presentation of Self in Everyday Life duidelijk dat individuen altijd trachten controle te hebben over het publiek waarvoor zij spelen. Het is in het belang van het individu om deze controle te verkrijgen. Deze controle wordt verkregen door het definiëren van de situatie die de omgeving zal gaan formuleren.

“ Thus, when an individual appears in the presence of others, there will usually be some reason for him to mobilize his activity so that it will convey an impression to others which it is in his interests to convey ” (Goffman 1959: 3).

Het individu kan deze definitie in een bepaalde mate beïnvloeden, zodat hij de ander die impressie kan geven die ervoor zorgt dat de ander vrijwillig zal meewerken aan het plan dat het individu voor ogen heeft (Goffman 1959). Een individu kan zich zowel bewust als onbewust zijn van deze calculerende actie. Over het algemeen zijn definities van de situaties die worden uitgevoerd door verschillende participanten op elkaar afgestemd. Dit noemt Goffman (1959) ook wel ‘ interactional modus vivendi ‘ (Goffman 1959: 9). Welk eigen belang hebben bezoekers van de Bitterballenborrel bij het afgeven van indrukken en welke definiëring van de ‘situatie’ geven zij aan de Bitterballenborrel door hun strategieen? Kritisch publiek, ‘impression management’

Individuen kunnen zich vooraf proberen aan te passen aan de te verwachten ‘performance’. Hierdoor worden ongemakkelijke situaties vermeden en ontstaat er meer kans op een overeenkomstige definiëring. De ‘setting’ kan door deze voorbereiding in stand worden gehouden (Goffman 1959). Alle activiteiten van een persoon die bedoeld zijn om op welke manier dan ook de andere participanten te beïnvloeden, zijn onderdeel van een voorstelling. Zij die bijdragen aan de voorstelling vormen het publiek en ze beoordelen of een voorstelling geloofwaardig wordt uitgevoerd. Deze kritische beoordeling van het publiek zie ik als zeer relevant voor mijn onderzoek. Hoe beoordelen respondenten de zelfpresentaties van anderen, en hoe passen zij dit toe op zichzelf? Welke definities geven deze personen aan de borrel? ‘Individu’, ‘personage’, ‘persoon’

Uitvoerders van een bepaalde voorstelling spelen volgens Goffman (1959) altijd een rol. Zij dragen ‘maskers’. Dit ‘masker’ is de ‘ware ik’, de persoon die iemand graag wil zijn. In die

(6)

zin wordt een rol een tweede natuur en een integraal deel van iemands persoonlijkheid (Goffman 1959: 20). De invulling van een rol in een voorstelling, loopt van individu naar personage en van personage naar persoon.

Ik zal deze transformatie in mijn onderzoek op een andere manier belichten. Dit heeft betrekking op het ongeloofwaardig uitvoeren van een voorstelling door anderen. Wanneer voorstellingen ongeloofwaardig worden uitgevoerd, kan dat worden beschouwd als het blijven hangen in een personage. Zij die wel in staat zijn een geloofwaardige ‘voorstelling’ te geven, kunnen wel worden beschouwd als persoon. Een personage is in dit onderzoek echter niet hetzelfde als een rol. Dit heeft voornamelijk te maken met de definitie die respondenten aan een rol geven. Echter, beide vormen zijn voor de respondenten ongeloofwaardig. Hier wordt later op terug gekomen.

‘Appearance’ en ‘manner’

Goffman (1959) maakt tevens duidelijk dat wanneer een individu in een ruimte komt waar anderen aanwezig zijn, deze op zoek gaan naar informatie die iets over deze persoon duidelijk maakt. De reden voor het zoeken naar informatie ligt vooral in het feit dat op deze manier de situatie kan worden gedefinieerd. Hierdoor weten anderen van te voren wat ze kunnen verwachten van een persoon. ‘Appearance’ zijn die stimuli die het publiek de sociale status van een persoon toedicht, alsmede het soort werk dat die persoon uitvoert. Het gaat hierbij vooral om de verschijning, het voorkomen. In dit onderzoek vallen de volgende kenmerken hieronder: kleding, haardracht, sieraden, schoeisel en kleuren. Dit zijn facetten waar ik tijdens mijn participerende observaties op heb gelet. ‘Manner’ waarschuwt juist het publiek voor de rol die de speler zal gaan spelen in een volgende situatie. Hierbij gaat het vooral om

verwachtingen die door bepaalde acties kunnen ontstaan. De nadruk bij ‘manner’ zal in dit onderzoek liggen op de houding van respondenten, oogcontact, veel of weinig spreken en het al dan niet gebruik maken van handgebaren tijdens het spreken. Echter, deze vormen van gedrag zullen niet de onderwerpen zijn waar ik tijdens de participerende observaties op zal gaan letten. Dit is gedaan om subjectiviteit mijnerzijds te voorkomen. Het gaat niet zozeer om wat ik onder bepaald gedrag versta en ervaar, maar wat andere aanwezigen hieronder scharen.

Door verwachtingen kunnen zich verkeerde representaties voordoen. Wat als een geslaagde representatie wordt beschouwd heeft te maken met algemene opvattingen over ‘goed’, ‘slecht’, ‘geloofwaardig’, of ‘ongeloofwaardig’ en andere kwalificaties. Volgens Goffman (1959) is het niet de taak van sociologen om te ontdekken wat in absolute termen deze

(7)

geslaagde representaties inhouden, maar om te onderzoeken op welke wijze het proces van het creëren van indrukken verstoord kan worden. Dit zal ik in dit onderzoek dan ook doen. De sub vraag die hierdoor zal worden beantwoord is: hoe kan, met behulp van

geloofwaardigheid, door een discrepantie tussen ‘manner’ en ‘appearance’ het proces van indrukken wekken worden verstoord of veranderd?

Bourdieu

Smaak, ‘distinction’

Gedrag kan te maken hebben met persoonlijke voorkeuren (Bourdieu 1989). Deze kunnen zich bijvoorbeeld uiten door houding, manier van spreken en kleding. Deze kenmerken kunnen aangeven uit welke maatschappelijke klasse iemand afkomstig is. Hierdoor kunnen bepaalde indrukken worden gewekt en verschillen in onderscheidingen en categorieën worden aangemaakt. Mensen met dezelfde voorkeuren kunnen zich tot elkaar aangetrokken voelen en beschouwen anderen met afwijkende voorkeuren als ‘anders’ (Ritzer 2012). Op deze wijze wordt een bepaalde afstand gecreëerd. Echter, deze afstand komt niet als bij Goffman (1959) tot stand door een verstoring van indrukken, maar door posities die individuen innemen. Hier kan een link gelegd worden met Goffman (1959), die spreekt over ‘sense of one’s place’. Het is namelijk een bewustwording van de positie die een individu in neemt, die zorgt voor een afstand tussen deze persoon en het ‘gewone’ volk (Bourdieu 1989). Dit kan worden beschouwd als een strategie om een positie te behouden en niet te ‘bekend’ te raken met andere, lagere klassen.

Sociale afstanden zijn gegrift in relaties tot het lichaam, in taal en in tijd. Hierbij ontstaan ‘affiniteiten van habitus’, als sympathie of antipathie (Bourdieu 1989: 17). Smaak is

gerelateerd aan bredere sociale condities welke tot stand komen binnen een ‘field’. Dit is een veld van krachten en een veld van strijd (Bourdieu 1998). Binnen deze velden ontstaan maatschappelijke klassen die tevens de voorwaarden aangeven voor een bepaalde manier van bestaan. Voorbeelden van deze voorwaarden zijn beroep en inkomen. ‘Habitus’ wordt

gevormd binnen dit veld en bepaalt het schema van waaruit individuen waarnemen en

waarderen (Bourdieu 1984; 1991; 1993). Er wordt geoordeeld over wat ‘goed’ of ‘slecht’, en ‘ordinair’ of ‘netjes’ is. Hierbij worden oordelen gegeven aan indrukken. In de woorden van Goffman (1959) kunnen deze negatieve benamingen in ieder geval worden beschouwd als ongeloofwaardig. Tevens kan het desbetreffende individu worden gezien als personage in plaats van persoon.

(8)

‘Habitus’ is zowel een ‘structuring structure’, als een ‘structured structure’ (Bourdieu 1991; 1984; 1994). Het zorgt ervoor dat er uniforme waarderingen, gedragingen en voorkeuren zijn tussen personen die dezelfde voorwaarden van bestaan hebben (Bourdieu 1989). Volgens Bourdieu (1984) is elke dimensie van een levensstijl, gevormd door ‘habitus’ die een brug vormt naar een maatschappelijke klasse, systematisch met andere dimensies van een levensstijl verbonden. Zo is zij ook te observeren. Welke onderscheidingen, en categorieën worden vanuit het aanbrengen van sociale afstanden door respondenten aangebracht en zijn hier overeenkomsten in te merken met betrekking tot de ‘habitus’ van respondenten?

Collins

‘Interaction ritual’

Bij Goffman (1959) zijn indrukken voornamelijk gerelateerd aan het definieren van de

situatie. Dit kan ervoor zorgen dat de ander al dan niet meewerkt met het plan dat een persoon voor ogen heeft. Bourdieu (1989) legt de nadruk op affiniteiten die ontstaan uit sociale

afstanden, welke zorgen voor het al dan niet ‘bekend’ raken met andere klassen. Het gaat hier niet zozeer om interacties, als bij Goffman (1959), maar om aspecten van smaak. Hierbij biedt Bourdieu (1989) een macro-perspectief, namelijk dat op deze manier posities binnen een veld kunnen worden behouden. Bij beide auteurs gaat het bij het ontvangen van indrukken, om eigen belang. Tevens gaat het globaal bij beiden om een afstand die gecreëerd wordt tussen twee mensen.

Net als Goffman (1959) legt Collins (2004) de nadruk op interacties en situaties. Ook Collins (2004) spreekt over een ‘verlangen’ voor actie richting een pad die als ‘juist’ wordt gezien, na een interactie (Collins 2004: 42). Echter, het zijn volgens deze laatste vooral de manieren waarop situaties tussen individuen ontstaan, die bepalen of dit ‘verlangen’ ontstaat. Een hoge vorm van ‘emotionele energie’ ligt hieraan ten grondslag. Wanneer dit gebeurt, is er sprake van een geslaagde interactie (‘interaction ritual’.) Er is geen afstand tussen individuen. Variaties in situaties staan centraal, welke elk hun eigen wetten hebben (Collins 2004). Het zijn dan ook deze totstandkomingen van situaties, die bepalend zijn voor een blijvende indruk. Hier zal tijdens de analyse verder op worden ingegaan.

Tevens legt Collins (2004) meer de nadruk op het idee dat interacties kunnen worden

beïnvloed door de aanwezigheid van anderen. Dit heeft te maken met de sociale dichtheid die in een ruimte aanwezig is.

(9)

Sociale dichtheid en sociale diversiteit

Bij sociale dichtheid gaat het om de vraag hoeveel tijd individuen spenderen in elkaars fysieke aanwezigheid (Collins 2004). Hoe hoger de sociale dichtheid, hoe meer aanpassing van individuen en hoe meer zij de sociale druk van anderen voelen. Privacy blijft hier uit. Bij sociale diversiteit gaat het om de vraag wie de participanten van het ‘interactie ritueel’ zijn. Zijn het altijd dezelfde mensen? (Collins 2004). In dit onderzoek zal sociale dichtheid worden gebruikt in combinatie met Goffman’s (1959) ‘appearance’ en ‘manner’. Welke rol speelt sociale dichtheid van de borrel bij het ontvangen en afgeven van indrukken bij respondenten? ‘Ritual ingredients’ en ‘ritual outcomes’

Naast sociale dichtheid, ligt de grootste toevoeging van Collins’(2004) theorie voor dit onderzoek in de beschouwing van het gesprek als ‘interactie ritueel’. Ook bij Goffman (1959) wordt hier aandacht aan besteed, hoewel het bij hem eerder gaat om een combinatie met uiterlijke kenmerken. De nauwkeurige analyse die Collins (2004) hiervoor biedt, laat zien hoe bepalend gesprekstechnieken kunnen zijn voor het achterlaten van een indruk. Daarnaast is juist de nadruk op emoties van groot belang voor het ontvangen van een positief, blijvende indruk. Ook het idee dat cognitieve componenten binnen een interactie de mate van

‘geslaagdheid’ van een gesprek kunnen bepalen, zal in dit onderzoek veel aandacht krijgen. In dit geval zijn dat voornamelijk standaardprocedures bij het leggen van contact met andere aanwezigen binnen de ‘setting’ (Goffman 1959).

Collins (2004) hanteert vier ingrediënten die tevens variabelen zijn van een ‘interactie ritueel’. Deze beïnvloeden elkaar constant en moeten succesvol worden gecombineerd voor de

beoogde uitkomsten. Het eerste ingrediënt is lichamelijke aanwezigheid. Het tweede

ingrediënt bestaat uit grenzen naar de buitenwereld, zodat duidelijk wordt wie deel neemt en wie niet. Het derde ingrediënt bevat gedeelde focus of gedeelde aandacht naar een object of activiteit. Hier wordt over gesproken, waardoor deelnemers zich bewust kunnen worden van deze focus. Het vierde ingrediënt is een gedeelde gemoedstoestand.

Verder onderscheidt Collins (2004) vier uitkomsten. De belangrijkste uitkomsten voor dit onderzoek, zijn ten eerste: ‘emotionele energie’. Een hoge ‘emotionele energie’ betekent: vertrouwen, kracht, enthousiasme, initiatief voor actie en euforie. De tweede belangrijke uitkomst die in dit onderzoek zal worden toegepast, is: symbolen. Tot slot kan een geslaagd ‘interactie ritueel’ zorgen voor solidariteit.

Hoe kunnen de tot stand gekomen indrukken van anderen die respondenten benoemen,

(10)

worden geanalyseerd met behulp van het gesprek als ‘interactie ritueel?’ Welke rol spelen emoties hierbij?

Symbolen

Net als Bourdieu en Goffman (1959) besteedt ook Collins (2004) aandacht aan attributen en goederen die individuen gebruiken tijdens hun zelfpresentaties: symbolen. Als voorbeeld noemt Collins (2004) het gebruik van het symbool van tabak. Echter, bij Collins (2004) ligt de nadruk meer op de manier waarop symbolen tijdens de interactie wordt gebruikt. Er zijn twee manieren waarop symbolen circuleren en emotionele gevoelens teweeg kunnen brengen. De eerste is wanneer een symbool de focus is van emotioneel verbonden mensen. De tweede is wanneer symbolen ontstaan uit persoonlijke identiteiten en verhalen. Symbolen hebben een cognitief aspect, namelijk een verwachting om bepaalde situaties te domineren of

lidmaatschap te genereren in groepen. Zij kunnen de mate van initiatief bepalen voor het interacteren met de groep die deze symbolen hanteert.

Dominantie

Mensen die de situatie teveel controleren, kunnen dominantie bewerkstelligen (Collins 2004). Deze dominante persoon heeft een hoog niveau van ‘emotionele energie’ en maakt zichzelf de focus van het ‘interactie ritueel’ (Collins 2004: 115). Individuen die niet door deze intenties heen kunnen prikken verliezen ‘emotionele energie’. De reactie van groepsleden op deze dominante persoon, kan verschillen. Toch zegt Collins (2004) dat individuen die veel of alle aandacht krijgen binnen een ‘interactie ritueel’, hun ‘macht’ opnieuw tot stand kunnen brengen in nieuwe situaties. Er volgt als het ware een zichzelf versterkend patroon van het opnieuw creëren van hoge ‘emotionele energie’ door dominante personen. Dominantie kan het proces van het creëren van indrukken verstoren (Goffman 1959). Dit kan betekenen dat een dominant persoon door zijn of haar zelfpresentatie, ervoor zorgt dat anderen niet vrijwillig meewerken met het voorop gezette plan van hem of haar.

Hoge en lage ‘emotionele energie’ (EE)

‘Emotionele energie’ kan worden beschouwd als ‘appearance’ (Goffman 1959). Het is niet alleen iets wat gevoeld wordt door twee of meer individuen tijdens interactie: het is tevens iets wat te observeren is voor buitenstaanders. Hoge ‘emotionele energie’ (enthousiasme,

zelfverzekerdheid) uit zich in een rechte houding, vastberaden bewegen en initiatief nemen. Lage ‘emotionele energie’ (passiviteit en depressiviteit) uit zich in passieve, aarzelende of ‘krimpende’ bewegingen. Ook oogcontact is een meetbare factor. Zij die sterk op elkaar zijn

(11)

afgestemd kijken elkaar aan en dit gebeurt met een bepaald ritme. Intense solidariteit uit zich in een langere en meer stabielere blik, in plaats van langdurig van elkaar wegkijken (Collins 2004: 136). Deze facetten zijn medebepalend voor de indruk die een ander van de persoon krijgt die deze energie toont.

‘Geforceerde’ rituelen: cognitie

Goffman (1959) geeft aan dat de plannen van individuen zich zowel bewust als onbewust kunnen voordoen. Bij Bourdieu (1998; 1989) is het vooral het bewustzijn van de eigen positie die zorgt voor afstand tussen twee individuen. Collins (2004) maakt duidelijk dat het vooral een afwezigheid van opzet, cognitie en bewustzijn is, die ervoor kan zorgen dat er een hoge ‘emotionele energie’ ontstaat en blijft bestaan. ‘Geforceerde’ rituelen ontstaan wanneer individuen worden gedwongen om een participerende voorstelling neer te zetten. Deze

rituelen zijn met name energie zuigend wanneer deze voortkomen uit het individu zijn of haar eigen motivatie. Er ontstaat een zelfbewustzijn en opzet, in plaats van een ‘natural flow’ (Collins 2004: 53). Een gedeelde focus, aandacht, alsmede spontaniteit en uitgelatenheid, zijn succesfactoren voor een ‘interactie ritueel’. In de woorden van Goffman (1959): het zijn deze laatste factoren die ervoor kunnen zorgen dat de gesprekspartner vrijwillig meewerkt aan het plan van de ander.

Ritme

Een geslaagd gesprek is ritmisch; de één praat wanneer de ander is gestopt met praten, waar een zeer kort tijdsbestek tussen zit. “ Coming in right on the beat as if keeping up a line of music ” (Collins 2004: 69). Wanneer dit patroon wordt gevolgd, ontstaat een hoge mate van solidariteit. Echter, de regels van wie op welk moment praat kunnen op twee manieren worden overtreden. De eerste overtreding ontstaat wanneer twee of meer mensen praten op hetzelfde moment. De tweede overtreding ontstaat wanneer een persoon stopt met praten en de ander niet gelijk hierna start met praten. Dit laatste wordt ook wel een ‘beschamende pauze’ genoemd (Collins 2004: 69). Ook samen lachen is een ritmisch aspect van een micro ‘interactie ritueel’.

Dit is dan ook wat in mijn onderzoek wordt bedoeld met ‘verbale strategieën’. Welk gewenst ritme hanteren de respondenten tijdens gesprekken? Welke redenen hebben zij hiervoor?

(12)

2. Casus en methode

De Bitterballenborrel

De eerste Bitterballenborrel die ik heb bezocht vond plaats in het Mercure Hotel te

Amsterdam. De tweede bezochte Bitterballenborrel was in werkruimte Zaamen, te Haarlem. Deze ruimte was een stuk kleiner. In vergelijking met de tweede bezochte Bitterballenborrel waren bij de eerste borrel aanzienlijk meer mensen aanwezig. Het geschatte aantal

aanwezigen ligt op vijfendertig. Bij de tweede borrel waren ongeveer vijftien personen aanwezig. Het percentage mannen was, net als bij de tweede borrel, iets hoger dan het

percentage aanwezige vrouwen. Hoewel er mensen waren die de borrel individueel bezochten viel mij op dat er bij beide borrels weinig mensen alleen stonden. Zij die alleen kwamen leken vaak al anderen te kennen en sloten zich snel bij anderen aan. Hiermee geef ik aan dat de net gearriveerde mensen niet genegeerd werden, maar aandacht kregen wanneer zij zich

aansloten. Wanneer personen geen bekenden ontmoetten werden zij vrij snel benaderd door iemand die zich los maakte uit een groepje.

Sociale dichtheid en diversiteit

Het was opvallend dat tijdens beide borrels groepen mensen zich vooral rond de bar ophielden. Tussen deze groepjes bestond weinig fysieke ruimte. Ook waren er bij beide borrels twee ‘kringen’ van mensen te zien: een dichte kring rond de bar en een groep mensen hier buiten. Bij deze laatste groepen bestond meer fysieke ruimte. Om de sociale dichtheid van de borrel te bepalen, ben ik gaan kijken naar de manier waarop aanwezigen gebruik maakten van de ruimte en hoeveel ruimte er tussen de aanwezigen was. Hierdoor kon ik zien hoeveel tijd men in elkaars fysieke nabijheid door bracht (Collins 2004). Aangezien bij beide borrels, met name bij de eerste, de meeste aanwezigen zich bevonden in de eerste kring concludeer ik dat de sociale dichtheid hier hoog was. Respondent Frederik beschrijft de groepsvorming als volgt:

“En wat ik het nare bij de Bitterballenborrel vond, en dat is bij heel veel

netwerkborrels het geval, dat staan. Dat staat allemaal op een kluitje! En zo’n Mercure, dat is zooo groot. Ga uit elkaar! Ja, dat je niet eens wat kan halen aan de bar, want ze staan

allemaal aan de bar te leunen en te praten.”

Met de bepaling van de sociale diversiteit, ben ik extra voorzichtig omgegaan. Het feit dat aanwezigen elkaar hartelijk begroeten en elkaars naam noemen, betekent nog niet dat het

(13)

altijd dezelfde personen zijn die naar de Bitterballenborrel komen (Collins 2004). Dit kan bijvoorbeeld ook zijn omdat ze elkaar van andere gelegenheden kennen. Naar aanleiding van een aantal afgenomen interviews kan wel worden geconcludeerd dat de sociale diversiteit niet heel hoog was bij beide borrels. Het zijn vaak dezelfde mensen die naar de Bitterballenborrel komen.

Sociale diversiteit kan ook worden opgevat als diversiteit die te meten valt aan uiterlijke kenmerken. Wordt deze definitie gehanteerd, dan kan geconcludeerd worden dat de sociale diversiteit bij beide borrels juist hoog was. Er waren veel verschillende kledingstijlen te zien. Bij beide borrels droegen de meeste mannen een colbertje met spijkerbroek en leren,

glimmende schoenen. Soms kwam een overhemd en een nette broek voor en in een zeldzaam geval droegen sommige mannen een tweedelig pak. Daarnaast was een aantal heren gekleed in een vest of trui met een ruim zittende broek en droegen ze sneakers. Ook de vrouwen toonden verschillende kledingstijlen. Enkele waren gekleed in een mantelpak, met glimmende, donkere schoenen met een hak. Dit aantal lag hoger bij de eerste borrel. De meerderheid van de vrouwen droeg, bij beide borrels, een donkere spijkerbroek met een donker gekleurde blouse. Ook deze vrouwen droegen over het algemeen donkere schoenen met een hak. Een enkele vrouw droeg grote sierraden met veel kleur, gepaard met jurken in felle kleuren en lippenstift. De meeste vrouwen droegen kleine sierraden, in combinatie met weinig make-up.

Methode

Participerende observatie

Tijdens mijn onderzoek heb ik gebruik gemaakt van twee methoden. De eerste is zojuist naar voren gekomen: participerende observatie. Ik kon zonder toestemming te vragen aan de organisatoren bij de borrels aanwezig zijn. Om twee redenen heb ik gekozen voor een

participerende observatie. De eerste reden is om zelf te aanschouwen welke kledingstijlen de aanwezige deelnemers aan de Bitterballenborrel dragen. Het zou mogelijk zijn geweest om hier achter te komen tijdens de diepte-interviews, maar ik verwachtte dat ik meer en concretere informatie over dit onderwerp zou krijgen door zelf de borrel te bezoeken. De onderwerpen waar ik tijdens het observeren op heb gelet zijn dezelfde die eerder zijn genoemd bij ‘appearance’ van Goffman (1959): haardracht, sieraden, schoeisel en kleurgebruik. Hier heb ik zowel bij mannen als bij vrouwen op gelet.

Daarnaast had ik aandacht voor aankleding, entertainment en service als onderdeel van het beschrijven van de ‘setting’ (Goffman 1959). Het zijn onderwerpen waar ik tijdens de

(14)

interviews op ben terug gekomen.

De tweede reden waarom ik voor mijn onderzoeksmethoden een participerende observatie heb gekozen, is gelegen in het feit dat ik op deze manier hoopte mogelijke respondenten te kunnen spreken. Ik wilde eerst zien hoe bereidwillig de mensen waren om überhaupt met mij te spreken. Mocht dit zo zijn, dan zou ik wat korte, algemene vragen stellen. In het geval een persoon bereid zou zijn om mee te doen aan een diepte-interview op een later tijdstip, zou ik die vraag beter op dat moment kunnen stellen. Deze beschrijving is exact op genoemde wijze verlopen. Niet elke aangesproken persoon wilde op een later tijdstip meewerken aan een interview. Tijdens de eerste bezochte borrel wilden vijf aanwezigen een diepte-interview houden. Ook heb ik tijdens deze borrel met twee mensen een klein diepte-interview kunnen houden. Bij de tweede borrel wilden twee mensen een diepte-interview met me houden. Met vijf anderen heb ik een klein interview mogen houden.

Diepte-interviews

Met één respondent heb ik bij mij thuis een diepte-interview gehouden en een ander sprak ik bij hem thuis. Een andere respondent heb ik telefonisch gesproken. Ook heb ik op een terras afgesproken met respondent. De vijfde en zesde respondent prefereerde hun werkruimte als interview plaats. De zevende persoon heb ik gesproken in een lobby van een hotel. Bij alle interviews was voldoende rust en aandacht aanwezig om mijn vragen te stellen en vertrouwen te bieden.

De respondenten die ik heb geïnterviewd zijn afkomstig uit verschillende werkvelden. De helft bestaat uit mensen die namens een bedrijf of organisatie aanwezig waren bij de Bitterballenborrel. Zij willen een dienst verkopen, zoals een hotelovernachting. De andere helft bestaat uit mensen die een concreet product willen verkopen zoals een website. De meeste respondenten hebben geruime tijd ervaring met het bezoeken van netwerkborrels. Zo konden zij een productieve vergelijking maken tussen de Bitterballenborrel en eerder

bezochte netwerkborrels.

De keuze om diepte-interviews te gaan houden met aanwezigen is voortgekomen uit het doel zoveel mogelijk details, meningen en interpretaties te verzamelen. Dit sluit aan bij de

kwalitatieve vorm van mijn onderzoek. Ik heb mij gericht op woorden in plaats van kwantificering van data (Bryman 2008). Verder is mijn onderzoek ontwerp een case-studie ontwerp. Kort gezegd komt het er bij dit ontwerp op neer dat er een gedetailleerde en intensieve analyse van een enkele ‘case’ wordt weergegeven (Bryman 2008). In mijn onderzoek betreft het de Bitterballenborrel en haar bezoekers. De ‘typische’ kwalitatieve

(15)

methoden van participerende observaties en semigestructureerd interviews sluiten hier goed op aan. Meer specifiek is mijn onderzoek een representatieve of typische case. Mijn doel is om de omstandigheden en condities van een vaak voorkomende situatie in beeld brengen (Bryman 2008). Netwerkborrels lijken steeds meer voor te komen in Nederland en de Bitterballenborrel is een typisch voorbeeld van zo’n netwerkborrel.

Tijdens de interviews heb ik zowel open als gerichte vragen gesteld. De interviews hadden een semigestructureerd karakter, wat inhoudt dat ik van te voren onderwerpen heb bedacht waarover werd gesproken. Aan de hand van deze onderwerpen heb ik vragen gemaakt,

waarbij de volgorde van het stellen van de vragen niet bijzonder relevant was (Bryman 2008). Door open in plaats van gesloten vragen te stellen, hoopte ik aan meer nieuwe informatie te komen. Aangezien mijn onderzoek over vrij specifieke onderwerpen gaat, was het stellen van gerichte vragen dus noodzakelijk. De interviews heb ik, met toestemming van de respondent, opgenomen. Deze diepte-interviews heb ik vervolgens getranscribeerd, om ze daarna per onderwerp te analyseren. De namen in dit onderzoek zijn gefingeerd.

Vanzelfsprekend zal ik de theorie van Goffman (1959), Bourdieu (1992; 1994; 1989; 1984; 1991) en Collins (2004) als leidraad nemen, maar ik ga deze niet testen. Zij vormen de basis voor mijn onderzoek. Het testen van een theorie is een van de belangrijkste criteria van deductief onderzoek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van hypothesen. Ik probeer eerder vanuit een inductieve instelling te komen tot een ‘theorie’ (Bryman 2008). Mijn bevindingen zullen vervolgens na het uitvoeren van mijn onderzoek vooral worden terug gekoppeld aan de genoemde theorieën.

(16)

3. Voordelen bezoek Bitterballenborrel

Directe voordelen

Respondenten geven vier directe voordelen die te behalen zijn op de Bitterballenborrel. Het eerste is direct zaken doen met een aanwezige. De respondenten geven aan dat dit voor hen nauwelijks voorkomt. Dit heeft te maken met een bewustzijn van eigen positie, waar in hoofdstuk drie verder op zal worden gegaan. Een tweede direct voordeel, is het leerproces dat zij op gang kunnen zetten. Zij kunnen leren van de manier waarop anderen hun verhaal vertellen. Ook kunnen respondenten leren van de feedback die zij krijgen op hun eigen

verhaal. Tot slot kunnen respondenten op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Indirecte voordelen

Alle respondenten vinden dat het grootste voordeel van het bezoeken van een netwerkborrel als de Bitterballenborrel gelegen ligt in de toekomst. Het zijn voordelen die niet direct tijdens een borrel worden verkregen, maar op een later tijdstip. Dit kan variëren van een paar dagen, tot een paar maanden. Een later voordeel kan worden verkregen door het ontvangen van een opdracht, of door toegang te krijgen tot het netwerk van de gesproken persoon. Een

basisvoorwaarde voor dit latere voordeel, is het creëren van de zogenaamde ‘gun factor’. Onthouden

Onthouden vormt de basis voor een eventuele, latere ‘gun factor’. Onthouden betekent in dit geval: een negatieve of positieve, blijvende indruk. Veel respondenten merkten dat tijdens de Bitterballenborrel andere aanwezigen elkaar al bleken te kennen. Respondent Simon, één van de organisatoren van de Bitterballenborrel, zegt hierover:

“ Het begint echt een society te worden. ”

Hij bevestigt hetgeen wat ook tijdens de interviews naar voren kwam, namelijk dat bijna elke respondent de Bitterballenborrel al eens eerder heeft bezocht. Het contact kan zodoende worden ‘warm’ gehouden, en mensen spreken elkaar sneller aan. Kortom, het onthouden gaat sneller. Iedere respondent geeft aan dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de andere aanwezige van de Bitterballenborrel hem of haar na afloop heeft onthouden. Dit, uiteraard, met een zo positief mogelijke indruk.

(17)

Gunnen

Juist omdat er veel (vaak dezelfde ) ‘spelers’ op de markt zijn die allemaal een stukje aandacht opeisen, kunnen aanwezigen selectief zijn in hun keuze een ander een opdracht te ‘gunnen’. Gunnen betekent: uit alle mogelijke kandidaten die een opdracht van de respondent hopen te krijgen, of toegang tot zijn of haar zakelijk netwerk vragen, die specifieke persoon kiezen waaraan de respondent dit wil schenken. Hierbij gaat het dus eerst om de indruk die de gesprekspartner van de ander krijgt. Deze indruk ontstaat tijdens de borrel, en het is de

bedoeling dat deze blijvend positief is. Niet elke respondent gebruikt het woord ‘gunnen’. Toch is het duidelijk geworden dat er bij elk van hen sprake is van het selectief kiezen van een persoon die later toegang krijgt tot de respondent zijn of haar netwerk, of die later een opdracht van hem of haar ontvangt. Respondent Simon, commercieel manager van een groot hotel, zegt over het gun aspect:

“ Er komen steeds meer nieuwe hotels bij. Alle hotels zijn bijna hetzelfde, als je nu een nieuw hotel binnenstapt, bijvoorbeeld dit hotel. Tuurlijk zijn wij anders, maar we zijn niet anders, als je begrijpt wat ik bedoel? Ieder hotel heeft kamers met een bed en een badkamer en een televisie dus ja, ‘what’s so special about that’. Ieder hotel heeft natuurlijk zalen, dus ja, je bent niet zo heel bijzonder. ”

Dit eerste aspect van een bewustzijn van eigen positie, is iets wat bij veel andere respondenten tevens naar voren kwam (Bourdieu (1989). Respondenten zijn ervan op de hoogte dat er meer voor nodig is om een positief, blijvende indruk achter te laten. Voor respondent Suzan

betekent dit ‘meer’ dat zij haar verhaal voor haar aanwezigheid tijdens de borrel, op een ‘leuke’ en afwisselende manier brengt.

“ Je wilt iets van elkaar. Maar als je het nou op een leuke manier breng, dan doe je ook gewoon leuke contacten op en dan kun je nu misschien niet iets voor elkaar betekenen, maar later wel. ”

Het eenmalig bezoeken van een netwerkborrel als de Bitterballenborrel kan de ‘gun factor’ teweeg brengen. De indruk die een aanwezige van zichzelf af heeft gegeven, kan zo sterk en positief zijn dat de ander zijn of haar gezicht en verhaal heeft onthouden. Echter, bijna elke respondent geeft aan dat het bij het bezoeken van de Bitterballenborrel niet alleen gaat om het laten ontstaan, maar ook vooral het onderhouden van een relatie. Dit laatste kan worden bewerkstelligd door meer dan één keer de borrel te bezoeken.

(18)

‘Impression management’

Om de kans groter te maken dat respondenten aanwezigen spreken die hen de ‘gun factor’ mogelijk schenken, is het nuttig om van te voren te weten welke personen aanwezig zullen zijn. Tevens kan hierdoor efficiënter gebruik worden gemaakt van de tijd en ruimte van de borrel. Sommige respondenten maken gebruik van ‘impression management’ (Goffman 1959). Zij bereiden zich, in meer of mindere mate, voor op de voorstelling die zij zullen geven in de ‘setting’, namelijk de Bitterballenborrel. Iedere respondent heeft van te voren informatie opgevraagd over de borrel. De helft deed dit door het bezoeken van de website en de andere helft is op de hoogte gebracht door de directe omgeving van de respondent. Hierdoor hebben zij van te voren een beeld kunnen schetsen van het algemene publiek en het doel van de borrel. Op basis van dit zakelijke aspect hebben zij besloten te borrel te bezoeken. Zij die hebben gekozen om te gaan, hebben zich door de opgevraagde informatie kunnen

voorbereiden.

Enkele respondenten gaven aan de aanwezigheidslijst van de Bitterballenborrel te bekijken. Deze lijst staat op de website van de borrel. Hier kunnen geïnteresseerden profielen

aanmaken, waar hun naam, foto en beroepenveld bij staat. Tevens kunnen geïnteresseerden zich aanmelden via de Facebook pagina van de Bitterballenborrel, waar ook een

aanwezigheidslijst vermeld staat. Die respondenten die aangaven dit op te vragen, kijken dan vooral naar het beroepenveld waaruit iemand afkomstig is. Zodoende kunnen zij van te voren bepalen wie zij willen spreken. Echter, dit zeiden ze niet te doen om ‘ongemakkelijke

situaties’ te voorkomen, maar om efficiënter de borrel te benutten (Goffman 1959). Zij proberen zich wel voor te bereiden op de te verwachte rol die zij gaan spelen. Wanneer ‘efficientie’ de definitie van de situatie is die de toekomstige gesprekspartners ook zullen definieren, krijgen respondenten controle over deze situatie (Goffman 1959).

Een respondent die verder is gegaan met het opvragen van specifieke informatie, is Suzan. “ En dan is het heel raar als je elkaar de volgende keer ziet en je herkent die persoon niet meer hekent. Dus ik print de lijsten altijd uit en ik ga aantekeningen erbij maken. En dan voor een volgende keer, toch weer proberen dat gezicht weer omhoog te halen. ”

Zij probeert juist door het onthouden ervoor te zorgen dat ongemakkelijke situaties worden vermeden. De kans wordt hierdoor groter dat er een overeenkomstige definiëring van de ‘situatie’ tot stand komt (Goffman 1959).

(19)

Reflectie

Ook ik, als onderzoeker, heb gebruik gemaakt van ‘impression management’ (Goffman 1959). Toen ik er er achter kwam dat de Bitterballenborrel een open netwerkclub is die elke week in Nederland wordt gehouden, heb ik besloten deze ‘setting’ mijn onderzoeksonderwerp te laten worden. Juist doordat de Bitterballenborrel voor ieder persoon uit elk werkveld toegankelijk is en de borrel ook als zodanig wordt bezocht, verwachtte ik verschillende kledingstijlen en presentaties tegen te komen. Dit, in tegenstelling tot branche gerelateerde borrels, waarbij het over het algemeen gebruikelijk is dat iedereen in een bepaalde kledingstijl komt. Om een beter beeld van deze zelfpresentaties te krijgen, ben ik Youtube filmpjes van eerdere Bitterballenborrels gaan bekijken. Ook ben ik de online profielen met bijbehorende foto’s gaan bekijken, zodat ook hierdoor duidelijk werd wat voor een zelfpresentaties ik kon verwachten. Met name door het bekijken van de filmpjes kreeg ik een goed beeld van de kledingstijlen die aanwezigen dragen. Concreet is dit dan ook de vorm van ‘impression management’ die ik heb toegepast op mijn eigen presentatie. Dit heb ik gedaan om mijzelf niet op te laten vallen. Omdat de borrel bedoeld is voor ‘zakelijk sparren’, heb ik me dan ook ‘zakelijk’ geprobeerd te kleden (Bitterballenborrel 2014). Mijn vermoeden was dat ik

hierdoor minder zou opvallen. Ik heb gekozen voor donkere kleren, ik heb mijn haar

opgestoken, parfum gespoten en make-up op gedaan. Een gevolg hiervan zou kunnen zijn, dat aanwezigen eerder geneigd waren een gesprek met mij aan te willen gaan. Wel heb ik er voor gezorgd dat ik mijzelf prettig voelde in de kleding die ik aantrok. Ik verwachtte dat de

onzekerheid en onwennigheid die ik uit zou stralen wanneer ik kleding uitkoos die juist de aandacht zou vragen, te merken zou zijn bij de aanwezigen. Ook dit kon de gesprekken in de weg staan. Het zou ongemakkelijke situaties kunnen creëren (Goffman 1959).

Verder kwam ik, na het bezoeken van mijn eerste Bitterballenborrel, er achter dat alle aanwezigen visitekaartjes bij zich droegen. Deze wisselden zij continu uit. Sommige aanwezigen vroegen na een gesprek mijn visitekaartje. Respondent Frederik:

“ Bij de Bitterballenborrel is het gewoon dat je zoveel mogelijk ondernemers boeit. En met je kaartje, dat je daar iets mee gaat doen. ”

Omdat het krijgen van vertrouwen van aanwezigen van de borrel zeer bepalend was voor de informatie die zij mij wilden verschaffen, verwachtte ik dat een visitekaartje dit vertrouwen kon versterken. Door het bieden van dit vertrouwen zou de kans groter kunnen worden op een zelfde definiëring van de ‘situatie’ van de borrel (Goffman 1959). Op dit kaartje stond mijn

(20)

naam, telefoonnummer, functie en e-mailadres. Ik merkte dat dit wederzijds uitwisselen als aangenaam door mijn gesprekspartners werd beschouwd.

(21)

4. Een eigen, zelfverzekerd gevoel

Strategie 1: vaker gaan

In hoofdstuk drie is naar voren gekomen dat het reeds ‘kennen’ van een persoon bij een volgende Bitterballenborrel ervoor kan zorgen dat een relatie kan worden onderhouden. Doordat aanwezigen al eerder met een persoon hebben gesproken, wordt het tevens voor hen makkelijker op deze persoon af te stappen. Dit was tevens wat mij opviel tijdens mijn

participerende observatie van beide borrels: veel aanwezigen leken bepaalde personen al te kennen. De drempel om de ander, welke normaal gesproken een nog onbekend persoon is, aan te spreken is hierdoor een stuk lager.

Een ander gevolg van het kennen van aanwezigen van de Bitterballenborrel, is dat een aanwezige niet, of minder lang, alleen hoeft te staan in de ‘setting’. Bijna alle respondenten vonden het een onaangename ervaring om dit laatste te moeten doorstaan. Respondent Jan: “ Ik denk dat het dan de sociale angst is die je dan hebt. Dat je uitgestoten wordt, of dat je gezien wordt, in ieder geval als niet bij de groep horend. ”

Deze angst wordt ook, zij het in mindere mate, bevestigd door andere respondenten. Dit sluit aan bij de sociale druk die Collins (2004) noemt bij zijn beschrijving van sociale dichtheid.

Strategie 2: metgezel

Een andere manier om niet alleen te hoeven staan tijdens de Bitterballenborrel en dus dit onzekere gevoel te voorkomen, is om met een ander persoon te gaan. Ongeveer de helft van de respondenten geeft aan dit te doen. Ook dit viel op tijdens mijn participerende observatie. De keuze om alleen of gezamenlijk de borrel te bezoeken, had in eerste instantie met een praktische reden te maken. Namelijk: de bereidheid van kennissen, vrienden, of collega’s om mee te gaan. Toch gaf het merendeel van de respondenten aan meer voordelen te zien in het gezamenlijk bezoeken van de Bitterballenborrel. De meest gehoorde reden voor deze strategie, was het helpen van elkaar. Hiermee wordt bedoeld, dat de respondenten hun metgezel, en andersom, kunnen doorverwijzen naar diegene waar de respondent mee heeft gesproken. Uiteraard, wanneer dit zakelijk gezien interessant is. Hierdoor worden meer

mensen gesproken in dezelfde tijd, dan wanneer men alleen de borrel betreedt, is de gedachte. Van ‘individu’ naar ‘personage’

Respondenten bleken verschillende opvattingen te hebben over de mate van sociale dichtheid 21

(22)

en sociale diversiteit die zij het prettigst vinden (Collins 2004). Het is volgens de meeste respondenten belangrijk dat er rond de dertig mensen zijn. Immers; hierdoor is de kans groter dat zij zoveel mogelijk nieuwe mensen leren kennen. Zo vond bijna ieder gesproken persoon die aanwezig was bij de borrel in Haarlem, dat deze opkomst zeer laag was. De grotere opkomst van de eerste borrel werd door de meesten als positief gezien. Op de Facebook pagina van de Bitterballenborrel laat een geïnteresseerde weten te twijfelen om de Bitterballenborrel in haar woonplaats te bezoeken. Haar twijfel komt doordat velen op vakantie zijn, waar ze “ even moed voor moet verzamelen ” (Facebook 2014). Dit wordt bevestigd door de gesproken aanwezigen van de borrel. Moe zijn, ‘even niet lekker in je vel zitten’, of geen zin hebben, waren gevoelens waar zij soms tegen aan liepen wanneer zij van plan waren de Bitterballenborrel te bezoeken. Sommigen zetten zich hier overheen door alsnog te gaan, daar waar dit voor anderen soms een reden was niet te gaan.

“ We come into the world as individuals, achieve character, and become persons ” (Goffman 1959: 20).

Respondenten zijn, voordat zij de borrel betreden, individuen, welke in dit geval gevoelens van vermoeidheid, aversie of andere vormen van weerzin hebben (Goffman 1959). Echter, zij die besluiten desondanks de borrel wel te betreden, besluiten een personage te laten ontstaan. Dit karakter, zo zal blijken, is het spelen van een zelfverzekerde rol. Of dit kan worden

beschouwd als een persoon, wordt beoordeeld en bepaald door het publiek. Dit heeft te maken met geloofwaardigheid.

Doordat er meer mensen naar de borrel gaan, ontstaan er meer groepjes. Dit noemen

verschillende respondenten ook wel ‘kliekjes’ en dit wordt als een zeer negatief aspect gezien. De reden hiervoor is dat de drempel om mensen die zich in ‘kliekjes’ bevinden aan te

spreken, een stuk hoger ligt. Groepjes vertonen vaak een ‘gesloten’ opstelling. Dit heeft onder andere te maken met oogcontact en lichaamshouding, iets waar laterop zal worden terug gekomen. Bijna elke respondent heeft de voorkeur voor gesprekken met een persoon, in plaats van met meerderen. Respondent Suzan:

“ Want je hoeft niet iets te onderbreken. En als je onderbreekt dan, tenminste voor mijn gevoel dan, ben je al een beetje een soort van storende factor. ”

Tot slot kan volgens respondent Peter eerder een leuk gesprek ontstaan, wanneer er op een alleenstaand persoon wordt afgestapt. Hierdoor wordt volgens hem de borrel ook gezellig.

(23)

Strategie 3: op anderen afstappen, individuen

De in hoofdstuk drie genoemde angst om alleen te komen te staan en de onzekerheid die hiermee gepaard gaat, vormt een extra motivatie om zelf het initiatief te nemen op een ander af te stappen. De drang om maar niet alleen te staan en daardoor sneller contact te zoeken met een ander persoon, komt overeen met wat Collins (2004) ‘geforceerde rituelen’ noemt. Zij worden vanuit hun eigen motivatie aangezet om zich ‘enthousiast’ in een ‘interactie ritueel’, oftewel een gesprek, te mengen. Deze motivatie kan worden omschreven als een onzeker gevoel. Hierdoor nemen ze nemen de leiding. Er is sprake van een zelfbewustzijn en opzet.

Definitie van de situatie: relaties, efficiëntie, bewustzijn

Wat uit het voorgaande kan worden geconcludeerd, is dat respondenten een overeenkomstige definitie van de ‘situatie’ van de Bitterballenborrel geven (Goffman 1959). De eerste is dat de borrel een plek is waar relaties moeten worden onderhouden. Door vaker de borrel te

bezoeken, kunnen volgens de respondenten de meeste zakelijke voordelen worden behaald. Daarnaast is het een plek, waar tijd en ruimte zo efficiënt mogelijk moet worden benut. Tot slot beschouwen de meeste respondenten de borrel als een plaats waar iedereen op elkaar let en waar aanwezigen zich bewust zijn van elkaars houding. Door deze definitie proberen respondenten in de woorden van Goffman (1959) ‘controle over het publiek te krijgen waarvoor het speelt’. De impressie die zij in ieder geval van zich af willen geven, is iemand die bij de rest van de aanwezigen hoort, en niet als iemand die een buitenstaander is. Door het toepassen van de (non)verbale strategieën die deze definitie afgeven, kan ervoor worden gezorgd dat de ander vrijwillig meewerkt met het plan van de respondent (Goffman 1959).

(24)

5. Indrukken ontvangen en afgeven

Wat uit voorgaande kan worden afgeleid, is dat twee factoren een rol spelen in de voordelen die de Bitterballenborrel voor respondenten heeft, alsmede de fysieke nabijheid waarin zij verkeren tijdens dit evenement. De eerste is: een praktisch aspect, waarbij tijd, ruimte en efficiëntie, kenmerkend zijn voor de strategie die geïnterviewden hanteren. De tweede is: een eigen gevoelsaspect, welke automatisch gepaard gaat met indrukken. Ervoor zorgen dat de andere aanwezige(n) de respondent onthoudt, staat hier centraal. Om inzicht in te verkrijgen in dit laatste, is het belangrijk een uiteenzetting te geven van de facetten waar respondenten andere aanwezigen mee beoordelen en selecteren. Hiermee wordt duidelijk hoe zij bepaalde aanwezigen van de Bitterballenborrel onthouden.

Doordat de Bitterballenborrel geen branche-gerelateerd evenement is, is er geen algehele dresscode. Dit is dan ook de reden dat iedere aanwezige schijnt aan te trekken waarvan hij of zij denkt dat dit de juiste kledingstijl voor de borrel is. Het proces van het selecteren van een gesprekspartner verloopt op verschillende manieren naar gelang de sociale dichtheid. Immers, de mogelijkheid om te selecteren op uiterlijke kenmerken is een stuk hoger wanneer men voor een kortere tijd in elkaars fysieke nabijheid verblijft. Men hoeft minder in beweging te komen voor het vinden van (vaak) meerdere gesprekspartners. Respondent Jan:

“Dat is toch vaak als je binnenkomt. Of als er wat meer afstand is, maar als het eenmaal begint te lopen dan ben je vaak al in gesprek. ”

Strategie 4: ‘verzorgd’ en ‘goed gekleed’

Zoals gezegd hanteren veel respondenten een benaderingsstrategie waarbij zij individueel op een ander persoon afstappen. Ieder respondent heeft een voorkeur voor aanwezigen die alleen staan. Daarnaast denkt respondent Jan dat de persoon die alleen staat opgelucht zal zijn, wanneer hij of zij benaderd zal worden.

“ Het is in ieder geval zo; je kunt profiteren van de opluchting die het bij de ander brengt als je daar naar toe gaat. Profiterend klinkt zo berekenend, maar gewoon, dat beiden daar profijt van hebben. ”

Dit proces van selecteren begint bij uiterlijke kenmerken. Een duidelijke ‘afknapper’ van een aanwezige, is wanneer hij of zij er ‘onverzorgd’ uit ziet. Deze indruk vindt in eerste instantie plaats voordat er sprake is van interactie. Onder ‘onverzorgd’ schaart bijna elke respondent:

(25)

geen schone handen of nagels, een nare aroma en haar dat niet in model zit. Verder noemen sommige respondent het hebben van vlekken in kleren tevens als onverzorgd. Deze aspecten zijn voor veel respondenten een reden om niet op een persoon af te stappen. Respondent Frederik:

“ Dat ik bij mezelf denk: a, je ziet er niet uit. Of heel ordinair, of gewoon te bloot, of niet goed gekleed, laat ik het zo zeggen. Dat stoot mij af. Daar zou ik niet op afgaan. ” Personen die deze kenmerken vertonen, kunnen in de woorden van Goffman (1959) als ongeloofwaardig worden beschouwd.

Onder ‘goed gekleed’ worden verschillende dingen verstaan. Het betekent niet voor elke respondent hetzelfde als een ‘verzorgd’ uiterlijk. Ook is dit voor niet iedere respondent een reden om niet op de desbetreffende persoon af te stappen. Respondent Imke vindt dat een ‘slordige’ kleding stijl niet kan tijdens een netwerkborrel als de Bitterballenborrel. Zij vindt dat door je op een ‘juiste’ manier kleden je jezelf en de ander serieus neemt. Een mantelpakje voor vrouwen vindt zij de ‘juiste’ vorm.

“ Ik vind, een bepaalde kleding en een bepaalde klasse en een bepaald respect naar je gespreksgenoot mag wel een beetje. Dus denk niet alleen aan jezelf, maar weet ook hoe je je presenteert. Van: niet iedereen vindt dat leuk en niet iedereen neemt je dan serieus.” Wanneer je iets van een ander wilt, moet je je kleding daarop aanpassen, zegt ze. Een tegenovergestelde mening hierover heeft respondent Tom. Ook al vindt hij dat jezelf ‘verzorgd’ kleden wel een pluspunt is tijdens het presenteren, toch is hij van mening dat de kleding die iemand draagt afhankelijk is van het bedrijf waar hij of zij in werkzaam is. Een ‘casual’ kleding stijl is daarom voor hem acceptabel. De meeste respondenten zijn het eens met de opvatting dat de kleding die iemand draagt afhankelijk is van het bedrijf waar deze persoon voor werkt.

Toch komt het, zeker met een hoge sociale dichtheid, vaak voor dat een persoon met een ‘onverzorgd’ uiterlijk bij een groepje komt staan waar de respondent al deel vanuit maakt (Collins 2004). Dat hier tegenstrijdige indrukken plaatsvinden, wordt uitgelegd in paragraaf: ‘appearance’ en ‘manner’ (Goffman 1959).

De genoemde kenmerken ‘verzorgd’ en ‘onverzorgd’ kunnen worden beschouwd als representaties (Bourdieu 1989; 1984). In de woorden van Bourdieu (1989; 1984) zijn dit smaak verschillen, die ervoor zorgt dat mensen die deze kenmerken vertonen als ‘anders’

(26)

worden beschouwd (Ritzer 2012). Hoewel niet elke respondent kan specificeren welke indruk of gedachte hij of zij krijgt van mensen die deze representaties uitvoeren, noemen sommigen dit ‘onprofessioneel’, ‘niet zakelijk’, of ‘niet serieus’. Respondent Simon:

“ Als er een sales manager tegenover mij zou staan met een vies overhemd aan, dan heb ik daar eigenlijk al geen vertrouwen meer in. ”

De persoon die deze respondent beschrijft, is niet in staat controle te krijgen over het publiek waarvoor hij speelt (Goffman 1959).

Iemand die er in de ogen van de respondenten ‘onverzorgd’ uitziet, maakt een slechte eerste indruk op de respondent. Hij of zij wordt op basis van dit criterium dan ook niet lang

onthouden. Respondenten passen dan ook de basis elementen van een ‘verzorgde’ indruk: schone handen, nagels, haar en geen nare aroma’s, op zichzelf toe.

Definitie van de situatie: zakelijk, serieus, professioneel, rekening houden, vertrouwen De zojuist beschreven personen definiëren de situatie van de Bitterballenborrel kennelijk op een andere manier dan de respondenten doen. Hier kan worden geconcludeerd dat het uiterlijk van aanwezigen, enige vorm van zakelijk vertrouwen moet bieden. Het vormt het startpunt voor het meewerken aan het plan dat respondenten voor ogen hebben (Goffman 1959). Respondent passen allen ook zelf het ‘verzorgd’ criterium op henzelf toe, wat ervoor zorgt dat er een eenduidige definitie van de ‘situatie’ van de borrel is onder de respondenten. Dit

betekent dat de borrel wordt beschouwd als een plek waar zakelijkheid, professionaliteit en een mate van serieusheid, voorop staan. Ook hier komt het zo efficiënt mogelijk gebruik maken van tijd en ruimte naar voren: op basis van verschillen in uiterlijk, worden gedachten en meningen gevormd, welke altijd een zakelijk aspect hebben. Deze bepalen of de

respondent wel of niet op de desbetreffende persoon zal afstappen, wanneer hier ruimte voor is. Tevens is uit dit beoordelingscriterium gebleken dat respondenten vinden dat er in enige mate rekening moet worden gehouden met de verwachtingen die zij door middel van hun uiterlijk kunnen opwekken bij anderen.

Aan de hand van deze vier strategieën kan nu worden geconcludeerd dat er een ‘interactional modus vivendi’ is met betrekking tot de afgestemde definities, die respondenten aan de Bitterballenborrel geven (Goffman 1959: 9).

(27)

Strategie 5:‘jezelf’ zijn / een rol spelen

Wat mij opviel bij de informatie die ik heb gekregen van respondenten, is dat ‘jezelf zijn’ heel erg belangrijk is voor het betreden van een netwerkborrel als de Bitterballenborrel. Echter, ‘jezelf’ zijn betekent volgens de respondenten niet dat je niet aanpast aan de verwachte ‘setting’ van de Bitterballenborrel (Goffman 1959). Dit zou bijvoorbeeld betekenen dat de kleding die de respondent voor dat moment aantrekt, puur en alleen gekozen is op basis van hoe hij of zij zich op dat moment voelt. Enigszins proberen te voldoen aan verwachtingen van anderen is onderdeel van het betreden van de Bitterballenborrel. ‘Jezelf zijn’ betekent dus niet jezelf niet anders voordoen dan je bent: het vergt wel degelijk aanpassing. Voor respondent Suzan betekent ‘jezelf’ zijn:

“ Dat is dat je niets in je uitstraling laat zien dat je onzeker bent. Je voelt je gewoon lekker op je gemak. Je durft een grapje te maken en het maakt je helemaal niet uit of een ander het grappig vindt. ”

Dit komt overeen met wat Goffman (1959) over het ‘zelf’ zegt in Presentation of Self in Everyday Life, namelijk dat individuen altijd ‘maskers’ dragen. Er is geen ‘zelf’, maar slechts een ‘masker’ die representeert wat individuen willen zijn. De inhoud van dit masker verschilt per situatie.

Ook is het volgens veel respondenten belangrijk dat een aanwezige zich prettig voelt in zijn of haar kleding. Maar ook hier zijn grenzen aan verbonden, namelijk dat de kleding ook hier een ‘verzorgde’ indruk moet geven. Voor de een betekent dit dat een overhemd en sneakers genoeg is, voor de ander betekent dit het niet dragen van een spijkerbroek voor de vrouw. ‘Jezelf zijn’ betekent vooral: zelfvertrouwen uitstralen. Iemand kan wel zichzelf zijn, maar geen zelfvertrouwen uitstralen. Dit laatste is dus een noodzakelijkheid, het eerste dan niet. Het zelfverzekerde personage of ‘figuur’, wordt de persoon die respondenten willen zijn, wanneer hij of zij de borrel betreedt. De beoordeling van wat als een persoon wordt beschouwd, ligt puur bij het publiek van de Bitterballenborrel. Respondent Peter:

“ Dat wordt door anderen beoordeelt ja. Kijk, ik kan van mezelf denken ja ik ben wie ik ben, en wat je nu ziet dat ben ik. Ja, mijn goede vriend is er altijd bij, en als hij zou zeggen wat sta je nou rare verhalen te vertellen, dan neem ik dat ook helemaal aan als hij dat zegt. ”

Een ander interessant voorbeeld van de betekenis die respondenten aan ‘jezelf zijn’ geven, is het verhaal wat een fotografe me vertelde tijdens de Bitterballenborrel te Haarlem. Zij zag

(28)

zichzelf als merk en wilde zich ook als zodanig kleden. Ze droeg op dat moment een jurk met een hoop kleuren, een kort gekleurd kapsel en opvallende sierraden. Haar kledingstijl past ze nooit aan per netwerkborrel, zo vertelde ze me. Ondanks deze ‘personal branding’ methoden, overtuigde ze me dat ze altijd zichzelf is (Ligtvoet 2014). Waar dan ook. Het masker

‘personal brander’ representeert bij deze vrouw het beeld dat zij van zichzelf heeft gevormd (Goffman 1959). Het is een rol waar zij naar streeft. Het vormt een ‘tweede natuur’. Echter, in tegenstelling tot Goffman (1959), die duidelijk maakt dat ieder individu een ander masker draagt per situatie, wordt uit dit voorbeeld duidelijk dat deze vrouw altijd het masker ‘personal brander’ draagt.

“ In a sense, and in so far as this mask represents the conception we have formed of ourselves—the role we are striving to live up to—this mask is our truer self, the self we would like to be. In the end, our conception of our role becomes second nature and an integral part of our personality ” (Goffman 1959: 19-20).

Op de vraag of respondenten het gevoel hebben dat zij of anderen een rol (Goffman 1959) spelen, wordt door de meesten bevestigend geantwoord. Respondent Jan:

“ Ja een beetje een rol is het natuurlijk wel ja. Je betreedt toch een beetje een

gemeenschappelijk podium. Gemeenschappelijke ruimte, waarin je het met elkaar moet doen. En ja, er is een voortdurend aanpassen en accommoderen van de ander. ”

Aanpassing kan bijvoorbeeld worden aangebracht door niet constant hetzelfde verhaal aan iedere aanwezige te vertellen. Ook hier is het belangrijk dat men wel ‘zichzelf’ blijft.

“ Als ik een grap hoor van iemand en ik vind die echt niet grappig, ja dan ga ik er ook niet om lachen, zo ben ik dan ook wel weer. Maar je moet wel altijd jezelf blijven hoor, haha. Kijk en je wilt ook altijd een bandje opbouwen, ” zo zegt respondent Imke.

Dit fragment laat zien dat het zakelijke, lange termijn perspectief altijd op de achtergrond speelt bij het presenteren. Verder geeft het aan wat de meeste respondenten vinden: een rol spelen is het tegenover gestelde van ‘jezelf zijn’. Echter, uit voorgaande hoofdstuk kan ‘jezelf zijn’ wel degelijk worden opgevat al zijnde hetzelfde als het uitvoeren van een rol. Aanpassen aan de ‘setting’ is noodzakelijk (Goffman 1959). Zij die zich niet hieraan aanpassen, worden als ongeloofwaardig beschouwd.

Voor respondent Imke betekent dat het opbouwen van een ‘bandje’ dat aanwezigen soms over

(29)

hun persoonlijke voorkeuren moeten stappen. Sommige respondenten herkennen het wanneer een andere aanwezige van de borrel een rol speelt. Voor respondent Peter betekent dit:

“ Iemand die iets staat op te voeren. ”

Dit komt overeen met de mening van respondent Suzan. Zij zegt:

“ Ik denk de mensen die echt een pitch hebben waarvan je voelt dit is gewoon je pitch, zo vertel je het letterlijk, gewoon letterlijk, dat die echt een rol spelen, want dan is het

inderdaad gewoon je script. ”

Verder vindt respondent Peter dat rollen herkenbaar zijn aan ‘onwennig’ gedrag. Rol herkenning

Hoewel bijna elke respondent erkent dat hij of zij, alsmede andere aanwezigen van de borrel, een rol spelen, is het de mate waarin dit wordt herkend bij anderen, die een negatief, blijvende indruk achter laat. Deze ‘mate’ wordt bepaald door een gebrek of te veelheid aan

zelfvertrouwen. Niet elke respondent beschrijft een persoon met deze kenmerken al zijnde het spelen van een rol, maar uit de beschrijving die zij eerder in de interviews geven aan rol kan worden gesteld dat dit wel degelijk hetzelfde is. Zelfvertrouwen is hier de bepalende factor. Voor respondent Simon betekent het spelen van een rol:

“ Vanuit het gebrek aan zelfvertrouwen, jezelf meer zelfverzekerd voor te doen. ” Zelfverzekerdheid, zelfvertrouwen: negatief blijvende indruk

Een ‘verzorgde’ indruk is te observeren door puur uiterlijke kenmerken en is een reden om al dan niet contact aan te gaan met een aanwezige. Ook is gebleken dat een ‘onverzorgde’ of ‘verzorgde’ indruk tegenovergestelde indrukken teweeg kunnen brengen, wanneer er al interactie plaatsvindt. Zelfvertrouwen blijkt de tweede indruk te zijn waar respondenten anderen op selecteren en beoordelen. Deze indruk komt vaak pas tot stand komt bij interacties tussen twee of meer personen.

‘Onzeker’ is de eerste negatief, blijvende indruk die respondenten hieraan koppelen. Er is te weinig zelfvertrouwen. Het wordt regelmatig in verband gebracht met oordelen en kenmerken als: ‘hakkelen en stoten’, ‘laag niveau’, ‘gebrekkig’, ‘zwak’, ‘stumper’, ‘onwennig’. Dit komt overeen met de definitie die Collins (2004) hanteert van lage ‘emotionele energie’. Een te grote zelfverzekerdheid, vormt de tweede negatief, blijvende indruk. Het wordt ook wel in verband gebracht met ‘hijgerig’, ‘opscheppen’, ‘grootspraak’, ‘teveel over zichzelf vertellen’,

(30)

of ‘teveel aan het woord’. In tegenstelling tot het criterium ‘verzorgd’, komt de onzekere indruk vaak pas tot stand wanneer de respondent al bij een groepje staat. De onzekere persoon sluit zich vervolgens bij dit groepje aan, of maakt er al deel vanuit. Door deze hoge sociale dichtheid, wordt de respondent min of meer gedwongen enigszins aandacht aan hem of haar te besteden. Een ander verschil met het selectiecriterium ‘verzorgd’ of ‘onverzorgd’, is dat aan een zelfverzekerde indruk meer oordelen worden gegeven.

Naast indrukken die tegenstrijdige gedachten opbrengen, zijn er ook respondenten die aangeven indrukken te kunnen krijgen die verder gaan dan ‘verzorgd’ of zelfverzekerd. Dit zijn categorieën van werkvelden. Hierover zal de volgende paragraaf gaan. Ook hier is het opvallend dat ‘onzeker’ of te weinig zelfvertrouwen de basis vormen voor deze categorieën. Zelfverzekerd: herkenning, sociale afstanden

Ondanks het bewustzijn over tegenstrijdige indrukken, geven sommige respondenten aan dat verwachtingen die zij krijgen van andere aanwezigen zo sterk zijn dat zij het werkveld van de ander kunnen herkennen. In enkele gevallen gaat het hier puur om houding en kleding, maar in de meeste gevallen gaat het om een combinatie van deze factoren met spreekvaardigheden. Dat ook dit wel eens verkeerd gaat benoemt respondent Peter:

“ Dat ik dus een hele mooie pitch sta te houden en dan blijkt het dus dat ik tegen een werkloze sta te praten en dan denk ik: dat is zonde van m’n tijd geweest. En dan ben ik niet boos ofzo, maar dan neem ik gewoon afscheid en dan ga ik weer naar iemand anders toe, maar dan heb ik wel zoiets van dat is wel zonde van m’n tijd. ”

Juist dit tijdsaspect is belangrijk voor een netwerkborrel als de Bitterballenborrel, omdat respondenten binnen korte tijd zoveel mogelijk aanwezigen willen spreken.

De categorieën die sommige respondenten zeggen te kunnen herkennen, ontstaan uit ‘categories of perception’, een schema van classificatie (Bourdieu 1989: 20). Deze categorieën zijn in dit geval: werkvelden (Bourdieu 1998; 1989). Respondent Jan: “ Ik hoef het misschien niet perse mooi te vinden, maar ja, er zijn wel hele categorieën. Het gaat misschien meer om de nee, dan om de ja, zeg maar. ”

Als voorbeeld van een ‘nee’ noemt hij de ‘artistiekerige types’. Toch geeft hij aan dat hij voorzichtig wil omgaan met deze ‘herkenning’.

‘Habitus’ maakt volgens Bourdieu (1984; 1991) onderscheidingen. Zij met dezelfde

(31)

voorwaarden van bestaan, hebben dezelfde voorkeuren, waarderingen en gedragingen en maken dezelfde onderscheidingen. Het is opvallend hoe sterk sommige respondenten aan de hand van een combinatie van kleding, houding en gesprekstechnieken het werkveld van een persoon kunnen herkennen. Verder is het opvallend dat hier een duidelijke mening over bestaat. Kleding, taal en houding kunnen hier worden gezien als vormen van smaak verschillen (Bourdieu 1984). Deze hoeven niet perse met elkaar samen te hangen om een categorie aan te kunnen brengen. Twee respondenten geven aan op basis van kleding en houding dit ‘al’ te kunnen doen. Smaak verschillen zijn een uiting van ‘sociale afstanden’ (Bourdieu 1989: 17).

De categorieën van werkvelden die uit mijn verkregen materiaal zijn te onderscheiden, zijn: ‘sales’, Zelfstandigen Zonder Personeel (ZZP’ers), werkelozen, hotellerie, artistiek. Bij alle respondenten die hebben aangegeven categorieën te kunnen herkennen, vindt herkenning plaats voordat de desbetreffende persoon kenbaar heeft gemaakt uit welk vakgebied hij of zij afkomstig is. Voor respondent Simon, die commercieel manager van een groot hotel is, is het observeren van kleding al voldoende. Doordat een andere aanwezige man, andere kleding draagt dan een tweedelig pak, weet hij dat diegene niet afkomstig uit zijn werkveld: de hotellerie, is.

“Afgetrapte spijkerbroek met afgetrapte sneaker en een t-shirtje. Dat laatste zou ik, en dat mag natuurlijk niet, maar dat zou ik persoonlijk eerder links laten liggen. Zo’n persoon zou ik minder snel op afstappen. ”

In dit geval gaat het niet zozeer om een ‘onverzorgd’ uiterlijk, die bepaalt of hij op de persoon afstapt, maar eerder om het bedrijf dat hij representeert.

“ Wat hij representeert is denk ik, en dat is echt een vooroordeel en een aanname, is denk ik minder interessant. ”

Het gaat dus puur om de vraag of een persoon op zakelijk gebied iets kan betekenen. Door de vermeende herkenning kan de respondent ervoor kiezen tijd en ruimte efficiënter te benutten. In tegenstelling tot ‘verzorgd’ en ‘onverzorgd’ gaat het in dit geval minder om persoonlijke voorkeuren. Ook respondent Peter zegt door alleen het observeren van mensen hij

‘werkelozen’ kan onderscheiden van ‘niet werkelozen’. Hij zegt:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

- Vrouwelijke burgemeesters tenderen meer naar de sociale kant van het ambt, mannen meer naar de kant van planning/control en ordening. - Meer dan mannelijke burgemeesters

In de enquête is aan de scholen waarbij doordecentralisatie van financiële middelen voor nieuwbouw heeft plaatsgevonden (in ons onderzoek 34 PO scholen en 32 VO.. scholen) de

Zij is verbonden aan de katholieke hogeschool Vives in Kortrijk en stond binnen het project Ouders als Onderzoekers onder andere in voor het ondersteunen van

Het zijn principes waar kinderen van nature meesters in zijn en waar wij als volwassene voor kunnen kiezen. En het zijn de principes waarmee u uw kapitaalbronnen met elkaar

Dokter Toon Delva van de geheugenkliniek in het Jessa Ziekenhuis van Hasselt bevestigt: "Wie zijn brein stimuleert, verkleint de kans op dementie."Ilse CLEEREN Volgens

Als je oneindig vaak de rand van een cirkelvormig blaadje naar een gegeven stip (zie pijltje in Figuur 8) binnen de cirkel vouwt, dan ontstaat er binnen de cirkel een vlakdeel

stellen, dat sommige groepen het Nederlanderschap niet willen, zoals de Molukkers. Het betreft overigens een relatief kleine groep. Daartegen is onder meer van VVD-zijde