• No results found

Steunogram 2.0 : in kaart brengen van krachten van het netwerk van licht verstandelijk beperkte jongeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Steunogram 2.0 : in kaart brengen van krachten van het netwerk van licht verstandelijk beperkte jongeren"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERTHESE Steunogram 2.0

In Kaart Brengen van Krachten van het Netwerk van Licht Verstandelijk Beperkte Jongeren

Datum: 24 augustus 2015

naam student: Jessica Dames studentnummer: 10013288

afstudeerrichting: Klinisch Ontwikkelingspsychologie naam UvA begeleider: Dr. Annematt Collot-d’Escury naam tweede beoordelaar: Brenda Jansen

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Steunogram 2.0, In kaart Brengen van Krachten van het Netwerk van

Licht Verstandelijk Beperkte Jongeren’. Een onderzoek gehouden onder experts gespecialiseerd

op het gebied van licht verstandelijke beperking. Deze scriptie is geschreven in het kader van

mijn afstuderen aan de opleiding Klinische Ontwikkelingspsychologie aan Universiteit van

Amsterdam (UVA).Van augustus 2014 tot en met augustus 2015 ben ik bezig geweest met het

onderzoek en het schrijven van deze scriptie.

Deze scriptie is geschreven in opdracht van Talant Heerenveen, een instelling die langdurig

begeleiding biedt voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Samen met mijn

stagebegeleider, Annematt Collot-d’Escury, heb ik de onderzoeksvraag bedacht. Het onderzoek

wat ik heb uitgevoerd was lastig, maar na uitvoerig onderzoek heb ik de onderzoeksvraag kunnen

beantwoorden. Gelukkig stonden mijn stagebegeleider Annematt en mijn begeleiders vanuit

Talant, de heren J. Jacobsen, S. Wymenga, en R. Tap, klaar voor mij. Zij waren nooit te beroerd

om mee te denken en mee te helpen.

Bij deze wil ik graag mijn begeleiders bedanken voor de fijne begeleiding en ondersteuning tijdens

dit traject. Daarnaast wil ik alle experts bedanken. Zonder de medewerking van de experts had ik

dit onderzoek nooit kunnen uitvoeren.

Ook aan alle familie en vrienden, ontzettend bedankt voor jullie steun.

Ik wens u veel leesplezier toe.

Jessica Dames

(3)

Samenvatting:

In dit onderzoek is het Steunogram verder uitgebreid met krachten binnen een sociaal

netwerk, met als doel het gehele sociale netwerk van een licht verstandelijke beperkte

jongere op een structurele manier te inventariseren en de risico- en beschermende factoren

te kwalificeren. Het Steunogram beoogt de professional te ondersteunen bij het versterken

van het eigen netwerk van de cliënt. Op basis van de SOS en SAPROF zijn relevante

beschermende factoren geselecteerd. Deze krachten zijn vertaald naar specifieke items voor

de handleiding van het Steunogram. Het selecteren van de items en het construeren van de

schalen werd geëvalueerd op basis van het oordeel van experts met behulp van een

vragenlijst en een enquête. Vervolgens is de indruksvaliditeit van de testconstructie van het

Steunogram onderzocht aan de hand van het oordeel van de experts. Geconcludeerd kan

worden dat dit onderzoek het Steunogram verbeterd heeft, waardoor een professional

structureel een completer beeld kan vormen over het sociale netwerk van een licht

verstandelijk beperkte jongere met de bijhorende risico’s en krachten van het netwerk. De

resultaten van het onderzoek naar de indruksvaliditeit bevestigen de verwachtingen omtrent

de constructie van het Steunogram en de krachten van het netwerk dat het instrument

beoogt te meten; een significant aantal experts willen met het Steunogram werken wanneer

het instrument beschikbaar is voor de praktijk.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Samenvatting 3

1. Inleiding 5

§ 1.1 Sociaal netwerk van lvb-jongeren 5

§ 1.2 Actuele relevantie 6

§ 1.3 Doel- en vraagstellingen 8

§ 1.4 Leeswijzer 8

2. Achtergronden van het onderzoek 9

§ 2.1 Kenmerken van lvb-jongeren 9

§ 2.2 Theoretische achtergrond belang sociaal netwerk 10

§ 2.3 Belang sociaal netwerk voor lvb-jongeren 11

§ 2.4 Ontwikkeling van het Steunogram 12

§ 2.5 Uitbreiding van het Steunogram 14

§ 2.6 Constructie van het Steunogram 15

§ 2.7 Onderzoeksvragen, hypothese en verwachtingen 17

3. Methode 19 § 3.1 Onderzoeksgroep 19 § 3.2 Procedure 19 § 3.3 Materialen 20 § 3.4 Meting indruksvaliditeit 23 4. Resultaten 24 § 4.1 Deelnemers 24 § 4.2 Vragenlijst 24 § 4.3 Enquete 28 5. Conclussies en Discussie 31 § 5.1 Conclussies 31 § 5.2 Discussie 32

§ 5.3 Beperkingen van dit onderzoek 33

§ 5.4 Aanpassingen Steunogram 36

§ 5.5 Vervolgonderzoek

37

6. Literatuurlijst 38

(5)

1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het onderwerp van dit onderzoek nader toegelicht. Allereerst wordt het onderwerp ingeleid in paragraaf 1.1. Daarna wordt ingegaan op de relevantie van het onderzoek in paragraaf 1.2. Aansluitend wordt in paragraaf 1.3 de doel en vraagstelling van dit onderzoek geformuleerd. Tot slot wordt de opbouw van het onderzoek verder beschreven in paragraaf 1.4.

1.1 Sociaal netwerk van lvb-jongeren

In Nederland wordt de prevalentie van adolescenten met een licht verstandelijke beperking (lvb) geschat op 10 tot 13 procent (Stoll, Bruinsma & Konijn, 2004). Volgens de Nederlandse definitie is er sprake van een licht verstandelijke beperking (lvb) wanneer een persoon een IQ heeft tussen de 55 en 85 en ook kenmerkende beperkingen ervaart in het adaptieve functioneren. Om onder de categorie lvb te vallen moet de functioneringsproblematiek voor het achttiende levensjaar ontstaan zijn (American Psychiatric Association, 2000; Buntinx, 2003).

Lvb-jongeren hebben moeite zich te verplaatsen in de ander, hebben een beperkt overzicht in de eigen situatie (Koolhof et al., 2007), zijn niet goed in staat om zelf aan te geven wat ze nodig hebben (De Lange, Westerhof, De Bruin & Windhorst, 2014) en vinden het vaak lastig om hulp te vragen aan anderen. Door deze kenmerken staan lvb-jongeren sociaal vaak buiten de groep (Nieuwenhuizen, van, 2009). Door gebrek aan sociaal inzicht (Koolhof et al., 2007) kunnen lvb-jongeren zelf niet makkelijk bepalen wie wel en wie niet goed voor ze zijn en komen vaak bij de verkeerde leeftijdsgenoten terecht. Door hun moeite met sociale vaardigheden en gebrekkige zelfvertrouwen zijn zij zeer ontvankelijk voor de invloed van delinquente vrienden. Adolescenten laten zich over het algemeen gemakkelijk beïnvloeden door hun leeftijdsgenoten (Sumter, Bokhorst, Steinberg & Westenberg, 2009). Jongeren met een lichte verstandelijke beperking, lijken echter nog kwetsbaarder te zijn voor beïnvloeding door leeftijdsgenoten dan jongeren zonder verstandelijke beperking. Lvb-jongeren hebben daarnaast vaak ouders die zelf ook over een laag IQ beschikken (De Wit et al., 2011). Deze ouders kunnen zelf niet voldoende steun bieden aan de jongere om het steunend netwerk in beeld te brengen, te creëren of in te schakelen.

Een lvb is fysiek niet zichtbaar en ook verbaal vaak verborgen onder een oppervlakkige ‘streetwiseheid’ die onbegrip en onvermogen verbloemd voor de buiten wereld, waardoor spontane hulp niet snel wordt geboden (Yperen & Stam, 2010). Al deze factoren zorgen ervoor dat jongeren met een lvb (en hun gezin) vaak groter risico lopen op sociale uitsluiting en een langdurige behoefte hebben aan netwerkondersteuning

Uit onderzoek van Van den Broek (2013) blijkt dat (risico op) sociale uitsluiting bij jongeren kan leiden tot psychiatrische problematiek (Van den Broek, 2013). Het gevoel ergens bij te horen wordt gezien als een bijzondere protectieve factor. Men kan het gevoel hebben ergens bij te horen door bijvoorbeeld ‘een

(6)

goede ondersteunende open sfeer’, ‘een goede relatie met ouders’, ‘ouderlijke steun binnen een gezin’ (Aalbers-van Leeuwen, van Hees & Hermans, 2002), ‘geliefd en gewaardeerd te worden’, ‘ergens een betekenisvolle bijdrage aan te leveren’ of ‘een zinvolle activiteit uit te voeren’ (Van Wouwe & Van de Weerd, 2011). Zoals eerder vermeld hebben lvb-jongeren meer risico op sociale uitsluiting, dit veroorzaakt eerder het gevoel dat lvb-jongeren nergens bij horen en kan als gevolg hebben dat lvb-jongeren meer risico lopen psychiatrische problemen te ontwikkelen.

Het zorgbeleid in Nederland is sterk gericht op het werken met eigen netwerk ondersteuning (Bartelink, 2012). Het doel van het Nederlandse jeugdbeleid is dat kinderen, jongeren en hun ouders hun sterke kanten en sociale netwerk weten te benutten, zodat zij zoveel mogelijk zelf de regie over hun leven krijgen en behouden (Bartelink, 2012). Lvb-jongeren lijken daarin echter kwetsbaar. Zij hebben een beperkt netwerk, en beperkt inzicht in de sterke en minder sterke kanten van dat netwerk en kunnen niet altijd rekenen op hun ouders om hun daarbij te helpen. Bovendien is het moeilijk om lvb-jongeren goed te ondersteunen omdat behandelaars en begeleiders in de praktijk vaak werken vanuit intuïtie, wat veelal neerkomt op de beheersing en controle van gedrag van de cliënt (Allen, 2000; Matson & Boisjoli, 2009).

1.2 Actuele relevantie

Jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) zijn vaak levenslang afhankelijk van ondersteuning en begeleiding op verschillende gebieden: schoolloopbaan, woonsituatie, arbeidsmarkt en vrijetijdsbesteding (van den Berg, Heuts & Kruis, 2013). Een aanzienlijk deel van jongeren met lvb krijgt te maken met de jeugdhulpverlening, de psychiatrie en/of de justitieketen zoals de politie, justitie en reclassering (Moonen, Kaal & Nijman, 2013). De aanwezigheid van een goed sociaal netwerk is een beschermende factor voor ouders en hun kinderen (Mutsaers & Berg, 2010). Momenteel is er een groeiende vraag naar uniforme diagnostiek waarbij de verschillende lvb-instellingen nog meer als partners met het netwerk dienen samen te werken en gebruik moeten maken van de eigen krachten van het individu, zoals blijkt uit signaleringen van psychologen uit de integrale systeemdiagnostiek (Meijer et al., 2007).

Krachten ofwel beschermende factoren zorgen ervoor dat ouders en kinderen meer ‘draagkracht’ hebben in tegenstelling tot risicofactoren, die namelijk zorgen dat de draagkracht afneemt. Onder draagkracht verstaat men datgene dat een individu weerbaar kan maken zoals zijn prestatievermogen en zijn uithoudingsvermogen. Hierbij gaat het om het gehele pakket van eisen dat aan iemand wordt gesteld op lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk gebied (van Eijk, 2002). Uit het onderzoek van de Vogel et al. (2007) bleek het hebben van een pro sociaal en ondersteunend netwerk gezien te worden als een beschermend kenmerk (De Vogel et al., 2007b).

(7)

Uit onderzoek van Asselt-Goverts, Embregts, Hendriks en Frielink (2010) blijkt dat het werken met krachten in het sociaal netwerk grote invloed heeft op het succes van de professionele ondersteuning. Doordat lvb-jongeren langdurig zorg nodig hebben, is het betrekken van de ouders en het sociale netwerk een noodzakelijke voorwaarde om een interventie te kunnen laten slagen en het geleerde te generaliseren naar andere situaties en omgevingen (De Wit et al., 2011). Hoe netwerkleden betrokken werden in de behandeling hing af van de wens van de cliënt. Het was belangrijk voor de professional om aan te sluiten bij de interesses van de cliënt om zo een match te kunnen maken met een passend netwerk lid. Bovendien was het de taak van de professional om de lvb-jongeren bewust te maken van hun eigen functioneren en het belang van het sociale netwerk. Er werd opgemerkt dat het betrekken van een sociaal netwerk sterk afhing van kenmerken van netwerkleden, zoals het niveau van de netwerkleden, hun ervaringen, wensen, draagkracht en het al dan niet aanwezig zijn van mensen waar een beroep op gedaan kan worden. Dus het in kaart brengen, betrekken, versterken van het sociale netwerk is maatwerk; of en hoe het gebeurt vereist een individuele aanpak, is afhankelijk van de hulpvraag van de cliënt en is niet gestandaardiseerd. Het sociale netwerk vormt een hulpbron voor het gezin: het kan professionele hulp deels vervangen, doordat het een deel van de hulp kan bieden (Asselt-Goverts, Embregts, Hendriks & Frielink, 2010). Het informele sociale netwerk van een gezin blijft, waar ondersteuning van professionals ophoudt. Om het sociaal netwerk te kunnen betrekken is het dus van belang eerst het netwerk in kaart te brengen om vervolgens de contacten op een structurele manier te kunnen kwalificeren en op die manier de risico- en beschermende factoren van het sociale netwerk te kunnen onderkennen en respectievelijk te kunnen benutten. Momenteel bestaat er nog geen standaard instrument waarmee het sociale netwerk specifiek voor de lvb-jongeren in kaart kan worden gebracht.

Het Steunogram van Hogewind & Collot-d’Escury (2009) beoogt het sociale netwerk van een lvb-jongere te inventariseren en te kwalificeren. Het Steunogram is een instrument dat gebruik maakt van een semigestructureerd interview om de (familie)relaties van een individu en het sociale netwerk in kaart te brengen (Hogewind & Collot-d’Escury, 2009). Hierdoor zal het mogelijk zijn de factoren in het sociale netwerk te onderkennen die een risico vormen voor de lvb-jongere maar ook de beschermende factoren en de krachten die de jongere kunnen steunen in zijn ontwikkeling en functioneren. Het is een multifunctioneel instrument dat gebruikt kan worden als diagnostisch instrument, als instrument voor risicotaxatie, als instrument dat als leidraad kan dienen voor interventie (Kuehl,1995) en als instrument om het behandeleffect te meten. Het Steunogram draagt bij aan de vormgeving van een veilig(er) netwerk voor de cliënt (Hogewind & Collot-d’ Escury, 2009).

Het Steunogram kan de professional ondersteuning bieden bij het in kaart brengen van het sociaal netwerk en sluit goed aan bij de transitie van de jeugdzorg. Het Steunogram kan veel informatie opleveren die gebruikt kan worden om het sociale netwerk te betrekken in het dagelijks leven van de lvb-jongere. In het Steunogram van Hogewind & Collot d’Escury werden alleen de risicofactoren onderzocht. Als de

(8)

professional een compleet beeld zou moeten vormen over lvb-jongeren, dan zou het Steunogram ook beschermende factoren van het sociaal netwerk in kaart moeten brengen. Belang van het meten van beschermende factoren volgens Rogers (2000) is dat het een positieve benadering is, dit werkt motiverend voor zowel de cliënt als behandelaar, het zorgt voor een completer beeld van de persoon in zijn context en er is meer balans te krijgen in de risicotaxatie en het richtlijnen voor behandeling, verbetering en risicohantering (Rogers, 2000). Doordat het Steunogram zo breed toepasbaar is bij de doelgroepen en in verschillende behandelfasen kan het effectief deel uitmaken van de uniforme diagnostiek (Hogewind & Collot-d’Escury, 2009).

1.3 Doel- en vraagstelling

Doel van dit onderzoek is het uitbreiden van het Steunogram met krachten van het sociale netwerk. Met dit onderzoek wordt beoogd de volgende vraag te beantwoorden: Hoe dient het standaard protocol met betrekking tot beschermende factoren van het Steunogram eruit te zien en wat is de validiteit van het Steunogram?. Deze onderzoeksvraag leidt tot de volgende vraagstellingen:

o

Wat is de indruksvaliditeit van de testconstructie van het Steunogram 2.0?

o

Wat is de indruksvaliditeit van het testmateriaal van het Steunogram 2.0?

o

Wat is de indruksvaliditeit van de handleiding van het Steunogram 2.0?

o

Zijn de nieuwe items met betrekking tot krachten van het netwerk geschikt voor

het Steunogram 2.0?

1.4 Leeswijzer

Het onderzoek is onderverdeeld in verschillende hoofdstukken. Allereerst worden de achtergronden van het onderzoek weergegeven in hoofdstuk 2. Dit uitgebreide hoofdstuk bestaat uit een toelichting op de achtergrond van lvb, het theoretisch kader en informatie over de ontwikkeling en constructie van het Steunogram. In hoofdstuk 3 worden de methoden van onderzoek beschreven, zoals de

onderzoekspopulatie, de onderzoeksprocedure en wijze van gegevensverzameling, de gebruikte meetinstrumenten en de wijze waarop de gegevens zijn geanalyseerd. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de resultaten van het onderzoek. Vervolgens komen in hoofdstuk 5 de

conclusies, discussiepunten, beperkingen van het onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek en de praktijk aan bod

2. Achtergronden van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de achtergronden van het onderzoek weergegeven. In paragraaf 2.1 worden de kenmerken van lvb nader toegelicht. In paragraaf 2.2 wordt de theoretische achtergronden van het belang

(9)

van een sociaal netwerk voor jongeren in het algemeen behandeld. In paragraaf 2.3 zal het over netwerk ondersteuning voor lvb-jongeren specifiek gaan. In paragraaf 2.4 zal de ontwikkeling van het Steunogram behandeld worden, in paragraaf 2.5 volgt een toelichting op de uitbreiding van het Steunogram met extra aandacht voor de seksualiteit van lvb-jongeren en ten slotte in paragraaf 2.6 wordt de constructie van de krachten van het Steunogram nader uitgelegd. Het hoofdstuk sluit met een weergave van de hypotheses aan de hand van literatuurstudie en geraadpleegde instrumenten.

2.1 Kenmerken van een licht verstandelijke beperking

Lvb-jongeren vallen meestal uit de toon door hun gedrag. Lvb-jongeren hebben moeite met het selecteren van de juiste informatie uit hun omgeving (Woodley-Zanthos & Ellis, 1989; Leffert & Siperstein, 1996; Van Nieuwenhuizen et al., 2006;) zij kunnen zich niet goed kunnen verplaatsen in een ander perspectief (Oppenheimer & Rempt, 1986; Baron-Cohen, 1989; Benson et al., 1993; Collot d’Escury & Hof, 2010). Zo letten jongeren met een lvb in een sociale probleemsituatie meer op letterlijke, negatieve informatie en interpreteren ze de waargenomen informatie vaker als vijandig en de beweegredenen van een andere persoon vaker als negatief (Van Nieuwenhuijzen, 2005). Dit maakt hen kwetsbaar voor pesten en sociale uitsluiting (Yperen & Stam, 2010). Als lvb-jongeren iets niet begrijpen zeggen zij hier vaak niks van en is het bovendien ook niet te merken aan hun reactie. Het inzicht in hun beperkingen ontbreekt, al merken ze wel dat ze dingen niet kunnen die hun leeftijdgenoten als vanzelf afgaan. Zij doen zich vaak groter voor dan zij zijn om dit te verbergen (Yperen & Stam, 2010).

Al deze kenmerken hebben gevolgen voor de opbouw en instandhouding van relaties. Lvb-jongeren begrijpen de signalen uit hun omgeving niet goed en ze kunnen hun eigen signalen vaak moeilijk verwoorden (Meijer et al. 2007). Dit heeft tot gevolg dat ze vaak onbedoeld ruzie krijgen met leeftijdgenoten, moeilijk kunnen participeren in spelletjes en vaak worden gepest (Collot-d’Escury, 2004). Hierbij kan de snelheid en hoeveelheid van informatie in korte tijd vaak de boosdoener zijn, waardoor een lvb-jongere niet meer weet hoe hij of zij moet handelen en hierdoor ruzie ontstaat. Dit leidt er toe dat ze vaak net iets over hun eigen grenzen gaan, maar ook dat zij de grenzen van anderen nog al eens uit het oog verliezen (Grijpma & Collot-d’Escury, 2013).

Overigens hebben jongeren met een lvb ook beduidend meer moeite met het herkennen van emoties bij zowel zichzelf als anderen en hebben moeite met het koppelen van de juiste emoties aan gezichtsuitdrukkingen (Wood & Stenfert Kroese, 2007). Het onderzoek van Collot d’Escury, Barnhard en Hartsink (2004) legt uit dat bij jongeren met een lvb het probleem niet uitsluitend ligt in het niet begrijpen van emoties, maar nogmaals dat de tijd die een individu nodig heeft om de emoties te begrijpen eerder de boosdoener is dan het niet begrijpen op zich en het vertraagde verwerking van de situatie het lastig maakt voor jongeren met een lvb om te begrijpen wat er aan de hand is met de ander.

(10)

2.2 Theoretische achtergrond belang sociaal netwerk voor jongeren in het algemeen

Volgens Bronfenbrenner (1979), Haggerty en Williams (1999 ) en Omer (2010) hebben individuen een sociaal netwerk nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Het sociale netwerk van een kind kan worden gezien als ecologisch systeem. Daar wordt onder verstaan dat interacties tussen het individu en de omgeving plaatsvinden, op divers sociaal en maatschappelijk niveau. Elk kind wordt gezien als een complete entiteit, omgeven door een uniek minisociaal systeem en ecosysteem (Bronfenbrenner, 1979). Bronfenbrenner (1979) stelt dat de ontwikkeling en het gedrag van een individu alleen kan worden begrepen wanneer dit in de natuurlijke context wordt bekeken. Vanuit zijn visie is het ecosysteem opgebouwd uit de volgende lagen: het ‘microsysteem’ (het geheel van relaties tussen de persoon en zijn omgeving), het ‘mesosysteem’ (het geheel van microsystemen plus de relatie tussen deze microsystemen), het ‘exosysteem’ (de setting waaraan het individu niet actief deelneemt, maar waar zaken gebeuren die op de persoon van invloed zijn), het ‘macrosysteem’ (het systeem dat bestaat op cultureel en subcultureel niveau) en ten slotte het ‘chronosysteem’ (de tijdschaal waarop het ecosysteem functioneert). Dit laatste geeft aan dat het systeem (de omgeving) in beweging is en verandert met de tijd. Daarbij stellen Hagerty en Williams (1999) dat mensen interpersoonlijke ervaringen nodig hebben om zich in het leven te handhaven, zich te ontwikkelen en te groeien. Hagerty en Williams (1999) beschouwen interpersoonlijke ervaringen als instrumenteel bij de opbouw van het gevoel ergens bij te horen. Het gevoel van inclusie vormt een belangrijk bestanddeel van iemands geestelijke gezondheid en sociaal welbevinden (Hagerty en Williams, 1999). Het individu beïnvloedt zijn systeem en het systeem beïnvloedt het individu. Op elk van de niveaus komen zogenaamde risico- en beschermende factoren voor, welke een negatief of positief effect kunnen hebben op de ontwikkeling van het kind.

Omer (2010) benadrukt het belang van het gebruik maken van een ondersteunend netwerk, met name in het perspectief van opvoedingsperikelen met adolescente jongeren, maar ook in bredere zin voor andere groepen zoals mensen met een lvb. Omer en von Schlippe (2010) leggen de nadruk op het uiten van kracht, het zoeken van een positief standpunt, het stoppen of vermijden van zinloze escalaties en het betrekken van steun uit de omgeving. Deze manier van handelen helpt bij het herstel van een positieve en veilige ouder-kindrelatie (Omer & von Schlippe, 2010). Bovendien kan het gebruik maken van een steunend netwerk werken als beschermend factor.

Onderzoek onder jongeren laat zien dat het hebben van een stabiel en pro sociaal netwerk beschermend werkt tegen gewelddadig gedrag (Borowsky et al., 1997; Hilterman, 2000). Ondersteuning van familieleden en contact met pro sociale leeftijdsgenoten werkte beschermend voor terugval onder behandelde jongeren met agressieproblemen en psychische stoornissen (Vance et al. 2002). Tevens is het uit onderzoek

gebleken dat emotionele ondersteuning van het sociale netwerk het psychisch welbevinden van een individu kan versterken (Asscher & Paulussen-Hoogeboom, 2005; Bartelink, 2012).

(11)

2.3 Belang van een sociaal netwerk voor lvb-jongeren

Hierboven is aangegeven dat het voor lvb-jongeren moeilijk is het netwerk in te schakelen of te

onderhouden omdat het voor lvb-jongeren lastig is hulp te vragen. Ze weten vaak niet hoe ze hulp kunnen vragen. Wanneer ouders ook lvb zijn, kunnen ze niet helpen om het sociaal netwerk te betrekken bij het individu. Bovendien is het extra moeilijk voor een sociaal netwerk om te helpen omdat lvb-jongeren hun beperking niet willen laten merken en hun beperking vaak voor de omgeving niet te zien is.

Volgens Omer (2010) heeft elk sociaal netwerk, ook een kwetsbaar (lvb) sociaal netwerk, krachten en is het de taak van het individu om daar gebruik van te maken. Ward en Day (2010) vonden in hun retrospectief dossieronderzoek dat positieve relaties met leeftijdsgenoten kunnen werken als

beschermende factor. Concreet gaat het om warme, ondersteunende, affectieve relaties met het gezin, andere volwassenen en leeftijdsgenoten in de omgeving (Howell Krisberg, Hawkins & Wilson, 1995). Aangezien jongeren met een lvb zelf niet in staat zijn om de krachten van het netwerk te mobiliseren, hebben zij professionele steun nodig. Volgens Alexander en Sexton (1998) is professionele steun nodig om de krachten te kunnen herkennen en te kunnen gebruiken (Alexander & Sexton, 1998;2002; ontwikkelaars van Family Functional Therapy (FFT)). Om de krachten van het netwerk te kunnen

mobiliseren voor lvb-jongeren is het van belang om eerst in kaart te brengen hoe het sociale netwerk eruit analyseren op krachten en kwetsbaarheden om vervolgens de krachten te kunnen activeren.

Voor lvb-jongeren in het bijzonder is het belangrijk dat er meer steun aangeboden wordt. Ideaal is het eigen netwerk, dat de jongere kent en weet wanneer het hulp moet bieden, te betrekken bij de behandeling en sociale steun (Douma, Moonen, Noordhof & Ponsioen, 2012). Als professionals het aanwezige sociaal netwerk in kaart kunnen brengen en de krachten van de omgeving weten in te zetten kan dit als een beschermende factor voor ouders en hun kinderen functioneren (Asscher & Paulussen-Hoogeboom, 2005; Mutsaers & Berg, 2010). Steun vanuit het eigen netwerk kan er voor zorgen dat t in een risicosituatie die normaal tot negatieve uitkomsten leiden, verbetering plaats kan vinden in de reactie op de situatie (Nagtegaal & Schönberger, 2013 ).

Een praktische behandelmethode die hier goed bij aan sluit is Triple-C (Van Wouwe, Simons & Janssen, 2013). Deze methode legt niet de focus op het probleemgedrag, maar pakt de omgevingsvariabelen aan om de kwaliteit van leven van mensen met een verstandelijke beperking in combinatie met gedrags- en/of psychische problematiek te bevorderen. Drie keer “C” staat voor Cliënt, Coach en Competentie. Het doel van Triple-C is, door een onvoorwaardelijke ondersteuningsrelatie met de (afwijzende) cliënt aan te gaan, de competenties op het gebied van zelfzorg, wonen, werk/scholing en vrije tijd te vergroten en

gedragsproblemen te verminderen (Van Wouwe, Simons & Janssen, 2013). Bij de interventies van Triple-C is de context vaak een hulpverleningscontext. Echter door in een eerder stadium in te grijpen en of juist te voorkomen dat de jongere in een hulpverleningscontext belandt, is steun uit de sociale context van

(12)

belang. Zicht krijgen op de krachten van de context (sociale omgeving) is zo belangrijk dat wij de vierde C, voor de sociale context in plaats van de hulpverleningscontext van de lvb-jongere, voor het Steunogram voorstellen.

Volgens Hirshi (1969; 2002) is het van belang voor professionals te kijken naar de betrokkenheid van het individu bij de samenleving. Bijvoorbeeld het aantal avonden dat een jongere wekelijks buitenshuis doorbrengt vindt Hirshi (1969; 2002) belangrijk, en dan met name in wat voor type uitgaansgelegenheid de jongere in geïnteresseerd is (Hirshi, 1969; 2002). Zo vonden Mahoney en Stattin (2000) dat participatie in een hobbyclub, sport of andere gestructureerde vormen van ontspanningsactiviteiten pro sociaal gedrag stimuleerde en ook beschermend kon werken, maar lvb-jongeren vallen vaak buiten de boot omdat de praktische eisen van een dergelijke context te zwaar voor hen zijn zonder steun haakt de lvb-jongere vaak af en rest slechts een veel minder stimulerende context.

Het Steunogram richt zich op de interpersoonlijke context. Bij lvb-jongeren (en ouderen) is het van belang om naar belangrijke mensen in de omgeving te kijken en deze te betrekken bij het dagelijks leven. Steun uit de eigen context (eventueel m.b.v. professionals) is effectief en vaak gaat het meer om veel en langdurige steun dan om professionele steun. Voor blijvende resultaten op de lange termijn is het dan ook nodig dat gezinnen een beroep kunnen doen op het sociaal netwerk van familie en vrienden (MacLeod & Nelson, 2000). Steun vanuit het eigen netwerk kan er voor zorgen dat participatie in activiteiten en sociale context als hobby of sportclub gestimuleerd kan worden.

Uit het onderzoek een ‘Samenspel van factoren’ (Willems, Isarin & Reinders, 2005) blijken naast een ondersteunend sociaal netwerk, andere factoren te bestaan die beschermend werken voor jongeren met een lvb, zoals bereid zijn om hulp te vragen en adviezen te accepteren, ontbreken van financiële

problemen, aanwezigheid van een partner zonder beperking of goede professionele hulpverlening (Beer, 2011). Deze factoren worden in de uitwerking van het Steunogram van het sociale netwerk gezien als elementen van krachten die een sociaal netwerk kan bieden. Dus waar de omgeving de lvb-jongere bij kan helpen.

2.4 Ontwikkeling van het Steunogram

Het Steunogram maakt gebruik van elementen van het Genogram, het Sociogram en het Ecogram om (familie)relaties van een individu en het bijhorende sociale netwerk in kaart te brengen (Hogewind & Collot-d’Escury, 2009). Daarnaast is bij het opstellen van risicofactoren voor de handleiding van het Steunogram gebruik gemaakt van items uit bestaande instrumenten, waaronder de Familie Relatie Test (FRT; Baarda, van Londen & van Londen-Barentsen, 1999); de Vragenlijst voor Gezinsproblemen (VGP; Koot, 1997); de Nederlandse versie van de Gestructureerde Risicotaxatie van Gewelddadig Gedrag bij Jongeren (SAVRY; Lodewijks et al., 2001); de Nederlandse versie van de Psychopath Checklist (PCL; de

(13)

Ruiter, Kuin en de Vries, 2002) en de Ouder-Kind Vragenlijst-reviseted (OKIV-R; Lange, 2001) (zie Hogewind & Collot-d’Escury, 2009).

Het Steunogram is oorspronkelijk ontworpen als hulpmiddel en aanvulling op de professionele risicotaxatie en interventie voor lvb-zedendelinquenten jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Het in kaart brengen van het sociale netwerk en de bijhorende risicofactoren werd eerder onderzocht door Hogewind en Collot-d’Escury (2009). Onderzoek toonde aan dat het Steunogram enige vorm van validiteit heeft, goed aansluit bij de praktijk en geschikt is voor lvb-zedendelinquenten jongeren (Hogewind & Collot-d’Escury, 2009). In het originele onderzoek werden discriminant analyses gedaan om het verschil in kwaliteit en kwantiteit van het sociaal netwerk te onderzoeken tussen lvb-jongeren in een instelling versus lvb-jongeren die niet in een instelling waren opgenomen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er significant meer en betere contacten waren bij de lvb-jongeren die niet waren opgenomen in een instelling (Hogewind & Collot-d’Escury, 2009). Echter praktijk gaf aan dat de krachten van het netwerk in het Steunogram onvoldoende werden belicht en dit verder uitgebreid zou moeten worden. Hieronder zal nader worden ingegaan op de kenmerken van het Genogram, Sociogram en Ecogram. Tevens zullen de beperkingen worden besproken als opmaat naar de constructie van het Steunogram.

Het Genogram, het Sociogram en het Ecogram

In algemenere zin wordt voor het in kaart brengen van (familie)relaties gebruik gemaakt van een drietal instrumenten: het Genogram, het Sociogram en het Ecogram. Een Genogram wordt vaak gebruikt om de familie van een jongere in kaart te brengen (Blow & Timm, 2002). Dit is een grafisch diagram waarin de familiebanden van een persoon worden weergegeven in de vorm van een serie standaardsymbolen. Een van de pioniers in het gebruik van het Genogram was Bowen (1966, 1978). Het gebruik van Genogrammen in de hulpverlening dateert van het begin van de gezinstherapie. In de praktijk wordt het Genogram als een goed instrument ervaren om de familie in kaart te brengen. Het instrument houdt rekening met het culturele aspect en onderkent de autonomie van de cliënt. Beperkingen van het Genogram zijn echter de lage objectiviteit door het gebrek aan richtlijnen en de onbekende betrouwbaarheid van het instrument. Bovendien geeft het Genogram wel de relationele kwaliteit van familierelaties en een deel van het netwerk weer, maar niet de krachten van de contacten van het netwerk buiten het gezin.

Het Genogram wordt in de praktijk vaak gecombineerd met het Sociogram of Ecogram. Aan de hand van het Sociogram, ontwikkeld door Jacob L. Moreno (1934), kan men met een paar gerichte vragen, een grafisch diagram maken waarin de onderlinge sociale relaties van een individu in kaart worden gebracht. Hiermee wordt het mogelijk om inzicht te krijgen in de sociale contacten van een individu. Tevens

(14)

assisteert het Sociogram de professional bij het onderkennen van een hiërarchie binnen de sociale groep, zoals wie de leiders zijn of wie degene zijn die sociaal geïsoleerd zijn binnen de groep (Kerpel, 2013). Een Ecogram is een grafisch diagram van de omgeving dat in één oogopslag de omvang en de kwaliteit van het sociale netwerk van het individu weergeeft. Het verschil tussen het Genogram en het Ecogram is dat het Genogram zich beperkt tot de familie en het Ecogram niet. Het Ecogram betrekt, naast de familie, ook anderen die belangrijke persoonlijke verbindingen hebben met het individu, zoals vrienden, collega’s, kennissen en ook geestelijke raadslieden. Bovendien worden in een Ecogram ook praktische contacten opgenomen zoals hulpverleners, huishoudelijke medewerkers of activiteitenbegeleiders. Een overeenkomstige beperking van zowel het Sociogram als het Ecogram is de manier waarop de instrumenten in de praktijk worden gerealiseerd, dit gaat vaak ongestructureerd en niet gestandaardiseerd (Hogewind & Collot-d’Escury, 2009). Bovendien ontbreken specifieke kwaliteiten bij deze instrumenten, de vraagstelling van alle instrumenten zijn niet afgestemd op jongeren met een lvb en schieten te kort in het onderkennen van risico- en beschermende factoren van het sociale netwerk. Met andere woorden, professionals weten wel door wie het netwerk gevormd wordt maar niet hoe deze omgeving zich relateert tot het individu.

2.5 Uitbreiding van het Steunogram

In deze studie werd een aanvulling van het Steunogram gemaakt door beschermende factoren ofwel krachten van het netwerk toe te voegen. Om beschermende factoren in kaart te brengen werd eerst een literatuurstudie gedaan om inzicht te krijgen over welke beschermende factoren een rol kunnen spelen in het sociale netwerk. Vervolgens werden twee bestaande risicotaxatie instrumenten geraadpleegd om de beschermende factoren verder uit te werken in vragen voor de handleiding van het Steunogram. Beschermende factoren werden omgezet in een semigestructureerd interview protocol met vragen geschikt voor de doelgroep. Deze vragen werden opgenomen worden in de originele handleiding en het testmateriaal. Bovendien werd de legenda verder uitgebreid met nieuwe iconen voor de beschermende factoren. Deze symbolen zijn behulpzaam bij het kwalificeren van het sociale netwerk, geven overzicht en zijn leuk om mee te werken voor zowel de lvb-jongeren als de professional.

Een specifieke uitbreiding van het Steunogram betreft aandacht voor de seksualiteit van lvb-jongeren. Dit kenmerk wordt vaak buiten beschouwing gelaten tijdens behandeling en begeleiding. Jongeren met een lvb hebben minder inzicht en kennis over seksualiteit (Servais, 2006). Hierdoor houden ze hun informatie over seksualiteit vaak privé, deels omdat ze in het verleden geleerd hebben dat het onderwerp taboe is. De behoefte aan seks is echter wel aanwezig en vaak zijn jongeren met een lvb zeer seksueel actief, maar gaat dit veelal gepaard met slechte ervaringen (McCarthy, 1999). Dit komt omdat jongeren met een lvb minder inzicht hebben in de grenzen die horen bij seksueel gedrag en zij vaker het slachtoffer zijn van seksueel misbruik (Kok, et al., 1999). Lvb-jongeren zijn afhankelijker van hun omgeving, vooral van ouders en

(15)

zorgverleners, maar in de praktijk blijken die moeite te hebben om met lvb-jongeren over seksualiteit te praten (Kersten, 2003). Over het algemeen krijgen lvb-jongeren pas informatie en steun aangeboden wanneer een incident plaats heeft gevonden. Zorgverleners geven vaak aan dat ze het moeilijk vinden om goed om te gaan met de seksualiteit van de cliënt (Kok, Maassen, Maaskant & Curfs 2009). Zelfs wanneer seksualiteit vanuit de omgeving een risicofactor is, is dit bespreken vanuit de jongere ‘not done’ en vanuit de hulpverlening vaak onderhevig aan gespreks- en handelingsverlegenheid. Door het Steunogram op dit gebied uit te breiden wordt geprobeerd te voorkomen dat deze domein niet “per ongeluk” vergeten zal worden door de professional. Voor de uitbreiding van het Steunogram zal in overleg met een deskundige op het gebied van seksualiteit van lvb-jongeren items opgesteld worden en deze in de handleiding van het Steunogram opnemen.

Het Steunogram kan door deze factoren mee te nemen, bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in de behandeling op een meer overkoepelende manier. Door de ontwikkeling van het sociale netwerk van een jongere te monitoren kan het effect van een behandeling gericht op het versterken van het sociale netwerk zichtbaar worden gemaakt. Door te blijven monitoren na de behandeling kan zicht verkregen worden op de continuïteit en de (door)ontwikkeling van het sociale netwerk, denk aan het versterken van positieve relaties en het inzetten van meer positieve krachten van het netwerk.

Een aandachtspunt van het Steunogram is dat het geen meetinstrument is met een cut-off score of intervalschalen die aangeven bij hoeveel contacten een cliënt veilig is of bij welke contacten onveilig. Het is een instrument dat de stand van zaken weergeeft. Het is daarna aan de professional en de cliënt en het sociaal netwerk om in te spelen op krachten van het netwerk.

In hoofdstuk 2.6 wordt de constructie van het Steunogram verder uitgewerkt.

2.6 Beschrijving van de constructie

De constructie van het Steunogram is gebaseerd op de rationele methode (Oosterveld & Vorst, 1996). Hierbij wordt de schaalconstructie met de begripsvorming, itemformulering en itemselectie gebaseerd op oordelen van experts. Bij deze constructie vertrouwt de constructeur hoofdzakelijk op de oordelen van experts als validatiecriterium (Oosterveld & Vorst, 1996). Op deze manier zijn de vragenlijsten van DSM over kinder-psychopathologie geconstrueerd.

Voor de vormgeving van het Steunogram is gebruik gemaakt van de bestaande informatie over Genogrammen, Sociogrammen en Ecogrammen. Het Genogram, evenals het Sociogram en Ecogram, zijn aangedragen als instrument om het sociale netwerk van de jongere in kaart te brengen. De inhoud van de legenda is toegespitst op de risico- en beschermende kenmerken van het sociale netwerk van de lvb-jongeren. Daarnaast zijn bepaalde elementen van een aantal bestaande instrumenten geraadpleegd om de

(16)

risicofactoren in kaart te brengen (zie Hogewind & Collot-d’Escury, 2009) en de beschermende factoren uit te breiden.

Bij het aanvullen en opstellen van beschermende factoren voor het Steunogram is gebruikt gemaakt van de Signs of Safety (SOS; Turnell, 1999) en de Structured Assessment of PROtective Factors for violence risk (SAPROF; de Vogel, 2002;2006). De SOS is een methodiek waarin de hulpverlener zoekt naar de krachten

van het gezin (Turnell & Edwards, 2009) terwijl de SAPROF gebruikt wordt om risico- en beschermende factoren te taxeren.

De SOS is een methodiek waarin de hulpverlener zoekt naar de krachten van het gezin (Turnell & Edwards, 2009) en maakt gebruik van zes praktijkelementen die samen richtlijnen bieden voor de

hulpverlener om te kunnen handelen door de sterke kant van het gezin beter tot hun recht te laten komen, te versterken en te beoordelen (Kok, 2011). Volgens Turnell en Edwards (1999) is het voor de

professional van belang dat: er respect is voor het gezin, er gebruik gemaakt wordt van het standpunt van het gezin, de samenwerking tussen professional en gezin vanaf het begin vormgegeven wordt en dat de nadruk ligt op de sterke kanten van het gezin. SOS is gebaseerd op de oplossingsgerichte therapie. Er zijn verschillende beschermende factoren voor de draagkracht opgenomen in de SOS, zoals: een goede relatie tussen de (pleeg)ouders, steun vanuit het sociale netwerk, een goede gezondheid van (pleeg)ouders en kinderen en een opvoedingsstijl die past bij (de problematiek van) het kind.

De krachten binnen het sociale netwerk worden in de SOS verdeeld over drie functie-domeinen: een normatieve functie, een praktische functie en een psychologische- of emotionele functie (Bartelink, 2012). De normatieve functie van sociale netwerken heeft betrekking op de voorbeeldfunctie die mensen voor elkaar kunnen hebben. Door de voorbeeldfunctie van de mensen uit de omgeving leren ouders en kinderen de gewoonten en gedragingen van deze groep. De praktische functie houdt in dat ouders en kinderen praktische ondersteuning kunnen krijgen van de mensen in hun omgeving, zoals hulp bij de administratie, hulp bij het huishouden of hulp het plannen van werk en afspraken (Bartelink, 2012). Daarnaast kan een hecht sociaal netwerk ouders en kinderen ook emotionele- of psychologische steun bieden onder andere door het zijn van een luisterend oor, waardering te geven of de mogelijkheid te geven om stoom af te blazen. De kenmerken van deze factoren zijn vertaald naar specifieke vragen voor de handleiding van het Steunogram, bijvoorbeeld: ‘Wie luistert graag naar jou?’.

De SAPROF (De Vogel et. al., 2007;2012) beschrijft zeventien dynamische factoren. De SAPROF taxeert naast risicofactoren ook beschermende factoren. De dynamische factoren hebben betrekking op interne factoren zoals persoonlijke kenmerken, motivationele factoren als houding tegenover werk,

vrijetijdsbesteding of inzet voor behandeling en externe factoren zoals bescherming door een sociaal netwerk en professionele hulpverlening (de Vogel, 2008). De professional kan aan de hand van een

(17)

beoordelingsschaal de zeventien dynamische factoren beoordelen. Voor het Steunogram wordt alleen gekeken naar de externe factor het sociale netwerk. Daar wordt gekeken in hoeverre de omgeving ondersteunend en pro sociaal is. Deze factor sluit goed aan bij de ontwikkeling van het Steunogram en is enigszins gevalideerd in de praktijk. Uit de beoordelingsschaal over het sociale netwerk kunnen items herleid worden in vragen die gebruikt kunnen worden in het Steunogram. Bijvoorbeeld: ‘Op wie zou je meer willen lijken?’. De SAPROF is gebaseerd op literatuur en klinische ervaring. Er zijn aanwijzingen voor convergente validiteit (de Vogel, 2008).

Bij het opstellen van de items voor het Steunogram is getracht zoveel mogelijk bij de originele tekst of het item te blijven van de SOS en SAPROF. Ter aanvulling en concretisering voor het Steunogram zijn de items geformuleerd in specifieke vragen zodat ze geschikt zijn voor de doelgroep.

Het protocol van het Steunogram bestaat uit een handleiding en een semigestructureerd interview om het sociale netwerk van lvb-zedendelinquenten jongeren in kaart te brengen (Hogewind & Collot-d’Escury, 2009). In dit onderzoek werd de handleiding inhoudelijk aangepast. Beschermende factoren zijn

opgenomen en er is een specifiek seksueel domein opgenomen. In de handleiding zijn achtereenvolgens opgenomen: Kenmerken van lvb-jongeren, het theoretische kader, de verantwoording voor het

instrument, aanwijzingen voor gebruik, kwalificaties voor de gebruiker, de stapsgewijze afname van het Steunogram, aanwijzingen over het scoren van de vragen en het rapporteren van veranderingen in het sociale netwerk. Ten slotten bevat de handleiding een uitgebreide voorbeeld van een ingevuld Steunogram, legenda en de literatuurlijst (Hogewind & Collot-d’ Escury, 2009; zie bijlage voor verschillen oude en nieuw versie).

2.7 Onderzoeksvragen, hypothesen en verwachtingen

Het protocol moet worden aangepast met krachten van het netwerk maar moet ook voldoen aan de kerndoelen van het Steunogram, namelijk: de belangrijkste onderdelen van het sociale netwerk van de lvb-jongere in kaart brengen en kwalificeren, waardoor de risicofactoren en beschermende factoren van het sociale netwerk worden onderkend.

Of het nieuwe protocol voldoende zal zijn, zal blijken uit de gemeten indrukvaliditeit op grond van de vragenlijst over het instrument. Experts dienen het Steunogram positief te beoordelen op grond van de vragenlijst en enquête over het instrument. De criteria van de vragenlijst over de items en schalen van het Steunogram zijn gebaseerd op het beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) van het Nederlandse Instituut van Psychologen (NIP). In deze vragenlijst zijn criteria gebruikt die van toepassing zijn voor het Steunogram, met betrekking tot de uitgangspunten, de kwaliteit van het testmateriaal en de kwaliteit van de handleiding.

(18)

Wat is de indruksvaliditeit van de testconstructie van het Steunogram?

- De indruksvaliditeit van de testconstructie van het Steunogram is voldoende. Dit criterium werd beoordeeld door middel van drie vragen, waarmee achtereenvolgens wordt vastgesteld of het gebruiksdoel, de theoretische achtergrond en de operationalisatie daarvan in de test van het instrument zijn beschreven (COTAN). Hierbij werd expliciet gevraagd of de meetpretentie, de doelgroepen en de functie van de test werden beschreven. Deze punten zijn in de handleiding uitgewerkt. Er werd verwacht dat de experts op deze drie vragen gemiddeld positief zullen scoren. Wat is de indruksvaliditeit van het testmateriaal van het Steunogram?

- De indruksvaliditeit van de kwaliteit van het testmateriaal is voldoende. Dit criterium wordt beoordeeld door middel van zeven vragen. Bij dit criterium kwam onder andere aan de orde of testopgaven, scoring en instructie gestandaardiseerd waren en of er voldoende aanwijzingen voor de testnemer werden gegeven. Ook werd er een vraag gesteld of er mogelijk kwetsende inhoud van items waren voor de specifieke doelgroep. Verwacht werd dat de instructies van het testmateriaal voldoende richtlijnen zullen bieden om het Steunogram af te kunnen nemen en te scoren. Experts zullen positief scoren op de vragen in verband met de kwaliteit van het testmateriaal.

Wat is de indruksvaliditeit van de handleiding van het Steunogram?

- De indruksvaliditeit van de van de handleiding is voldoende.

Dit criterium werd beoordeeld

door middel van vier vragen. Bij dit criterium werd gevraagd naar de informatie die werd

geboden ter ondersteuning van de testgebruiker bij afname en interpretatie van de test.

Verwacht werd dat experts aan zullen geven dat de handleiding compleet en duidelijk is. Op de vragen over de handleiding zullen experts positief oordelen.

Zijn de nieuwe items met betrekking tot krachten van het netwerk geschikt voor het Steunogram? - De indruksvaliditeit van de itemsconstructie met betrekking tot krachten van het netwerk is

voldoende. Dit criterium werd beoordeeld door twee open vragen. Bij het opstellen van de items werd getracht een positieve formulering te gebruiken, de items kort en bondig te houden en bij hetzelfde construct te blijven, dus items creëren die dicht bij de formulering van het

geraadpleegde instrument staan en alleen over bijvoorbeeld emotionele steun gaan. Verwacht wordt dat de items meer positieve dan negatieve reacties zullen krijgen op de enquête.

(19)

Antwoord op deze deelvragen zal leiden tot een algemene conclusie met betrekking tot de hoofdvraag; “Hoe dient het standaard protocol met betrekking tot beschermende factoren van het Steunogram eruit te zien en wat is de validiteit van het Steunogram?”

3. Methoden voor onderzoek

In dit hoofdstuk worden de methoden van dit onderzoek beschreven. In paragraaf 3.1 wordt ingegaan op de onderzoekspopulatie bestaande uit experts op het gebied van lvb. De onderzoeksprocedure en wijze van gegevensverzameling wordt nader toegelicht in paragraaf 3.2. In paragraaf 3.3 worden materialen van het onderzoek toegelicht. In paragraaf 3.4 worden tot slot de analyses toegelicht waarmee de hypotheses worden getoetst.

3.1 Onderzoeksgroep

Voor het onderzoek naar de indruksvaliditeit werden 20 experts van verschillende disciplines werkzaam met licht verstandelijk beperkte jongeren benaderd. De aangeschreven personen zijn gz-psychologen, orthopedagogen, gedragswetenschappers, systeemtherapeuten, begeleiders en verpleegkundigen die werken met licht verstandelijk beperkte jongeren of volwassenen. Zowel mannen als vrouwen werden benaderd in de leeftijd van ongeveer 30 jaar tot 60 jaar. Lynn (1986) stelde vast dat er minimum van drie en maximum van tien experts vereist is om een Index of Content Validity te berekenen. Dit geeft een richtlijn hoeveel experts minimaal vereist zijn voor bruikbare resultaten. De experts werden geworven binnen de instelling Talant, Heerenveen. Talant is instelling die mensen met een lvb langdurig begeleiding aanbiedt met de visie ‘samen verder’ (http://www.talant.nl/100/missie-en-visie/). De experts werden allen via mail benaderd en werden geraadpleegd om de handleiding van het Steunogram te beoordelen en te controleren of het instrument duidelijk, interpreteerbaar, uitputtend en omvattend is, kortom bruikbaar voor de praktijk.

3.2 Procedure

In de originele handleiding van het Steunogram werd het theoretische kader aangepast omdat de doelgroep lvb-zedendelinquenten jongeren veranderde naar lvb-jongeren in het algemeen. De stapsgewijze afname van het Steunogram werd aangevuld met beschermende factoren van het sociale netwerk. De legenda en het voorbeeld in de handleiding van het Steunogram werden aangevuld met iconen van beschermende factoren van het netwerk.

De items die op grond van de literatuur, de SOS en SAPROF zijn geselecteerd worden ingevlochten in het bestaande Steunogram en in 2 iteraties voorgelegd aan experts. Een pilot is eerst uitgevoerd bij drie deskundigen van Talant om de formulering en toegankelijkheid te verifiëren van de vragenlijst en de enquête onder experts (artsen, verpleegkundigen, gedragsdeskundigen, systeemtherapeuten, begeleiders die

(20)

ervaren zijn op lvb terrein). Dit om vervolgens de vragenlijst en de enquête te kunnen laten oordelen door een expertpanel.

Na de pilotonderzoek waarin vastgesteld werd hoe de vragenlijst en enquête eruit moest zien werden 20 experts benaderd en kregen zij de vragenlijsten en enquête via mail opgestuurd. Het invullen van de vragenlijsten nam ongeveer twee uur in beslag. De taak van de experts is het geven van een oordeel over de handleiding en het testmateriaal, met name de items. Door de oordelen structureel te analyseren is het mogelijk de indruksvaliditeit van het instrument te meten. De instructies en de vragenlijsten zijn in de bijlage opgenomen.

3.3 Materialen

De indruksvaliditeit werd gemeten met behulp van een vragenlijst conform de richtlijnen van de COTAN en een enquête welke in bijlage 6 zijn opgenomen en hieronder verder worden toegelicht.

3.3a Vragenlijst Beoordelingsschaal

De vragenlijst was bedoeld om de beoordeling van de handleiding, testmateriaal en itemconstructie van het Steunogram te meten. De criteria voor de items van deze vragenlijst zijn overgenomen uit het beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Deze criteria hebben betrekking tot de uitgangspunten met betrekking tot de kwaliteit van de testconstructie, het testmateriaal en de kwaliteit van de handleiding. Criteria met betrekking tot de normen, betrouwbaarheid en validiteit zijn weggelaten omdat het niet relevant was voor dit onderzoek. De vragenlijst bestond uit drie onderdelen en veertien items. Boven ieder item stonden korte aanwijzingen om de vraag te verduidelijken. Bovendien werden de items geconcretiseerd of uitgebreid om verwarring te voorkomen. De antwoorden werden gegeven op een vijfpuntsschaal. Overige opmerkingen over de onderwerpen die in de vragen aan de orde werden gesteld konden onderaan de pagina's worden weergegeven.

De volgende criteria kwamen aan bod. Van ieder criterium is een voorbeeld aanwijzing en vraag afgebeeld. 1a. Uitgangspunten van de testconstructie werd gemeten aan de hand van drie vragen.

Als aanwijzing om deze vraag te verduidelijken was de volgende tekst toegevoegd:

“Met vraag 1.2 willen we weten of de test of het Steunogram aansluit bij een bestaande theorie of ontwikkelt de auteur een eigen theorie? Wordt deze theorie voldoende beschreven? Wat is de meerwaarde van het nieuwe instrument boven bestaande instrumenten?”

Is er een theoretische onderbouwing voor het Steunogram beschreven?

(21)

1b. Kwaliteit van het testmateriaal werd gemeten aan de hand van zeven vragen.

Als aanwijzing om deze vraag te verduidelijken was de volgende tekst toegevoegd:

" Bij deze vraag gaat het om de stap die van meetpretentie (wat het instrument zou moeten meten) naar operationalisatie (wat het instrument in de praktijk meet) wordt genomen. Is daartoe een zodanige omschrijving van het itemdomein beschikbaar dat duidelijk is of een willekeurig item wel of niet tot de test zou kunnen behoren? Word(t)(en) het(de) te meten construct(en) op zodanige wijze geanalyseerd dat duidelijk wordt welke aspecten binnen het(de) construct(en) kunnen worden onderscheiden? Met andere woorden: wordt er een theoretische onderbouwing gegeven waarom er voor bepaalde factoren of aspecten gekozen wordt, zoals emotionele ondersteuning bij beschermende factoren in het Steunogram? Worden eventueel, op grond van theoretische of inhoudelijke overwegingen, verschillende gewichten aan deze aspecten toegekend en wordt hiermee bij de items rekening gehouden? Dus komen de vragen die gebruikt worden in het Steunogram overeen met de gegeven theorie? Wanneer bij de constructie of bewerking van een test items zijn afgevallen of gewijzigd, wordt dan aangegeven wat de gevolgen hiervan zijn voor de meting van het oorspronkelijk bedoelde begrip (dat wil zeggen is het inhoudsdomein (factor of aspect zoals emotionele ondersteuning nog volledig gedekt, vernauwd of verschoven als blijkt dat sommige vragen niet passend zijn voor dat bepaalde factor)?’

1c. Kwaliteit van de handleiding werd gemeten met behulp van vier vragen.

Als aanwijzing om deze vraag te verduidelijken was de volgende tekst toegevoegd:

" In 1990 heeft een commissie ingesteld door het Landelijk Bureau Racismebestrijding en het NIP een twintigtal tests gescreend op mogelijk racistische inhoud (Hofstee e.a., 1990). Hoewel in geen van de gescreende tests racistische inhoud werd aangetroffen, werden met name bij de verbale tests wel etnocentrisme en niet noodzakelijke idiomatische uitdrukkingen aangetroffen. Aan tests waarin dit voorkwam werd door genoemde commissie de kwalificatie "in sterk beperkte mate toepasbaar voor allochtonen" verbonden. In het beoordelingssysteem wordt deze strategie overgenomen. Het principe van beperkte toepasbaarheid kan ook voor andere groepen gelden (bijvoorbeeld een interessetest die met afbeeldingen werkt waarop alleen mannen zijn afgebeeld). Expliciet racistische (of seksistische) inhoud leidt overigens tot een voor elke groep onbruikbare test, behalve wanneer deze inhoud deel uitmaakt van de meetpretentie (F-schaal, Is er een theoretische onderbouwing voor het Steunogram beschreven? en/of worden de te meten construct(en) binnen het Steunogram duidelijk gedefinieerd?

(22)

androgynie-schaal). Met behulp van deze vraag wordt niet gevraagd te beoordelen òf er biasonderzoek is verricht (dat komt bij criterium 5 aan de orde) noch om de items op bias (vertekening) te beoordelen, maar het gaat hier louter om de a priori bruikbaarheid van een test voor een bepaalde groep."

3.3b Enquête

Het tweede deel van de vragenlijst bestond uit een enquête welke was bedoeld om de beoordeling van de inhoud en de vorm van het Steunogram weer te geven. Aan de aangeschreven persoon werd gevraagd zijn/haar mening te geven over alle items en waar mogelijk suggesties te doen om het Steunogram te verbeteren. Opmerkingen over de onderwerpen die in de vragen aan de orde worden gesteld konden onderaan iedere categorie van vragen worden genoteerd.

De volgende criteria kwamen aan bod. Van ieder criterium is hieronder een voorbeeld afgebeeld. 1a. Diagram

2a. Steunogram

2b. Stappen

2c. Integratie

Zijn de items vrij van racistische of voor bepaalde bevolkingsgroepen kwetsende inhoud? Helemaal wel Helemaal niet

Zijn de vragen geschikt voor mensen met een licht verstandelijke beperking? Zo nee, waarom niet?

Is de opzet van het gehele diagram van het Steunogram in zijn geheel duidelijk en overzichtelijk? Zo nee: waarom niet?

Met welke instrumenten/vragenlijsten wilt u het Steunogram gebruiken als dit een goed instrument blijkt te zijn? Waarom?

(23)

2d. Evaluatie

2e. Overige/opmerkingen: open ruimte om in te vullen

3.4 Meting van de indruksvaliditeit

Om de indruksvaliditeit te meten zal per item en construct (in dit geval gaat het om de testconstructie, kwaliteit van testmateriaal en kwaliteit van de handleiding) een gemiddelde en standaarddeviatie worden berekend. In de vragenlijst werden gesloten vragen gesteld die beantwoord konden worden op een Likert vijf-puntschaal, waarbij het waarde bereik van de punten loopt van 1 t/m 5 en 1 "helemaal wel" en 5 "helemaal niet" betekent. Het gemiddelde van een item werd berekend door scores van alle respondenten op een item op te tellen en te delen door het aantal responsen van de item. Dit levert een algemeen gemiddelde op per item. Bij de standaarddeviatie werd er van uitgegaan hoe minder spreiding er gevonden in de antwoorden wordt hoe meer beoordelaars het over het algemeen eens zijn over het onderdeel. Vervolgens werd een totaal gemiddelde en standaarddeviatie voor de construct, kwaliteit van de testconstructie, testmateriaal en handleiding berekend door alle scores op alle vragen van alle respondenten op het construct op te tellen en te delen met het totale aantal responsen. Wanneer er veel spreiding gevonden werd bij een beoordelingsschaal duidt het aan dat er een onduidelijke mening bestaat over het construct. Als criteria werd aangenomen dat wanneer de gemiddelden onder de 3.00 blijven, dit als een positief resultaat aangemerkt zal worden. Aangezien 3.00 zowel neutraal en geen negatieve beoordeling is op de construct. Als het gemiddelde plus de standaarddeviatie groter was dan 3, werd dit als negatief resultaat aangemerkt en vereist dit construct verbetering.

Om de mening van de experts te onderzoeken met betrekking tot de enquête over het Steunogram zal een overzicht gemaakt worden van de gegeven antwoorden op de enquête, gerangschikt op onderwerp en item. Hierbij zal een overzicht van commentaar gemaakt worden per onderwerp, bijvoorbeeld sterke punten, zwakke punten en gebruiksvriendelijkheid van het Steunogram. Wanneer alle antwoorden gerangschikt zijn, zal gekeken worden welke antwoorden het zwaarst wegen, positieve of negatieve reacties.

(24)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. In paragraaf 4.1 worden deelnemers beschreven, de resultaten van de vragenlijst worden in paragraaf 4.2 weergegeven. In paragraaf 4.3 worden de resultaten van de enquête weergegeven. Ten slotte wordt elk paragraaf afgesloten met een samenvatting van de resultaten.

4.1 Deelnemers

Tien van de 20 experts hadden vragenlijst en enquête ingevuld. De redenen voor uitval waren: vier personen hadden aanvankelijk wel toegezegd maar hebben uiteindelijk hun medewerking afgezegd omdat het invullen van het Steunogram teveel tijd consumeerde, drie vonden het beoordelen van het Steunogram te moeilijk zonder te hebben geoefend met het instrument in de praktijk en de resterende drie uitvallers zijn non-respondenten.

4.2 Beoordelingsschalen vragenlijsten

Om te onderzoeken wat de mening was van de deskundigen omtrent de testconstructie werd van iedere vraag een gemiddelde en een standaard deviatie van de antwoorden op een vijfpuntsschaal berekend. In de onderstaande tabel 1 staan de resultaten van deze meting.

Tabel 1: resultaten beoordeling testconstructie

Item* Vraag M SD

Uitgangspunten van de testconstructie 1.53 0.62

1.1 Is aangegeven wat het doel is van het Steunogram?

helemaal wel helemaal niet 1.20 0.40

1.2

Is er een theoretische onderbouwing voor het Steunogram beschreven? En/of worden de te meten construct(en) binnen het Steunogram duidelijk

gedefinieerd?

helemaal wel helemaal niet

1.60 0.60

1.3 Wordt de relevantie van de te meten constructen duidelijk beschreven zodat helder is waarom deze constructen belangrijk zijn voor het Steunogram?

(25)

helemaal wel helemaal niet

Kwaliteit van het testmateriaal 2.20 1.05

2.1 Zijn de testopgaven gestandaardiseerd?

helemaal wel helemaal niet 2.78 1.20

2.2b Indien de scoring door beoordelaars of observatoren gebeurt, is dan scoringslijst volledig en duidelijk?

helemaal wel helemaal niet

2.20 0.80

2.3 Zijn de vragen in de handleiding vrij van racistische of voor bepaalde bevolkingsgroepen kwetsende inhoud (zoals mensen met een lvb)?

helemaal wel helemaal niet

2.30 1.20

2.4a Zijn vragen, handleiding, en antwoordformulier zodanig ontworpen dat fouten bij de invulling kunnen worden vermeden?

helemaal wel helemaal niet

2.10 1.00

2.4b Hoe is de kwaliteit van het Steunogram?

helemaal goed helemaal niet goed

2.00 0.50

2.5 Is het scoreformulier zodanig ontworpen en beschreven dat fouten bij de scoring kunnen worden vermeden?

helemaal wel helemaal niet

(26)

2.6 Zijn de instructies voor de geteste (lvb-cliënt) volledig en duidelijk? helemaal wel helemaal niet

1.63 0.70

Kwaliteit van de handleiding 1.95 0.95

2.8 Zijn de aanwijzingen voor de testleider (gebruiker van het Steunogram) volledig en duidelijk?

helemaal wel helemaal niet

2.00 0.60

2.9 Wordt informatie gegeven over de gebruiksmogelijkheden en beperkingen van het Steunogram?

helemaal wel helemaal niet

1.75 0.50

2.10

2.11

Wordt gewezen op soorten informatie die bij de interpretatie van de resultaten van belang kunnen zijn?

helemaal wel helemaal niet

Wordt de mate van deskundigheid die vereist is voor afname en interpretatie van het Steunogram vermeld?

helemaal wel helemaal niet

2.17

1.90 0.70

0.80

*De nummering van de vragen is volgens het originele beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) aangehouden. = scoring range M= Mean, SD = Standard Deviation

(27)

Aan de hand van het algemene gemiddelde werd per schaal onderzocht of de verschillende beoordelingsschalen voldoende indruksvaliditeit hadden. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek worden beschreven.

Uit de resultaten van de beoordelingsschalen en de bijbehorende opmerkingen komen de volgende relevante conclusies:

Over de uitgangspunten van de testconstructie blijkt men over het algemeen tevreden (M=1.53, SD=0.62). Het gemiddelde plus standaarddeviatie valt ruim onder drie, dit geeft aan dat de deskundigen over het algemeen eens waren dat de testconstructie voldoende was. Deskundigen die commentaar leverden, gaven aan dat het Steunogram het belang van alle contacten die de lvb-jongere heeft omvat. Het creëert een totaalbeeld van alles wat de lvb-jongere in zijn omgeving tegenkomt en hoe hij dit ervaart en wat de invloed is. Tevens werd opgemerkt dat het theoretisch kader voldoende was, maar een beperkt aantal respondenten vonden dat sommige constructen concreter uitgewerkt moeten worden op het gebied van het belang en de relevante onderzoeksliteratuur.

Over de kwaliteit van het testmateriaal blijkt men een negatieve mening te hebben (M=2.20;1,05). Het algemene gemiddelde plus standaarddeviatie van de kwaliteit van de testmateriaal was groter dan drie en dus beoordelen de experts het testmateriaal van het Steunogram als onvoldoende. op twee punten na waren de deskundigen oneens met het testmateriaal. De deskundigen scoorden gemiddeld onder drie op de item over de kwaliteit van het testmateriaal van het Steunogram (M=2.00, SD=0.50) en instructies voor de testnemers (M=1.63, SD=0.70). Dit betekent dat de experts positief waren op de punten over het testmateriaal en de instructies voor afname. Op de item over de mate van standaardisering van de testopgaven was het gemiddelde plus standaarddeviatie groter dan drie (M=2.78;SD=1.20). Ook de items over vermijding van fouten bij vragen en het invullen van antwoordformulier (M=2.10, SD=1.0) en fouten vermeden konden worden bij het scoringsformulier (M=2.33, SD=1.50) werden negatief beoordeeld . Bovendien scoorden de experts negatief op de vraag of de vragen van de handleiding vrij zijn van racistische of voor bepaalde bevolkingsgroepen kwetsende inhoud (M= 2.30, SD= 1.2). Er werd opgemerkt dat vooral vragen over seksualiteit kwetsend over zouden kunnen komen.

De deskundigen waren over het algemeen tevreden het construct over de kwaliteit van de handleiding (M= 1.95, SD=0.95). Een punt waar experts niet tevreden over waren was op de item over het interpreteren van verkregen informatie (M=2.88, SD=0.99), hoewel men over het algemeen tevreden is over de kwalificaties voor de testgebruiker (M=1.90, SD=0.80) en de aanwijzingen voor de testleider (M=2.00, SD=0.60). Experts waren ook tevreden over de informatie over de gebruiksmogelijkheden en beperkingen van het Steunogram (M=1.75, SD=0.50).

(28)

Samenvatting van de belangrijkste opmerkingen:

Ten eerste, enkele constructen dienen voor de uitgangspunten van de testconstructie nader te worden uitgewerkt met betrekking tot het belang van het construct voor het Steunogram en de relevante onderzoeksliteratuur. Ten tweede, over de kwaliteit van het testmateriaal hadden de deskundigen kritische opmerkingen over de beoordelingsvrijheid van de interviewer, enig commentaar over de vragen in verband met de doelgroep en werden vragen gesteld over de uitwerking van een aantal begrippen en definities. Tenslotte, met betrekking tot de kwaliteit van de handleiding werden richtlijnen gemist over de interpretatie en scoring van de informatie.

4.3 Enquête

Om te onderzoeken wat de mening was van de deskundigen omtrent de beoordeling van de inhoud en de vorm van het instrument werd een samenvatting gemaakt van de gegeven antwoorden op de enquête, geordend op onderwerp en item. Hieronder volgt het resultaat van de enquête:

Het commentaar over de opzet van het diagram was vooral gericht op de overzichtelijkheid en complexiteit. Men vond dat voldoende mogelijkheden werden gegeven voor eigen aanvullingen en het intekenen van de lvb-jongere, maar respondenten gaven aan dat lvb-jongeren vaak uit gebroken gezinnen komen waardoor het Genogram uitgebreid en dus complexer is. De deskundigen gaven aan dat de legenda visuele ondersteuning gaf en dat het prettig was voor de doelgroep, maar er was onduidelijkheid in de weergave van verschillen tussen sociale contacten en professionals. Kortom, er werd verder toelichten van een aantal begrippen en symbolen uit de legenda gesuggereerd.

De opzet van de stapsgewijze afname vond men over het algemeen helder en compleet. Over de vrijheid die is gelaten aan de testafnemer is men tevreden. Het geeft de mogelijkheid om het aan de cliënt aan te passen en is een unieke, creatieve methode om met de cliënt te werken. De deskundigen benadrukken dat het invullen van het Steunogram situatie- en persoonsafhankelijk is en dat het noodzakelijk is om op de jongere in te spelen. Echter vonden sommige experts het lastig wanneer er sprake was van een complex diagram en vooral welke informatie ze moeten noteren en welke informatie op het diagram hoort. Bovendien gaven de deskundigen specifieke suggesties voor alternatieve vragen voor de afname.

Over de integratie van het gebruik van het Steunogram met andere instrumenten werden uiteenlopende antwoorden gegeven. Sommige deskundigen gaven aan het Steunogram te combineren met risicotaxatie instrumenten, om zo risico en beschermende factoren van de jongere zelf ook te onderzoeken bij onderzoek naar hechtingsstijl of bij intelligentietests. Ook werd aangegeven dat het Steunogram een breed beeld geeft van waar de jongere staat en werd het instrument gezien als een handige instrument om een

(29)

gesprek met de jongere aan te gaan. Enkele deskundigen konden niet aangeven met welk ander instrument ze het Steunogram zouden kunnen integreren omdat ze er geen ervaring mee hadden opgedaan.

Op de vraag wat er moet worden aangepast om het Steunogram goed te kunnen gebruiken werd aangegeven dat het Steunogram compleet lijkt te zijn, maar ervaring met het instrument nog nodig is om meer inzicht te krijgen. Enige suggestie voor verbetering was dat sommige stappen prioriteit moeten krijgen in verband met de bruikbaarheid van het instrument zoals eerst de beschermende factoren behandelen in plaats van risicofactoren.

Als sterke punten werden genoemd:

 Prima gestructureerde manier van interviewen

 Veel aantrekkelijker dan een anamnese, vorm staat dicht bij cliënt  Product is zichtbaar

 Duidelijk beeld van lvb-er  Zeer uitgebreid

 Visualisering van het netwerk

 Handvatten voor gesprek met cliënt over wat belangrijk is in diens leven  Handvatten voor ondersteuning van cliënt en mogelijkheden voor uitbreiding  Hulpmiddel voor systeemgericht werken

 Zeer compleet beeld  Informatief

 Het is overzichtelijk, er is veel informatie uit af te lezen.

 Het is ook leuk als gespreksmiddel te gebruiken als iemand moeilijk praat

Als zwakke punten werden genoemd:  Zeer uitvoerig, kost veel tijd

 Scoring, subjectief versus objectief, wat de cliënt vertelt is niet altijd waar  De gebruiker van het instrument moet doel van afname eerst duidelijk hebben  Accent soms toch nog wat te veel op de risicotaxatie

 Neemt teveel tijd in beslag om het in te vullen  Moet het nog uitproberen

 Social media toevoegen, tegenwoordig ook veel contact via social media  Soms aanpassing nodig, afhankelijk van niveau van functioneren van de cliënt

(30)

 Bij Multi probleemgezinnen/netwerken moet je denk ik goed afwegen wat je erbij zet en wat niet om te voorkomen dat het Steunogram niet meer leesbaar wordt.

 Het lijkt me veel werk: tijdrovend 

Op de vraag of men het Steunogram zou gebruiken als het klaar is, werden de volgende antwoorden gegeven:

 Ja, als systeemtherapeut kan het Steunogram ter aanvulling van het Genogram gebruikt worden  Ja, prima gestructureerd interview. Snel overzicht van de cliënt. Risico- en beschermende factoren

goed zichtbaar

 Ja, instrument staat dicht bij de belevingswereld van de cliënt maar, goed kiezen wanneer ik het zal gebruiken, in verband met beschikbare tijd. Mogelijk goed in te passen in omschreven behandeltijd

 Ja, lijkt me hartstikke leuk om op deze manier met mijn cliënten bezig te zijn en zaken inzichtelijk te maken voor hen, maar ook zeker voor mezelf als begeleider

 Nee, mogelijk wel gedeeltes maar niet in het geheel. Moet een aantal ingevuld hebben tijdens behandeling. Kost teveel tijd is al teveel administratie

 Is wel belangrijk voor lvb-jongere en netwerk, hulpverlening om sneller inzicht te krijgen op welke gebieden er uitval dreigt en hoe de mogelijkheden worden vergroot om een normaal bestaan op te bouwen

 Ja, het levert me veel inzicht op de informele steunstructuur van de cliënt. Het levert me veel informatie op van de cliënt over hoe zijn leven eruit ziet en wat hij/zij belangrijk vindt in zijn leven

 Ja, want het is leuk om zo’n gesprek met cliënten te hebben

 Ja, want ik ben nieuwsgierig en van weinig die ik ken is er een Genogram, Ecogram of liever een Steunogram

Samenvatting van de belangrijkste punten van de enquête:

Uit het enquête komen de volgende aandachtspunten naar voren. Ten eerste de opzet van het diagram kan verduidelijkt worden in de overzichtelijkheid in verband met de complexe situaties en hoeveelheid informatie die wordt weergegeven in het Steunogram. Ten tweede, er werd aangegeven dat sommige symbolen uitvoeriger uitgewerkt kunnen worden in de legenda. Over de vrijheid die is gelaten aan de testafnemer om door te vragen naar eigen inzicht waren de deskundigen tevreden. Suggesties over de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gaat hierbij om het vroeger signaleren van kinderen met een beperking om op tijd diagnostiek, zorg en ondersteuning te bieden, zodat de ontwikkeling van het kind

Figuur 5 Het Steketee/Ecodan schoffelsysteem op het bedrijf van Erf BV. De verstelbare steun van de camera is duidelijk te zien in de rechter afbeelding. ©Agrotechnology &

(Liberal International, 1997) Discussing the effect of civic consciousness and public culture on the nationality in Scotland provides an alternative to the view that the

Zo hebben medewerkers vaak heel specifieke voorkeuren voor welke weekenden ze wel en niet willen werken, vanwege het sociale leven dat sterk ge- concentreerd is rondom het

Zoals ik al eerder heb benoemd is er de laatste maanden veel gebeurd op het Leerhuis. De groep die daar op dit moment woont, lijkt zich makkelijk te laten meeslepen door elkaar

Door de cognitieve beperkingen en sociaal-emotionele problemen kunnen verstandelijk beperkte ouders zich vaak moeilijker inleven in anderen, inclusief in hun kinderen.. “ Er is

De regie van ouders overnemen is verleidelijk, maar meestal niet het beste voor het

Veel ouders met een licht verstandelijke beperking kunnen niet zelfstandig of met steun uit hun sociale netwerk hun kinderen verzorgen en opvoeden. Slechts een derde van de