• No results found

‘Verminderen van recidive door het betrekken van de gemeenschap?’Een meta-analyse naar het verband tussen gemeenschap en recidive

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Verminderen van recidive door het betrekken van de gemeenschap?’Een meta-analyse naar het verband tussen gemeenschap en recidive"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Verminderen van recidive door het betrekken van de gemeenschap?’ Een meta-analyse naar het verband tussen gemeenschap en recidive

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam J.P.M. (Jesse) Drijfhout 12824313 Begeleider: dr. F.B. van Rooij Tweede beoordelaar: Prof. Dr. G.J.J.M. Stams Amsterdam, 21 juni 2020

(2)

2 Abstract

47% of all delinquents is recidivating, which causes several problems. The Good Lives Model (GLM-model) is a model with a positive approach towards reducing recidivism. One of the concepts of the GLM-model is community. Community is defined as feeling connected with family, friends, a mentor or neighborhood. In this study, two meta-analysis were conducted. One analyzing the relation between community on reducing recidivism and one analyzing the effect of community-based interventions on reducing recidivism. Articles were included if peer-reviewed, written in English and describing the relationship between community and recidivism. The meta-analysis on the relation between community and recidivism included 48 independent studies (62 effect sizes). The second meta-analysis included 26 studies (82 effect sizes). A three-level meta-analysis was conducted. After the total-effect analysis, moderator analyses were conducted. Community has a small effect on reducing recidivism. The effect is stronger for white and older people, in European studies and in longitudinal studies.

Community-based interventions have a small effect on reducing recidivism, which is smaller for Afro-American people. It’s important to pay attention to the community of delinquents, because of the effect on reduced recidivism. This study is a first step in the empirical validation of the GLM-model.

(3)

3 Inleiding

‘Wat moet er gebeuren om de forensische zorg te hervormen?’ (van Kempen, 2019) werd gekopt in het Parool als reactie op het hoge percentage recidivisten. Binnen twee jaar recidiveert bijna de helft van de gedetineerden (47%) volgens het Ministerie van Justitie (2018). Het is zorgwekkend dat zoveel mensen na detentie en behandeling weer een delict plegen. Telkens wanneer mensen weer in detentie worden geplaatst, zal hun levensgeluk omlaag gaan (Bronsteen, Buccafusco, & Masur, 2009). Daarnaast is het ook qua kosten zorgwekkend dat zoveel delinquenten recidiveren. Het is detentie vasthouden van één gedetineerde kost naar schatting dagelijks 250 euro (van Mersbergen, 2018). Wanneer bijna de helft van de ex-gedetineerden recidiveert, zullen de kosten cumuleren doordat zij vaker recidiveren. Dit onderzoek richt zich op de relatie tussen gemeenschap en recidive en draagt bij aan de kennis over de vermindering van recidive.

Om recidive tegen te gaan zijn verschillende modellen ontwikkeld. Een veel gebruikt model is het Risk-Needs-Responsivity model (model). Eén van de doelen van het RNR-model is het verminderen van de kansen op recidive. Het RNR-RNR-model bestaat uit het

risicobeginsel, het behoeftebeginsel en het responsiviteitsbeginsel (Andrews, Bonta, & Wormith, 2011; van der Put et al., 2011). Met het risicobeginsel wordt het recidiverisico ingeschat, waarna met het behoeftebeginsel wordt gekeken naar de zogenoemde criminogene behoeften. Dit zijn de veranderbare risicofactoren die samenhangen met recidive (problemen in de thuisomgeving, omgang met negatieve sociale peers). Ten slotte wordt met het

responsiviteitsbeginsel bekeken of de gekozen interventie past bij de persoon (bijvoorbeeld passend bij intelligentie, motivatie en leerstijlen). Met het RNR-model wordt verwacht dat er minder recidive zal zijn dan wanneer er gebruik wordt gemaakt van andere modellen, door een accuratere schatting van risico’s van een gedetineerden, een aanpak van dynamische factoren en behandeling op maat (Andrews, Bonta & Wormith, 2011).

(4)

4 Een ander model dat als leidraad dient om recidive te reduceren is het Good Lives Model (GLM-model). Het GLM-model kenmerkt zich door zijn positieve benadering ten aanzien van het verminderen van recidive (Ward & Brown, 2004). De kritiek van het GLM-model op het RNR-GLM-model is dat het RNR-GLM-model vooral gericht is op het weghalen van negatieve factoren en minder op het nastreven van positieve doelen of het bereiken van pro-sociale doelen. Daarnaast houdt het RNR-model niet direct rekening met de relatie tussen wat een mens (nodig) heeft en risicofactoren, terwijl dit juist belangrijk is voor de motivatie van gedetineerden (Kannappan et al., 2012). Het GLM-model gaat daarentegen uit van de

positieve kanten van mensen en richt zich op de positieve factoren en op het versterken van de zogenoemde ‘primary goods’(Ward & Brown, 2004).

Met primary goods worden ervaringen, acties en zaken bedoeld die bijdragen aan het welzijn van mensen. De primary goods waaruit het GLM model bestaat zijn: leven, kennis, voortreffelijkheid in spel, voortreffelijkheid in werk, zelfstandigheid, innerlijke vrede, vriendschap, gemeenschap, spiritualiteit, geluk en creativiteit. Deze primary goods komen voort uit verschillende basisbehoeften zoals behoefte aan relatie, competentie en autonomie (Ward & Brown, 2004).

De primary goods worden onderverdeeld in secondary goods. Dit zijn acties of materialen die nodig zijn om te kunnen voldoen aan de primary goods (Ward, Yates, & Willis, 2012). Deze acties of materialen zijn bijvoorbeeld het doen van vrijwilligerswerk om tegemoet te komen aan de primary good gemeenschap, naar school gaan om kennis op te doen om tegemoet te komen aan de primary good kennis of naar religieuze diensten gaan om tegemoet te komen aan de primary good spiritualiteit.

Naast het versterken van deze primary en secondary goods richt het GLM model zich op streefdoelen in plaats van doelen met betrekking tot het mijden van risico’s, wat het RNR-model doet (Ward, Mann, & Gannon, 2007). Het GLM-RNR-model streeft naar een (positief) doel

(5)

5 dat gehaald kan worden binnen één van de primary goods; niet naar iets wat juist niet behaald mag worden (geen delicten meer plegen; vermijdend doel). Voorbeelden hiervan zijn

bijvoorbeeld een student die streeft naar het halen van een bepaald diploma (aansluitend bij de primary good kennis) of een tiener die vrijwilligerswerk gaat doen (aansluitend bij de primary good gemeenschap). De positieve doelen waarnaar gestreefd kan worden binnen het GLM-model zijn gebaseerd op persoonlijke voorkeuren, waardoor de behandelmotivatie kan groeien en het recidiverisico vermindert (Ward, Mann, & Gannon, 2007).

Desalniettemin is er nog weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het GLM-model. Het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) heeft in samenwerking met Van Yperen, Veerman en Bijl (2017) richtlijnen opgesteld voor het beoordelen van de effectiviteit van interventies. Het is belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar de daadwerkelijke verbanden tussen de primary goods en recidive om het GLM-model te kunnen onderbouwen. Ten eerste is het volgens Van Yperen van belang dat de interventie theoretisch onderbouwd wordt. Dit is belangrijk omdat theoretische onderbouwing de werkzaamheid van een model aannemelijk maakt. Na de theoretische onderbouwing van het model moet worden onderzocht middels een voor- en nameting om de eerste aanwijzingen voor effectiviteit aan te tonen. Daarna moeten ‘goede aanwijzingen’ en ‘sterke aanwijzingen’ voor effectiviteit worden aangetoond om te kunnen stellen dat een model effectief is.

In de huidige studie wordt onderzoek gedaan naar de theoretische draagkracht van één van de aspecten van het GLM-model. Het doel is om een eerste stap te zetten in het bewijs voor de effectiviteit van het GLM-model. Wanneer er een recidive verlagend effect wordt gevonden, betekent dit dat één van de aspecten binnen het GLM-model mogelijk werkt in het reduceren van recidive. Huidig onderzoek levert een bijdrage aan de wetenschappelijke kennis over het GLM-model, waardoor er nieuwe inzichten worden verworven in de werkzaamheid van het GLM-model.

(6)

6 In dit onderzoek ligt de focus op één primary good van het GLM-model:

gemeenschap. Met gemeenschap wordt het gevoel ergens bij te horen of onderdeel te zijn van een groep bedoeld, waarin iemand zich gehoord en begrepen voelt (Ward, 2002; Ward & Stewart, 2003). In deze gemeenschap voelt het veilig om jezelf te kunnen zijn. Dit kan zowel het horen bij een vriendengroep zijn, het gevoel van horen bij familie, het hebben van een mentor als het gevoel van horen bij een (sport)club. Bij de primary good gemeenschap horen verschillende secondary goods, zoals het doen van vrijwilligerswerk in de nabije omgeving (Ward, 2002). Vrijwilligerswerk doen zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen zich meer betrokken voelen bij hun omgeving. Deze vrijwilligers hebben het gevoel dat zij ergens bij horen en dat zij onderdeel zijn van een groep, wat bijdraagt aan het gevoel van gemeenschap.

Wat tevens bijdraagt aan het gevoel van gemeenschap is ‘connectedness’, vrij vertaald verbondenheid (Mc Kiernan et al., 2013). Verbondenheid wordt gezien als het betrokken zijn in een gemeenschap of familie waarin er naar elkaar wordt geluisterd, waar er steun is voor elkaar in een omgeving waar iedereen zich veilig voelt om gevoelens te uiten en te delen. Deze verbondenheid creëert een sterke band met mensen in de omgeving.

Gedetineerde jongeren geven zelf aan dat ze te weinig handvatten hebben om een sterke band met pro-sociale peers te kunnen opbouwen (Geenen & Powers, 2007). Deze jongeren vertonen crimineel gedrag, wat volgens de dynamische benadering van crimineel gedrag ontstaat uit omstandigheden en ervaringen uit het leven (Vries, Liem, & Nieuwbeerta, 2010). Belangrijke gebeurtenissen in het leven van een persoon beïnvloeden mogelijk

antisociaal gedrag in de toekomst. Dit zijn bijvoorbeeld relaties met vrienden. Zijn deze vrienden pro-sociaal, dan zal het crimineel gedrag afnemen. Zijn deze relaties juist met andere delinquente jongeren, dan zullen jongeren minder snel hun criminele loopbaan beëindigen (Vries, Liem, & Nieuwbeerta, 2010). Het is dus belangrijk om deze jongeren handvatten aan

(7)

7 te reiken en vaardigheden aan te leren om een band op te kunnen bouwen met mensen uit de gemeenschap.

Verschillende interventies zijn ontwikkeld om de gemeenschap te betrekken bij de terugkeer in de maatschappij van gedetineerden of om gedetineerden vaardigheden te leren die ze kunnen toepassen in de gemeenschap. Deze interventies worden in het vervolg

‘community-based interventies’ genoemd. Hieronder vallen dus zowel de interventies die de gemeenschap actief betrekken binnen een interventie als op de interventies die die

vaardigheden aanleren om toe te passen in de gemeenschap. Eén van de doelen van community-based interventies is om het welzijn van deze gedetineerden te vergroten (Wandersman & Florin, 2003). Community-based interventies die gebruikt worden zijn bijvoorbeeld Strengthening Families Initiative, Community Partnerships, Strong Communities for Children, Communities NOW en PIDP (Van Dijken, Stam, & de Winter, 2016).

Gezien het belang van bovenstaande, is het eerste doel van het onderzoek om door middel van een meta-analyse de relatie tussen gemeenschap en recidive te onderzoeken. Hierbij wordt verwacht dat gemeenschap een recidive-verlagend effect heeft. Het tweede doel van het onderzoek is om door middel van een meta-analyse de effectiviteit van community-based interventies op verminderde recidive te onderzoeken. Ook hierbij wordt verwacht dat community-based interventies een recidive-verlagend effect. Er worden verschillende moderatoren meegenomen, zoals type gemeenschap, leeftijd, type onderzoek en etniciteit. Deze moderatoren worden meegenomen, omdat wordt verwacht dat deze factoren invloed hebben op de relatie tussen gemeenschap en recidive. Het is echter niet bekend wat dit effect dan zou kunnen zijn, waardoor het belangrijk is om deze moderatoren mee te nemen in de analyses.

(8)

8 Methode

Design

In dit onderzoek is een meta-analyse gedaan met studies die aansluiten bij de onderzoeksvraag. Voor het gekozen construct gemeenschap (waar familie, vrienden, mentoren of buurt onder vallen) werd gezocht naar literatuur waarin de relatie tussen

gemeenschap en recidive beschreven wordt en waarin één of meerdere effectgroottes worden gerapporteerd. Er zijn twee meta-analyses uitgevoerd om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden.

Inclusiecriteria

In dit onderzoek werden alleen kwantitatieve, peer-reviewed, Engelstalige kwantitatieve studies meegenomen. Er is zo breed mogelijk gezocht om zoveel mogelijk geschikte studies te vinden. Om deze reden zijn er naast studies die het verband tussen gemeenschap en recidive in de jeugddelinquentie beschrijven, ook studies over delinquentie bij volwassenen geïncludeerd. Studies worden geëxcludeerd wanneer: a) recidive niet als uitkomstmaat is meegenomen, b) wanneer er geen factoren van gemeenschap zijn

meegenomen en c) studies kwalitatief zijn. Inclusiecriteria specifiek voor de van interventie-studies zijn: d) community-based interventies en de aanwezigheid van een controlegroep.

Zoekstrategie

Om geschikte literatuur te vinden werd gebruikt gemaakt van de elektronische databases van PsychINFO, Medline, Socindex en Web of Science. De zoekopdracht in de databases is gedaan in samenwerking met de begeleider en een informatiespecialist van de Universiteit van Amsterdam. Om in deze database gericht te kunnen zoeken, werden er specifieke zoektermen gebruikt om het gekozen construct te kunnen onderzoeken. Er werd gezocht op termen als: ‘Friendship and recidivism’, ‘Friends reduce recidivism’, ‘family delinquency’, ‘family recidivism’, ‘group friends recidivism’ en ‘community recidivism’. De

(9)

9 complete zoekstrategie per database is als bijlage toegevoegd (Appendix A). Er werd met zoveel mogelijk synoniemen gezocht op het begrip gemeenschap en de begrippen die daarmee samenhangen, zodat de meeste relevantie artikelen werden geïncludeerd.

Selectieproces

Het doorzoeken van de databases resulteerde in 1929 studies. Daarnaast werden uit eerder gedane meta-analyses en een later gepubliceerde FACT-analyse nog 52 studies toegevoegd. De dubbele referenties werden verwijderd in Zotero. De overgebleven studies zijn vervolgens gescreend op de inclusiecriteria in Rayyan. Om de betrouwbaarheid te verhogen is het screenen van de eerste 50 studies dubbel uitgevoerd. Uit deze dubbele screening kwam een substantiële interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Cohen’s Kappa = .80). De studies waar geen agreement over werd bereikt (k = 7) werden allemaal nogmaals gelezen en vervolgens geïncludeerd of geëxcludeerd. Hierna is ervoor gekozen om het screenen voort te zetten op dezelfde manier.

Het screenen van de studies leverde 442 studies op. Van deze 442 studies zijn de titels en abstracts nogmaals gelezen en ditmaal zijn ook de methode- en de resultatensecties van deze studies gelezen. De studies die voldeden aan de genoemde inclusiecriteria werden vervolgens meegenomen in het onderzoek, zoals te zien is in Figuur 1. Studies worden geëxcludeerd wanneer deze niet in het Engels zijn geschreven, niet gepubliceerd zijn in een Peer-reviewed tijdschrift, waarin recidive niet wordt meegenomen als uitkomstmaat of wanneer er geen factoren van gemeenschap worden meegenomen.

(10)

10

Figuur 1: Flow-diagram

Een compleet overzicht van gebruikte studies van beide meta-analyses is te vinden in Appendix B (relatie tussen gemeenschap en recidive) en Appendix C (Community-based interventies en recidive).

Studies gevonden door zoeken in databases (n = 1929 ) S cr ee n in g Geïn clu d ee rd Moge li jk ge sc hik t Id en tif icat

ie Extra studies toegevoegd door

andere zoekmanieren (n = 52 )

Studies na verwijderen dubbele artikelen (n =1580 )

Studies gescreend (n = 494 )

Studies geëxcludeerd (n = 1086 )

Volledig artikelen gelezen voor in/exclusie

(n = 138 )

Studies waarvan volledig artikel is gelezen en die

zijn geëxcludeerd (n = 356 )

Studies geïncludeerd in interventiebestand

(n = 26 ) Studies relatie tussen

gemeenschap en recidive (n =51 )

Studies geïncludeerd (n = 77)

(11)

11 Coderen

De gebruikte studies zijn in een SPSS-bestand gecodeerd. De factoren die per artikel gecodeerd worden, zijn in Appendix D te zien.

Analyseplan

Er is een drie-level meta-analyse uitgevoerd op basis van de stappenplannen van Spruit (2018), Gubbels en Assink (2020), Wibbelink en Assink (2015). Per studie zijn één of meerdere effectgroottes gerapporteerd. Deze effectgrootte is omgerekend naar r (bij de relatie tussen gemeenschap en recidive) óf Cohen’s d (bij interventiestudies) met behulp van

effectgrootte calculators van Wilson (2013) en Lipsey en Wilson (2001). De r waardes zijn voor de analyses omgerekend naar Fisher-Z waarden en na de analyses weer teruggerekend met behulp van de calculator van Lipsey en Wilson (2001). Voor elke categorische variabele zijn dummy-variabelen aangemaakt. Daarnaast zijn voor continue-variabelen die als

moderator worden meegenomen gecentreerde variabelen aangemaakt. De analyses werden uitgevoerd in R (Packages ‘Foreign’ en ‘Metafor’, versie 4.0.0; R core team, 2015).

Vervolgens zijn er twee meta-analyses uitgevoerd. Eén om de relatie tussen gemeenschap en recidive te analyseren en één om de gemeenschapsinterventies in relatie tot recidive te analyseren. Er is voor beide studies eerst een gemiddelde effectgrootte gerapporteerd berekend in R, inclusief de significantie van deze effectgrootte. Vervolgens is gekeken of er sprake is van publicatie of selectie bias door het doen van een trim-and-fill analyse en het maken van een Funnelplot.

Tot slot is onderzocht welke variabelen een significant moderatoreffect hadden. Een compleet overzicht van moderatoren staat in Tabel 3 (relatie tussen gemeenschap en recidive) en Tabel 6 (interventiestudies). Als er sprake was van moderatoreffect, kan dit

(12)

12 moderatoreffect in Tabel 3 of Tabel 6 worden afgelezen. In deze tabellen is ook de

bijbehorende effectgrootte af te lezen.

Resultaten

In het onderzoek zijn twee meta-analyses uitgevoerd. Eén om de relatie tussen gemeenschap en recidive te onderzoeken en één om het effect van community-based

interventies op recidive te onderzoeken. Het onderzoek naar de relatie tussen gemeenschap en recidive omvatte 51 studies (k), gepubliceerd tussen 1978 en 2020 (mediaan = 2015) en hierbij werden 60 effectgroottes gerapporteerd. De steekproefgroottes liepen uiteen van 17 tot 118288 (M = 4572 , SD = 16694 ) met een gemiddelde leeftijd van 28.04 jaar (SD = 8.62). Het interventieonderzoek includeerde 26 studies tussen 1974 en 2020 (mediaan = 2016) waaruit 82 effectgroottes gehaald werden. De steekproefgroottes van de experimentele groep liepen uiteen van 22 tot 3819 (M = 130, SD = 417) met een gemiddelde leeftijd van 22.91 jaar (SD = 9.25).

Resultaten relatie gemeenschap en recidive

Er is een klein significant effect van gemeenschap op het reduceren van recidive gevonden (r = .142, p <.001; Tabel 1). De resultaten van de Likelihood-ratio toets laten zien dat de variantie binnen effectgroottes uit dezelfde studies significant is (X2 (2) = 28.312, p <.001). De variantie tussen de effectgroottes van verschillende studies was tevens significant (X2 (2) = 10.031, p = .002). Omdat de level-2 en level-3 varianties significant zijn, is er sprake van heterogeniteit van effectgroottes en kunnen er moderatoranalyses worden verricht.

(13)

13 Tabel 1

Totaal Effect Relatie tussen Gemeenschap en Recidivisme

Uitkomst k #ES Gemid

delde r

95% CI p σ2

level 2 σ2level 3 % Var.

Level 1 % Var. Level 2 % Var. Level 3 Recidivisme 51 60 .142 .087; .198 <.001 0.010*** 0.026** 0.773 28.267 70.961

Noot. Uitkomstvariabele = relatie tussen gemeenschap en recidivisme; k = aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; gemiddelde r = gemiddelde effectgrootte (r); CI = betrouwbaarheidsinterval; σ2

level 2 = variantie tussen effectgroottes uit dezelfde studie; σ2

level 3 = variantie tussen studies; % Var = percentage verdeelde variantie .

*p ≤ .05 **p ≤ .01 ***p ≤ .001

Er is sprake van publicatie bias (t = 3.409, p = .001). Er worden 12 effectgroottes gemist aan de linkerkant, zoals te zien is in de Funnelplot (Appendix D). Na de trim-and-fill analyse blijft nog steeds een significant klein effect (r = .103, p = .001, Tabel 2).

Tabel 2

Gecorrigeerde Effect-grootte na Trim-and-Fill Analyse

Uitkomst k #ES Gemiddelde r 95% CI p

Recidivisme 58 72 .103 .043; .163 .001

Noot. Uitkomstvariabele = relatie tussen gemeenschap en recidivisme. k = aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; gemiddelde r = gemiddelde effectgrootte (r); CI = betrouwbaarheidsinterval

Er zijn kleine significante moderatoreffecten gevonden (zie Tabel 3) voor percentage ‘Witte mensen’ (r = .120, p = <.001), leeftijd (r = .133, p = <.001), ‘Noord-Amerikaans onderzoek’ (r = .121, p = <.001) en ‘onderzoeksdesign’ (r = .101, p = <.001). Meer witte mensen in het onderzoek verlagen het recidive-verlagende effect, evenals Noord-Amerikaans onderzoek, longitudinale onderzoeken, andere onderzoeken en een hogere leeftijd. Ten derde werd een middelgroot significant moderatoreffect gevonden voor niet Europese- en Noord-Amerikaanse onderzoeken (r = .301, p = .01) en tot slot wordt er een groot significant moderatoreffect voor Europese studies gevonden (r = .409, p <.001). Niet-Europese of niet-Noord-Amerikaanse onderzoeken vergroten het recidive-verlagende effect en Europese

(14)

14 studies naar de relatie tussen gemeenschap en recidive laten een groot recidive-verlagend effect zien.

Tabel 3

Moderatoren van de relatie tussen gemeenschap en recidive

Moderatoren k #ES B0/ Fischer z r t0 B1 t1 F(df1, df2) Type gemeenschap F (4, 55) = 1.018 Familie (RC) 20 20 .187 .185 4.378 Vrienden 5 5 .151 .150 2.093* -.036 -0.482 Buurt 19 19 .130 .129 3.040* -.057 -1.006 Mentoren 1 1 -.180 -.178 -0.907 -.367 -1.806+ Combinatie 13 15 -.118 -.117 2.051* -.068 -0.959 Kenmerken steekproef

Percentage Witte mensen 43 52 .121 .120 4.431*** .477 3.637*** F (1. 50) = 13.225***

Percentage Afro-American 37 46 .101 .101 3.166** -.183 -1.192 F (1, 44) = 1.420 Percentage Hispanics 20 24 .064 .064 1.492 .150 0.670 F (1, 22) = 0.489 Percentage Anders 27 33 .152 .151 3.262** .136 0.439 F (1, 31) = 0.192 Leeftijd 42 51 .134 .133 4.601*** .010 2.863** F (1, 49) = 8.198** Percentage jongens 51 60 .145 .144 5.102*** .205 1.999+ F (1, 55) = 3.996+ Kenmerken studies Continent F (2, 57) = 3.623* Noord-Amerika (RC) 52 54 .122 .121 4.440*** Europa 3 3 .435 .409 3.975*** .339 2.448* Anders 3 3 .311 .301 2.977** .159 1.221 Meetmoment Na detentie (RC) 45 52 .124 .123 4.190 F (2, 57) = 1.803 Tijdens detentie 5 5 .299 .290 3.888* 0.175 1.885+ Combinatie 3 2 .172 .170 1.290 0.048 0.353

Type recidivisme rapport

Officieel rapport (RC) 47 53 .149 .148 5.144*** F (1, 58) = 0.645 Zelf-rapportage Type onderzoek Cross-sectioneel (RC) 5 42 7 49 .014 .101 .014 .101 0.171 3.550*** -.091 -0.803 F (2, 57) = 6.612** Longitudinaal 6 7 .250 .245 3.433** .148 1.896+ Anders 4 4 .389 .370 4.178*** .288 2.950**

Noot. k = aantal onafhankelijke studies; #ES = aantal effectgroottes; B0/ gemiddelde r = interceptie/ gemiddelde effectgrootte

(r); t0 =verschil in gemiddelde r met nul; B1 =voorspelde regressie coëfficiënt; t1 = verschil in gemiddelde r met referentiecategorie; F(df1, df2) = omnibus test; (RC) = referentie categorie.

+ p < .10. * p < .05 ** p < .01 ***p < .001.

Resultaten community-based interventies

Er is een klein significant effect van interventies gericht op het bevorderen van gemeenschap op recidive gevonden (d = 0.281, p = <.001; Tabel 4). Het resultaat van de Likelihood-ratio toets laat zien dat de variantie binnen effectgroottes uit dezelfde studies

(15)

15 significant is (X2 (2) = 8.286, p =.004). De varianties tussen de effectgroottes van

verschillende studies zijn significant (X2 (2) = 7.920, p = .005). Omdat de level-2 en level-3 varianties significant zijn, is er sprake van heterogeniteit in effectgroottes en kunnen er moderatoranalyses worden gedaan.

Tabel 4

Totaal gemeenschaps-interventie effect

Uitkomst k #ES Gemidd

elde d

95% CI p σ2

level 2 σ2level 3 % Var.

Level 1 % Var. Level 2 % Var. Level 3 Recidivisme 26 82 0.281 0.190; 0.374 < .001 0.016** 0.032** 27.090 24.105 48.805

Noot. uitkomst = relatie tussen gemeenschaps-interventies en recidivisme; k = aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; gemiddelde d = gemiddelde effectgrootte (d); CI = betrouwbaarheidsinterval; σ2

level 2 = variantie tussen effectgroottes uit dezelfde studie; σ2

level 3 = variantie tussen studies; % Var = percentage verdeelde variantie.

*p < .05. **p < .01. ***p < .001.

Er is geen sprake van publicatie bias. Er is wel sprake van selectie bias (t = 6.854, p <.001). Er worden 11 effectgroottes aan de rechterkant gemist, zoals te zien is in de

Funnelplot (appendix D). Na de trim-and-fill analyse blijft nog steeds een klein recidive-verlagend effect (d = 0.370, p = <.001, Tabel 5).

Tabel 5

Gecorrigeerde effect-grootte na trim-and-fill analyse

Noot:Uitkomstvariabele = relatie tussen gemeenschap en recidivisme. k = aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; gemiddelde d = gemiddelde effectgrootte Cohen’s D); CI = betrouwbaarheidsinterval

Er is een klein significant moderatoreffect gevonden bij Afro-Amerikaanse deelnemers op recidive (d = 0.229, p = .043; Tabel 6). Interventies met Afro-Amerikaanse deelnemers hebben een groter effect op het verlagen van recidive dan interventies met deelnemers van een

Uitkomst k #ES Gemiddelde d 95% CI p

(16)

16 andere etniciteit. Er zijn geen andere significante moderatoreffecten gevonden, zoals

weergegeven in Tabel 6. Tabel 6 Moderatoren gemeenschaps-interventies Moderatoren k #ES B0/ d t02 B1 t1 F(df1, df2) Type gemeenschaps-interventie F(4, 77) = 1.445 Familie (RC) 6 7 0.458 4.847*** Vrienden 5 5 0.344 3.433** -0.114 -0.925 Buurt 2 22 0.208 1.586 -0.251 -1.586 Mentoren 8 38 0.254 3.305** -0.204 -1.661+ Combinatie 9 10 0.184 2.141* -0.274 -2.163* Kenmerken steekproef Percentage Witte mensen Percentage Afro-American Percentage Hispanics Percentage Anders 23 16 10 14 76 39 22 52 0.262 -0.229 0.169 0.216 5.143*** 5.451*** 2.571* 2.827* -0.025 0.457 - 0.846 - 0.065 -0.126 2.572** -1.248 -0.345 F(1, 74) = 0.016 F(1, 37) = 6.645* F(1, 20) = 1.558 F(1, 52) = 0.119 Leeftijd behandelgroep 24 78 0.303 5.566*** - 0.002 -0.418 F(1, 76) =0.175 Leeftijd controlegroep 22 74 0.276 4.931*** -0.001 -0.090 F(1. 72) = 0.008 Percentage jongens 26 82 0.274 5.929*** 0.337 1.448 F(1, 80) = 2.096 Kenmerken studies Design F(2, 79) = 0.874 RCT (RC) 11 52 0.317 5.581*** Quasi-experimenteel Anders 14 1 28 2 0.375 0.427 5.654*** 6.113*** -0.159 -0.151 -1.195 -0.687 Type controlegroep F(1, 80) = 0.326 TAU (RC) 7 47 0.244 2.903** Geen behandeling 19 35 0.302 5.205*** 0.058 0.571 Continent F(1, 80) =0.162 Noord-Amerika (RC) 22 45 0.294 5.439*** Europa 4 37 0.245 2.284* -0.048 -0.403 Interventie-moment Na detentie (RC) Tijdens detentie 25 2 77 5 0.271 0.453 5.636*** 3.772*** 0.182 1.537 F(1, 80) = 2.363

k = aantal onafhankelijke studies; #ES = aantal effectgroottes; B0/ Hedges’ g = interceptie/ t0 =

t-waarde Hedges’g; B1 =geschatte regressie coëfficiënt; t1 = verschil in Hedges’g met

referentiecategorie; F(df1, df2) = omnibus test; (RC) = referentiecategorie. + p < .10. * p < .05. ** p < .01. *** p < .001.

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om het effect van gemeenschap op recidive te onderzoeken om de draagkracht en effectiviteit van het GLM-model te onderzoeken. Twee losse meta-analyses zijn uitgevoerd om de relatie tussen gemeenschap en recidive en het

(17)

17 effect van community-based interventies op recidive te analyseren. Daarnaast zijn voor beide analyses verschillende moderatoreffecten getoetst.

Relatie tussen gemeenschap en recidive

Er is een significant klein effect gevonden voor de relatie tussen gemeenschap en recidive. Een goede band met familie, vrienden of de buurt waarin gedetineerden terugkeren en het gevoel om bij een gemeenschap te horen heeft een klein recidive-verlagend effect. Dit is in overeenstemming met de hypothese, die gebaseerd is op eerder genoemde literatuur van Ward (2002) en McKiernan et al. (2013). Hier wordt beschreven dat een goede band met familie, vrienden of de buurt zorgt voor meer verbondenheid en betrokkenheid. Dit leidt ook tot een veilige en stabiele omgeving, wat recidive-verlagend werkt. Dit wordt ondersteund vanuit dit onderzoek, waaruit blijkt dat er een recidive-verlagende relatie is tussen

gemeenschap en recidive.

Onderzoeken uitgevoerd in Europa laten grotere effecten zien in het verlagen van recidive door aandacht voor gemeenschap. Deze bevinding moet echter wel voorzichtig geïnterpreteerd worden, omdat het aantal Europese studies in deze meta-analyse klein is (k = 4). Dit effect wordt ook niet in eerdere studies beschreven. Verder onderzoek zou zicht moeten werpen op een verklaring voor deze bevinding.

Het recidive-verlagende effect van gemeenschap is bij witte mensen lager dan bij mensen met een andere etniciteit. Dit zou kunnen komen doordat witte mensen vaak een hoger sociaal kapitaal hebben doordat ze in betere buurten opgroeien, waar minder risico’s zijn (Higginbotham & Weber, 1992). Hierdoor zullen witte mensen meer profiteren van een ondersteunende gemeenschap en zich eerder veilig voelen in een gemeenschap dan andere mensen. Dit zorgt ervoor dat witte mensen kunnen rekenen op een groter recidive-verlagend effect door gemeenschap dan andere mensen.

(18)

18 Oudere mensen hebben meer profijt van gemeenschap in relatie tot verminderde recidive dan jongere mensen. Dit zou kunnen komen, doordat oudere mensen kunnen rekenen op een netwerk met meer sociale ondersteuning dan jongere mensen (Jiang, Drolet, & Kim, 2018), waardoor zij meer steun ervaren van een gemeenschap dan jongere mensen. Het recidive-verlagende effect door gemeenschap zal voor oudere mensen dan ook sterker zijn dan voor jonge mensen.

Andere onderzoek dan cross-sectioneel of longitudinaal onderzoek en longitudinaal onderzoek vergroten het recidive-verlagende effect van gemeenschap op recidive. Dit effect wordt niet beschreven in eerdere literatuur. Verder onderzoek zou zich moeten richten op het vinden van een verklaring voor deze bevinding.

Community-based interventies en recidive

Er is een significant klein effect gevonden van gemeenschap op het verminderen van recidive bij community-based interventies. Interventies gericht op het versterken of betrekken van de band met familie, vrienden, de buurt waarin iemand woont of interventies die gebruik maken van mentoren hebben een klein effect op het verminderen van recidive. Interventies met veel Afro-Amerikaanse participanten hebben een kleiner recidive-verlagend effect, wat wordt ondersteund door onderzoek naar het gezinsleven van Afro-Amerikanen (Wilson et al., 1995). Uit dit onderzoek blijkt dat het sociale kapitaal van Afro-Amerikanen minder rijk is dan bijvoorbeeld dat van witte mensen en dat zij minder vaak kunnen rekenen op een veilige omgeving (Higginbotham & Weber, 1992). Hierdoor zal het effect van de buurt op

verminderde recidive kleiner zijn dan bij witte mensen. Daarnaast blijkt dat familierelaties van Afro-Amerikaanse mensen sterker zijn dan bij witte mensen (Wilson et al., 1995),

waardoor zij minder baat zullen hebben bij interventies gericht op het herstellen of versterken van de band met de familie. Hierdoor zal het effect van interventies dus minder groot zijn dan

(19)

19 bij andere groepen en zullen Afro-Amerikaanse mensen een kleiner recidive-verlagend effect ervaren van gemeenschap dan witte mensen.

Type gemeenschap en de invloed op recidive

Wat echter niet overeenkomt met de verwachtingen en met eerder uitgevoerd

onderzoek is dat er geen moderatoreffecten gevonden zijn van type gemeenschap op recidive in beide meta-analyses. Waar in eerder onderzoek wordt geschreven over een grotere rol van de familie of het gezin in het terugdringen van recidive (Mc Kiernan et al., 2013; Diamond et al., 2011) of juist een cruciale rol voor vrienden (Taylor & Becker, 2015; Broome et al., 1997), worden deze eerdere bevindingen niet gevonden wanneer dit wordt bekeken in een gezamenlijke meta-analyse. Het verminderen van recidive door gemeenschap blijkt consistent over verschillende vormen van community.

Betekenis voor het GLM-model

Dit onderzoek is uitgevoerd om de draagkracht en effectiviteit van één van de primary goods van het GLM-model te onderzoeken. Een eerste stap is gezet door te onderzoeken of gemeenschap recidive-verlagend werkt. Uit het onderzoek blijkt dat gemeenschap een klein recidive-verlagend effect heeft, wat een eerste stap is in het onderbouwen van het GLM-model. Het inzetten van het GLM-model om recidive te verlagen met een positievere insteek dan het RNR-model, is door het theoretisch onderbouwen van één van de primary goods (gemeenschap) weer een stap dichterbij gekomen.

Beperkingen en sterke punten van het onderzoek

Een eerste beperking van het onderzoek, is dat alleen Engelstalige peer-reviewed artikelen zijn meegenomen in het onderzoek. Door deze inclusiecriteria worden studies uitgesloten die invloed hebben op het totale effect van gemeenschap op recidive, maar die in een andere taal zijn geschreven of niet zijn gepubliceerd in een peer-reviewed tijdschrift. Er is dus een kans dat belangrijke informatie gemist is, zoals te zien is in de trim-and-fill analyses.

(20)

20 Daarnaast is het zo dat door enkel Engelstalige literatuur te includeren, bijna alleen maar (West-)Europese studies en Amerikaanse studies worden meegenomen. Aziatische, Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse studies die niet in het Engels geschreven zijn, zijn allen geëxcludeerd. De effecten die in deze studie gevonden zijn, kunnen daarom niet worden gegeneraliseerd naar Aziatische, Afrikaanse of Zuid-Amerikaanse populaties.

Een tweede beperking van dit onderzoek, is dat er geen leeftijdsgroepen zijn gemaakt. Er is in het onderzoek wel gekeken naar leeftijd als continue factor, maar er wordt geen onderzoek gedaan naar verschillen in effectgrootte bij jongeren en volwassenen als losse categorieën. Dit had voor het onderzoek echter wel waardvol kunnen zijn, omdat de

gemeenschap rondom jongeren nog veel veranderd (nieuwe school, nieuwe vrienden, andere familierelaties door bijvoorbeeld een schoonfamilie). Door een onderscheid te maken in leeftijdscategorieën, kan er namelijk een uitspraak worden gedaan over jongeren t/m 18 jaar en de groep vanaf 18 jaar. Er kunnen op deze manier betere conclusies worden getrokken uit dit onderzoek en een specifiekere aanbeveling had kunnen volgen uit het onderzoek.

Een beperking die uit de gebruikte studies voorkomt, is dat type delict niet kan worden meegenomen als moderator. In veruit de meeste studies is type delict niet gespecificeerd. Er kon dus geen onderzoek worden gedaan naar de invloed van een type delict op het verband tussen gemeenschap en recidive, terwijl dit wel waardevol had kunnen zijn. Wanneer het effect per type delict onderzocht had kunnen worden, hadden behandelingen nog specifieker afgestemd kunnen worden op datgene wat gedetineerden nodig hebben.

Een sterk punt van huidig onderzoek is dat in het onderzoek twee verschillende analyses zijn uitgevoerd. De eerste analyse met alle studie die de relatie tussen gemeenschap en recidive onderzoeken en de tweede analyse met alle interventiestudies. Door het scheiden van deze type studies, kan er in dit onderzoek een nauwkeurigere uitspraak worden gedaan over het gevonden effect. Eerst is er een onderzoek gedaan naar de relatie tussen

(21)

21 gemeenschap en recidive. Vervolgens is er onderzocht of via interventies

gemeenschapsbinding kan worden vergroot, waardoor recidive wordt verminderd. Dit maakt het onderzoek sterker dan wanneer er alleen onderzoek was gedaan naar de relatie tussen de twee concepten of naar de invloed van interventies op recidive.

Ten tweede is het gedeeltelijk gezamenlijk screenen van de artikelen een sterk punt van het onderzoek. Door een subset gezamenlijk te screenen, kunnen de inclusiecriteria waar nodig worden aangescherpt. Dit is systematisch uitgevoerd volgens de richtlijnen van Spruit (2018) inclusief dubbele checks op de niet-overeenkomende studies. Ook kan door een subset gezamenlijk te screenen de betrouwbaarheid van de screening worden berekend. Als de betrouwbaarheid hoog genoeg is, worden de studies geselecteerd die bruikbaar zijn voor het onderzoek. Hierdoor worden de belangrijke studies geïncludeerd en wordt het onderzoek beter generaliseerbaar.

Implicaties voor de klinische praktijk

Gezien het grote aantal recidivisten (47%), is het belangrijk dat zaken die recidive-verlagend werken worden ingezet bij de gedetineerden. Deze studie laat zien dat gemeenschap een recidive-verlagend effect heeft. Het is daarom belangrijk dat in begeleiding en

behandeling van gedetineerden en ex-gedetineerden de gemeenschap betrokken wordt. Er is een klein effect gevonden in het verlagen van recidive, waardoor het wel belangrijk blijft dat er ook andere recidive-verlagende aspecten worden aangeboden. Interventies en/of behandelingen die zich alleen richten op het verlagen van recidive door betrekken van de gemeenschap zullen in de meeste gevallen tekort schieten.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is om het effect van gemeenschap op verminderde recidive te onderzoeken per type delict. In de onderzoeken die gebruikt zijn bij beide meta-analyses, wordt weinig tot geen onderscheid gemaakt in type delict. Hierdoor was

(22)

22 het niet mogelijk om onderzoek te doen naar verschillen in effectgrootte per type delict, terwijl interventies of behandelingen voor mensen met een drugsdelict anders worden opgebouwd dan interventies of behandelingen voor zedendelinquenten. Een onderzoek naar de invloed van gemeenschap op recidive waarin een onderscheid wordt gemaakt per type delict, zou een betere aansluiting bij ondersteuningsbehoeften per type delict kunnen betekenen. Als (ex)-delinquenten een meer passende begeleiding kunnen krijgen door beter aan te sluiten bij hun ondersteuningsbehoeften, kan recidive nog meer verlaagd worden dan bij een algemenere behandeling.

Een andere aanbeveling is om in een vervolgstudie een andere of een bredere populatie te onderzoeken, om de gevonden effecten breder te kunnen generaliseren naar andere

populaties. Op dit moment ontbreken er, zoals al genoemd bij de beperkingen, bijvoorbeeld Aziatische, Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse data. Hierdoor gelden de gevonden resultaten niet voor de gehele populatie en kunnen recidiverende mensen uit een niet-vertegenwoordigde populatie niet met zekerheid worden geholpen door deze resultaten. Het is belangrijk voor deze mensen dat er onderzoek wordt gedaan naar de relatie tussen gemeenschap en recidive in deze groep mensen, zodat ook deze mensen een passende begeleiding kunnen krijgen.

Om het GLM-model in de toekomst te kunnen toepassen, is het ten eerste nodig om de andere primary goods theoretisch te onderbouwen. Vervolgens moeten alle primary goods, in één empirisch onderzoek worden onderzocht. Dit wordt gedaan om te onderzoeken wat het effect van behandeling met het GLM-model is op recidive. Er moeten dan eerste aanwijzingen en vervolgens sterke aanwijzingen tot effectiviteit worden gevonden om het GLM-model daadwerkelijk toe te passen in de klinische praktijk (Van Yperen, Veerman, & Bijl, 2017). Eerste aanwijzingen kunnen worden aangetoond door onderzoek met een voor- en een nameting. Er moeten twee studies, waarvan één in Nederland, worden uitgevoerd. Goede aanwijzingen voor effectiviteit kunnen worden aangetoond met twee quasi-experimenteel

(23)

23 onderzoeken (zonder follow-up meting). Sterke aanwijzingen worden aangetoond met twee studies (minstens één Nederlands onderzoek) met sterke bewijskracht (Van Yperen, Veerman & Bijl, 2017).

De laatste aanbeveling voor vervolgonderzoek, is om te onderzoeken welke interventies een groter dan wel kleiner effect hebben op het verminderen van recidive en welke interventie het beste past in welke situatie. Dit onderzoek is belangrijk om de meest passende begeleiding te kunnen bieden aan gedetineerden.

Tot slot

Gemeenschap heeft een klein-recidive verlagend effect. Daarnaast hebben community-based interventies ook een klein recidive-verlagend effect. Het onderzoek is een eerste stap gebleken in het onderbouwen van het GLM-model in relatie met verminderde recidive. Vervolgonderzoek zou de andere factoren van het GLM-model en het GLM-model als geheel moeten onderzoeken om het model volledig te kunnen onderbouwen.

(24)

24 Literatuur

* = gebruikt bij interventie analyse, # = gebruikt bij niet-interventie analyse

# Alward, L. M., Caudy, M. S., & Viglione, J. (2020). Assessing the relative influence of individual attitudes, social supports, and neighborhood context on reentry

outcomes: What changes matter most? Criminal Justice and Behavior. https://doi.org/10.1177/0093854819901158

Andreas, D., Ja, D. Y., & Wilson, S. (2010). Peers reach out supporting peers to embrace recovery (PROSPER): A center for substance abuse treatment recovery community services program. Alcoholism Treatment Quarterly, 28(3), 326–338.

https://doi.org/10.1080/07347324.2010.488538

Andrews, D. A., Bonta, J., & Wormith, J. S. (2011). The risk-need-responsivity (RNR) model: Does adding the good lives model contribute to effective crime prevention? Criminal Justice and Behavior, 38, 735-755. doi:10.1177/ 0093854811406356 * Ashford, J. B., & Gallagher, J. M. (2019). Preventing juvenile transitions to adult crime: A

pilot study of probation interventions for older, high-risk juvenile delinquents. Criminal Justice and Behavior, 46(8), 1148–

1164. https://doi.org/10.1177/0093854819835277

# Boman, J. H., IV, & Mowen, T. J. (2017). Building the ties that bind, breaking the ties that don’t. Criminology & Public Policy, 16(3), 753–774. https://doi.org/10.1111/1745-9133.12307

# Breetzke, G., & Polaschek, D. (2018). Moving Home: examining the independent effects of individual- and neighborhood-level residential mobility on recidivism in high-risk parolees. International Journal of Offender Therapy and Comparative

(25)

25 Bronsteen, J., Buccafusco, C., & Masur, J. (2009). Happiness and punishment. The

University of Chicago Law Review, 76(3), 1037-1082. Retrieved March 12, 2020, from www.jstor.org/stable/27793400

# Broome, K., Knight, D. K., Knight, K., Hiller, M. L., & Simpson, D. D. (1997). Peer, family, and motivational influences on drug treatment process and recidivism for probationers. Journal of Clinical Psychology, 53(4), 387–397.

https://doi.org/10.1002/(SICI)1097-4679(199706)53:4<387::AID-JCLP12>3.0.CO;2-C

# Brown, R., Killian, E., & Evans, W. P. (2003). familial functioning as a support system for adolescents’ postdetention success. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 47(5), 529 541.

https://doi.org/10.1177/0306624X03252750

# Brunton-Smith, I., & McCarthy, D. J. (2016). The effects of prisoner attachment to family on re-entry outcomes: A longitudinal assessment. British Journal of

Criminology, 57(2), 463–482. https://doi.org/10.1093/bjc/azv129

# Burchfield, K. B., & Mingus, W. (2012). Sex offender reintegration: consequences of the local neighborhood context. American Journal of Criminal Justice, 39(1), 109–124. https://doi.org/10.1007/s12103-012-9195-x

# Burt, G. N., Olver, M. E., & Wong, S. C. P. (2016). Investigating characteristics of the nonrecidivating psychopathic offender. Criminal Justice and Behavior, 43(12),

1741–1760. https://doi.org/10.1177/0093854816661215

# Calley, N. G. (2012). Juvenile offender recidivism: An examination of risk factors. Journal of Child Sexual Abuse, 21(3), 257–272.https://doi.org/10.1080/10538712.2012.668266 # Chauhan, P., Reppucci, N. D., & Turkheimer, E. N. (2009). Racial differences in the

(26)

26 recidivism among female juvenile offenders. Behavioral Sciences & the Law, 27(4), 531–552. https://doi.org/10.1002/bsl.868

* Cosden, M., Ellens, J., Schnell, J., & Yamini-Diouf, Y. (2005). Efficacy of a mental health treatment court with assertive community treatment. Behavioral Sciences & the Law, 23(2), 199–214. https://doi.org/10.1002/bsl.638

* Cusack, K. J., Morrissey, J. P., Cuddeback, G. S., Prins, A., & Williams, D. M. (2010). Criminal justice involvement, behavioral health service use, and costs of forensic assertive community treatment: A randomized trial. Community Mental Health Journal, 46(4), 356–363. https://doi.org/10.1007/s10597-010-9299-z

* Diamond, B., Morris, R. G., & Caudill, J. W. (2011). Sustaining families, dissuading crime: The effectiveness of a family preservation program with male delinquents. Journal of Criminal Justice, 39(4), 338–343. https://doi.org/10.1016/j.jcrimjus.2011.03.005 van Dijken, M.W., Stams, G.J.J.M., & De Winter, M. (2016). Can community-based

interventions prevent child maltreatment? Children and youth services review,61, 149-158 .

* Drake, E. K., & Barnoski, R. (2006). Recidivism findings for the juvenile rehabilitation administration’s mentoring program: Final report. Washington State Institute for Public Policy, 1–4. Geraadpleegd van

https://www.wsipp.wa.gov/ReportFile/947/Wsipp_Recidivism-Findings-for-the- Juvenile-Rehabilitation-Administrations-Mentoring-Program-Final-Report_Full-Report.pdf

* Duwe, G. (2012). Evaluating the Minnesota comprehensive offender reentry plan (MCORP): Results from a randomized experiment. Justice Quarterly, 29(3), 347– 383. https://doi.org/10.1080/07418825.2011.555414

(27)

27 * Duwe, G. (2013). Can circles of support and accountability (COSA) work in the United

States? Preliminary results from a randomized experiment in Minnesota. Sexual Abuse, 25(2), 143–165. https://doi.org/10.1177/1079063212453942

* Duwe, G. (2018). Can circles of support and accountability (CoSA) significantly reduce sexual recidivism? Results from a randomized controlled trial in Minnesota. Journal of Experimental Criminology, 14(4), 463–484. https://doi.org/10.1007/s11292-018-9325-7

* Farrington , F., & Wittenberg, S. (1977). A work release program involving a Massachusetts correctional facility and a state school for the handicapped is evaluated on the basis of recidivism rates of program participants. NCJRS, 1–22. Geraadpleegd van

https://www.ncjrs.gov/pdffiles1/Digitization/44268NCJRS.pdf

* Florida Dept of Health. (1978). Florida start (short term adolescent rehabilitation treatment) center programs - evaluation . NCJRS, 1–34. Geraadpleegd van https://www.ncjrs.gov/pdffiles1/Digitization/63004NCJRS.pdf

# Folk, J. B., Stuewig, J., Mashek, D., Tangney, J. P., & Grossmann, J. (2019). Behind bars but connected to family: Evidence for the benefits of family contact during

incarceration. Journal of Family Psychology, 33(4), 453–464. https://doi.org/10.1037/fam0000520

# Folk, J. B., Mashek, D., Tangney, J., Stuewig, J., & Moore, K. E. (2015). Connectedness to the criminal community and the community at large predicts 1-year post-release outcomes among felony offenders. European Journal of Social Psychology, 46(3), 341–355. https://doi.org/10.1002/ejsp.2155

# Forste, R., Clarke, L., & Bahr, S. (2011). Staying out of trouble: Intentions of young male offenders. International Journal of Offender Therapy and Comparative

(28)

28 * Funk, M. J. (1974). Recidivism rate following a volunteer communication program for

families with juvenile drug offenders. Journal of Voluntary Action Research, 3(1),

26–30. https://doi.org/10.1177/089976407400300103

Geenen, S. & Powers, L.E.(2007), “Tomorrow is another problem” The experiences of youth in foster care during their transition into adulthood, Children and Youth Services Review, 29, 1085-1101.

Ginner Hau, H. (2010). Swedish young offenders in community-based rehabilitative programmes. Geraadpleegd van

http://www.diva-portal.org/smash/get/diva2:346503/FULLTEXT01.pdf

# Grunwald, H. E., Lockwood, B., Harris, P. W., & Mennis, J. (2010). Influences of neighborhood context, individual history and parenting behavior on recidivism among juvenile offenders. Journal of Youth and Adolescence, 39(9), 1067–1079. https://doi.org/10.1007/s10964-010-9518-5

Gubbels, J. & Assink, M. (2020). Stappenplan analyses drie-level meta-analyse. Amsterdam: Afdeling Forensische Orthopedagogiek, Universiteit van Amsterdam

* Hassoun Ayoub, L. (2020). The impact of reentry court on recidivism: a randomized controlled trial in Harlem, New York. Journal of Experimental Criminology, 16(1), 101–117. https://doi.org/10.1007/s11292-020-09420-3

Higginbotham, E., & Weber, L. (1992b). Moving up with kin and community: Upward social mobility for black and white women. Gender & Society, 6(3), 416–440. Geraadpleegd van

https://www-jstor-org.proxy.uba.uva.nl:2443/stable/pdf/189995.pdf?refreqid=excelsior%3A43d5a9bfc7c 14ecad20fe176e7c80b30

(29)

29 # Hipp, J. R., & Yates, D. K. (2009). Do returning parolees affect neighborhood crime? A

case study of Sacramento. Criminology, 47(3), 619–656. https://doi.org/10.1111/j.1745-9125.2009.00166.x

# Hipp, J. R., Petersilia, J., & Turner, S. (2010). Parolee recidivism in California: The effect of neighborhood context and social service agency characteristics. Criminilogy, 48(4), 947 – 979 https://doi.org/10.1111/j.1745-9125.2010.00209.x

# Houser, K., McCord, E. S., & Nicholson, J. (2018). The influence of neighborhood risk factors on parolee recidivism in Philadelphia, Pennsylvania. The Prison

Journal, 98(3), 255–276. https://doi.org/10.1177/0032885518764899

# Jacoby, J. E., & Kozie-Peak, B. (1997). The benefits of social support for mentally ill offenders: prison‐to‐community transitions. Behavioral Sciences and the Law, 15, 483–501. https://doi.org/10.1002/(SICI)1099-0798(199723/09)15:4<483::AID-BSL280>3.0.CO;2-F

* James, C., Asscher, J. J., Stams, G. J. J. M., & van der Laan, P. H. (2016). The effectiveness of aftercare for juvenile and young adult offenders. International Journal of

Offender Therapy and Comparative Criminology, 60(10), 1159–

1184. https://doi.org/10.1177/0306624X15576884

Jiang, L., Drolet, A., & Kim, H. S. (2018). Age and social support seeking: Understanding the role of perceived social costs to others. Personality and Social Psychology Bulletin, 44(7), 1104–1116. https://doi.org/10.1177/0146167218760798

van der Kaaij, M. (2017, 24 oktober). Schatten van de kans op recidive moet beter maar dat kan niet altijd. Trouw. Geraadpleegd van https://www.trouw.nl/nieuws/schatten-van-de-kans-op-recidive-moet-beter-maar-dat-kan-niet-altijd~be6229ba/

Kannappan, A., Yip, D. T., Lodhia, N. A., Morton, J., & Lau, J. N. (2012). The effect of positive and negative verbal feedback on surgical skills performance and

(30)

30 motivation. Journal of Surgical Education, 69(6), 798–801.

https://doi.org/10.1016/j.jsurg.2012.05.012

# Katsiyannis, A., & Archwamety, T. (1997). Factors related to recidivism among delinquent youths in a state correctional facility. Journal of Child and Family Studies, 6(1), 43– 55. https://doi.org/10.1023/a:1025068623167

# Katsiyannis, A., Zhang, D., Barrett, D. E., & Flaska, T. (2004). Background and

psychosocial variables associated with recidivism among adolescent males: A 3-year investigation. Journal of Emotional and Behavioral Disorders, 12(1), 23–

29. https://doi.org/10.1177/10634266040120010301

van Kempen, J. (2019, 4 april). Wat moet er gebeuren om forensische zorg te

hervormen. Parool . Geraadpleegd van https://www.parool.nl/nederland/wat-moet-er-gebeuren-om-forensische-zorg-te-hervormen~b84547b4/

# Kennedy, T. D., Edmonds, W. A., Millen, D. H., & Detullio, D. (2019). Chronic juvenile offenders: Exploring risk factor models of recidivism. Youth Violence and Juvenile Justice, 17(2), 174–193. https://doi.org/10.1177/1541204018770517

# Kirk, D. S. (2009). A natural experiment on residential change and recidivism: Lessons from hurricane katrina. American Sociological Review, 74(3), 484–

505. https://doi.org/10.1177/000312240907400308

# Kras, K. R. (2019). Can social support overcome the individual and structural challenges of being a sex offender? Assessing the social support-recidivism link. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 63(1), 32–

54. https://doi.org/10.1177/0306624X18784191

# Kubrin, C. E., & Stewart, E. A. (2006). Predicting who reoffends: The neglected role of neighborhood context in recidivism studies. Criminology, 44(1), 165–197.

(31)

31 * Lamberti, J. S., Weisman, R. L., Cerulli, C., Williams, G. C., Jacobowitz, D. B., Mueser, K.

T., … Caine, E. D. (2017). A randomized controlled trial of the rochester forensic assertive community treatment model. Psychiatric Services, 68(10), 1016–1024. https://doi.org/10.1176/appi.ps.201600329

# LeBel, T. P., Burnett, R., Maruna, S., & Bushway, S. (2008). The `chicken and egg’ of subjective and social factors in desistance from crime. European Journal of

Criminology, 5(2), 131–159. https://doi.org/10.1177/1477370807087640

* Lewamdowski, L. M., & Westman, A. S. (1996). Social support desired vs received by high school students in or not in a delinquency prevention program. Psychological Reports, 78(1), 111–114. https://doi.org/10.2466/pr0.1996.78.1.111

# Markson, L., Lösel, F., Souza, K., & Lanskey, C. (2015). Male prisoners’ family

relationships and resilience in resettlement. Criminology & Criminal Justice, 15(4),

423– 441. https://doi.org/10.1177/1748895814566287

* Marquant, T., Sabbe, B., Van Nuffel, M., Verelst, R., & Goethals, K. (2017). Forensic assertive community treatment in a continuum of care for male internees in

Belgium: Results after 33 months. Community Mental Health Journal, 54(1), 58–65. https://doi.org/10.1007/s10597-017-0153-4

McKiernan, P., Shamblen, S. R., Collins, D. A., Strader, T. N., & Kokoski, C. (2013). creating lasting family connections: Reducing recidivism with community-based family strengthening model. Criminal Justice Policy Review, 24(1), 94–122.

https://doi.org/10.1177/0887403412447505

van Mersbergen, S. (2018, 20 maart). Nederlandse gevangene kost 250 euro per dag . AD. Geraadpleegd van https://www.ad.nl/binnenland/nederlandse-gevangene-kost-250-euro-per-dag~acde86e8/

(32)

32 Ministerie van Justitie. (2018, 7 mei). Recidive verminderen. Geraadpleegd op 27 februari

2020, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/recidive/verminderen-recidive # Mowen, T. J., Stansfield, R., & Boman, J. H. (2019). Family matters: Moving beyond “if”

family support matters to “why” family support matters during reentry from prison. Journal of Research in Crime and Delinquency, 56(4), 483–

523. https://doi.org/10.1177/0022427818820902

# Mowen, T. J., & Boman, J. H. (2019). Do we have it all wrong? The protective roles of peers and criminogenic risks from family during prison reentry. Crime &

Delinquency, 65(5), 681–704. https://doi.org/10.1177/0011128718800286

# Muñoz-Laboy, M., Martinez, O., Draine, J., Guilamo-Ramos, V., Severson, N., Levine, E., & Benjamin, G. (2017). The assets and challenges of formerly incarcerated latino men’s social support networks in promoting healthy behaviors. Journal of Urban Health, 95(4), 534–546. https://doi.org/10.1007/s11524-017-0183-9

# Onifade, E., Petersen, J., Bynum, T. S., & Davidson, W. S. (2011). Multilevel recidivism prediction: Incorporating neighborhood socioeconomic ecology in juvenile justice risk assessment. Criminal Justice and Behavior, 38(8), 840–

853. https://doi.org/10.1177/0093854811407026

# Orrick, E. A., Worrall, J. L., Morris, R. G., Piquero, A. R., Bales, W. D., & Wang, X. (2011). Testing social support theory: A multilevel analysis of recidivism. Journal of Criminal Justice, 39(6), 499–508. https://doi.org/10.1016/j.jcrimjus.2011.09.005 * Pearson, D. A. S., McDougall, C., Kanaan, M., Bowles, R. A., & Torgerson, D. J. (2010).

Reducing criminal recidivism: evaluation of citizenship, an evidence-based probation supervision process. Journal of Experimental Criminology, 7(1), 73–102.

(33)

33 * Pettus-Davis, C., Howard, M. O., Murugan, V., Roberts-Lewis, A., Scheyett, A. M.,

Botnick, C., & Vance, M. (2015). Acceptability of a social support intervention for re-entering prisoners. Journal of the Society for Social Work and Research, 6(1), 51– 89. https://doi.org/10.1086/680340

* Pettus-Davis, C., Doherty, E. E., Veeh, C., & Drymon, C. (2017). Deterioration of postincarceration social support for emerging adults. Criminal Justice and

Behavior, 44(10), 1317–1339. https://doi.org/10.1177/0093854817721936

# Pettus-Davis, C., Dunnigan, A., Veeh, C. A., Howard, M. O., Scheyett, A. M., & Roberts-Lewis, A. (2017). Enhancing social support postincarceration: Results from a pilot randomized controlled trial. Journal of Clinical Psychology, 73(10), 1226–1246. https://doi.org/10.1002/jclp.22442

# Pettus-Davis, C., Veeh, C. A., Davis, M., & Tripodi, S. (2018). Gender differences in experiences of social support among men and women releasing from prison. Journal of Social and Personal Relationships, 35(9), 1161–

1182. https://doi.org/10.1177/0265407517705492

van der Put, C., Spanjaard, H., van Domburgh, L., Doreleijers, T., Lodewijks, H., Ferwerda, H., … Stams, G. J. (2011). Ontwikkeling van het Landelijke Instrumentarium

Jeugdstrafrechtketen (LIJ). Kind & Adolescent Praktijk, 10(2), 76–83. https://doi.org/10.1007/s12454-011-0021-2

R Core Team (2015). R: A language and environment for statistical computing. Vienna, Austria: R Foundation for Statistical Computing (Retrieved from

http://www.Rproject.org/).

# Ruch, D. A., & Yoder, J. R. (2017). The effects of family contact on community reentry plans among incarcerated youths. Victims & Offenders, 13(5), 609–627.

(34)

34 * Ryan, J. P., & Yang, H. (2005). Family contact and recidivism: A longitudinal study of

adjudicated delinquents in residential care. Social Work Research, 29(1), 31–39. https://doi.org/10.1093/swr/29.1.31

# Schaefer, D. R., Rodriguez, N, & Decker, S. H. (2013). The role of neighborhood context in youth co-offending. Criminology, 52(1), 117–139. https://doi.org/10.1111/1745-9125.12032

* Shepherd, S. M., Luebbers, S., & Ogloff, J. R. P. (2016). The role of protective factors and the relationship with recidivism for high-risk young people in detention. Criminal Justice and Behavior, 43(7), 863–878. https://doi.org/10.1177/0093854815626489 * # Shinkfield, A. J., & Graffam, J. (2009). Community reintegration of ex-prisoners: Type and

degree of change in variables influencing successful reintegration. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 53(1), 29–

42. https://doi.org/10.1177/0306624X07309757

# Simes, J. T. (2018). Place after prison: Neighborhood attainment and attachment during reentry. Journal of Urban Affairs, 41(4), 443–463.

https://doi.org/10.1080/07352166.2018.1495041

* Smokowski, P. R., Rose, R. A., Evans, C. B. R., Barbee, J., Cotter, K. L., & Bower, M. (2017). The impact of teen court on rural adolescents: Improved social

relationships, psychological functioning, and school experiences. The Journal of Primary Prevention, 38(4), 447–464. https://doi.org/10.1007/s10935-017-0470-y # Spjeldnes, S., Jung, H., Maguire, L., & Yamatani, H. (2012). Positive family social support:

Counteracting negative effects of mental illness and substance abuse to reduce jail ex-inmate recidivism rates. Journal of Human Behavior in the Social

(35)

35 Spruit, A. (2018). Stappenplan multilevel meta-analyse. Geraadpleegd van

https://www.researchgate.net/publication/322274867_Stappenplan_voor_studenten_vo or_het_uitvoeren_van_een_multilevel_meta-analyse

* Solomon, P., & Draine, J. (1995). Jail recidivism in a forensic case management program. Health & Social Work, 20(3), 167–173.

https://doi.org/10.1093/hsw/20.3.167

# Taylor, C., & Becker, P. (2015). Are your friends crucial or trivial? Peer support’s effect on recidivism. Justice Policy Journal , 12(1), 1–20. Geraadpleegd van

http://www.cjcj.org/uploads/cjcj/documents/jpj_taylor_and_becker_spring_2015.pdf # Taylor, C. J. (2015a). Gendered pathways to recidivism: Differential effects of family

support by gender. Women & Criminal Justice, 25(3), 169–183. https://doi.org/10.1080/08974454.2014.989305

# Taylor, C. J. (2015b). Recent victimization and recidivism: The potential moderating effects of family support. Violence and Victims, 30(2), 342–360.

https://doi.org/10.1891/0886-6708.vv-d-13-00139

# Taylor, C. J. (2016). The family’s role in the reintegration of formerly incarcerated individuals: The direct effects of emotional support. The Prison Journal, 96(3), 331–

354. https://doi.org/10.1177/0032885516635085

# Tillyer, M. S., & Vose, B. (2011). Social ecology, individual risk, and recidivism: A multilevel examination of main and moderating influences. Journal of Criminal Justice, 39(5), 452–459. https://doi.org/10.1016/j.jcrimjus.2011.08.003

# Visher, C., & Courtney, S. M. E. (2007). One year out: Experiences of prisoners returning to Cleveland. NCJRS, 1–16. Geraadpleegd van

https://www.urban.org/research/publication/one-year-out-experiences-prisoners-returning-cleveland

(36)

36 de Vries, A., Liem, M. C. A., & P. , N. (2010). Recidive van jongeren betrokken bij moord en

doodslag . Mens en Maatschappij, 85(3), 213–240. Geraadpleegd van https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/15967

* de Vries, S. L. A., Hoeve, M., Wibbelink, C. J. M., Asscher, J. J., & Stams, G. J. J. M. (2017). A randomized controlled trial of the effectiveness of the youth crime

prevention program ‘New Perspectives’ (NP): Post-treatment changes and moderator effects. Children and Youth Services Review, 82, 413–426.

https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2017.10.011

* de Vries, S. L. A., Hoeve, M., Asscher, J. J., & Stams, G. J. J. M. (2018). The long-term effects of the youth crime prevention program “new perspectives” on delinquency and recidivism. International Journal of Offender Therapy and Comparative

Criminology, 62(12), 3639–3661. https://doi.org/10.1177/0306624X17751161

# Walker, A., Kazemian, L., Lussier, P., & Na, C. (2017). The role of family support in the explanation of patterns of desistance among individuals convicted of a sexual offense. Journal of Interpersonal Violence

https://doi.org/10.1177/0886260517712273

# Wallace, D. (2015). Do neighborhood organizational resources impact

recidivism? Sociological Inquiry, 85(2), 285–308.https://doi.org/10.1111/soin.12072 Wandersman, A., & Florin, P. (2003). Community interventions and effective

prevention. American Psychologist, 58(6–7), 441–448. https://doi.org/10.1037/0003-066x.58.6-7.441

Ward, T. (2002). The management of risk and the design of good lives. Australian Psychologist, 37, 172-179.

Ward, T. & Brown, M. (2004). The good lives model and conceptual issues in offender rehabilitation. Psychology, Crime, & Law, 10, 243-257.

(37)

37 Ward, T. & Stewart, C. A. (2003). The relationship between human needs and criminogenic

needs. Psychology, Crime, & Law,9, 219-224.

Ward, T., Mann, R. E., & Gannon, T. A. (2007). The good lives model of offender

rehabilitation: Clinical implications. Aggression and Violent Behavior, 12(1), 87–107. https://doi.org/10.1016/j.avb.2006.03.004

Ward, T., Yates, P. M., & Willis, G. M. (2012). The good lives model and the risk need responsivity model: A critical response to Andrews, Bonta, and Wormith

(2011). Criminal Justice and Behavior, 39(1), 94–110. https://doi.org/10.1177/0093854811426085

* Weiler, L. M., Haddock, S. A., Zimmerman, T. S., Henry, K. L., Krafchick, J. L., & Youngblade, L. M. (2015). Time-limited, structured youth mentoring and adolescent problem behaviors. Applied Developmental Science, 19(4), 196–205. https://doi.org/10.1080/10888691.2015.1014484

Wibbelink, C., & Assink, M. (2015). Handleiding voor het uitvoeren van een

drie-level meta-analyse in R. Amsterdam: Afdeling Forensische Orthopedagogiek, Universiteit van Amsterdam.

# Williamson, T., Ashby, D. I., & Webber, R. (2005). Young offenders, schools and the neighbourhood: a new approach to data-analysis for community policing. Journal of Community & Applied Social Psychology, 15(3), 203–228.

https://doi.org/10.1002/casp.817

Wilson, D. B. (2013). Practical meta-analysis effect size calculator. Available from: http://www.campbellcollaboration.org/escalc/html/EffectSizeCalculator-Home.php Wilson, D. B., Lipsey, M. W. (2001). Practical meta-analysis. Thousand Oaks, CA: Sage Wilson, M. N., Greene-Bates, C., McKim, L., Simmons, F., Askew, T., Curry-El, J., &

(38)

38 relationships, and roles . New Direction for Child Development, 68, 5–21.

Geraadpleegd van https://scholar.google.com/scholar?start=20&q=afro-american+family+life&hl=nl&as_sdt=0,5

# Wilson, R. J., Cortoni, F., & McWhinnie, A. J. (2009). Circles of support & accountability: A Canadian national replication of outcome findings. Sexual Abuse, 21(4), 412–

430. https://doi.org/10.1177/1079063209347724

# Wittenberg, S. (1978). Work release in an institutional setting - The experience at MCI Concord . NCJRS, 1–24. Geraadpleegd van

https://www.ncjrs.gov/pdffiles1/Digitization/62944NCJRS.pdf

# Wolff, K. T., Baglivio, M. T., Piquero, A. R., Vaughn, M. G., & DeLisi, M. (2016). The triple crown of antisocial behavior: Effortful control, negative emotionality, and community disadvantage. Youth Violence and Juvenile Justice, 14(4), 350–

366. https://doi.org/10.1177/1541204015599042

# Wolff, K. T., Baglivio, M. T., Intravia, J., Greenwald, M. A., & Epps, N. (2016). The mobility of youth in the justice system: Implications for recidivism. Journal of Youth and Adolescence, 46(7), 1371–1393. https://doi.org/10.1007/s10964-016-0498-y van Yperen, T., Veerman, J. W., & Bijl, B. (2017). Naar meer effect: Resultaatgerichte

ontwikkeling van interventies. In T. van Yperen, J. W. Veerman, & B. Bijl (editors), Zicht op effectiviteit: Handboek resultaatgerichte ontwikkeling interventies in de jeugdsector (2 (Fully Revised) redactie, blz. 17-52). Rotterdam: Lemniscaat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat we uit Figuur 4.6 dus nogmaals kunnen concluderen is dat het verschil in de verdeling van de propensity scores, ofwel of er veel matches zijn gemaakt die niet

a) Recidive als onderdeel van een daderprofiel. Bij dit type onderzoek maken de recidivegegevens deel uit van een beschrijving die van een bepaald dadergroep wordt opgesteld. b)

a) Recidive als onderdeel van een daderprofiel. Bij dit type onderzoek maken de recidivegegevens deel uit van een beschrijving die van een bepaald dadergroep wordt opgesteld.

Cahiers worden in beperkte mate gratis verspreid zolang de voorraad strekt. Alle nadere informatie over WODC-publicaties is te vinden op Justweb en

Het wil zeggen dat het naar het oordeel van de onderzoekers en op grond van documentatie niet aannemelijk is dat de betreffende maatregel in de periode 2002-2010 (reeds) heeft

Het geeft een overzicht van de gegevens die beschikbaar zijn voor de metingen, het beschrijft de ontwikkeling en achtergronden van de terugval van werkgestraften

Deze bevinding komt deels overeen met de uitkomsten van het onder- zoek naar de effecten van Tools4U op de sociale en cognitieve vaardigheden: meer Tools4U-deelnemers

De tweejarige gecorrigeerde algemene recidive- prevalentie van ex-JJI-pupillen laat eerst een daling en daarna een stijging zien.. Vanaf 2011 stijgt de recidive