• No results found

Verschillen in diergezondheid tussen bedrijven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verschillen in diergezondheid tussen bedrijven"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

32 Praktijkonderzoek 95-2

Verschillen in diergezondheid tussen bedrijven

W.J.A. Hanekamp (PR)

Door registratie van ziektegevallen kan men per bedrijf en over de bedrijven heen

inzicht krijgen in de gezondheid van de veestapel. Op de proefbedrijven wordt

jaar-lijks 40% van de melkgevende dieren geen enkele keer ziek gezien. Tussen de

bedrijven zijn er verschillen die mede veroorzaakt worden door de interpretatie van

de veehouder.

De verantwoordelijkheid voor het handhaven van een goede diergezondheid komt steeds meer bij de veehouder, waardoor de gezondheidszorg steeds meer in de belangstelling komt. De over-heid is van mening dat de veehouders zich meer bewust moeten zijn van de gezondheid van hun veestapel. Vaak wordt dan gedacht aan besmet-telijke infectieziekten. Daarnaast zijn er echter ook ziekten die op elk bedrijf in meer of mindere mate voorkomen. In Praktijkonderzoek heeft re-gelmatig een bijdrage gestaan over deze zoge-naamde bedrijfsgebonden ziekten als mastitis, kreupelheid en (slepende) melkziekte. Hierbij werd veelal gebruik gemaakt van de gegevens van de proefbedrijven van het praktijkonderzoek.

Deze gegegevens zijn nu gebruikt om het per-centage zieke dieren uit te rekenen.

Alle ziektegevallen worden geregistreerd

Op de proefbedrijven worden al enkele jaren alle ziektegevallen en behandelingen geregistreerd en vastgelegd in de bedrijfscomputer. Hierbij wordt gewerkt met een standaardprotocol waarin afspraken gemaakt zijn over de te nemen maat-regelen en wijze van registratie. In de tabel staat het percentage zieke koeien. Het gaat hier om de gemiddelde resultaten van de laatste vijf jaar per bedrijf. Per jaar is het aantal koeien dat tenminste één keer ziek gemeld is berekend ten opzichte van het gemiddeld aantal aanwezige koeien in

(2)

Praktijkonderzoek 95-2 33 dat jaar. Wanneer een dier bijvoorbeeld drie keer

ziek is geweest telt het maar voor één keer mee. Verder is rekening gehouden met de tijd die de dieren gedurende dat jaar als koe aanwezig wa-ren. Een vaars die bijvoorbeeld aan het begin van het jaar kalft heeft een grotere kans om ziek te worden dan een vaars die net in de laatste week van het betreffende jaar kalft. Gemiddeld is 60% van de koeien wel eens een keer ziek in een jaar. Over de jaren varieert dit percentage niet erg. In de tabel is ook het percentage koeien aange-geven dat jaarlijks is onderzocht door de dieren-arts omdat ze niet tochtig wilden worden. Ge-middeld is dit op de proefbedrijven 28%. Deze dieren kunnen daarnaast ook nog ziek zijn ge-weest. In totaal bleek jaarlijks gemiddeld 7% van de koeien alleen niet tochtig te zijn.

Verschillen tussen bedrijven

Zoals uit tabel 1 blijkt zijn er duidelijke verschillen tussen de bedrijven. Tussen het hoogste en het laagste bedrijf zit maar liefst een verschil van 45% in dieren die wel eens een keer ziek zijn. Deze verschillen kunnen slechts ten dele ver-klaard worden door de invloed van proeven, mo-gelijke verschillen in zwart- of roodbont, huisves-ting en verzorging. Een andere verklaring kan worden gezocht in de verschillende manieren van registratie tussen de bedrijven. De gezond-heid van een dier moet vaak afgeleid worden van uiterlijke kenmerken. Wat dat betreft is het waar-nemen erg belangrijk waarbij ook de houding van de veehouder om de hoek komt kijken. Hoe wil hij zich inspannen en hoe kritisch is hij op wat hij waarneemt. Tenslotte volgt dan nog de interpre-tatie van de waarneming waarbij het

zelfvertrou-wen om de hoek komt kijken. Dit betekent dat men op het ene bedrijf sneller vindt dat een dier ziek is dan op het andere bedrijf.

Er blijkt slechts een klein verband te zijn tussen percentage zieke en niet tochtige dieren uit de tabel. Dit is een aanwijzing dat weinig zieke die-ren niet komt doordat men (te) weinig in de stal komt. Dan zou immers een hoog percentage niet tochtige koeien voor de hand liggen.

De gevonden verschillen zullen ook in de praktijk tussen veehouders optreden. Genoemde zaken rondom het vaststellen van de diergezondheid verklaren bij bedrijfsvergelijking dan ook mede de verschillen in bijvoorbeeld de dierenartskosten tussen de bedrijven.

Automatische metingen

Om minder afhankelijk te zijn van de menselijke waarneming van het al dan niet ziek zijn van een koe, wordt onderzoek gedaan naar de mogelijk-heden van automatische gegevensverzameling. Afwijkingen in bijvoorbeeld de dagelijkse melkpro-duktie, de voeropname (met name krachtvoer), de activiteit en de geleidbaarheid en temperatuur van de melk kunnen een hulpmiddel zijn bij het door de veehouder waarnemen van zieke dieren. Tenslotte is het voor elke veehouder belangrijk om bij beslissingen over het al dan niet insemine-ren en het vrijwillig afvoeinsemine-ren van koeien niet altijd alleen te kijken naar de hoogte van de melkpro-duktie maar ook naar het aantal en de aard van de ziektegevallen van een dier. Een consequente, zoveel mogelijk geautomatiseerde, registratie op dierniveau is hiervoor noodzakelijk.

Tabel 1 Percentage koeien dat jaarlijks tenminste 1 keer ziek wordt, of onderzocht is op niet tochtig worden op negen proefbedrijven

Bedrijf A B C D E F G H I

Ziek 76 79 62 77 49 59 62 52 34

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ii) Data analysis will also be done qualititatively, through the use of discourse analysis to answer the remaining research questions, namely: © How ethical is the

Figure 4 Bar graphs of Pheroid™ vesicles (teal) and liposomes (maroon) of different concentrations mefloquine entrapped in the oil phase during manufacturing

The control of the nuclear reactor power, the steam generator water level, and the power turbine steam supply are the control actions that are identified as control functions that

Dit raak hier nie slegs die pasiënt nie, maar het ook ʼn impak op die pasiënt se direkte familie (Pellerin, 2009:3).. By die toepassing van die wetgewing word die handhawing van

Concluding remarks based on the results obtained, as well as recommendations for future research are presented in Chapter 5.. Ethanol fermentation technologies from sugar

The following section will discuss conclusions made regarding the relationship between the demographical variables and the overall success of the development tested in

The primary objective of the study was to test the hypothesis as outlined in chapter one namely: The current institutional arrangement and public sector practices at

Conceptual framing of RME as a TPL approach Rationale for using a learning theory as a framework for the design of TPL The curriculum materials used for mathematics in-service