• No results found

Landschap en sociale groep (uit een brief aan J.J.A. Mulder)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Landschap en sociale groep (uit een brief aan J.J.A. Mulder)"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

34

van rouw of bij een onaangename dan wel een ongelukkige ge-beurtenis.

Nog verdient het opmerking, dat de grotten, waarin men tal-rijke tekeningen, muurschilderijen enz. aantreft, doorgaans moeilijk te vinden zijn, of het doordringen er in gaat met grote moeilijk-heden gepaard. Ook vindt men in deze grotten de kunstuitingen meestal ver van de ingang verwijderd en daarbij in de regel op plaatsen, welke zeer' lastig, somtijds alleen met levensgevaar te be-reiken zijn. Vermoedelijk werden zulke plekken met opzet gekozen, om hier, zo ver mogelijk van de buitenwereld verwijderd, de geheim-zinnige en heilige rituele plechtigheden te verrichten, welke voor de toenmalige bewoners dezelfde betekenis hadden als zij thans nog voor zo vele primitieve volken op aarde bezitten, al worden zij dan niet onder de grond, maar bij voorkeur op een afgelegen plaats of diep in het oerwoud uitgeoefend. En de sjamaan, gehuld in zijn blij-kens de afbeeldingen schrikaanjagend omhulsel, moest zich hier, waar de eeuwige stilte heerste en te midden van deze overvloed van

symbolische afbeeldingen, misschien wel door hem zelf op de wan-den aangebracht, als leider der plechtighewan-den bijzonder op ,zijn plaats gevoelen.

Zeist, Februari 1937. H. ZONDERVAN

Landschap en sociale groep*

In een brief aan den Heer Hofstee maakte ik enige tijd geleden een opmerking naar aanleiding van de inleiding van zijn proef-schrift „Het Oldambt". De heer Hofstee antwoordde me vrij uit-voerig op mijn bedenkingen. Daar ik dezelfde kwestie in de eerste

alinae van mijn bespreking in het vorig nummer van het T. O. A. heb aangeroerd, leek het me voor de lezers interessant het betref-fende deel van de brief van den heer Hofstee te laten afdrukken, waarvoor de schrijver zijn toestemming verleende.

G. J. A. MULDER. „En nu het strijdpunt, dat U opwerpt, n.1. dat betreffende het verband landschap-sociale groep. Want, U zult wel begrepen hebben, dat hetgeen ik in de inleiding over Oldambt en

(2)

35

Oldambsters geschreven heb, geen vergissing is, doch een wel-bewuste en weloverwogen overtuiging, die ik bereid ben te ver-dedigen.

U zegt, dat U als geograaf het land hebt te beschouwen, dat dat het uitgangspunt'moet zijn. Zeker, dit is juist als U inder-daad het landschap gaat behandelen, dus iets physisch. U doet dan een deel van het werk, wat onder de physische aardrijks-kunde thuisbehoort. Maar het is niet juist, als men zich bezig houdt met de sociale geografie, beter de sociografie. Het onderwerp van de sociografie is de sociale groep en die is ook haar uitgangspunt, niet het landschap. Als de sociograaf uit zou gaan van het land-schap zou dat even onjuist zijn, als wanneer een geomorpholoog zou uitgaan van het klimaat. Het klimaat is één van de factoren, die vorm van de aardoppervlakte bepaalt en het land, de woon-ruimte, is één van de factoren, die eigenschappen van de sociale groep bepaalt. De geomorpholoog zal er echter niet aan denken om zo te doen; hij begint met het bestuderen van de aardopper-vlakte zelf en zal daarna bij het verklaren alle verklaringsmoge-lijkheden in beschouwing nemen, waaronder het klimaat. Zo gaat het ook den sociograaf; hij gaat uit van de sociale groep en zal de aard van de groep verklaren uit alle verschijnselen, die daar-voor in aanmerking komen, waaronder ook het landschap, waarin de groep leeft. Zo ben ik dan ook begonnen, met de groep waarmee ik mij wil bezig houden te omgrenzen, daarna heb ik een overzicht gegeven van alle factoren, die op de vorming van de tegenwoor-dige sociale groep van invloed hebben kunnen zijn (waaronder dus het landschap). Bij de beschrijving van de tegenwoordige so-ciale groep zal ik ook ter verklaring van de heersende verschijn-selen op al deze verklarende factoren teruggrijpen.

Laten we toch eindelijk een eind maken aan de onwezenlijke fic-tie van de eenheid van de wetenschap Aardrijkskunde, die in feite niet bestaat en in theorie onhoudbaar is. En vooral laten we het geografisch determinisme op zij zetten, dat enkel leeft in de stu-deerkamer van geografen, doch waar in de praktijk niemand aan gelooft, ook de geografen zelf niet.

U zult me misschien vragen, waarom hebt ge Uw boek dan niet „Het Oldambt" gedoopt en niet „de Oldambsters"? In de eerste plaats, omdat het in de praktijk algemeen gebruikelijk is om pje(

(3)

36

een in oorsprong territoriale aanduiding de groep aan te geven, die binnen het gebied in kwestie woont (ik heb daar in mijn in-leiding nog op gewezen) en in de tweede plaats, omdat het tegen-woordige territoriale begrip „Oldambt" slechts bestaat bij de gratie van het feit, dat het de woonplaats is van een duidelijk gemar-keerde sociale groep, iets, waarop ik in mijn inleiding ook duide-lijk gewezen heb. Het Oldambt strekt zich uit zover als de samen-leving de kenmerken van deze sociale groep eigen zijn en niet omgekeerd. De Oldambsters maken het Oldambt en niet het Old-ambt de Oldambsters.

Van een landschap „Oldambt" is geen sprake. Het gebied be-staat uit twee physisch-geografisch geheel verschillende gebieden, de Dollardklei en de lichtere gronden. Dat deze twee nu één ge-heel vormen is aan zuiver sociaal-historische verschijnselen (het recht van opstrek in hoofdzaak) te danken. Van het landschap „De Dollardklei" om het zo maar eens te noemen is bovendien weer uit zuivere sociale (politieke) gronden, een deel van het Old-ambt afgescheiden (Duits Reiderland).

Is het dus m. i. theoretisch onjuist om van de sociograaf te ver-langen, dat hij van het landschap uitgaat, het geval Oldambt is wel een heel duidelijk bewijs, hoe dit ook in de praktijk geheel onmogelijk blijkt te zijn.

E. W . HOFSTEE.

Aardrijkskunde op Zeevaartscholen,

Met instemming las ik in het laatst verschenen nummer van T. O. A. het stukje van Mej.-Hoekstra en vooral het bijschrift van. den Redacteur, waarin op krachtige wijze aangedrongen werd op herhaling van de nat. aardr. Op één voorbehoud na: er moet natuurlijk tijd voor zijn, d. w. z. er moet zeker een uur bij, liefst in de 5e klasse. Het verwondert me, dat in bovenbedoeld artikel daar niet nadrukkelijk op gewezen wordt, waar het toch bekend is hoezeer de heer Cohen — en zovele aardr. leraren met hem — daarmee instemt. Ik besef, hoe moeilijk zelfs dat ééne uurtje te vinden is, maar zal het vak enigszins behoorlijk tot zijn recht komen, dan is deze minimum eis een besliste noodzakelijkheid. En daarom, bij elke gelegenheid . . . . frappez toujours!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kinderen leren allemaal op hun eigen manier en zo hebben alle kinderen diverse ‘gebieden’ waar ze goed in zijn.. De één is motorisch heel knap, de ander is taalknap, weer een ander

Noem ze één voor één en laat de kinderen weer hun vinger opsteken bij het seizoen waarvan zij denken dat jij het weerbericht hebt gemaakt?. Tel steeds het aantal opgestoken vingers

We bieden een ruime inlooptijd, om kinderen die dit nodig hebben de kans te geven in rust de school en klas binnen te komen en hun plekje vast op te zoeken.. Om 8.30u starten we

Ze kunnen dan boeken lenen voor thuis, maar ook voor in de klas.. Eén keer per maand gaan we naar de Columbus (Bibliobus), dan lenen we boeken voor in

Aan het einde van de lessen bespelen de kinderen de basis van een instrument of instrumenten, hebben ze een liedje met eigen stijl en kunnen ze het uitvoeren.. Omschrijving

Ik voel me veilig op school; ik geef de school voor veiligheid het cijfer.. Ik heb het naar mijn zin op school; ik geef de school

De begroting van de Gemeenschappelijke Regeling Atlant Groep behoort aan de gemeente- raad te worden voorgelegd zodat de raad haar zienswijze naar voren kan brengen (artikel 35 van

Er zijn standaard opdrachten die bijvoorbeeld bij de instructie horen, alle leerlingen maken deze opdrachten.. Daarnaast zijn er