• No results found

De plantensystematiek en de plantengeografie aan de Landbouwhoogeschool

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De plantensystematiek en de plantengeografie aan de Landbouwhoogeschool"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE PLANTENSYSTEMATIEK EN

DE PLANTENGEOGRAFIE

AAN DE LANDBOUWHOOGESCHOOL

AFSCHEIDSREDE

BIT HET NEERLEGGEN VAN ZIJN HOOG-LEERAARSAMBT OP 31 DECEMBER 1924,

UITGESPROKEN OP DONDERDAG 26 FEBRUARI 1925 DOOR

DR. J. VALCKENIER SURINGAR

(2)

Mijne Heeren Curatoren, Hoogleeraren, Lectoren; Dames en Heeren Assistenten, Ambtenaren en Studenten; en Gij allen die door Uwe tegenwoordigheid betvijs geeft van

Uwe belangstelling in deze afscheidsplech-tigheid; zeer geachte Toehoorders, Nos Póloni non- cüramus quantitatem syllâbarum.

De Poolsche diplomaten waren, in den tijd toen het latijn nog gebruikelijk was, befaamd om hunne slordigheid met die t a a l ; het deerde hen echter niet, als zij m a a r v e r s t a a n werden.

E n iemand die latijn kent zal ook den bovengemelden zin, waarin klemtoon en r h y t h m e geheel verkeerd zijn aangegeven wel begrijpen; wat doet die klemtoon er d a n toe?

W a t doet het er toe, zal een practicus zeggen, of men Erica of Erica, Clematis of Clematis, Viola of Viola, petroleum of

petroleum (evenals m.uséum) uitspreekt, als men mij m a a r begrijpt ?

Velen zullen het m e t mij eens zijn d a t het er toch wel toe doet of men een t a a l op juiste of op onjuiste wijze gebruikt.

De t a a l is een maatstaf v a n de zelfstandigheid, de beschaving en de ontwikkeling v a n een volk ; en door de t a a l te verknoeien doet men schade a a n het geheele volk.

De t a a l van ieder volk wordt bovendien verrijkt met woorden en gezegden u i t andere t a l e n waarvoor d a t volk zelf geen uit-drukking heeft; bovendien m e t vele wetenschappelijke n a m e n en termen, die voor het internationaal geestelijk verkeer behou-den moeten worbehou-den. Slordigheid m e t die vreemde woorbehou-den g a a t allicht samen m e t slordigheid in eigen t a a l .

I k heb het v a n eenig belang geacht d a t a l t h a n s de s t u d e n t e n v a n de tuinbouwafdeeling onzer L.H.S., die met zoovelelatijnsche n a m e n t e m a k e n hebben, iets te weten komen v a n de vorming en samenstelling der woorden in het latijn en h e t g r i e k s c h ; ook in het grieksch, o m d a t zeer vele woorden wel gelatiniseerd wor-den geschreven en uitgesproken, m a a r grieksch v a n oorsprong zij n. Door de vorming en samenstelling der woorden in de twee

(3)

klassieke talen te kennen, k u n n e n de s t u d e n t e n zeer vele weten-schappelijke n a m e n geheel of gedeeltelijk begrijpen en d a a r d o o r ook beter o n t h o u d e n en te pas brengen; zij s t a a n d a n op d a t gebied minder bloot a a n lapsus linguae en calami ; en zij k u n n e n later de practici, desgevraagd, helpen, zoowel op de kweekerij als in den catalogus. E n ook in het dagelijksch leven hebben zij er voordeel v a n ; wel zijn er in een Hoogeschoolstadje, d a t niet op wetenschappelijk klassieken bodem rust, geen speciale

„Cubicula locanda" 2) voor s t u d e n t e n , zooals in de oude universi-teiten h e t geval i s ; zij vinden geen mededeelingen ad valvas

academicas3) a a n g e p l a k t ; de landbouwingenieurs „in s p e " alhier drinken geen pocula ad fundum usque*) ; en elixer longae vitae5) is niet op h u n n e sociëteit t e verkrijgen (waarmede ik niet wil zeggen d a t zij geheelonthouders geworden zijn). Maar zij zingen toch nog het oude Io vivat en het Gaudeamus igitur6) en laten de

virgines faciles formosae1) nog gaarne leven. Sapienti sat!6) Over m i n of meer gebruikelijke latijnsche t e r m e n en gezegden zou men vele capita selecta k u n n e n houden en vele folia vol k u n -nen schrijven.

W a t doet h e t er toe, zal een kweeker verder zeggen, of een p l a n t Azalea mollis, A. chinensis of A. sinensis h e e t ; als ik m a a r mijn p l a n t e n onder een v a n die n a m e n verkoop.

E n als d a t zoo is, moeten de s t u d e n t e n , de a.s. leiders, er dan mee lastig gevallen worden ?

De meeste p l a n t e n hebben in den loop van den tijd twee t o t vele n a m e n gekregen (synonymen); en in de reeks n a m e n van twee verschillende p l a n t e n zijn helaas zeer dikwijls gemeenschappe-lijke n a m e n (homonymen). Stel u voor d a t mijn jongste bediende

W A B E W I E R I N G A onder meer n a m e n ook P I E T A E I E S E heette, en door eenigen zoo genoemd werd; d a t P I E T A R I E S E , een flinke jongen die op het a r b o r e t u m werkt, bovendien een a a n t a l n a m e n h a d o.a. den n a a m v a n den bediende v a n een der andere afdeelingen. Stel verder d a t W A B E W I E R I N G A slechts volgens sommigen den s y n o n y m e n n a a m P I E T A R I E S E m e t recht droeg en d a t volgens de overigen die synonyme n a a m a a n een geheel

1) Vergissingen met de tong, met de pen. 2) Slaapkamertjes te huur.

3) Aan de dubbele deur der akademie. 4) Bokalen, t o t op den bodem. 5) Langleven-borrel.

6) Laten wij dus vroolijk zijn. 7) Meisjes, toeschietelijk en mooi. 8) Voor den goed-verstaander genoeg.

(4)

anderen bediende toekwam. E n stellen wij ten slotte d a t velen van ons zulke naamcomplexen h a d d e n ; d a t zou een onhoudbare verwarring geven; en toch is het letterlijk zoo bij de p l a n t e n :

Acer saccharinum, Spiraea japonica, Picea canadensis, Azalea mollis, Magnolia denudata, enz. zijn er voorbeelden v a n ,

waar-v a n ik u de uitlegging besparen zal.

Deze t o e s t a n d is niets nieuw; reeds O T T O B R U N S F E L S klaagt in 1532 over de synonymen en eindigt zijn verzuchting a l d u s : „ D a r u m b alle dieweil solche Mannigfaltigung der N a m m e n n i t u f h ö r e t . . . . ist es n i t möglich dasz wir yemmer k u m m e n zu warer Erkenntnisz der Gewächs." Dit geldt nog zoo!

U zult t o e s t e m m e n d a t het noodig is d a t s t u d e n t e n , die met vele p l a n t e n te maken zullen hebben, op de hoogte zijn van de moeilijkheden; d a t zij b.v. weten d a t Azalea mollis in sommige werken verward is met, m a a r toch een andere p l a n t is d a n

A. chinensis; d a t A. mollis, zooals wij die in de t u i n e n zien,

eigen-lijk A. japmica is; en d a t A. chinensis juist A. mollis moet hee-t e n en d a n ook door sommigen zoo genoemd wordhee-t. Verder d a hee-t b.v. Magnolia denudata der amerikaansche dendrologen onze europeesche M. precia is en de europeesche M. denudata in Amerika M. liliflora heet. E e n h o u t v e s t e r in N. I. moet, als hij in een boek leest v a n Colbertia obovata, weten d a t hiermede de-zelfde plant bedoeld wordt als die hij onder den n a a m Dillenia

aurea k e n t . I n d i e n een tuinbouwer wat van den blauwen regen

wil weten en den gewonen geslachtsnaam Wistaria in het betref-fende deel v a n E N G L E R U. P R A N T L ,,die natürlichen Pflanzen-familien" opzoekt, zal hij d a t geslacht niet v i n d e n ; ook niet in den i n d e x ; het geslacht heet er Kraunhia.

„De botanische n o m e n c l a t u u r is een „Augiasstal" schreef DiLLENitrs a a n LINSTAEUS in de eerste helft der 18e eeuw; in dien tijd h a d m e n reeds dezelfde moeilijkheden, m a a r waren de n a m e n bovendien omslachtiger; de blauwe regen, Wistaria

floribunda, heette b.v. Phaseoloides caroliniana frutescens scan-dens foliis pinnatis floribus coeruleis,

L I N N A E U S heeft den Augiasstal opgeruimd; m a a r een eeuw later was hij weer vol; en de tweede en derde opruimingen in resp. 1867 en 1905, door internationale botanische congressen, hebben nog niet voldoende doorgewerkt.

Bovendien is de nomenklatuurkwestie zooveel moeilijker ge-worden door het verwantschapsprobleem.

Ook de kweekers toonen tegenwoordig belangstelling in de juiste benamingen; h u n n e n a m e n reflecteeren uit den a a r d der zaak de bovengenoemde verwarringen; zij k u n n e n niet helpen

(5)

als zij eenen Amerikaan, die Tsuga Mertensiana v r a a g t , de ver-keerde p l a n t sturen, w a n t de Amerikaan verwacht de soort die onze kweeker T. Pattoniana n o e m t . Maar bovendien komen in kweekerijen en catalogi nog vele e x t r a v e r w a r r i n g e n voor, zoodat men v a n de 100 bestelde soorten, welke niet erg gewoon zijn, in het algemeen niet meer d a n 50 goed zal krijgen.

Kweekers k e n n e n h u n p l a n t e n wel bij den n a a m die er nu eenmaal bijgekomen is, m a a r k u n n e n de n a m e n niet beoordeelen. D a a r i n moet m.i. een tuinbouwconsulent hen den weg k u n n e n wijzen. E n het is toch ook goed d a t althans eenige s t u d e n t e n , die later wetenschappelijke werkers op botanisch terrein worden, op de hoogte zijn v a n de moeilijkheden om t e weten of een p l a n t , die onder een zekeren n a a m gevonden of aangeboden wordt, werkelijk de p l a n t is die bij dien n a a m behoort ; ook de physioloog en de p h y t o p a t h o l o o g hebben belang bij die kwestie.

Maar n o m e n c l a t u u r is slechts een deel v a n het skelet v a n een wetenschap, een noodzakelijke factor bij het leeren k e n n e n van een flora of plantengroep.

Vóór 28 j a r e n was het onderwijs a a n de Wageningsche in-richting heel w a t eenvoudiger d a n t h a n s ; ik werkte er in 1896 te Leiden a a n mede, waar de in Wageningen afgestudeerde „ a l u m n i v a n het N . I . Boschwezen" de elementen v a n de flora v a n Ned. I n d i ë moesten leeren in een vol half j a a r tij d s ; het onderwijs kon toen nog heelemaal niet a a n g e p a s t zijn a a n de p r a k t i j k ; het N . I . Boschwezen begon een nieuwe periode; het eerste deel v a n de Boomflora v a n K O O E D E E S en V A L E T O N

k w a m juist uit de p e n ; geen fraaie afbeeldingen en foto's v a n p l a n t e n noch v a n l a n d s c h a p p e n ; geen l a n t a a r n p l a a t j e s . W a t is d a t alles in 25 jaren v e r a n d e r d !

I n 1899 werd ik n a a r Wageningen geroepen en werd dit onder-wijs in den cursus der Landbouwschool opgenomen.

Dit onderwijs was f l o r i s t i e k , geen systematiek. N a a s t de indische flora voor de K . B.-ers stond in 1899 voor de tuinbouwers D e n d r o l o g i e op het p r o g r a m m a ; waar kwam die v a n d a a n ?

D e n d r o l o g i e is geen wetenschap op zich zelf; het is de leer v a n een k u n s t m a t i g afgescheiden groep planten, n.l. de hout-gewassen, en nog wel b e p e r k t t o t de in M. E u r o p a winterharde soorten. Die houtgewassen geven bizondere moeilijkheden, welke het gevolg zijn Ie. van den langen tijd welke zij noodig hebben om volwassen te worden, terwijl verscheidene bij ons niet eens bloeien of v r u c h t dragen ; en 2e. v a n h e t feit d a t zij veel p l a a t s

(6)

innemen, zoodat men er weinig v a n bij elkaar k a n hebben. Houtgewassen zijn steeds door de botanici met eenig ontzag terzijde gesteld. LINNAETTS klaagde reeds d a t niemand aan boo-men deed; alleen B O E E H A V E interesseerde er zich voor, m a a r die was hoofdzakelijk medicus.

I n 1842 schreef in Engeland LOITDON zijn werk „Trees a n d S h r u b s " en in 1869 K O C H zijn duitsche „ D e n d r o l o g i e " ; D I P P E L

en K O E H N E volgden in resp. 1889 en 1893. S A R G E N T begon in 1892 zijn werk „Silva of N o r t h America". Arboreta werden in Kew, Berlijn en in de Vereen. S t a t e n van N.-Amerika opgericht. De „deutsche dendrologische Gesellschaft" ontstond in 1892. De directeur van de jonge nederlandsche Rijkstuinbouwschool, Dr. C A T T I E , zag het belang er van in d a t ook in ons land de dendrologie zou opgebouwd worden; de boomkweekerijen in ons land vormen een industrie van beteekenis; er zijn een 1500 boomkweekers met een tweeduizend hectaren grond; de uitvoer bedroeg in dien tijd ongeveer 8x/2 millioen K.G. (waarvan de helft n a a r Duitschland), ter waarde van millioenen. Evenals voor de bloembollen is ook voor het kweeken van houtgewassen ons land bizonder geschikt. Voor die dendrologie wilde Dr.

C A T T I E een jongen botanicus in Wageningen h e b b e n ; en men koos mij d a a r t o e . Een a r b o r e t u m werd volgens het plan van den t u i n a r c h i t e c t L E O N A R D A. S P R I N G E R (die onlangs zijn 70-jarig jubileum m e t eere vierde) in landschapstijl aangelegd en door mij beplant.1) Maar het duurde een a a n t a l jaren v o o r d a t ik behoorlijk op de hoogte was, de p l a n t e n in het a r b o r e t u m onder de goede n a m e n stonden en ook de kweekers' n a m e n mij bekend waren. I n 1910 verscheen een overzicht v a n de Dendrolo-gie in de „Mededeelingen" der toenmalige R . H . L . T . e n B.b.-school, die was o n t s t a a n door het s a m e n k i t t e n van de vroeger zelfstandige onderdeelen.

D e n d r o l o g i e is evenmin systematiek als N. I. boschflora; het is f l o r i s t i e k , en k u n s t van c l a s s i f i c e e r e n en d e t e r -m i n e e r e n . Beidezijnzeer n u t t i g voor ie-mand die -met een groote groep p l a n t e n moet werken; en beide k u n n e n zoowel op voet van middelbaar als van hooger onderwijs gedoceerd worden; in het laatste geval g a a t men er dieper op in en k a n men meer van den leerling verlangen. Maar het is v a k o n d e r w i j s .

D e n d r o l o g i e is, evenals nomenclatuur, ook n u t t i g voor ieder ander botanicus dan den Dendroloog. W a n t een physioloog of 1) In 1913 werd een nieuw gedeelte aangelegd door Mei. L. H BAAS

(7)

p h y t o p a t h o l o o g zal toch gaarne weten m e t welk materiaal hij werkt. Om een voorbeeld te noemen is het materiaal der Iepen-soorten, variëteiten en b a s t a a r d e n erg verward ; en v a n alles w a t a a n p l a t a n e n in M. E u r o p a v o o r k o m t weten we eigenlijk niet hoe we h e t o p v a t t e n moeten. Nog niet zoo lang geleden d a c h t e n we Platanus occidentalis, de amerikaansche soort, en

P. orientalis, de soort v a n Z. E u r o p a en KI. Azië, in onze

kui-t u r e n en p a r k e n kui-te h e b b e n ; d a a r k w a m opeens S A R G E N T , de

eerste a m e r i k a a n die de amerikaansche dendrologie in het land zelf bestudeerde en in een p r a c h t w e r k v a n 13 groot 4° geïllus-treerde deelen neerschreef. S A R G E N T lachte ons, Europeesche dendrologen, uit en verklaarde op zijn reis door E u r o p a geen enkele P. occidentalis gezien te hebben. E n ook P. orientalis k o m t bij ons niet of nauwelijks echt voor; geen v a n beide zijn in M. E u r o p a goed w i n t e r h a r d . Zij zijn wel eens in k u i t u u r geweest, ook in ons l a n d ; in een oud herbarium v o n d ik echte e x e m p l a r e n ; en n a S A R G E N T ' S ontdekking heeft een groote kweeker g e t r a c h t uit amerikaansch zaad P. occidentalis t e kweeken. W a t hebben we d a n wel bij ons ? E e n b a s t a a r d ? d a t is ook heel onwaarschijnlijk; ik voor mij houd het voor een p l a t a n e n s o o r t d i e reeds vóó.'den ijstijd in E u r o p a w a s ; m a a r die kwestie is niet zoo eenvoudig. S A R G E N T heeft ons ook v a n een amerikaansche Tilia alba afgeholpen. Toch ziet men nog wel in publicaties v a n goede botanici doch niet-dendrologen, derge-lijke soorten m e t materiaal uit ons land genoemd; zij werkten dan m e t m a t e r i a a l d a t zij niet voldoende kenden.

N a a s t Dendrologie werd in dien goeden ouden tijd ook P o m o l o g i e gedoceerd, d.i. de leer v a n systemen op appels, peeren en verdere v r u c h t e n . De duitschers hebben hierin ge-durende de vorige eeuw en reeds in de 18e veel bereikt; ik was in de gelegenheid d a t te ervaren in Geisenheim, waarheen de autoriteiten me in 1898 s t u u r d e n om wat t u i n b o u w te leeren; m e n wist in dien tijd nog niet goed waarin tuinbouwonderwijs b e s t a a n moest. Die Geisenheimsche School bleek zeer eenvoudig. I k volgde het onderwijs dan ook slechts kort, doch bestudeerde de zeer complete bibliotheek en de zeer rijke vruchtencollectie in deze ideale vruchtenstreek. De bibliotheek gaf de geheele geschiedenis der Pomologie en die leerde mij d a t zeer interres-sante en bruikbare resultaten t e verkrijgen waren m e t het methodisch classificeeren der vruchtensoorten. Maar het onder-zoek en onderwijs er in kon a a n de tuinbouwschool in Wage-ningen niet voldoende t o t h u n recht komen, zoodat ik het n a een a a n t a l jaren liet varen, evenals een derde v a k L a c h a n o l o

(8)

-g i e , de leer van de classificatie der -groentensoorten ; er bestaan b.v. ingénieuse verdeelingssystemen van boonensoorten, waar-van er een veibazend a a n t a l in k u i t u u r zijn, zoodat een vege-tariër, die niet tevens pythagoreër is, eigenlijk m a a r 7 keer per j a a r dezelfde soort behoeft t e gebruiken.

Op het p r o g r a m m a v a n mijn onderwijs stond bovendien de g e s c h i e d e n i s v a n d e n T u i n b o u w en de leer v a n het ont-s t a a n van k r u i ont-s i n g e n (die eenige jaren later door de onder-zoekingen van M E N D E L in een nieuw s t a d i u m kwam) ; vervolgens de kennis v a n het o n t s t a a n v a n v a r i ë t e i t e n , welke in dien tijd begon beïnvloed t e worden door de toepassing van de

QTJÉTELET-GALTONsche leer op de biologie, waardoor de wetten der fluc-tueerende variabiliteit voor den dag k w a m e n ; en, last not least, was mij opgedragen het leeren bereiden v a n marmeladen, j a m s , geleien, ciders, enz. ; voor deze industrie was Geisenheim uit-m u n t e n d ingericht. Maar, terwijl ik de overige onderwerpen nauwgezet behandeld heb, werd h e t laatstgenoemde onderwerp door mij nimmer opgevat.

De jaren gingen voorbij, het onderwijs werd na langen strijd, waarin de vereeniging „Studiebelangen" een belangrijke rol speelde, vrij; de schooljongens werden heeren; nieuwe docenten b r a c h t e n nieuwe atmosfeer; het onderwijs steeg in peil; h e t werd geleidelijk Hooger onderwijs.

W a t mijn deel betreft, het t o t nu toe bereikte bevredigde me niet meer; het was een lichaam zonder ziel; de ziel moest er bij. Maar wat is de ziel van f l o r i s t i e k , c l a s s i f i c a t i e , d e n d r o -l o g i e ? : d a t is de idee die er a a n t e n gronds-lag -ligt; en die idee is de n a t u u r l i j k e v e r w a n t s c h a p .

I n den ouden tijd d a c h t men niet a a n v e r w a n t s c h a p ; men rang-schikte de p l a n t e n o m d a t de mensch nu eenmaal behoefte heeft om alles in vakjes te verdeelen; zonder d a t is het hem n i e t mogelijk een groote hoeveelheid materiaal te beheerschen.

Maar m e t de geleidelijk grooter wordende kennis der p l a n t e n k w a m d a t idee v a n n a t u u r l i j k e v e r w a n t s c h a p in den mensch. D a t lag niet voor de h a n d ; w a n t terwijl by Homo

sapiens een v e r w a n t s c h a p tusschen de individu's v a n één soort

duidelijk genoeg is door de ouderlijke banden, gold de ver-wantschap bij de planten geen individu's m a a r soorten, ge-slachten enz.; en terwijl menschen door het samenwonen v a n ouders en kinderen de v e r w a n t s c h a p duidelijk laten zien, groeien de plantensoorten alle door elkaar heen, zoodat men er niets van bemerkt. Bovendien geloofde men d a t alle soorten

(9)

waren zóóals ze eens en gezamenlijk waren geschapen; w a t was d a n die natuurlijke v e r w a n t s c h a p ? D a t opkomen en uitbroeden in den geest v a n den mensch v a n de idee v a n natuurlijke ver-w a n t s c h a p , t r o t s het geloof a a n een éénmalige schepping, en zonder d a t er bepaalde feiten toe noopten, is al even wonderlijk als de natuurlijke v e r w a n t s c h a p zelf.

„Alpha en Omega v a n de systematiek is de natuurlijke m e t h o d e , " schreef L I N N A E U S in 1737; zijn correspondentie m e t

H A L L E R is er vol v a n . Hij begon met natuurlijke soorten en geslachten als oorspronkelijk geschapen en nog b e s t a a n d e te decreteeren als een godsdienstig-wetenschappelijk d o g m a ; en hij beschreef ze. Hij m a a k t e ze niet, zooals vorige botanici deden, m a a r v o n d ze, volgens zijn beweren; hij vond ze m e t zijn v e r s t a n d , geleid door zijn intuitie 1). E e n zwevend idee kreeg door zijn geest vasten, voor iedereen t a s t b a r e n v o r m , kristalliseerde, als het ware, uit.

„Vorläufer gibt es bei jeder groszen E n t d e c k u n g u n d Mensch-heitsangelegenheit. Ein Schöpfer aber ist immer nur der, der d u r c h d r i n g t ; die T a t m a c h t denselben, nicht der schüchterne Gedanke allein" ; d a t zijn kernachtige woorden v a n onzen ouden oud-collega H U G O M A Y E R (dien ik v a n hier een eerbiedigen groet toezend), n a a r aanleiding v a n L I E B I G ' S werk, m a a r die evengoed voor L I N N A E U S gelden. „Deus creavit, Linnaeus disposuit" (God heeft geschapen, Linnaeus heeft geordend, d.w.z. de orde aangetoond) is ook een t y p e e r e n d gezegde.

D a t L I N N A E U S m e t zijn v e r s t a n d de natuurlijke geslachten en soorten kon vinden, zóó d a t de meeste heden nog erkend worden, was een gevolg hiervan d a t hij de sexualiteit der p l a n t e n onomstootelijk bewees, de beteekenis v a n meeldraden en s t a m p e r s inzag en bij zijn geslachts- en soortdiagnosen ge-b r u i k t e . Ook t . o . dier sexualiteit werd de schuchtere gedachte v a n een voorganger ( B U R C K H A R D ) door L I N N A E U S in een d a a d (het sexueele stelsel) omgezet, die, t r o t s heftigen t e g e n s t a n d

( S I E G E S B E C K ! ) , de wereld voor de idee veroverde.

L I N N A E U S gaf verder nog een a a n t a l natuurlijke orden ( = onze families 2)) aan, m a a r kon zelf niet zeggen w a t de karakteristieke k e n m e r k e n w a r e n ; en d a t feit is op zich zelf karakteristiek.

„Ge v r a a g t m e , " zeide L I N N A E U S eens in 1768 t o t zijnen leerling

G I S E K E , „de typische k e n m e r k e n mijner natuurlijke o r d e n ; ik beken die niet t e k u n n e n ge^en; als ik het kon, zoude ik ook natuurlijke klassen, j a een natuurlijk systeem k u n n e n m a k e n .

1) Intuitie bedoeld als goed inzicht zonder bewust logisch overleg. 2) Voorloopers waren hierbij Magnol (1609), die zelfs het woord familie gebruikte, R A Y en Tournefort (1700.)

(10)

9

I k zou bij iedere orde k u n n e n zeggen welke de meest voorkomen-de kenmerken er in z i j n . . ... en aldus woorvoorkomen-den geven in plaats v a n k a r a k t e r s , waarmede gemakkelijk onervarenen bedrogen konden worden; m a a r daar wil ik niets van w e t e n ; en zoo ben ik genoodzaakt dit a a n de toekomstige botanici over te l a t e n . " H e t bewijst hoe bij L I N N A E U S , n a a s t een zeer groot waarnemings-vermogen, de intuitie a a n het v e r s t a n d vooruitliep en in de verte den weg wees.

W a t d a c h t L I N N A E U S v a n die natuurlijke verwantschap in verband m e t zijn genoemd d o g m a ? : „God heeft h s t geheele n a t u u r l i j k als het ware in éénmaal geschapen, zoodat de n a t u u r -lijke v e r w a n t s c h a p er dadelijk is ingelegd" was zijn u i t s p r a a k ; hij n a m daarbij een v l a k t e v e r b a n d a a n ; de plantenwereld k a n d a n vergeleken worden m e t een kunstzinnige legkaart die door elkaar gegooid is en w a a r v a n het beeld moet teruggezocht worden.

I n t u i t i e en verstand samen hebben hem ook t o t een theorie v a n e v o l u t i e g e b r a c h t ; zijn eerst geuit dogma is geleidelijk door hem gewijzigd. I n 1764 liet hij niet meer de soorten doch alleen de geslachten allereerst o n t s t a a n ; in 1767 ging hij weer v e r d e r : „Wij moeten aannemen d a t er in den beginne evenveel p l a n t e n v o r m e n geschapen zijn als er natuurlijke orden b e s t a a n ; en d a t door hunne vermenging zoovele vormen zijn o n t s t a a n als er geslachten bestaan. D a t vervolgens de n a t u u r al die vormen vermengd heeft (zonder de bloeminrichting t e ver-anderen) t o t de bestaande soorten." E n ten slotte heette het in 1771 : „Zoo heeft God allereerst drie principieel verschillende scheppingen v o l b r a c h t : Acotyledones, Monocotyledcm.es,

Dicoty-lédones". Tot die overtuiging was hij gekomen door het vinden

v a n een klaarblijkelijke kruising in zijn tuin, van een nieuw geslacht in de vrije n a t u u r , door het proefondervindelijk m a k e n van de eerste b a s t a a r d (eerder dan Kölreuter), door soortenrijke geslachten zooals Pelargonium in Z.-Afrika, Cactus in Amerika, en door de waarneming d a t b.v. de Compositae in de K a a p andere gemeenschappelijke kenmerken hebben dan die in Noord-Amerika.

D a t alles werd echter door zijn tijdgenooten niet voldoende gewaardeerd o m d a t die tijd er niet rijp voor was. E n slechts het oorspronkelijke dogma van het gelijkblijvende a a n t a l en het constant blijven der soorten, zijn k u n s t m a t i g stelsel en zijn herziening der nomenclatuur, bleven voortleven.

Maar het natuurlijke systeem was in wording. De franschrnan

A D A N S O N ( ± 1763) probeerde het verder verstandelijk uit te werken en volgde den mathematischen weg met een meetkundig

(11)

10

gemiddelde waarbij het principe was d a t alle k e n m e r k e n der p l a n t e n gelijkwaardig werden behandeld.1) De u i t k o m s t is in onze oogen, die m e t de leer v a n evolutie en erfelijkheid ver-t r o u w d zijn, zeer onnaver-tuurlijk; m a a r ook de ver-tijdgenoover-ten had-den, intuitief, datzelfde oordeel.

D a a r n a t r e e d t de intuitie weer n a a r b u i t e n . A. L. D E J U S S I E U (1789), A. P . D E C A N D O L L E (1813), A. D E J U S S I E U (1848) gingen, om de natuurlijke v e r w a n t s c h a p t e vinden, uit v a n p l a n t e n -groepen die, zonder d a t men er zich rekenschap v a n kon geven, algemeen voor natuurlijke families gehouden werden (dus v a n datgene w a t zij juist vinden moesten); en zij zochten n a a r het overeenkomstige en het verschillende binnen die plantengroepen. Zij k w a m e n t o t merkwaardige principes zooals die v a n de „ s u b o r d i n a t i e " der kenmerken, v a n de „ d i s c o r d a n t i e " tusschen de morphologische en physiologische waarde der kenmerken, zoodat b.v. a a n physiologisch onbeteekenende organen hooge morphologische w a a r d e werd toegekend; zij n a m e n „ r u d i m e n -t a i r e " , „ a b o r -t i e v e " , „vergroeide" organen aan, spraken v a n „ d e g e n e r a t i e " , „ m e t a m o r p h o s e " , „differentiatie"; en d a t alles in flagrante contradictie m e t het door hen aangenomen dogma v a n de constantheid der soorten; en zij voelden d a t , spraken v a n een „ n a t u r e i n t i m e " , v a n een „système donné de s t r u c t u r e " w a a r v a n de oorspronkelijke „ s y m m e t r i e " verloren zou zijn gegaan en teruggevonden moet worden, w a t alles al even raad-selachtig was.

De fransche botanici legden zich ten slotte neer bij „le mystère de l'origine des ê t r e s " ; de duitschers daarentegen broedden de wonderlijkste philosophisch-godsdienstig-botanischesystemenuit.

Soms t r a c h t t e n de botanici m e t h u n v e r s t a n d tegen die intuitieve ideeën in te g a a n ; L I N D L E Y b.v. stelde den grond-regel, die veel aannemelijker scheen, d a t kenmerken des t e belangrijker voor de natuurlijke rangschikking zijn, n a a r m a t e zij hooger physiologische beteekenis voor de p l a n t hebben. Maar bij de uitwerking v a n zijn systeem dwong als het ware zijn onderbewustzijn hem om het intuitieve principe v a n D E C A N D O L L E te volgen ; h e t v e r s t a n d kon niet tegen de intuitie op.

D A R W I N gaf plotseling den sleutel v a n het mysterie der

ver-1) ADANSON gebruikte 64 k u n s t m a t i g e systemen, ieder op één bepaald kenmerk gebouwd; in ieder systeem kwamen 2 plantensoorten A en B ten opzichte van het betreffende kenmerk min of meer met elkaar overeen, w a t door een lijn L werd aangegeven. I n ieder systeem is L voor de soorten A en B a n d e r s ; het gemiddelde van al die lijnen L 1—64 werd door ADANSON als de m a t e van verwantschap tusschen A en B beschouwd.

(12)

11

w a n t s c h a p ; hij m a a k t e hem niet m a a r v o n d hem in de systemen der botanici zelf. ,,Er stellte ein Licht in ein dunkles Zimmer, in welchem die schon zuvor anwesenden Gegenstände n u n auf einmal deutlich w u r d e n " (woorden v a n L I E B I G over zich zelf volgens c i t a a t v a n prof. Hu-Co M A Y E R Sr.).

E c h t e r was h e t idee v a n evolutie reeds lang vóór D A R W I N

geopperd (doch zonder succes); ik heb L I N N A E U S reeds genoemd en noem er nog slechts twee. E e n Zwitsersch botanicus M O R I T Z I

(1842) vond het idee d a t zoovele planten en dieren (o.a. de 50.000 toen bekende insektensoorten) in afzonderlijke schep-pingen alle naar ongeveer hetzelfde model zouden geschapen zijn, beneden God's waardigheid. Hij ontkende h e t bestaan v a n s o o r t e n e n n a m een „continuité de force" aan, die den vorm der planten wijzigt; „une création non i n t e r r o m p u e " ; hij stelde causaliteit in de plaats v a n finaliteit. E n hij vond het vanzelf sprekend d a t v o r m e n een begin en een eind hebben, afhankelijk v a n de levensomstandigheden.

U N G E R (1852) ging verder en n a m aan d a t de geheele planten-wereld oorspronkelijk uit één oerplantencel voortgekomen is. Hij n a m verder a a n d a t de soorten, al komen andere uit hen voort, toch blijven bestaan, zoodat de stelling v a n de constant-heid der soorten niet er door aangerand wordt. E n hij geeft nog een belangrijke opmerking: de k u i t u u r levert zeer vele variëteiten; d a t bewijst, zegt U N G E R , niet wat de mensch kan,' m a a r w a t voor mogelijkheden in de n a t u u r nog bestaan. Wij denken daarbij onwillekeurig a a n B U R B A N K a a n wien H U G O D E

V R I E S in 1905 met groote verwachting vroeg hoe hij (Burbank) toch zijn pruimen zonder pit g e m a a k t had, waarop B U R B A N K

het antwoord gaf d a t hij die eerst gezocht en gevonden en d a a r n a slechts door kruising verbeterd h a d . „ I k deed mijn v r a a g , " schrijft H U G O D E V R I E S , „overtuigd d a t van het antwoord een groot deel v a n de wetenschappelijke beteekenis v a n ons be-z o e k . . . . af be-zou hangen . . . . H e t was voor Prof. L O E B en mij . . . . een ontgoocheling. Wij hadden gehoopt veel t e leeren over het p u n t d a t de grondslag, zoo niet het einddoel van ons beider studiën is, de vraag naar h e t wezen en n a a r het o n t s t a a n v a n nieuwe eigenschappen." ( „ N a a r Californie", 1905.) Zulke his-torische oogenblikken in het leven v a n groote natuuronder-zoekers hebben m.i. hooge didaktische waarde; het zijn vast-gelegde m o m e n t o p n a m e n v a n den stand onzer kennis.

„Ohne Zweifel," zegt U N G E R (wij zijn nu weder in 1852), „ h a t die Gesammtheit der Pflanzenwelt so wie die Einzelpflanze' ihr Entwicklungsprinzip in sich, und die äusseren Verhältnisse

(13)

12

sind nur die Bedingungen u n t e r welchen es sich zu äussern im S t a n d e i s t . " D a t wil dus zeggen d a t er een pluripotentie in de plant b e s t a a t die door bepaalde prikkels t o t uiting k o m t ; en zoo k a n men de schepping evolutief beschouwen en toch zeggen d a t zij in éémaal geschied is; het vermogen t o t die geweldige vormenrijkdom lag reeds in de eerst gevormde kiemen, zooals de vlinder in de rups, de eikeboom in het zaadje is vastgelegd.

Die pluripotentie in de phylogenie is een h y p o t h e s e ; m a a r wij zien h a a r in werkelijkheid in ieder organisch wezen; ze v e r t o o n t zich in de n a t u u r vanzelf en men k a n haar in het l a b o r a t o r i u m zichtbaar maken. Zij is een der raadsels die de grens vormen v a n ons mechanisch verklaringsvermogen der wereld.

W a t is die prikkel geweest waardoor de phylogenetische pluri-potentie t o t uiting k w a m ? D A R W I N n a m a a n d a t alle mogelijke kleine variaties der p l a n t e n gelegenheid gaven aan de n a t u u r -lijke teeltkeus om te behouden, te versterken en erfelijk te m a k e n , wat in den strijd om het bestaan overwon.

D a t idee is fout gebleken; en al gaf zijn evolutieleer een op-lossing a a n het door SACHS typisch geschilderde b e n a u w d e gevoel der botanici t. o. v a n het natuurlijk systeem, de meesten wilden i n s t i n k t m a t i g het idee niet a a n n e m e n ; d a a r v a n was de duitsche natuurphilosophie en voor de andere landen de intuitie, welke de fouten v a n D A R W I N ' S verklaring deed gevoelen, de oorzaak. Hoe die duitsche natuurphilosophie er op reageerde, wordt duidelijk door een uitlating v a n S C H I M P E R („eine fein-fühlende poëtisch angelagte N a t u r " ) die in 1865 schreef: ,,Die Zuchtlehre D A R W I N ' S ist, wie ich gleich gefunden u n d bei wiederholten aufmerksamen Lesen nur immer besser wahr-nehmen muszte, die kurzsichtigste, niedrig d ü m m s t e u n d bru-talste die möglich u n d noch weit armseliger als die von den zusammengewürfelten Atomen, mit der ein moderner Possen-reiszer u n d gemietheter Falscher bei uns sich interessant zu machen versucht h a t " (Sachs Gesch. der Bot., p . 182). Darwinisme en atomisme waren de grondslagen v a n het n a t u u r w e t e n -schappelijk en oeconomisch materialisme in de tweede helft v a n de 19e eeuw, d a t ook t h a n s nog n a w e r k t en schade doet.

Ook mijn vader, die in 1854 hoogleeraar geworden was, d u s in een tijd toen h e t woord p r o t o p l a s m a pas 5 jaren bestond, en toen de autoriteiten het aanschaffen v a n een mikroskoop voor het Leidsche botanisch l a b o r a t o r i u m een vreemde en wel wat k o s t b a r e nieuwigheid vonden, ook mijn vader behoorde t o t de bestrijders der Darwinische leer. Toen H U G O D E V R I E S in 1870 t e Leiden promoveerde, voerde hij o.m. als stelling: „ d e

(14)

13

Diatomeen s t a m m e n van de Desmidiaceën af". D a t was een

eve-n e m e eve-n t ; w a eve-n t het evolutieprobleem was eeeve-n oeve-nderwerp d a t de gemoederen in heftige beroering en onmin b r a c h t ; de oud-hoogleeraar in de zoölogie v. D. H O E V E N was een zeer sterk tegenstander, de pas opgetreden jonge S E L E N K A een voorstan-der voorstan-der nieuwe leer. Mijn vavoorstan-der wilde er op de colleges niet over spreken. Toen zwoeren de jongere biologen samen om bij de eerstvolgende promotie de evolutie door een stelling op het tapijt te brengen; en dit viel HIXGO D E V R I E S t e n deel. D a a r o p moest mijn vader wel reageeren; hij stond op en viel den docto-r a n d u s a a n m e t de woodocto-rden: nego majodocto-rem, nego minodocto-rem, nego conclusionem (ik o n t k e n de grondstelling, de nevenstelling en de conclusie); het debat liep niet verder d a n den major; en de major was de evolutieleer. Later m a a k t e mijn vader een s t a m b o o m van het plantenrijk; en ook zijn onderzoek v a n het geslacht Melocactus berustte op phylogenetischen grondslag; de evolutie-idee overwon eerst de jongeren door de geweldige p r o p a g a n d a der Darwinisten en later ook de ouderen door haar eigen verdiensten (die door D A K W I N en nog meer door zijn opvolgers op den achtergrond waren gedrongen).

Wij weten nog altijd niet w a t de v o o r n a a m s t e werkende factor der evolutie is; wie een oplossing meenen te hebben, hebben daar-bij speciaal het oog op soorten en v a r i ë t e i t e n ; m a a r de moeilijk-heid geldt vooral de hoogere groepen met z.g. organisatie-kenmerken.

E n het wonderbaarlijke is de onmiskenbare vooruitgang v a n lager naar hooger t o e s t a n d e n bij die evolutie (wat in het oor-spronkelijk idee en in het woord zelf niet opgesloten ligt), alsof er n a a r een bepaald einddoel gestreefd w o r d t ; een „ R i n g e n n a c h einer vollendeter D a r s t e l l u n g " , zooals U N G E B het in 1852 u i t d r u k t e . H e t m a a k t den i n d r u k d a t bij de schepping der eerste vormen behalve de genoemde pluripotentie een ontwikke-lingsdrang in bepaalde richting vastgelegd is. Ook m e t den menschelijken geest is d a t blijkbaar het geval; en de geschiede-nis v a n het natuurlijk systeem leert den s t u d e n t voor de zoo-veelste m a a l d a t de vooruitgang v a n onze kennis steeds slechts langzaam-aan mogelijk is. Eenvoudige begrippen van t h a n s konden door even k n a p p e m a n n e n v a n vroeger niet gevat wor-d e n ; alle ontwor-dekkingen gebeuren op wor-de basis v a n vroegere, meer eenvoudige; derhalve moet ook in de wetenschap de geschiedenis nooit verwaarloosd worden; door die geschiedenis wordt onze geest ingesteld in een bepaalde denklijn.

(15)

14

Die natuurlijke v e r w a n t s c h a p , b e r u s t e n d o.a. op p l u r i p o t e n t e en ontwikkelingsdrang, noem ik de ziel v a n het lichaam floristiek

+ classificatie. E n lichaam en ziel samen v o r m e n de S y s t e -m a t i e k .

De leer v a n de natuurlijke v e r w a n t s c h a p k o m t bij de toe-passing in de eerste p l a a t s neer op het karakteriseeren der groe-pen en het waardeeren der k e n m e r k e n ; zoodat, n a a s t de ge-schiedenis der leer en een uitlegging v a n de v e r w a n t s c h a p en v a n het begrip „ h o o g " en ,,laag", de oefening in die waardeering de hoofdzaak bij mijn onderwijs was in de c a n d . a s t u d i e1) ; de s t u d e n t e n leerden er niet om een p l a n t t e deter mineeren, m a a r o m de p l a a t s eener p l a n t in het natuurlijk systeem t e vinden door de waardeering der k e n m e r k e n ; zij moesten zich daarbij nauwkeurig r e k e n s c h a p geven v a n de k e n m e r k e n v a n lager en hooger w a a r d e in eene p l a n t en v a n de k e n m e r k e n die de lagere en hoogere groepen in het systeem karakteriseeren.

Men leert er bovendien door d a t ook in de „ h o o g s t " ontwikkel-de p l a n t nog ontwikkel-de herinnering zichtbaar is a a n ontwikkel-de oudste p l a n t e n die b e s t a a n hebben en a a n alle „ l a g e r e " plantengroepen w a a r u i t dé „ h o o g e " p l a n t tenslotte is te voorschijn gekomen; d a t men dus in iedere p l a n t , speciaal in iedere bloem, de geheele ontwikkeling v a n het plantenrijk in het klein terugziet; en d a a r de ontwikke-ling der flora gelijken t r e d h o u d t m e t de ontwikkeontwikke-ling der aard-korst, k a n men in iedere bloem een klein beeld v a n de geheele a a r d s c h e ontwikkeling m e t geestesoog zien. Zoo krijgt het bezien der p l a n t e n een ideëele waarde.

Maar ook een praktische. I m m e r s is het m e t deze kennis v a n het natuurlijk systeem veel gemakkelijker een schema te onthouden v a n die massa p l a n t e n waarmee een Tuin of K . B . -bouwer in zijn bedrijf te doen k a n h e b b e n ; en het deter mineeren, om precies den geslachts- en s o o r t n a a m te vinden, wordt er ge-makkelijker door en kritischer. Ook leert de s t u d e n t er het ver-schil v a n v a s t h e i d of c o n t a n t h e i d der verver-schillende k e n m e r k e n mede, w a t eveneens in de p . a k t i j k te pas k a n komen. H e t gemis v a n deze kennis der waardeering m a a k t daarentegen d a t de p r a k t i c u s o.a. soortkenmerken m e t geslachtskenmerken ver-w a r t , ver-w a a r u i t ver-weer andere fouten volgen.

H e t kennen der v e r w a n t s c h a p v a n de p l a n t e n onderling is

1) Doch slechts aan de afdeelingen T., N. B. en K. B. ; de landbouw-s t u d e n t e n hebben landbouw-sylandbouw-stematiek nimmer op hun p r o g r a m m a gehad. H e t is me ook niet mogen gelukken het rooster zoodanig ingericht te krijgen d a t de landbouwstudenten het als vrij v a k konden volgen; technisch was d a t waarschijnlijk ook moeilijk te verwezenlijken.

(16)

15

voor den kweeker van belang o m d a t v e r w a n t e p l a n t e n gemakke-lijker vegetatief met elkaar vereenigd k u n n e n worden, en in het algemeen verwante p l a n t e n gelijksoortige behandeling ver-langen. D a a r wij b . v . cle v e r w a n t s c h a p s p l a a t s v a n Eucommia

ulmoïdes niet kennen, weten we ook niet op welke andere p l a n t

zij m e t succes geënt k a n worden. H e t zoeken der verwantschaps-plaats v a n zulk een p l a n t is systematiek. Hoe gebeurt d a t , d.w.z. hoe wordt sedert de Darwinische periode het natuurlijke systeem bewerkt?

De m o r p h o l o g i s c h e m e t h o d e is voortgegaan op haren weg en heeft de o p v a t t i n g van groote groepen gewijzigd (plaats der Gymnospermae .polyphyletische groepeering der Sympetalae) ; m a a r h e t werk vertoont niet meer die intuitiviteit v a n de vóór-Darwinische periode; de botanici gebruiken zuiver hun v e r s t a n d ( H A L L I E R k a n als t y p e gelden); de wetenschap is vak-kundig, specialistisch geworden. De resultaten zijn nog onzeker.

De o n t w i k k e l i n g s g e s c h i e d e n i s ( o n t o g e n è s e ) heeft ook een en ander opgeleverd, vooral bij de Coniferen en Cycadem

(onderzoekingen v a n C O U L T E R , L A N D , P O R S C H ; I K E N O , CHAM B E R L A I N , W E B B E R ) ; en ik denk daarbij b.v. ook a a n de phylo-genetische onderzoekingen v a n K L E B S over de huidmondjes. Verder zijn p a l a e o n t o l o g i s c h belangrijke vondsten gedaan. Ook m o n s t r o s i t e i t e n doen soms een interessante blik slaan in de wordingsgeschiedenis d e r p l a n t e n .

D e s y s t e m a t i s c h e a n a t o m i e i s weer in de mode gekomen : m a a r h e t is meer a n a t o m i e d a n systematiek. De geschiedenis er v a n is interessant. Als m e n duitsche schrijvers leest k o m t men t o t de conclusie d a t deze t a k v a n systematiek duitsch v a n oor-sprong en ontwikkeling i s ; de eerste anatomisch systematische onderzoekingen zijn v a n d e n franschman M I R B E L in 1810, h e t eerste systeem is d a t v a n den duitscher SOHWEIOGER in 1820; en R A D L K O F E R was later h u n groote m a n . Terecht klaagde de franschman VESQTTE over het feit d a t de duitschers de fransche

onderzoekingen negeerden.

Reeds A. P . D E C A N D O L L E (1813) t r a c h t t e de anatomische kenmerken t o t h u n recht t e doen komen en in zijn natuurlijk systeem t e wringen. Maar h e t r e s u l t a a t was ongunstig. I n de Ann. des Sc. n a t . sect. Botanique ( l e deel 1824; d i t tijdschrift en de Botanische Zeitung, die in 1843 begon, geven de geschiede-nis v a n de botageschiede-nische wetenschap), wordt d a a r n a g e t r a c h t dezelfde methode t o e t e passen die t o t de waardeering der morphologische kenmerken voerde, n.l. die van A. L. D E JÏTSSIETJ

(17)

16

faalde; de anatomische k e n m e r k e n worden evenals de ontoge-netische te weinig organisatorisch vastgelegd in de p l a n t ; en de a n a t o m i e bleek slechts hulpmiddel te k u n n e n zijn en geen gemakkelijk te h a n t e e r e n hulpmiddel, o m d a t het gemakkelijker is vele bloemen t e bekijken d a n vele doorsneden; en o m d a t het vergelijkingsmateriaal dikwijls ongelijkwaardig en onvolledig is.

De a n a t o m i e k a n blijkbaar wel eenige verbetering in het v e r w a n t s c h a p s s y s t e e m brengen; en, als men a a n h e t morpho-logisch systeem v a s t h o u d t , k a n men die a n a t o m i e er wel aardig invoegen zóó d a t het den schijn heeft alsof ook die a n a t o m i e het v e r w a n t s c h a p s b e e l d geeft; m a a r zonder het b e s t a a n d e morphologische systeem zou de a n a t o m i s c h e m e t h o d e absoluut geen verwantschapsbeeld voortbrengen.

Zij k a n echter wel n u t t i g zijn, b.v. bij het classificeeren en determineeren v a n h o u t s o o r t e n ; m a a r d a t is geen s y s t e m a t i e k !

Geheel m o d e r n is de s e r o d i a g n o s t i s c h e m e t h o d e . E n helaas is d a a r d o o r de „scientia a m a b i l i s " , zooals de p l a n t k u n d e steeds h e e t t e , besmet m e t de vivisectie. T e m p o r a m u t a n t u r ! De serodiagnostische methode, op welker détails ik niet zal ingaan, is objectief, en d a a r o p leggen de onderzoekers veel n a d r u k . Zij k a n niet anders d a n objectief zijn; w a n t m e n weet eigenlijk bij die m e t h o d e absoluut niet w a t men doet. E r k o m t op de een of andere wijze een neerslag door de onderlinge behandeling v a n 2 p l a n t e n m e t konijnenbloed; en de m a t e v a n dien neerslag wordt als m a a t s t a f v a n de v e r w a n t s c h a p genomen, t e r e c h t of t e n onrechte. H e t doet a a n de wiskunstige m e t h o d e v a n A D A K S O N d e n k e n ; m a a r wij werken bij de serodiagnostiek heelemaal zonder k e n m e r k e n ; h e t is een chemische r e a c t i e ; dood p r o t o p l a s m a werkt evengoed als levend. Toch beweren de onderzoekers ( M E T Z C.S.) d a t h u n n e m e t h o d e de ware i s ; de morphologische is in h u n oogen geknoei en subjectief. W a a r o p berust d a t vertrouwen ? Bij de dierengroepen toonden de sero-diagnostische neerslagen parallellisme m e t de v e r w a n t s c h a p ; dus, redeneerden zij, moet ook bij plantengroepen d a t paralel-lisme b e s t a a n ; en d a t is aannemelijk. Maar de p l a n t e n g r o e p e n zijn ojoeHTtKg n a u w e r onderling v e r w a n t d a n de dierengroepen; en de reacties (neerslagen) zijn bij de p l a n t e n daardoor zeer subtiel, waardoor weer de factor v a n subjectiviteit o n t s t a a t bij de beoordeeling v a n die neerslagen; waarbij nog k o m t d a t al-lerlei nevenwerkingen mogelijk zijn. De u i t k o m s t e n zijn dus onzeker.

De m e t h o d e zou waarschijnlijk ook nooit zijn g e b r u i k t om h e t verwantschapssysteem te vinden indien men niet v a n het mor-phologische systeem kon uitgaan. I n d i e n de u i t k o m s t e n geheel

(18)

17

in strijd waren m e t die v a n de morphologie zou waarschijnlijk a a n de serodiagnostische methode geen waarde worden toegekend ; nu s t e u n t men op de overeenkomstige resultaten en t r a c h t h e t morphologisch verkregen systeem te v e r b e t e r e n ; en natuurlijk worden ook de anatomische bevindingen er mee vergeleken ; als de u i t k o m s t e n van twee methoden kloppen wordt die v a n de derde in het ongelijk gesteld!

De uitkomsten, voorzoover men ze experimenteel v e r t r o u w t , zijn soms verrassend. E n al mocht de systematische waarde tenslotte nihil blijken, de methode blijft als uitbroedsel van het menschelijk v e r s t a n d hoogst i n t e r e s s a n t ; alleen m a a r j a m m e r v a n de vele konijntjes!

I k heb het van belang geacht d a t de s y s t e m a t i e k a a n de L . H . S . als geheel onderwezen werd en niet slechts als floristiek en leer van classificatie, determinatie en nomenclatuur. De natuurlijke verwantschap is niet alleen praktisch van belang m a a r geeft a a n de systematiek een breeder basis en eengeestelijk cachet. E n die beide zijn zeer gewenscht. W a t het laatste betreft, een s t u d e n t moet m.i. in de p l a n t e n niet slechts voorwerpen zien waarmee geld verdiend k a n worden en die dus slechts uit praktisch oogpunt behoeven gekend t e worden; de maatschappij is al materialistisch genoeg.

Mijn opvolger zal allicht andere o p v a t t i n g e n h e b b e n ; d a a r o m wil ik nog iets zeggen over het door mij gebruikte natuurlijke systeem. W a n t de gebrekkige kennis v a n het eenige werkelijke natuurlijke systeem, d a t in letterlijken zin in den schoot der a a r d e verborgen ligt, m a a k t d a t er meer d a n één z.g. natuurlijk systeem is. Die v i n d t men toegepast in de grootste systematische werken ; en allicht kiest men d a a r een uit voor het eigen gebruik. H e t zijn er twee, een engelsch en een duitsch systeem; geen v a n beide heeft nog den invloed ondergaan van de nieuwste onder-zoekingen; in zoover zijn ze geen v a n beide ,,up t o d a t e " . H e t engelsche systeem (dat v a n BEÏTTHAM en H O O K E K ) , in de latijnsche taal, is het oudste der twee, begonnen in 1867, afge-sloten in 1880; het duitsche (dat v a n E N G L E R u n d P E A N T L ) is tusschen 1889 en 1898, voorzoover het Phanerogamengedeelte betreft, voltooid. H e t duitsche werk heeft vele voordeelen voor een maatschappij waarin geleerdheid over zoo grooter menschen-menigte verspreid is dan vroeger het geval w a s ; het is in het duitsch geschreven en b e v a t vele gegevens b u i t e n die v a n systematischen a a r d ; m a a r d a t alles doet niet af t o t het systeem d a t er a a n t e n grondslag ligt; of moet men d a t systeem eenvoudig

(19)

18

kiezen, o m d a t h e t werk die andere voordeelen biedt 1 M.i. ware d a t een verkeerd principe.

H e t duitsche systeem brengt verbetering in een p a a r belang-rijke groepen; in het engelsche werk s t a a n b.v. de Gymnospermae nog niet op de hen toekomende p l a a t s . H e t duitsche systeem heft de n a m e n v a n vele scherpe verdeelingen op en l a a t die groepen geleidelijk in elkaar o v e r g a a n ; m.i. is d a t wetenschap-pelijk v a n weinig belang en voor het gebruik en het overzicht onpractisch. E N G L E R m a a k t eenige verplaatsingen v a n reeksen die zeer onvoldoende, m e t vele tegenstrijdigheden, door hem verdedigd w o r d e n ; en hij b e h o u d t daarbij o.a. een n a a m v a n B . en H . doch m e t een geheel anderen i n h o u d ; d a t veroorzaakt verwarring ; immers k a n het engelsch systeem m a a r niet opeens uit de l i t e r a t u u r verwijderd worden; de eenige flora v a n Ned. I n d i ë v a n lateren tijd is o.a. volgens d a t systeem ingericht.

I k heb om de genoemde redenen bij mijn onderwijs het engel-sche systeem g e b r u i k t m a a r met eenige groote wijzigingen; en het k a n natuurlijk nog v e r b e t e r d worden. Met dit systeem k a n m.i. veel gemakkelijker door den s t u d e n t een overzicht in het hoofd worden verkregen. Maar de s t u d e n t e n kregen ook de twee andere systemen te zien en de verschillen te h o o r e n ; terwijl d a t in de ingenieursstudie door hen zelf werd uitgewerkt ; dus waren zij m e t alle drie v e r t r o u w d .

Zooals gezegd, n e e m t geen v a n de drie systemen nog rekening m e t de nieuwe o n t d e k k i n g e n ; en men moet ook w a t voorzichtig d a a r m e e zijn. De groote u i t k o m s t e n k u n n e n gemakkelijk worden medegedeeld en in het oude systeem worden gedemonstreerd.

Door deze wijze v a n doen krijgt de s t u d e n t niet het k a r a k t e r -verslappend voorbeeld v a n slaafsch navolgen v a n een systeem v a n buiten de grenzen, en wordt hij ook geprikkeld om de ver-schillende systemen goed t e bezien en een eigen oordeel t e vor-m e n ; en d a t l a a t s t e is ivor-mvor-mers een der doeleinden v a n Hooger Onderwijs.

I k ben nu a a n het eind v a n mijn beschouwingen der systema-tiek s.a.; deze werd officieel niet vóór 1918 a a n de toenmalige R . H . L . T . en B b . School gedoceerd; m a a r ik h a d haar reeds veel eerder ingevoerd. I n 1918 werd den t o t hoogleeraar te benoemen docenten gevraagd de omschrijving v a n h u n v a k op t e geven; t o e n n a m ik de beslissing om het onderwijs meer v a n algemeenen a a r d te m a k e n en t o e g e p a s t e s y s t e m a t i e k en p l a n t e n -g e o -g r a f i e daarvoor te kiezen. I n de nadere omschrijvin-g v a n het onderwijs v a n de cand. b studie der T u i n b o u w s t u d e n t e n werd systematiek en plantengeografie hoofdzaak en Dendrologie

(20)

19

een onderdeel ; sedert 1918 werden in de c a n d . b s t u d i e aan de T.-studenten overzichten gegeven v a n voor den t u i n b o u w belangrijke families of geslachten, zoowel kruidachtige p l a n t e n als houtgewassen, zoowel k a s p l a n t e n als winterharde gewassen; m a a r geen uitvoerige Dendrologie. Speciale Dendrologie zou voor de N. B.-studenten hebben k u n n e n blijven; m a a r de s t u d e n t e n dezer af deeling hebben dit onderwijs nimmer op h u n p r o g r a m m a gekregen; en toch zijn m.i. de winterharde boom-soorten, w a a r v a n zoo vele in onze p a r k e n en lanen gebruikt worden, van voldoende belang voor d a t onderwijs, ook al is de waarde als boschboom van de meeste nog onbekend. De duitsche buren hebben in de studie der exoten veel meer belang-stelling a a n den dag gelegd.

Natuurlijk vinden s t u d e n t e n , die zich speciaal op Dendrologie willen toeleggen, hiervoor ook t h a n s volle gelegenheid. E n ook ten behoeve van de boomkweekerij in Nederland blijft de Den-drologie v a n belang. De kweekers h a d d e n 25 t o t 10 j a a r geleden t e voordeeligen tijd om zich m e t Dendrologie bezig t e houden, ofschoon sommigen zich er wel uit zich zelf voor interesseerden en anderen dit deden wanneer zij aanmerkingen kregen op hun zendingen. Zoo verbaasde zich eens een kweeker d a t een afnemer hem geschreven h a d een verkeerde soort Elaeagnus t e hebben o n t v a n g e n ; toen ik zijn ElaeagnusnooTten en die van andere kweekerijen nazag, bleek het mij d a t Elaeagnus species A in de kweekerijen B h e e t t e ; Elaeagnus species B heette C, en

Elaeagnus species C heette heelemaal geen Elaeagnus, m a a r

werd Shepherdea argentea genoemd; dus een geheele opschuiving v a n n a m e n en p l a n t e n ; en de echte Shepherdea argentea vond ik ergens onder den amerikaanschen n a a m Buffalo berry. De kweekers zelf k u n n e n zulke kwesties niet oplossen; zij kennen bovendien evenals de meeste practici alleen soorten, hebben geen idee v a n het geslachtsbegrip, w a t t o t veel onjuiste voor-stellingen aanleiding geeft.

Met de geringe belangstelling voor Dendrologie ging die voor het A r b o r e t u m gepaard. De boomkweekers zagen het n u t er v a n in, m a a r wilden er zelf een hebben, w a t hen nimmer gelukte en w a t zij ook niet k u n n e n t o t s t a n d brengen. Ook in Wageningen was er, euphemistisch gesproken, te weinig mede-werking, w a t natuurlijk in v e r b a n d stond m e t het gemis v a n onderwijs a a n de N.-Boschbouwstudenten. De L . H . S . had, bij mijn heengaan in Wageningen, m e t weinig meer kosten en met minder moeite, een a r b o r e t u m kunnen hebben d a t voor tuin- en voor boschbouw v a n groot belang ware, een p r a c h t p a r k boven-dien voor Wageningers en voor vreemdelingen.

(21)

20

Voor de beoefening der Dendrologie en het wetenschappelijk o n d e r h o u d v a n een a r b o r e t u m is alles bijeengebracht, o.a. een rijke bibliotheek en een uitgebreid h e r b a r i u m ( ± 4000 s o o r t e n e n var.) zonder welke een dendrologische studie niet mogelijk is.

E e n h e r b a r i u m moet zooveel mogelijk exemplaren b e v a t t e n v a n de natuurlijke groeiplaatsen; verder exemplaren uit goed beheerde a r b o r e t a of v a n elders afkomstig en door goed bekende persoonlijkheden op n a a m gebracht. Al d a t m a t e r i a a l k a n d a n dienen als vergelijkingsmateriaal, n a a s t de steeds onvolkomen beschrijvingen, bij de bewerking der p l a n t e n v a n b.v. de neder-landsche kweekerijen, h o r t u s , p a r k e n , enz., w a a r v a n ook zooveel mogelijk materiaal, in al zijn deelen en ontwikkelingsstadien, moet worden vastgelegd.

Voor overzichten v a n families, onafhankelijk v a n h o u t gewassen, is u i t den a a r d der zaak nog veel meer gedroogd m a t e -riaal noodig, liefst v a n de natuurlijke groeiplaatsen over de geheele wereld afkomstig en door goede botanici op n a a m ge-b r a c h t . D a a r levende p l a n t e n op een ge-bepaald oogenge-blik als regel slechts in klein a a n t a l soorten v o o r h a n d e n zijn en uit den aard niet in alle stadiën v a n ontwikkeling, k u n n e n gedroogde p l a n t e n een overzicht u i t t e r m a t e meer belangrijk m a k e n . Goed gedroogde p l a n t e n k u n n e n , desgewenscht, worden opgekweekt zoodat alle inwendige deelen voldoende t e bestudeeren zijn. Afbeeldingen uit tijdschriften enz. k u n n e n w a t kleur a a n het overzicht geven, m a a r l a t e n meestal niet voldoende de k e n m e r k e n , w a a r o p h e t a a n k o m t , zien.

W a t het a r b o r e t u m betreft, omstreeks 1910 was h e t o p z i j n best in zoover, d a t toen het a a n t a l soorten vrij groot kon zijn terwijl de p l a n t e n nog niet zoodanig waren uitgegroeid d a t zij elkaar hinderden. Toen verscheidene jaren later mijn ambitie door o m s t a n d i g h e d e n a a n h e t verflauwen was, k w a m Mejuffrouw L. H . B A A S B E C K I N G , t h a n s Mevrouw M O R A U X , op mijne

af-deeling ; en zij heeft het a r b o r e t u m in een nieuwen t o e s t a n d v a n bloei g e b r a c h t door hare veelzijdige gaven. H a a r heengaan, om een gelukkiger levenspositie in t e nemen, was een groot verlies voor het a r b o r e t u m . E e n interessant boekje over de geschiedenis der verzamelingen v a n houtgewassen vanaf oude tijden t o t op heden en over de geheele wereld, aardig geïllustreerd, verscheen van hare h a n d in 1917, in de Mededeelingen der L. H . S.

Gelukkig heeft de af deeling in de l a a t s t e j a r e n een assistent mogen krijgen die zich in de Dendrologie flink heeft ingewerkt en deze dus in Nederland k a n v o o r t z e t t e n ; en bovendien een u i t s t e k e n d e n en goed ingewijden t u i n m a n . Ook de belangstelling der kweekers, die voor de wisselwerking v a n wetenschap en

(22)

prak-21

tijk v a n belang is, is t h a n s grooter d a n tevoren. Maar het terrein is veel t e klein.

Evenals Dendrologie plaats m a a k t e voor de behandeling v a n voor den tuinbouw belangrijke families, had het onderwijs in N . I . f l o r a in de c a n d . b s t u d i e voor de K . B . studenten moe-t e n omgezemoe-t worden in een algemeene behandeling der moe-tropische flora over de geheele wereld. I m m e r s kweekt de L . H . S . geen „alumni voor het N . - I . Boschwezen" meer op m a a r bosehbouwin-genieurs, die overal terecht moeten k u n n e n komen m e t hunne ver-kregen kennis, zoodat deze niet specifiek m a a r algemeen moet zijn. Toch is dit door mij niet geschied en werd hoogstens in vroegere jaren de flora v a n N . W e s t - I n d i ë er bij behandeld, t o e n hout-vesters ook daarheen bestemming vonden. I k heb verdere om-zetting niet bewerkstelligd o m d a t de K . B . ingenieurs feitelijk alle n a a r ons Indië gingen en zij, voorzoover zij zich m e t de flora bezig hielden, van de hier g e m a a k t e overzichten v a n d a t gebied veel n u t en gemak hadden. Mijn opvolger zal deze kwestie zeker n a d e r overwegen.

De s t u d e n t e n kregen dus, na de inleidende systematiek v a n cand. a, in de cand. b studie:floristiek, hetzij v a n voor t u i n b o u w belangrijke families of v a n die voor de Indische flora; en in die floristiek werden de systematische beginselen van cand. a t o e g e p a s t .

Op het candidaats volgt de i n g e n i e u r s s t u d i e . I n deze was voor de s t u d e n t e n gelegenheid om, onder meer, eens rustig n a te snuffelen waarom b.v. verschillende systematici een verschil-lende groepeering der plantengroepen hebben, waarom de één de Euphorbiaceae bij de Monochlamydeae, de ander haar bij de

Disciflorae heeft staan ; welke o p v a t t i n g e n van k e n m e r k w a a r

-deering d a a r a a n ten grondslag liggen; ook leveren b.v. de planten m e t chalazogamie een mooi vergelijkingsmateriaal, waar de prachtige onderzoekingen v a n TRETJB en N A W A S H I N

bij te pas komen. E n z .

Zoo eindigde de studie weer systematisch.

N a a s t de systematiek k w a m als nieuw v a k in 1918 de p l a n t e n -g e o -g r a f i e op het p r o -g r a m m a , al werd daarmee reeds eerder begonnen. Is plantengeografie noodig aan de L . H . S . ?

De verspreiding v a n de planten over de aarde, b.v. van de verschillende eikesoorten, djatisoorten, v a n de wilde appel-soorten, is natuurlijk van belang voor resp. den a.s. boschbouw-en tuinbouwingboschbouw-enieur; zij moetboschbouw-en liefst eboschbouw-en idee hebbboschbouw-en van de geheele wereldflora. E n op die verspreiding der planten werken

(23)

22

allerlei factoren, zonder de kennis w a a r v a n die verspreiding ver-keerd zou beoordeeld worden; terwijl de mogelijkheid v a n k u i t u u r en veredeling er n a u w mee s a m e n h a n g t .

De plantengeografie h a n g t m e t de evolutieleer s a m e n ; wij zagen reeds d a t L I N N A E U S er h e t idee v a n kreeg o.a. door het feit d a t Cactaceae alleen in Amerika voorkomen en in zulk een geweldigen vormenrijkdom; over dien vormenrijkdom verbazen we ons ook b.v. bij de r o t a n p a l m s o o r t e n , die bovendien alléén in tropisch Azië groeien. Die soortenrijkdom zien we in het klein, als het ware in „ s t a t u n a s c e n d i " , in de z.g. „kleine s o o r t e n " zooals J O R D A N die o.a. in hondertallen bij het europeesche voor-jaarsplantje Draba (Eriophila) verna o n t d e k t e . E n nog v e r d e r k u n n e n we in het wordingsproces gaan, waardoor wij bij de erfelijk-heidsleer b e l a n d e n ; en daar beginnen we er iets v a n te begrijpen.

E v e n verwonderlijk zijn de „ c o n v e r g e e r e n d e " v o r m e n zooals

Aloe's en Agave's, die zoodanig op elkaar gelijken d a t zij

gewoon-lijk veFward worden en w a a r v a n de Aloë's zuiver Afrikaansch, de Agave's zuiver amerikaansch zijn; of zooals Zilla spinosa en Alhagi "Maurorum die, v a n zeer verschillende familie, in het-zelfde gebied voorkomen en hethet-zelfde uiterlijk hebben gekregen. H e t moeilijke v r a a g s t u k der aanpassingen (en ook der „ondoel-m a t i g h e d e n " in de n a t u u r ) , w a a r v a n het b o v e n s t a a n d e slechts eenvoudige voorbeelden zijn, doemt hierbij o p ; voor een duidelijke en t o c h eenvoudige uiteenzetting v a n twee der degelijkst onderlegde moderne hypothesen hieromtrent, die v a n den Oostenrijker W E T T S T E I N en den a m e r i k a a n W I L L I S , verwijs ik n a a r de onlangs gehouden openbare les v a n den p r i v a a t -docent in plantengeografie Dr. B . H . D A N S E R t e A m s t e r d a m .

De plantengeografie en systematiek naderen elkaar in feiten als deze d a t de amerikaansche Tsw^asoorten door een morpho-logisch k e n m e r k , d a t a a n een stukje n a a l d v a n één m.M. te zien is, onderscheiden k u n n e n worden v a n de Oost-Aziatische soorten. I e t s dergelijks was het w a t L I N N A E U S bij zijn eerste bezoek a a n den Parijschen botanischen t u i n bij een p l a n t h a r d o p deed zeggen: haec planta faciem americanam habet (deze p l a n t is amerikaansch), w a a r o p B E R N A R D D E J U S S I E U , die op een afstand stond en den bezoeker niet kende, n a a r hem t o e t r a d m e t de woorden: tu es L I N N A E U S (gij zijt zeker L I N N A E U S ) .

L I N N A E U S was de eerste die plantengeografische studies m a a k t e ; zijn flora v a n L a p l a n d is het eerste plantengeografische werk.

Plantengeografie is ook in ons eigen land en bij Wageningen mogelijk; een s t u d e n t k a n b.v. de 10 nederlandsche verschillende

(24)

23

soorten v a n boterbloemen in de n a t u u r zoeken en daarbij tevens op de a a n ieder eigen groeiplaats-factoren letten, h u n n e ver-spreiding, enz. ; dit brengt hem er toe om het onderzoek elders, in woonplaats of op reis, voort te zetten en t e n slotte in zijn werkkring toe te passen.

Voor het demonstreeren van de verspreiding v a n p l a n t e n -soorten, -geslachten en -families die we zelf niet even k u n n e n gaan opzoeken in de n a t u u r of in de k u i t u u r , en d a t zijn de meeste, is evenals bij systematiek een herbarium noodig, liefst een groot herbarium v a n planten uit alle wereldstreken, zoodat men de onderwerpen niet behoeft te kiezen op den basis v a n wat men heeft m a a r de planten in h e t h e r b a r i u m k a n vinden bij een onderwerp d a t uit het onderwijs volgt.

Toen ik hier k w a m was er geen enkele p l a n t ; t e n slotte h a d ik ongeveer 40.000 soorten t o t mijn beschikking, v a n alle deelen der wereld afkomstig.1)

Voor het goede onderhoud en gebruik v a n zulk een herbarium is flinke r u i m t e noodig; deze is eveneens in den loop der jaren verkregen.

Plantengeografie is tegenwoordig zoo uitgebreid d a t zij in vele o n d e r d e d e n gesplitst i s ; men k a n spreken v a n geografische, klimatologische, physiologische, phylogenetische, historische, statistische, palaeontologische, enz. plantengeografie. De laatste l a a t ons b.v. zien d a t in een vorige aardperiode de t h a n s onderling verschillende flora's der drie werelddeelen E u r o p a , Azië, N.-Amerika a a n de pool vereenigd voorkwamen, d a t er o.a. in Groenland bosschen v a n beuken, Magnolia's, Sequoia's enz. waren. E n de palaeontologie leert ons eveneens door plant-resten d a t we later dergelijke gemengde bosschen in E u r o p a (incl. Nederland) hadden, die daar echter door de gletscher-periode vernietigd zijn. Zulke feiten zijn v a n belang bij h e t be-oordeelen v a n de verschillen v a n het heden en bij het overwegen in hoever herstel mogelijk w a r e ; immers is die periode nog betrekkelijk zoo k o r t geleden d a t wij p l a n t e n van die vroegere flora nog in E u r o p a en ook in ons land bezitten.

Evenals bij de systematiek onderscheid ik bij de planten-geografie een lichaam en een ziel ; -wat ik t o t nu toe opsomde is het lichaam der plantengeografie; de ziel noem ik de b a n d

1) Een der interessante planten is Pilostyles Hausknechtii (uit de familie der Rafflesiaceae), een plantje van de grootte eener flinke spelde-knop, dat parasitisch in den stengel van een Astragalus-soort leeft. Een uitvoerig overzicht van den aard der collecties, de verzamelaars enz., is door den heer B I J H O U W E R in manuscript gereedgemaakt.

(25)

24

der g e m e e n s c h a p , zooals v a n h e t lichaam floristiek -f clas-sificatie de ziel bestond uit den b a n d der v e r w a n t s c h a p .

Die gemeenschap is alweder een wonderbaarlijk iets. D e n k e n we eerst a a n die v a n individuen eener zelfde soort; hoe k o m t het d a t deze bij iedere soort op een bepaalden afstand s t a a n , v a n zeer klein t o t zeer groot ? D a t ziet men zoowel op het land als in het water. Vele grassen groeien z o d e v o r m e n d ; d a a r e n t e g e n „ s t i k t de helm in zijn eigen m e s t " zooals de practici zeggen. D e n a t u u r drijft deze p l a n t e n uiteen, ook waar zij geen con-currentie van andere planten hebben, bij de duinhelm door middel v a n uitloopers, bij de zandhelm door o p w a a r t s c h e n groei m e t steltvorming en uitbuiging der zijspruiten; deze opwaartsche groei, voorwaarde v a n het leven der p l a n t , is afhankelijk v a n z a n d v e r s t u i v i n g ; het o n t s t a a n v a n zulk een p l a n t onder zulke voorwaarde is weer een onopgelost raadsel, te meer o m d a t h e t een monotypisch geslacht is. W a n t wij hebben voldoende ge-gevens om te k u n n e n a a n n e m e n d a t de vroegste flora, ook t o e n ze reeds zeer ontwikkeld was, niet o n t s t a a n is in streken v a n droogte, koude of v a n anderen „ b i z o n d e r e n " aard.

E v e n a l s de grassen leveren ook bolgewassen voorbeelden v a n verschillenden groeiaard; v a n sommige groeien de exemplaren groepsgewijs en worden ze aldus geplant, bij andere afzonderlijk op kleiner of grooter afstand van elkaar. E n ook boomsoorten groeien „ v e r s p r e i d " of z.g. „gezellig" in kleinere of grootere dichtheid, in beide gevallen al of niet gemengd m e t andere soorten. Iedere p l a n t heeft in d a t opzicht h a a r eigen n a t u u r . Denken wij vervolgens a a n een gemeenschap v a n verschillende soorten onderling.

H e b t u wel eens over een simpele weide nagedacht ? D a a r groeien vale planten te zamen ; sommige verdwijnen n a eenigen tijd m a a r komen het volgend j a a r toch weer te voorschijn; er zijn één- en twee-jarige en overblijvende p l a n t e n ; als men in den loop v a n een vegetatieperiode driemaal naar die weide g a a t kijken, ziet men drie m a a l een andere collectis planten. E n ieder j a a r ziet de weide er ongeveer hetzelfde uit, dezelfde soor-t e n in dezelfd3 verhoudingen, op dezelfde soor-tijden. Is d a soor-t geen wonderlijke associatie ? Zou u in s t a a t zijn zoo iets t o t s t a n d te brengen indien de planten het niet uit zichzelf deden ? E r is veel te veel gesproken van strijd om het b e s t a a n ; associatie en behoud v a n evenwicht overweegt en is het leidend principe v a n de gemeenschap dus van het geheele plantenleven der a a r d e , t r o t s de massa plantensoorten v a n diverse „ p l u i m a g e " .

E e n associatie duldt lang niet alle vreemde planten, z.g. aan-komelingen; gelukt het, dan k o m t er een nieuw e v e n w i c h t ,

(26)

25

maar dit is niet altijd blijvend, al lijkt het zoo. E n omgekeerd k o m t een plant der associatie niet gemakkelijk er buiten t o t h a a r recht. Hoe k o m t d a t ?

I n iederen tuin, die niet k u n s t m a t i g is, k a n men associaties bestudeeren en leiden; het leiden is even moeilijk als om een menigte kinderen, die bijeengebracht zijn, in onderling even-wicht te houden; m a a r in den t u i n is het t e m p o langzaam; daardoor komen we juist dikwijls te laat (net als de haas in zijn wedstrijd met de slak). Wij zien daarbij merkwaardige feiten : sommige buitenlandse he planten der tuinassociatie vormen een fatsoenlijk m a a r toch lastig onkruid doch komen door een on-zichtbaren tegenstand geen decimeter buiten den t u i n ; en de inlandsche kruiden voeren een belangwekkenden strijd om het verloren terrein te herwinnen; want nu is er strijd.

Voor een tuin- en boschbouwer is het v a n zeer groot belang de associaties en hare wetten ie leeren kennen; de tuinbouwer m a a k t er immers vele van eenvoudigen t o t samengestelden aard ; en de uitkomst van den eenzijdigen materialistischen bosohbouw heeft den boschbouwer gedwongen er a a n d a c h t a a n te wijden en t o t de n a t u u r terug te keeren, zoowel in E u r o p a als in Indië, waar in de laatste jaren ook proeven worden genomen met ge-mengde djatikultures. De djati, die op J a v a waarschijnlijk is ingevoerd en verwilderd, k o m t in Engelsch Indië oorspronkelijk wild voor doch slechts bij uitzondering in zuivere Teakbosschen, meestal in ,zeer gemengd woud. E r is lange empirische studie noodig (omdat wij de theorie niet kennen) om op een gegeven s t u k bodem m e t gegeven klimaat gemengde bosschen te maken die uit zich zelf in stand en in evenwicht blijven, vooral indien men hoofdzakelijk nuttige houtsoorten p l a n t e n wil.

Zelfs voor den landbouwer kan de plantengeografie van belang zijn; d a t leert ons o.a. de geschiedenis van het grasje Spartina

Townsendii dat, op onbekende wijze in Z. Engeland, n a a s t een

europeesche en een binnengekomen amerikaansche soort, ver-schenen, v a n veel belang blijkt t o t het vastleggen van aangeslibt l a n d , zoodat er ook in ons land proeven mede genomen worden, waarbij in de eerste plaats de levenswijze der soort bestudeerd wordt.

De w e t t e n der gemeenschappen liggen diep verscholen in de n a t u u r der planten, de meeste waarschijnlijk beneden de opper-vlakte der aarde. Empirisch heeft men er iets van geleerd en er zijn interessante onderzoekingen over g e d a a n ; chemische af-scheidingen spelen een rol en, indien Dr. H. A. A. VAN DER L E K gelijk heeft (stelling I I I en V I I v a n zijn proefschrift), ook F u n g i .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien geen interne verrekening wordt toegepast en daartoe ook niet de intentie bestaat, hoeft u voor de desbetreffende ondersteunende afdeling de resterende vragen niet meer in

Zoals Vroman zegt: "Gij spitst geen oog of baard en draagt geen slepend kleed; hij die in u een man ontwaart, misvormt u naar zijn eigen beeld", en dan dat grappige

Bodemdaling door gaswinning van het gasveld Groningen, veroorzaakt een schotelvormige depressie in het maaiveld, geïllustreerd door de hoogtelijnen op de kaart.. Binnenlands

“a structured assemblage of elements and subsystems, which interact through interfaces. The interaction occurs between system elements and between the system and

(3) Ga boekhouden met Behouds wet som(ingaande stromen) som(uitgaande stromen) - netto accumulatie. • dus inventariseer alle stromen (4) Maak

(2) Wat zouden de kosten zijn voor verbranding van huisvuil?. Hoe krijgen we een antwoord op deze twee

Deze werknemers, vertaald in FTE, zijn verdeeld over k verschillende functies in de organisatie Om het aantal medewerkers van de verschillende functies in de organisatie op

Praktijkproblemen zijn geen puzzles die opgelost worden door het vinden van het goede antw oord, m aar door het gericht veranderen van een probleem situa­ tie.. Zo’n