• No results found

In Nederland en ook wereldwijd is er al geruime tijd aandacht voor de gevaren van een mogelijk te hoge belasting aan zware metalen en metalloïden. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar lood, cadmium, kwik en (in mindere mate) ook arseen. Andere relevante metalen en metalloïden, die echter minder problematisch lijken te zijn in termen van blootstelling van de mens, zijn bijvoorbeeld koper, zink, nikkel, tin en seleen.

Een algemeen aspect van de omgang met contaminaties van zware metalen is dat de perceptie van het risico daarvan bij beleidsmakers de laatste jaren meestal neigt tot het bagatelliseren van de problematiek. Naar verluid zou het dan gaan om een oud risico, terwijl de opgestelde pTWI's zelden of nooit worden overschreden. Wat daarbij vaak wordt vergeten is dat bij de pTWI's voor elementen als lood, cadmium, kwik en arseen vaak niet of nauwelijks sprake is van veiligheidsmarges ten opzichte van reëel optredende effecten bij mensen; dit in

tegenstelling tot de situatie bij de meeste andere stoffen, waarbij de opgestelde ADI of TDI meestal veiligheidsfactoren van 100 of meer omvat ten opzichte van de NOAEL in het meest gevoelige proefdier. Andere punten van aandacht zijn het gebrek aan kennis over de speciatie (bindingsvorm) van het betreffende element, wat grote invloed kan hebben op de opname vanuit de voeding en de toxische effecten, en de mogelijkheden van matrixeffecten en vooral ook de invloed van verwante elementen op opname en toxiciteit.

Voor lood is een redelijk succesvol beleid gevoerd om de voornaamste besmettingsbronnen terug te dringen (met name de loodtoevoeging aan benzine en loodhoudende soldeer in conserveblikken). Daardoor lijkt de problematiek in de voeding duidelijk verminderd. In Nederland bestaat al sinds de 80-er jaren normstelling, die echter nauwelijks wordt

gecontroleerd (behalve in dierlijke organen). Vanwege het op gang komen van internationale normstelling, die bovendien duidelijk strenger is geworden, mag verwacht worden dat de controle versterkt zal worden en zich zo nu en dan nog problemen zullen voordoen met normoverschrijding, vooral met geïmporteerde producten en in risicoproducten als lever en nier.

Voor cadmium is het beleid minder succesvol. Hoewel ernstige acute problemen niet aanwezig lijken is er toch reden tot zorg over de voortgaande accumulatie van cadmium in het milieu en op landbouwgronden. De toxicologische beoordeling van cadmium is nog in beweging; de "Joint Expert Committee on Food Additives" (JECFA) van de Codex Alimentarius heeft een herevaluatie voorgenomen op basis van nieuw onderzoek. Vanwege de ontwikkeling van strenge normstelling in Codex- en EU-verband neemt het risico op normoverschrijdingen van cadmium in met name nieren toe (zie ook paragraaf 5.5).

De aandacht voor kwik is wat verslapt; het milieubeleid lijkt redelijk succesvol in het terugdringen van contaminaties. De Nederlandse normstelling in plantaardige producten kan als obsoleet worden beschouwd vanwege het verbod op het gebruik van kwik in

bestrijdingsmiddelen en de lage gehalten in plantaardige producten. Internationaal is de normstelling beperkt gebleven tot visserijproducten, waar duidelijke accumulatie kan optreden. De mogelijkheid van overschrijding van de relatief hoge normen (1 mg/kg voor roofvissen) is daar overigens wel aanwezig (met name in grote roofvissen zoals tonijn en zwaardvis) vanwege een natuurlijk proces van accumulatie in de aquatische voedselketen. Organisch gebonden kwik, zoals dat vooral in aquatische producten voorkomt, is toxischer dan metallisch kwik; blijvende aandacht is hier gewenst. Liefhebbersconsumptie van bijvoorbeeld tonijn en zwaardvis kan als een risico worden aangemerkt.

Arseen is in het algemeen niet in de normstelling voor voedingsmiddelen meegenomen, maar verdient toch aandacht omdat anorganisch arseen nogal toxisch is. De inname van arseen via

de voeding is gemiddeld onder de pTWI voor anorganisch arseen, maar kan voor individuele consumenten de norm overschrijden. Meestal zal de inname voornamelijk bestaan uit het minder toxische organisch gebonden arseen, maar de speciatie van arseen wordt doorgaans niet onderzocht, hetgeen de evaluatie bemoeilijkt. In veevoeders zijn wel normen van kracht, en die zijn in normale gevallen toereikend, maar als er sprake is van verontreiniging met anorganisch arseen zou de normstelling niet adequaat kunnen zijn. Daar staat tegenover dat organisch gebonden arseen, met name de vorm arsenobetaïne die in visserijproducten (vooral in platvis in hoge gehalten) voorkomt, nauwelijks wordt opgenomen via de voeding en niet toxisch is. Speciatie van het arseen in onderzoek is dus gewenst. In de Nederlandse situatie zijn geen problemen ten aanzien van arseen bekend, maar in het buitenland komen gebieden voor met hoge arseengehalten in het drinkwater en plaatselijke nadelige effecten op de gezondheid.

Mogelijke toekomstige ontwikkelingen

Verwacht mag worden dat de kennis op dit gebied toeneemt en dat zou voor zware metalen en metalloïden kunnen betekenen dat meer kritische producten en situaties worden ontdekt in relatie tot reeds bestaande of in ontwikkeling zijnde normstelling. Verder is het denkbaar dat vanwege de huidige zeer geringe veiligheidsmarges de toxicologische advieswaarden strenger worden. Daardoor kan een vergrote druk op de normstelling voor voedingsmiddelen ontstaan, waardoor deze mogelijk strenger wordt. Er zullen dan meer problemen met

normoverschrijdingen optreden, vooral in kritische voedingsmiddelen als dierlijke organen, visserijproducten en bladgroenten.

De contaminatie van landbouwgronden en daardoor ook van voedingsmiddelen zou zich met name voor cadmium in ongunstige zin kunnen ontwikkelen, omdat de cumulatie vanuit doorgaande diffuse verontreiniging en puntbronnen groter is dan de afvoer via

landbouwoogsten. Daardoor zullen de problemen om de gehalten in plantaardige producten en in sommige dierlijke producten te beheersen toenemen. Verder is het denkbaar dat onder invloed van het gebruik van talrijke meer zeldzame elementen in industriële toepassingen en in technische producten voor de consument, ook andere elementen en anorganische verbindingen in een situatie komen waarbij aandacht voor de mogelijke contaminatie van voedingsmiddelen gewenst wordt.