• No results found

Gelijkenis structuur

Gelijkenis

structuur

Ja

Nee

Specifieke

serum

test

Gefocuseerde

serum test

Nee

Nee

Nee

Pepsine-weerstand

& dierproeven

Ja

Nee

++ + - --

Hoge Lage

kans op

allergeniteit

Potentieel

allergeen

Ja

Ja

Ja

In de nieuwe beslisboom (zie figuur 3.1) komen de volgende testen aan bod:

1. Vergelijking van de structuren van het nieuwe eiwit met de structuren van bekende allergenen (ongeacht de bron van het nieuwe gen), met behulp van computerprogramma's. 2. Reactie van het nieuwe eiwit met antisera van patiënten:

a) Patiënten die allergisch zijn voor een specifiek allergeen, indien het nieuw

geïntroduceerde gen uit dit bekende allergeen stamt;

b) Patiënten met allergieën tegen verschillende allergenen, die in redelijke mate verwant

zijn aan de bron van het geïntroduceerde gen, wanneer deze bron zelf geen geschiedenis van allergeniteit heeft;

c) Vertering van het nieuwe eiwit in gesimuleerd maagsap. Veel voedselallergenen zijn

stabiel tegen vertering;

d) Dierproeven, bijvoorbeeld in het "Brown Norway" rattenmodel (Atkinson et al., 1996;

Atkinson & Meredith, 1998);

e) Huidpriktesten en voedingsproeven met medewerking van allergiepatiënten (niet

verplicht).

De start van de route, die gaande door de beslisboom gevolgd zal worden, hangt af van hetgeen er bekend is over de allergeniteit van het organisme, waaruit het vreemde,

geïntroduceerde DNA afkomstig is. Bij een positieve reactie in één van deze stappen dient het met het nieuwe eiwit gemodificeerde GGO als potentieel allergeen beschouwd te worden. Potentiële allergeniteit van nieuw geïntroduceerde eiwitten in genetisch gemodificeerde planten is een belangrijk aspect van de risicobeoordeling van deze klasse producten, omdat het risico van overdracht van allergenencomponenten door middel van de moderne

biotechnologische methoden toeneemt. Een voorbeeld is het introduceren van 2S albumine uit de paranoot Bertholetta excelsa in soya om het methioninegehalte te verhogen. Het transgene eiwit bleek echter reactief te zijn in sera afkomstig van patiënten die allergisch zijn tegen de paranoot (Nordlee et al., 1996). De ontwikkeling van dit type soya is derhalve stopgezet. Een recent geval van een genetisch gemodificeerde maïsvariëteit, dat een transgeen eiwit bevat met mogelijk immunogene eigenschappen, is de zogenaamde "Starlink yellow maize", die in de Verenigde Staten is toegelaten voor diervoedertoepassing. In deze maïsvariëteit is het eiwit Cry9C tot expressie gebracht, dat afkomstig is van Bacillus thuringiensis var. Tolworthi. Dit eiwit heeft via mutatie een verhoogde resistentie tegen proteases (Lambert et al., 1996). Sporen van dit eiwit zijn onder meer gevonden in taco-omhulsels (CNN, 2000). Gezien de relatieve stabiliteit van het eiwit en het vermogen om in proefdieren een positieve IgE-respons te induceren, kan potentiële allergeniteit niet worden uitgesloten. Na de aankondiging in de media van de mogelijke besmetting van taco's met Starlink maïs, zijn er tientallen meldingen geweest van mensen met klachten over allergische verschijnselen, waarvan er 28 nader onderzocht zijn door de "Centers for Disease Control and Prevention" (CDC) in de Verenigde Staten. Analyse met behulp van een speciaal ontwikkelde test gaf geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van Cry9C-specifieke antilichamen in het serum van deze personen (CDC, 2001). Deze resultaten geven echter geen 100% uitsluitsel over de afwezigheid van allergene effecten ten gevolge van blootstelling aan Cry9C. Dit voorbeeld geeft aan dat introductie van nieuwe eiwitten met mogelijk allergene eigenschappen vermeden dient te worden, en dat testsystemen om dit type eiwitten op te sporen verder ontwikkeld moeten worden. Ook laat het incident zien hoe moeilijk het is om een complete scheiding aan te brengen tussen transgene en transgen-vrije voedselproductiestromen. Segregatiesystemen zijn mogelijk, maar kunnen geen nultolerantie garanderen. Het vrijgeven door de US EPA van een GGO-variëteit alleen voor veevoertoepassing is achteraf te betreuren, en onderstreept de noodzaak om te kunnen

beschikken over gegarandeerde segregatiesystemen, bemonsteringsprocedures en matrix- gevoelige detectiemethoden, voordat GMO-producten op de markt worden toegelaten.

Teelt, diervoeder en import

De veldexperimenten, commerciële teelt en import van GGO's gelden als "introductie in het milieu" van GGO's. Deze introducties worden gereguleerd door EU-Richtlijn 90/220 (EU, 1990). Toegelaten voor commerciële teelt en/of import in de EU onder deze richtlijn zijn inmiddels vier maïslijnen, drie koolzaadlijnen en één sojalijn. Voordat goedkeuring kan worden verleend dient onder 90/220 de aanvrager, gewoonlijk de fabrikant van de gewaslijn, een dossier in te dienen. Aan de hand van de dossiergegevens wordt het desbetreffende genetisch gemodificeerde gewas vervolgens beoordeeld op veiligheid voor het milieu, diervoeder en incidentele humane consumptie. Deze beoordeling wordt aanvankelijk uitgevoerd door de lidstaat waarbij het dossier is ingediend en vervolgens wordt het voorgelegd aan de overige lidstaten en een wetenschappelijk comité van de Europese Commissie (zie figuur 3.2).

EU Richtlijn 90/220 is in de Nederlandse wetgeving opgenomen in het Besluit Genetisch Gemodificeerde Organismen onder de Wet Milieugevaarlijke stoffen

(http://www.minvrom.nl/minvrom/pagina.html?id=1&goto=1489). Deze richtlijn zal overigens in 2002 vervangen worden door EU Richtlijn-2001/18 (EU, 2001a). Nieuw aan laatstgenoemde richtlijn is onder meer dat "post market monitoring" verplicht wordt gesteld voor het opsporen van onverwachte langetermijn effecten en dat antibioticaresistentiegenen niet meer worden toegelaten.

Overigens is voor de teelt in de EU van een genetisch gemodificeerd gewas naast toestemming onder EU- Richtlijn 90/220 ook de toelating als variëteit op een "rassenlijst" voor

landbouwgewassen noodzakelijk. Een aldus in Nederland toegelaten genetisch gemodificeerd gewas is Chardon LL maïs ("T25 maïs") dat bestendig is tegen het onkruidbestrijdingsmiddel glufosinaat. Het gebruik van dit bestrijdingsmiddel op deze maïs is eveneens toegelaten via een aparte procedure voor bestrijdingsmiddelen.

Toestemming onder EU-richtlijn 90/220 voor de teelt, diervoeder toepassingen en import van GGO-gewassen geldt overigens niet voor voedingsmiddelen. Hiervoor is een aparte toelating nodig (zie hieronder).

Voedingsmiddelen

Voor genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen en -ingrediënten bestaat geen specifieke wet. Zij vormen wel een categorie van "nieuwe voedingsmiddelen" die middels EU- verordening 258/97 gereguleerd zijn (EU, 1997). De criteria, waarop de veiligheid van genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen beoordeeld wordt, komen grotendeels overeen met die onder EU-richtlijn 90/220, zij het dat specifiek rekening wordt gehouden met humane consumptie, onder meer de blootstelling aan het gentech-gewas via het dieet. Er zijn twee procedures waarin de aanvraag behandeld kan worden: "notificatie" en "authorisatie" (figuur 3.3). De notificatieprocedure is mogelijk indien de wezenlijke gelijkwaardigheid van het genetisch gemodificeerde product aan een conventioneel product kan worden aangetoond. In andere gevallen zal de "authorisatie"- procedure doorlopen moeten worden. EU-verordening 258/97 is in de Nederlandse Warenwet opgenomen als het Besluit Nieuwe Voedingsmiddelen.

Toegelaten in de EU onder 258/97 zijn tot nu toe maïsproducten en koolzaadolie, beiden via de "notificatie"- procedure. Tevens zijn in Nederland genetisch gemodificeerde sojabonen, maïsproducten en aardappelzetmeel toegelaten, die goedkeuring verkregen voordat de EU- verordening 258/97 in werking trad.

De Europese Commissie heeft onlangs een voorstel gedaan voor een nieuwe verordening die zowel "novel foods" als "novel feeds" bestrijkt. Deze verordening zou de regulering over genetisch gemodificeerd voedsel en veevoer onder 258/97 en 2001/18 vervangen. Nieuw aan het voorstel zijn onder meer de eisen voor "post market surveillance" en opspoorbaarheid van de genetisch gemodificeerde producten. De "notificatie"- procedure zal tevens komen te vervallen.

Figuur 3.2: Procedure voor de behandeling van een aanvraag voor de teelt, gebruik als diervoeder en import van GGO's onder EU-richtlijn 90/220 (EU, 2001b)

aanvrager

EU lidstaat