• No results found

Zwakke werkwoorden

In document “En we worden weer verwonnen…” (pagina 29-33)

De derde groep uit mijn onderzoek zijn de zwakke werkwoorden. Onderstaande tabel toont de zoekresultaten van deze groep.

Sterk VT Zwak VT Sterk VD Zwak VD

Dreigen 4 700 0 250 Stofzuigen - - 17 150 Klagen 3 300 0 500 Scheiden 0 60 2 2500 Inruilen - 75 2 1800 Pijpen 0 120 8 1000 Snappen 0 2000 12 300 Uitvreten 0 1 5 50 Verwennen 0 2000 23 600 Totalen 7 5256 69 7150

Tabel 4: Resultaten Twitter-corpus, groep 3

Ook hier zijn de resultaten significant (Chi-kwadraat, Chi = 32.706, P = < 0.0001). Wel moet worden opgemerkt dat de norm, in dit geval de zwakke vervoeging, de voorkeur geniet van de meeste gebruikers. Daarnaast valt het op dat het voltooid deelwoord veel vaker voorkomt in een sterke vervoeging dan de verleden tijd. We zien 7 gevallen van een sterk vervoegde verleden tijd tegenover 69 gevallen van een sterk vervoegd voltooid deelwoord. Een aantal voorbeelden uit de data:

“Gister dreeg de regen boven Utrecht-in-wording”

“Toen F1 nog F1 was… Iedereen kloeg toen over de groeven in de banden […]” “Sinterklaas weer geweest.. Ben weer flink verwonnen door moeders”

29 Zeker de laatste (‘verwennen’) komt veelvuldig voor op Twitter. Echter, wanneer we kijken naar de percentages, is ‘stofzuigen’ de grote “winnaar”. Dit is niet heel lastig om te verklaren. ‘Gezogen’ is het voltooid deelwoord van ‘zuigen’, maar ‘gestofzuigd’ is het voltooid deelwoord van ‘stofzuigen’, en dus niet ‘stofgezogen’. Dit terwijl de algemene regel is dat vervoeging van samengestelde woorden hetzelfde is als het basiswerkwoord.

Op een goede 2e plaats staat de sterke vervoeging van ‘snappen’: ‘gesnopen’. Volgens de website van Onze Taal is de vorm ‘gesnopen’ verzonnen, bedoeld om een komisch effect teweeg te brengen. Dit is in de data dia ik via Twitter heb verzameld niet altijd het geval; zie de afbeelding hiernaast. Hieronder het enige andere gebruik van ‘gesnopen’:

“@*** Ik sta daar keer op keer op de guestlist. Nooit gesnopen waarom.”

Ook dit lijkt mij geen ‘komisch gebruik’ van het werkwoord, eerder een oprecht sterk gebruik van een zwak werkwoord.

Onderstaande grafiek toont, evenals in de voorgaande secties, de verhoudingen tussen de groepen:

Figuur 4: Procentuele verschillen groep 3

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Zwak VT Sterk VT Zwak VD Sterk VD

Groep 3 "Zwakke werkwoorden"

30 We zien dat er maar 2 werkwoorden zijn in de verleden tijd sterk zijn vervoegd (‘dreigen’ en ‘klagen’). Bij de zwak vervoegde verleden tijd komen ‘verwennen’ en ‘snappen’ het meeste voor. Andere werkwoorden binnen deze groep zijn zó klein, dat ze niet zijn af te lezen aan de grafiek (zo komt de zwakke verleden tijd van ‘uitvreten’ maar één keer voor). Kijken we echter naar het voltooid deelwoord, dan zien we dat sommige werkwoorden een duidelijke voorkeur kennen voor de zwakke vervoeging (kijk bijvoorbeeld naar ‘scheiden’ of ‘inruilen’) en andere werkwoorden liever sterk worden vervoegd (‘stofzuigen’, ‘verwennen’ of ‘snappen’). Wanneer we kijken naar de totalen, zien we dat in 0.97% van de gevallen een sterk voltooid deelwoord voorkomt bij deze groep, terwijl in 0.13% van de gevallen een sterke verleden tijd voorkomt.

31

Conclusie

Voordat ik tot een algehele conclusie kom over de stand van zaken rond taalverandering bij sterke en zwakke werkwoorden, zal ik eerst proberen een antwoord te formuleren op de verschillende hypotheses die ik aan het begin van het hoofdstuk heb geformuleerd.

Hypothese 1: De groep sterke werkwoorden met een –ij- of –ei- zijn niet alleen de grootste groepen sterke werkwoorden, maar ook nog een hoogfrequent. Ik verwacht daarom dat zwakke werkwoorden met een –ij- of –ei- vaker sterk zullen worden vervoegd.

Zoals reeds besproken heb ik 3 zwakke werkwoorden met –ij- of –ei- met een sterke vervoeging op Twitter: ‘dreigen’, ‘scheiden’ en ‘pijpen’. Deze vallen onder de kleinste groepen sterk vervoegde zwakke werkwoorden binnen mijn resultaten. ‘Dreeg’ komt 4 keer voor (tegenover 700 zwakke vervoegingen), ‘gescheden’ komt 2 maal voor (tegenover 2500 zwakke vervoegingen) en ‘gepepen’ komt, als grootste binnen deze groep, 8 maal voor (tegenover 1000 zwakke vervoegingen). Ter vergelijking: ‘uitgevroten’ komt 5 maal voor (tegenover 50 zwakke vervoegingen). Kortom: voor zover ik dit kan stellen op basis van mijn data, zijn de zwakke werkwoorden met –ij- of –ei- het minst vatbaar voor verschuiving van zwak naar sterk.

Hypothese 2: Door de tijd zien we een algemene tendens voor sterke werkwoorden om te verschuiven naar de zwakke groep; andersom is dit een veel zeldzamer fenomeen. Ik verwacht daarom dat sterke werkwoorden vaker zwak worden vervoegd dan andersom.

In slechts 0,13% van de gevallen wordt een zwakke verleden tijd sterk vervoegd, een zwak voltooid deelwoord in 0,97% van de gevallen binnen mijn data. Andersom zien we dat een sterke verleden tijd in 0.16% van de gevallen zwak wordt vervoegd en dat een sterk voltooid deelwoord in 0.008% van de gevallen zwak wordt vervoegd. Dit heeft er sterk mee te maken dat de sterke werkwoorden die ik heb onderzocht in mijn onderzoek, redelijk frequent worden gebruikt: dit levert enorme aantallen sterk vervoegde vormen op. Wat ik wel kan stellen is dat in totaal 98 gevallen zijn van zwak vervoegde sterke werkwoorden (verzwakking) en 76 gevallen van sterk vervoegde zwakke werkwoorden (versterking).

Hypothese 3: Bij het proces van verzwakking verzwakt eerst de verledentijdsvorm en pas later het voltooid deelwoord. Ik verwacht daarom dat het sterke voltooid deelwoord vaker voor zal komen bij zowel de groep sterke als de groep zwakke werkwoorden.

32 Uit de resultaten blijkt dat bij de groep sterke werkwoorden 87 voorkomens zijn van een zwak vervoegde verledentijdsvorm en 11 voorkomens van een zwak vervoegd voltooid deelwoord. Kijken we naar de groep zwakke werkwoorden, dan zien we 7 sterk vervoegde verledentijdsvormen en 69 sterke vervoegingen van het voltooid deelwoord. Kortom: een groot verschil. Er lijkt een duidelijk voorkeur te bestaan voor het voltooid deelwoord om sterk vervoegd te worden, terwijl de verledentijdsvorm vaker zwak wordt vervoegd.

Hypothese 4: Bij de groep werkwoorden waarbij zowel de sterke als de zwakke vervoeging wordt geaccepteerd, verwacht ik de zwakke vervoeging vaker tegen te komen dan de sterke vervoeging.

Groep 1, bestaande uit werkwoorden waarbij beide vervoegingen kunnen worden gebruikt, laat een duidelijke voorkeur zien bij de verleden tijd voor een zwakke vervoeging (252 zwakke vervoegingen tegenover 85 sterke vervoegingen), terwijl bij het voltooid deelwoord juist vaker een sterke variant wordt gevonden (561 zwakke vervoegingen tegenover 767 sterke vervoegingen). Hierbij moet worden opgemerkt dat ‘ervaren’ goed is voor 550 sterke vervoegingen en ‘waaien’ goed voor 450 zwakke vervoegingen van het voltooid deelwoord. In ieder geval kan worden opgemerkt dat de verleden tijd duidelijk laat zien dat de zwakke variant de voorkeur geniet. Het voltooid deelwoord komt vaker voor in de sterke vervoeging. Zelfs wanneer we, voor het gemak, ‘waaien’ en ‘ervaren’ niet meetellen, zien we deze voorkeur sterk terug: 111 maal een zwak vervoegd voltooid deelwoord en 214 maal een sterk vervoegd voltooid deelwoord.

In document “En we worden weer verwonnen…” (pagina 29-33)

GERELATEERDE DOCUMENTEN