• No results found

Zorgen als ‘handelen’ volgens Arendt

Hoofdstuk 6 De achtergrond van zorgethiek

7.1 Zorgen als ‘handelen’ volgens Arendt

In deze paragraaf wordt dus allereerst stilgestaan bij de handelingstheorie van Arendt, die grote invloed heeft op het denken van Van Heijst. Arendt onderscheidt drie deelgebieden van de menselijke activiteiten, te weten ‘arbeiden’, ‘maken’ en ‘handelen’, en zij benoemt bij elke deelactiviteit de bijbehorende menselijke conditie. ‘Arbeiden’ correspondeert met het biologische proces van het menselijk lichaam; de menselijke conditie is het leven zelf (Arendt in van Heijst 2008; blz. 9-10). Hieronder schaart zij zowel fabriekswerk als de geboorte van een kind. ‘Maken’ correspondeert met het vervaardigen van producten die boven het menselijke leven uitstijgen en duurzamer zijn dan mensen; te denken valt aan het creëren van een product, een ‘ding’. ‘Handelen’ vindt plaats tussen mensen zonder tussenkomst van materie (Arendt in van Heijst 2008; blz. 91).

‘Handelen’ is volgens Arendt de hoogst mogelijke menselijke activiteit omdat het onderscheidend is voor het mens zijn. Het woord wordt tussen aanhalingstekens geplaatst om te benadrukken dat het hier gaat om het theoretische concept ‘handelen’. Onder ‘handelen’ verstaat zij die menselijke activiteit, zowel doen als spreken, die kenmerkend is voor de menselijke conditie van pluriformiteit, namelijk de ander mee sturing geven en erkennen als een potentiële drager van een uniek ‘wie’. Bij ‘handelen’ wordt het doel verwezenlijkt ín de handeling zelf, in de menselijke interactie, en daarom heeft ’handelen’ principieel een zekere ongewisheid (van Heijst 2008; blz. 127). De drie elementen van ‘handelen’ zijn daarmee: de ongewisheid van het ‘handelen’, het op elkaar aangewezen zijn van de verschillende deelnemers binnen dat ‘handelen’ en het ten overstaan van elkaar onthullen als uniek wezen (van Heijst 2008; blz. 89).

Volgens Arendt is ‘handelen’ alleen mogelijk in het publieke en politieke domein. Zij zag als vorm hiervoor de Griekse Agora, alwaar mensen binnen symmetrische betrekkingen konden ‘handelen’. Zorgen valt daarmee dus niet onder ‘handelen’. Dit is een visie die door veel zorgethici, waaronder Böckle en van Heijst, wordt bekritiseerd.

7.2

KRITIEK VAN VAN HEIJST OP DE HANDELINGSTHEORIE VAN ARENDT

Van Heijst stelt, ingegeven en aansluitend bij Böckle, dat zorgen wél valt onder ‘handelen’. Weliswaar bestaat het werk van artsen en andere zorgverleners ook uit ‘arbeiden’ en ‘maken’, maar beide krijgen pas betekenis in het overkoepelende kader van de intermenselijke zorgbetrekking en die betrekking geschiedt vanuit de modus van ‘handelen’ (van Heijst 2008; blz. 109). De professional geeft vorm aan dat ‘handelen’ door een ruimte te scheppen waarin zorgverlener en zorgontvanger

kunnen verschijnen als een ‘wie’, een totaliteit naar lichaam, ziel en geest. De zorgverlener stemt af op de unieke ander die hulp of steun nodig heeft en benadert de zorgontvanger als een subject, namelijk iemand met een eigen inbreng die zelf sturing geeft aan de betrekking (van Heijst 2008; blz. 110-113). Zie hier de overeenkomsten met het ‘handelen’ volgens Arendt. Deze visie op ‘handelen’ binnen de zorg is echter geenszins wat Arendt voor ogen had. Vandaar dat van Heijst niet tot deze uitwerking kon komen zonder deze uitgebreider te beargumenteren en zodoende verschuivingen aan te passen in de visie van Arendt. Dit doet zij via de volgende stappen.

Ten eerste vindt van Heijst in tegenstelling tot Arendt dat de mens uniek is in zowel diens fysieke- biologische behoeftigheid àls diens daadkrachtige en communicerende uiting van een ‘wie’. Ieder zorgbehoevend en ziek mens is anders, óók op biologisch vlak (van Heijst 2008; blz. 113). Hiermee verwerpt zij de dualistische visie van Arendt en stelt zij dat de ‘handelingstheorie’ betrekking heeft op de mens als geheel.

Ten tweede maakt van Heijst door deze erkenning van de menselijke uniekheid in zowel het fysieke als het mentale, een brug tussen het private en het publieke domein. Waar Arendt een strikte scheiding aanbracht tussen het private domein waarin gezorgd wordt (‘arbeiden’) en het publieke en politieke domein waarin iemand verschijnt als een ‘wie’ (‘handelen’), stelt van Heijst dat niet alleen de vrije interactie van woord en daad valt onder ‘handelen’, maar ook de zorgende interactie tussen behoeftige mensen (van Heijst 2008; blz. 106). Haar visie op zorgen als onderdeel van ‘handelen’ maakt het dus dat zorgen betekenis krijgt en erkent wordt binnen het private domein en het publieke en politieke domein.

Van Heijst stelt net als Arendt dat de instrumentalisering van de menselijke betrekkingen te ver gaat, omdat die weinig ruimte laat voor ‘handelen’ en daardoor afbreuk doet aan dat wat typisch menselijk is. Het derde kritiekpunt van haar is dat waar Arendt de ‘ontmenselijking’ voornamelijk bespreekt vanuit symmetrische relaties binnen het politieke of publieke domein, zij bepleit dat dit eveneens speelt binnen de asymmetrische verhoudingen in (private) zorgbetrekkingen. Deze ontmenselijking signaleert van Heijst in 1) het ontbreken van een zorgzaam antwoord op existentiële of andere behoeftigheid binnen de huidige interventiebenadering van zorgen (van Heijst 2008; blz. 172) en 2) het veelvoorkomende gevoel van zowel zorgverlener als zorgontvanger een nummer te zijn omdat mensen primair strategisch behandeld worden en er onvoldoende aandacht is voor de uiting van henzelf als uniek persoon (van Heijst 2008; blz. 108). De gevolgen van deze ontmenselijking zijn groot; het doet pijn of kan zelfs schade berokkenen (van Heijst 2008; blz. 108). De verzakelijking van de zorg ontstaat volgens van Heijst uit meer dan de economische rationaliteit. Het is een uiting van een doorgeschoten verlangen greep te willen houden op de situatie, ons onvermogen om te gaan met onderlinge verschillen en ons onvermogen om te gaan met de ongewisheid van het ‘handelen’ (interpretatie van Arendt in van Heijst 2008; blz. 119). Concluderend is van Heijst het met Böckle eens dat zorgen valt onder ‘handelen’. Zij beargumenteert dit door de dualistische mensvisie van Arendt te verwerpen en ‘handelen’ te plaatsen binnen het publieke, politieke én private domein. Zij benadrukt dat ‘handelen’ ook plaatsvindt binnen asymmetrische verhoudingen in zorgbetrekkingen. Binnen deze zorgverhoudingen is er sprake van ontmenselijking, die bestreden kan worden door te erkennen dat ‘handelen’ met ongewisheid gepaard gaat.

Met deze uiteenzetting over het handelingsconcept in het achterhoofd, kan de volgende paragraaf over de zorgethische kerngedachten van Annelies van Heijst beter begrepen worden.