Pennewip een ‘Roverslied’ schrijft. (58-61) Het uitspreken van de waarheid staat
voorop: ‘neen, ik heb onwaarheid gesproken!’ (246) Wouter is eerlijk en beseft dat
hij niet met geld weet om te gaan (261) als de heer Motto hem een opportunistische
werkelijkheid voorspiegelt. (256) Het is geen wonder dat de jonge held zich desperaat
afvraagt: ‘och, wanneer toch zal ik “groot” zijn, en bekwaam om zó te liegen!’ (249)
Don Quichot en Wouter zijn onbegrepen en haast wereldvreemde personages
voor hun omgeving. Ze hebben een vervormd beeld van de werkelijkheid en handelen
daarnaar. Er is een botsing tussen ‘Buiten-zijn’ (556) en werkelijkheid. Voor de
gebroeders Halleman is Wouter een ‘klaploper’ (13), een woord dat Wouter voor
het eerst hoort. Voor de Spaanse tijdgenoten (binnen en buiten het boek) van Don
Quichot is de ridder een dolend en ridicuul anachronisme. Met een tijdsverschil van
haast driehonderd jaar is de inspanning van beide hoofdpersonen gericht op het
streven van buitentijdse idealen meestentijds verwoord in ridderboeken. De
werkelijkheid stemt niet overeen met hun verbeeldingskracht en beide misplaatste
helden worden genadeloos door de maatschappij aangepakt: scheldkanonnades,
uitbuiting, fysiek geweld, minachting,
ontkenning. De ontgoocheling en het verdriet van Don Quichot en Wouter is het
besef van twee gevoelens. Het idee dat er niets moeilijkers bestaat dan het
allerhoogste te willen bereiken. En de angst
14.en het verdriet, in de bewoording van
de verteller over Wouter, ‘dat ieder boven hem stond en dat hij het nooit zo ver zou
brengen als de laagste’. (98) Het brein van de oude en arme edelman Quijana is
reeds opgedroogd voordat hij aan zijn avonturen begint (deel 1, hfst. 1) en zich Don
Quichot waant. Multatuli heeft om verschillende redenen zijn Wouter niet afgemaakt
en de lezer kan naar hartelust speculeren over het lot van Wouter als hij bijvoorbeeld
de leeftijd van Don Quichot bereikt.
15.Is misschien tegen die tijd zijn brein ook
opgedroogd? Beide personages komen elkaar tegemoet. Ondanks alle verschillen
(historische context, literair-weten-schappelijke oordelen e.d.) biedt Multatuli ons
met de avonturen van Wouter een persoonlijke beeld van de jonge jaren van Don
Quichot.
Bibliografie
Cervantes y Saavedra, Miguel de - (1978)De geestrijke ridder Don Quichot
van de Mancha. Amsterdam (vertaling van J.W.F. Werumeus Buning & C.F.A.
van Dam).
't Hart, Maarten - (1990) ‘Fouten heb ik vele (Multatuli)’. InEen dasspeld uit
Toela. Amsterdam.
Hilberdink, Koen - (2000)Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart. Een biografie
van PaulRodenko. Amsterdam.
Kerkhof, Maxim P.A.M. - (1995) ‘Cervantes in de Nederlanden tot 1746’. In
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, 18, 1, p. 3-10.
Komrij, Gerrit - (1981)Multatuli Ideeën. Amsterdam.
Meulen, Dik van der - (2002)Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes
Dekker. Nijmegen.
Multatuli (1938)De geschiedenis van Woutertje Pieterse. Amsterdam. (N.A.
Donkersloot).
Multatuli (1973)Volledig Werk. Amsterdam.
Multatuli (1999)Max Havelaar. Amsterdam.
Storm, Reinder - (1999) ‘Multatuli en Theo Op de Coul. Een ziektegeschiedenis’.
InOver Multatuli, jrg. 20, no. 42, p. 31-44.
Vermoortel, Philip - (1995)De schrijver Multatuli. Den Haag.
Eindnoten:
1. Waarschijnlijk als gevolg van de anti-Spaanse gevoelens uit het begin van de zeventiende eeuw. (Kerkhof 1995: 5)
2. Op subtiele wijze noemt bijvoorbeeld een personage uitVorstenschool zich schertsend ‘Donna Lodovica de la Mancha’. (VW VI157)
3. HoofstukLI: ‘Hetwelk handelt over wat de geitenhoeder verhaalde aan hen die Don Quichot meevoerden’.
4. Wederom het belang van de graankorrel en zijn symboliek. Zie een van zijn uitspraken: ‘Als 'n graankorrel spreken kon, zou ze klagen dat er smart ligt in 't ontkiemen. Helden, artiesten en
6. Wij citeren uit de vertaling van J.W.F. Werumeus Bunning en C.F.A. Dam (1978). Zie bibliografie. 7. Ook Multatuli had de overtuiging dat hij na zijn dood gelezen zou worden (bijvoor-beeld inMax
Havelaar 1999: 246).
8. Op de titelbladzijde vanGlorioso, de groote duivel: een roversgeschiedenis uit de agttiende eeuw (1807), Christian A. Vulpius (1762-1827), staat als Leitmotiv een citaat van Cervantes: ‘Fortuna se ha de temer quando mas se tenga en la vida’.
9. Over de Spaanse schildknaap Sancho Panza schrijft Multatuli o.a. in Idee 1249a (VW VI1499) en in een brief aan Tine van 15 december 1845. (VW VIII: 580)
10. Minder gewelddadig maar met hetzelfde doel dient het gesprek met dokter Holsma. 11. Femke zou o.a. koningin worden in Afrika. (217)
12. In hoofdstuk vijf lezen we: ‘er waren er meer dan Stoffel’. (21)
13. Maar ze vergeten dat hij ‘verlegen’ (176) is en ‘zo k[a]n men geen werelddelen innemen’. (181) 14. In hoofstukXXVIjammert Wouter: ‘k zal nooit iets leren’. (170)