• No results found

Maar het zogenaamde ‘burgerjongetje’ (567) is tevens ridderlijk dapper als hij een kind naspringt dat in de stadsgracht is gevallen (91) of tegen de wil van meester

Pennewip een ‘Roverslied’ schrijft. (58-61) Het uitspreken van de waarheid staat

voorop: ‘neen, ik heb onwaarheid gesproken!’ (246) Wouter is eerlijk en beseft dat

hij niet met geld weet om te gaan (261) als de heer Motto hem een opportunistische

werkelijkheid voorspiegelt. (256) Het is geen wonder dat de jonge held zich desperaat

afvraagt: ‘och, wanneer toch zal ik “groot” zijn, en bekwaam om zó te liegen!’ (249)

Don Quichot en Wouter zijn onbegrepen en haast wereldvreemde personages

voor hun omgeving. Ze hebben een vervormd beeld van de werkelijkheid en handelen

daarnaar. Er is een botsing tussen ‘Buiten-zijn’ (556) en werkelijkheid. Voor de

gebroeders Halleman is Wouter een ‘klaploper’ (13), een woord dat Wouter voor

het eerst hoort. Voor de Spaanse tijdgenoten (binnen en buiten het boek) van Don

Quichot is de ridder een dolend en ridicuul anachronisme. Met een tijdsverschil van

haast driehonderd jaar is de inspanning van beide hoofdpersonen gericht op het

streven van buitentijdse idealen meestentijds verwoord in ridderboeken. De

werkelijkheid stemt niet overeen met hun verbeeldingskracht en beide misplaatste

helden worden genadeloos door de maatschappij aangepakt: scheldkanonnades,

uitbuiting, fysiek geweld, minachting,

ontkenning. De ontgoocheling en het verdriet van Don Quichot en Wouter is het

besef van twee gevoelens. Het idee dat er niets moeilijkers bestaat dan het

allerhoogste te willen bereiken. En de angst

14.

en het verdriet, in de bewoording van

de verteller over Wouter, ‘dat ieder boven hem stond en dat hij het nooit zo ver zou

brengen als de laagste’. (98) Het brein van de oude en arme edelman Quijana is

reeds opgedroogd voordat hij aan zijn avonturen begint (deel 1, hfst. 1) en zich Don

Quichot waant. Multatuli heeft om verschillende redenen zijn Wouter niet afgemaakt

en de lezer kan naar hartelust speculeren over het lot van Wouter als hij bijvoorbeeld

de leeftijd van Don Quichot bereikt.

15.

Is misschien tegen die tijd zijn brein ook

opgedroogd? Beide personages komen elkaar tegemoet. Ondanks alle verschillen

(historische context, literair-weten-schappelijke oordelen e.d.) biedt Multatuli ons

met de avonturen van Wouter een persoonlijke beeld van de jonge jaren van Don

Quichot.

Bibliografie

Cervantes y Saavedra, Miguel de - (1978)De geestrijke ridder Don Quichot

van de Mancha. Amsterdam (vertaling van J.W.F. Werumeus Buning & C.F.A.

van Dam).

't Hart, Maarten - (1990) ‘Fouten heb ik vele (Multatuli)’. InEen dasspeld uit

Toela. Amsterdam.

Hilberdink, Koen - (2000)Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart. Een biografie

van PaulRodenko. Amsterdam.

Kerkhof, Maxim P.A.M. - (1995) ‘Cervantes in de Nederlanden tot 1746’. In

Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, 18, 1, p. 3-10.

Komrij, Gerrit - (1981)Multatuli Ideeën. Amsterdam.

Meulen, Dik van der - (2002)Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes

Dekker. Nijmegen.

Multatuli (1938)De geschiedenis van Woutertje Pieterse. Amsterdam. (N.A.

Donkersloot).

Multatuli (1973)Volledig Werk. Amsterdam.

Multatuli (1999)Max Havelaar. Amsterdam.

Storm, Reinder - (1999) ‘Multatuli en Theo Op de Coul. Een ziektegeschiedenis’.

InOver Multatuli, jrg. 20, no. 42, p. 31-44.

Vermoortel, Philip - (1995)De schrijver Multatuli. Den Haag.

Eindnoten:

1. Waarschijnlijk als gevolg van de anti-Spaanse gevoelens uit het begin van de zeventiende eeuw. (Kerkhof 1995: 5)

2. Op subtiele wijze noemt bijvoorbeeld een personage uitVorstenschool zich schertsend ‘Donna Lodovica de la Mancha’. (VW VI157)

3. HoofstukLI: ‘Hetwelk handelt over wat de geitenhoeder verhaalde aan hen die Don Quichot meevoerden’.

4. Wederom het belang van de graankorrel en zijn symboliek. Zie een van zijn uitspraken: ‘Als 'n graankorrel spreken kon, zou ze klagen dat er smart ligt in 't ontkiemen. Helden, artiesten en

6. Wij citeren uit de vertaling van J.W.F. Werumeus Bunning en C.F.A. Dam (1978). Zie bibliografie. 7. Ook Multatuli had de overtuiging dat hij na zijn dood gelezen zou worden (bijvoor-beeld inMax

Havelaar 1999: 246).

8. Op de titelbladzijde vanGlorioso, de groote duivel: een roversgeschiedenis uit de agttiende eeuw (1807), Christian A. Vulpius (1762-1827), staat als Leitmotiv een citaat van Cervantes: ‘Fortuna se ha de temer quando mas se tenga en la vida’.

9. Over de Spaanse schildknaap Sancho Panza schrijft Multatuli o.a. in Idee 1249a (VW VI1499) en in een brief aan Tine van 15 december 1845. (VW VIII: 580)

10. Minder gewelddadig maar met hetzelfde doel dient het gesprek met dokter Holsma. 11. Femke zou o.a. koningin worden in Afrika. (217)

12. In hoofdstuk vijf lezen we: ‘er waren er meer dan Stoffel’. (21)

13. Maar ze vergeten dat hij ‘verlegen’ (176) is en ‘zo k[a]n men geen werelddelen innemen’. (181) 14. In hoofstukXXVIjammert Wouter: ‘k zal nooit iets leren’. (170)

Nieuwverworven

Een tot nu toe onbekende brief van Multatuli aan de ‘heer Janson’ werd op 7

december 2005 geveild bij veilinghuis Beijers te Utrecht. De

U B

Amsterdam wist de

brief te verwerven. Hij zal worden toegevoegd aan de toch al rijke Multatulicollectie

aldaar. Hieronder enige context en een transcriptie. Daarin zijn enkele afkortingen

tussen [ ] opgelost.

April 1875: de opvoeringen vanVorstenschool zijn net een maand aan de gang.

Multatuli zwerft van stad naar stad, de voorstellingen achterna en hier en daar

lezingen gevend. Hij beleeft weer eens een periode van hoogtijdagen in zijn grillige

carrière. Maar hij krijgt ook als nooit tevoren kritiek te verduren. InOnze Tolk

verschijnt in die tijd de artikelenreeksOnkruid onder de tarwe, waarmee Johannes

van Vloten M. nagenoeg knock-out slaat en inDe Banier spuit J.W.T. Cohen Stuart

zijn kritiek op Multatuli nadat zijn vader A.B. Cohen Stuart dat daarvoor al had

gedaan. EnDe Gids, hem toch vaak gunstig gezind, is niet gelukkig met

Vorstenschool en verwijt M. er teveel een literaire tekst van te hebben gemaakt en