• No results found

In 2010 varieerden de populaties van Groenknolorchis in de westelijke Waddenzee eilanden (inclusief Borkum van 1 tot bijna 3000 individuen per afzonderlijke duinvallei of

duinvalleicomplex).

Figuur 9.1. Alle valleien met Groenknolorchis hebben gemeen dat ze door kalkrijk- en ijzerrijk grondwater worden gevoed. De foto linksboven (de Hors, Texel) laat in de jonge vrijwel onbegroeide vallei zien dat er veel ijzeroerafzetting plaats vindt. Op de foto rechtsboven(eveneens de Horst: vallei is 12 jaar oud) is de vallei begroeid, maar geeft Parnassia nog goed aan waar het grondwater uittreedt. De foto linksonder is genomen langs de rand van de washover van Borkum, waar veel grondwater uittreedt. In de zonering met Parnassia staan ook honderden Groenknolorchissen. De foto rechtsonder is afkomstig van de 4e Kroon’s Polder op Vlieland. Ook deze standplaats wordt sterk door grondwater beïnvloed,

terwijl de vallei al bijna 80 jaar oud is. De Groenknolorchis heeft zich hier heel recent (opnieuw?) gevestigd.

Figure 9.1. Some expressions of dune slacks of different ages where population of Liparis loeselii have established populations. Photo top left Texel, 5 years old. Top right 12 years old stage on Texel, with Parnassia, lower left 35 years old stage on Borkum, also with Parnassia, and stage dominated by Phragmites australis, Vlieland c. 100 years old.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 101 De aantallen kunnen van jaar op jaar sterk variëren. De grootste populatie op Borkum in de oostelijke washovervlakte telde in 2006 meer dan 10.000 exemplaren (Petersen 2010). In de gezamenlijke reeks van valleien op de Hors van Texel werden in juni 2011 meer dan 18.000 exemplaren geteld (Floron bericht maandag 20 juni 2011)). Op de Veermansplaat in de Grevelingen (Zeeland) komt de Groenknolorchis voor met duizenden exemplaren en breidt zich uit (de Kraker 2005). Op plekken waar in 2012 de bodem bemonsterd is, kwam de soort in 2005 nog niet voor. Dus deze populatie is minder dan 7 jaar oud. De populatie op het Groene Strand van Schiermonnikoog is bezig zich fors uit te breiden. Ook deze populatie is ongeveer 6-7 jaar oud (Bakker et al. 2005).

Voor een soort die Europees heel sterk bedreigd is, doet de Groenknolorchis het op de Wadden eilanden en ook in de Grevelingen dus erg goed de laatste 10 jaren. Dat is niet zozeer het gevolg van een toenemende beheers-inspanning, maar een gevolg van (natuurlijke) nieuwvorming van duinvallei-habitats gedurende de laatste 20 jaren. Instandhouding van de kleinere populaties van de orchis is wel het resultaat van beheermaatregelen, zoals plaggen en maaien.

Echter de ontwikkeling van nieuwe duinvalleien is beperkt en met name de nieuwvorming van secundaire duinvalleien (stuifkuilen) is een langdurig proces, waarbij lang niet altijd een geschikt duinvalleihabitat ontstaat. Indien het proces van nieuwvorming van duinvalleien staakt, dan heeft de Groenknolorchis maar beperkte tijd om een populatie te vestigen en te handhaven. Op Texel is de ‘window of opportunity’ minder dan 20 jaar (van der Craats 2012), zonder aanvullend beheer (maaien) waarschijnlijk minder dan 15 jaar. Of deze korte leeftijdsverwachting representatief is voor alle Waddeneilanden is twijfelachtig. Er bestaan duinvalleien waar, met maaien, Groenknolorchissen zich langer dan 50 jaar kunnen handhaven.

Uit het bodemchemische onderzoek komt naar voren dat er in de gemeten milieufactoren wel verschillen zijn in standplaatsen waar de groenknolorchis is verdwenen en standplaatsen waar de soort binnenkort verwacht wordt. Standplaatsen waar de groenknolorchis in geringe aantallen voorkomt verschillen niet van standplaatsen met heel veel individuen. Dit geldt voor vrijwel alle factoren. De belangrijkste die de variatie in voorkomen van Groenknolorchis verklaren zijn hoeveelheid organische stof in de bodem, de pH, aluminium en chloride in de bodem extracten. Naast chloride, indiceren ammonium en sulfaat standplaatsen waar de knolorchis nog niet is verschenen en die nog relatief brak zijn. Maar er zijn ook standplaatsen gevonden met hogere waarden waar goed ontwikkelde Groenknolorchissen worden

gevonden. Deze factoren lijken de orchis dus niet in de groei te belemmeren. Zij indiceren dus eigenlijk alleen het feit dat de vallei jong is en nog onder invloed staat van overstromend zeewater.

In deze analyse is de nieuwe standplaats van Groenknolorchis in de 4e Kroon’s Polder van

Vlieland niet meegenomen. Deze populatie is in 2012 voor het eerst ontdekt, en bestond uit enige tientallen volwassen en bloeiende planten. In 2010 zijn deze planten niet gevonden op die plek. De vestiging lijkt dus heel recent (< 5 jaar oud?). Belangwekkend is dat de bodem hier uit veen bestaat (OM % > 80%); veendikte is ca. 20 cm. Veel organische stof in de bodem is dus geen beletsel voor de Groenknolorchis (en ook voor Knopbies,

Moerswespenorchis en Vleeskleurige orchis) om op venige standplaatsen te groeien, mits de pH maar boven de 6 ligt. Dit is ook uit de literatuur bekend (Dijk & Grootjans 1998). Uit het voorgaande is af te leiden dat van alle gemeten milieufactoren waarschijnlijk alleen de pH (en de daarmee samenhangende verzuring, mobilisatie van nutriënten, snelle groei van concurrerende soorten et.) een doorslaggevende rol speelt bij het verdwijnen van Groenknolorchis populaties.

De resultaten van onderzoek van Shahrudin (2014) naar de genetische verwantschap van populaties van Groenknolorchis werpen een ander beeld op de gangbare opinie dat deze orchis met zijn stoffijn zaad geen enkel probleem zal hebben met de verspreiding door de

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 102 wind (Westhoff & van Oosten 1991) en dat de genetisch differentiatie zeer gering zal zijn. Uit het huidige onderzoek komt naar voren dat verspreiding tussen de eilanden waarschijnlijk op een andere manier gebeurt dan door de wind. We weten niet wat het precieze mechanisme is dat op sommige eilanden populaties voorkomen van verschillende oorsprong en dat soms grote afstanden moeten zijn overbrugd. Waarschijnlijk zijn de zaden meegelift met vogels of met mensen.

Wanneer er door toeval geen temporele overlap is in de aanwezigheid van de

Groenknolorchis in verschillende valleien (successiestadia) op een eiland, dan kan er lokale extinctie van de soort op een eiland plaatsvinden. Op dat moment is verspreiding van de soort tussen eilanden van groot belang om eilanden waar de soorten is uitgestorven weer van nieuwe populaties te voorzien (‘rescue-effect’). Uit het genetische onderzoek blijkt dat dispersie tussen eilanden slechts incidenteel optreedt. Overlap in aanwezigheid van de soort in verschillende successiestadia (leeftijden) van de valleien op een eiland lijkt dus een zeer belangrijke factor voor de levensvatbaarheid van de Groenknolorchis. Indien

beheersmaatregelen en nieuwvorming van jonge valleien niet op tijd gebeuren, zoals in Engeland de laatste 20 jaar, dan wordt nieuwvestiging vanuit lokale populaties onmogelijk en is kunstmatige herintroductie noodzakelijk.

Fauna in zoet-zoutgradiënten