• No results found

De Groenknolorchis is in Europa heel zeldzaam geworden, met name door ontwatering van veengebieden, maar ook door verminderde aanvoer van schoon grondwater en vervuiling van het oppervlaktewater. Op de Waddeneilanden en op de Veermansplaat breidt de soort zich de laatste decennia gelukkig uit. Op de Waddeneilanden vanwege het beheer en het (tijdelijk) sterk optreden van natuurlijke processen (nieuwvorming duinvalleien). Op de Veermansplaat is na de drooglegging door de vorming van een relatief groot

zoetwaterlichaam in een nog vrijwel niet ontkalkte zandplaat en door het open blijven van de vegetatie, een voor de Groenknolorchis heel geschikt milieu ontstaan.

Groenknolorchis is een zeer opportunistische soort die in een breed scala van milieus kan voorkomen, als deze maar heel voedselarm zijn en een hoge pH hebben. Wanneer de beschikbaarheid van voedingstoffen door natuurlijke successie en/of door verhoogde stikstof depositie uit de lucht sterk toeneemt dan worden Groenknolorchis en andere typische duinvalleisoorten verdrongen.

Wanneer de levensduur van individuele populaties kort is (d.w.z. zonder beheer als maaien en plaggen) dan kunnen lokale populaties gemakkelijk verdwijnen. Naarmate het lokale beheer beter in staat is om de levensduur van een populatie te verlengen, en voorkomen wordt dat lokale populaties uitsterven, dan wordt daarmee ook de levensvatbaarheid van een metapopulatie (op de eilanden als geheel) verhoogd. Het door ons ontwikkelde

metapopulatie-model laat goed zien dat nieuwvorming van jonge duinvalleien heel essentieel is voor het voortbestaan van een goed ontwikkelde metapopulatie, maar het model laat tevens zien dat lokaal beheer een grote invloed kan hebben op de levensvatbaarheid van de metapopulatie als geheel. Dit is een interessant resultaat ter ondersteuning van de

activiteiten van terreinbeheerders.

Hierbij moet wel opgemerkt worden dat op slecht gebufferde standplaatsen, dus bij niet geschikte hydrologische omstandigheden, de lokale populatie ondanks maaibeheer binnen 20 jaar uitsterft. Dit geldt met name voor ontkalkte bodems, dus in gebieden die ouder zijn dan 20-100 jaar.

Maaien van verruigde zoet-zoutgradiënten, waar de invloed van de zoute en dus ook de brakke kant van de gradiënt wordt geweerd door de aanleg van stuifdijken is dus gunstig voor de overleving van Groenknolorchis populaties, maar niet in alle gevallen.

Er zijn situaties zoals in de 4e Kroon’s polders maar ook langs de valleien langs de

Bernardweg op Schiermonnikoog, waar veenvorming optreedt, en die mede daardoor zo nat worden dat Riet minder vitaal wordt en Moeraskartelblad een kans krijgt Riet zodanig in groei te reduceren dat typische duinvalleisoorten zoals Vleeskleurige orchis,

Moeraswespenorchis en Groenknolorchis, zich kunnen vestigen, zonder dat er gemaaid hoeft te worden.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 106

Fauna in zoet-zoutgradiënten

10.2

Uit het onderzoek naar het voorkomen van ongewervelden in zoet-zoutgradiënten kwam naar voren dat het aanwezig zijn van met name de brakke kant van de zoet-zoutgradiënt belangrijk is voor het voorkomen van bepaalde faunagroepen en wel met name

Wapenvliegen. Dit hangt waarschijnlijk samen met het feit dat in natuurlijke brakke omstandigheden het aanbod van bloemen voor de insecten hoog is.

Indien in een zoet-zoutgradiënt de zoute invloed geweerd wordt, door bijvoorbeeld de aanleg van een stuifdijk, dan is de kans groot dat er een verarming optreedt van de karakteristieke fauna. Een groot deel van zo’n achteruitgang is zeer waarschijnlijk te wijten aan de

verruiging die optreedt in de overgangs- en zoete zones. Dit effect kan deels worden voorkomen door een aanvullend maaibeheer, maar de dichtheid van ongewervelden lijkt in deze habitat dan lager te zijn dan in de natuurlijke dynamische habitats met een intacte zoet-zoutgradiënt.

Dus, indien de zoute invloed in een gradiënt wordt afgesneden, is de kans groot dat een deel van de diersoorten die aan deze brakke habitats gebonden zijn sterk afnemen. Dit geldt waarschijnlijk vooral voor de soorten die resistent zijn tegen brakke omstandigheden en daar juist voorkomen omdat ze de concurrentie van zoete soorten vermijden.

Foto 10.1 Deze primaire vallei op Schiermonnikoog verkeert na 18 jaar nog in een pioniersfase. Oeverkruid domineert in de lage delen en Groenknolorchis heeft zich recent gevestigd op de rand van de laagte (ca. 5 jaar geleden). De laaggelegen gedeelten met Groenknolorchis, Moeraskartelblad, Moeraswespenorchis en Vleeskleurige orchis werden in het najaar van 2012 voor het eerst gemaaid.

Photo 10.1. Young primary dune slack on Schiermonnikoog that after 18 years is still in a pioneer stage and where Liparis loeselii has established a population 5 years ago and where Pedicularis palustris, Dactylorhiza incarnata and Epipactis palustris are present in large numbers. The low-lying areas have been mown only recently.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 107 Wanneer het zo is dat een intacte, dynamische gradiënt van brak naar zoet een grotere variatie én hogere dichtheden van zowel bloemaanbod als ongewervelden met zich meebrengt, dan kan dit tevens van belang zijn voor de gewervelde fauna, bijvoorbeeld amfibieën en vogels, die voor hun voedsel van deze ongewervelden afhankelijk zijn.

Aanvullend onderzoek naar deze patronen en het onderliggende mechanisme is dan ook zeer gewenst.

Dynamisch kustbeheer met natuurlijke zoet-zoutgradiënten lijkt dus gunstig te zijn voor met name de instandhouding van soorten van brakke omstandigheden. Het bloemaanbod is daar relatief hoog. (Te) vroeg maaien in zo’ n gradiënt om de orchideeën zo veel mogelijk een kans te geven aan de zoete kant van de gradiënt is dus voor de fauna waarschijnlijk ongunstig, omdat het bloemaanbod daardoor sterk achteruit gaat.

Hydrologie van zoet-zoutgradiënten