• No results found

DEEL I TOCQUEVILLES GEDACHTEGOED

2. Op zoek naar democratie en despotisme

I want to imagine under what novel features despotism could happen in the world

Alexis de Tocqueville31 Tocqueville-experts zijn het er over eens dat we Tocqueville alleen kunnen begrijpen als we zijn leven en zijn tijd begrijpen. Zijn context. Een tijd die bepalend is voor democratie zoals we die vandaag de dag kennen, en uiteraard voor het leven en de zienswijze van Tocqueville. Om die reden begin ik hieronder met het schetsen van zijn leven in een aantal bepalende gebeurtenissen. Voor dit gedeelte heb ik vooral gebruik gemaakt van de biografieën van Jardin (1986), Broghan (2006), het klassieke werk van Pierson (1996) die de reis van Tocqueville en Beaumont door Amerika en hun activiteiten aldaar beschrijft en het werk van Schleifer (2000) die The Making Of van Démocratie en Amerique beschrijft. Daarnaast gebruik ik uiteraard Tocquevilles eigen herinneringen en brieven. Zoveel mogelijk heb ik geprobeerd me op de historische feiten te concentreren. Uiteraard kan ik hier niet alle gebeurtenissen van Tocquevilles rijke leven beschrijven. Dat zou aan de doelstelling van dit onderzoekt voorbij gaan. De gebeurtenissen heb ik geselecteerd op basis van hun relevantie voor de vraagstelling van dit onderzoek naar een Tocqueville-interpretatie aan de hand waarvan de actuele gebeurtenissen kunnen bestuderen.

2.1 Schavot en geboorte

Op 21 april 1794 betreedt Chretién-Guillaume Lamoignon de Malherbes het podium van De Terreur om ten prooi te vallen aan “Le Raisor Nationale” zoals de Fransen de guillotine zo liefkozend noemen. Malherbes heeft jarenlang in naam van Lodewijk XVI het openbaar bestuur van Frankrijk gemanaged. Dezelfde koning die hij moedig maar tevergeefs tegenover Robespierre verdedigt. En hoewel hij bekend staat als veranderaar en criticaster van het Koninklijke bewind (Zunz & Kahan 2002: 4), is de verdediging van de Koning reden genoeg om hem ter dood te brengen. Onderweg naar het schavot struikelt hij over de drempel van de rechtbank. Met enig gevoel voor ironie merkt hij op dat de struikelpartij een slecht voorteken is. “Een Romein zou niet verder zijn gegaan.”32

Naast bestuurder, filosoof, beschermheer van Rousseau, Minister van Staat en vertrouweling van de koning, is hij toekomstig overgrootvader van Alexis de Tocqueville. Die 21e april 1794 is een rampzalige dag voor Tocquevilles bloedverwanten. Terwijl de gezanten van De Terreur Malherbes dwingen om toe te

kijken, onthoofden ze die middag tevens zijn dochter Marquise De Rosambo, kleindochter Mademoiselle Chateaubriand en haar man Jean-Babtiste Chateaubriand. De dag ervoor is Malherbes’ schoonzoon Marquis de Rosambo hen al voorgegaan omdat hij als lid van het parlement betrokken is bij protesten ten tijde van het revolutionaire bewind (Pierson 1996: 14). Zo verliest de Familie Tocqueville binnen één dag een overgrootvader, beide nog levende grootouders, een oom en een tante.33

Ondertussen zitten Tocquevilles toekomstige ouders Hervé en Louise de Tocqueville, die een jaar daarvoor trouwden, gevangen. Samen met een jongere zus en broer van Louise. Hun executie staat later op de rol. Precies op de dag dat Robespierre valt. Dat redt hun levens. Een half jaar later laat het nieuwe régime ze vrij. “Nine of us entered the house of grief, only four came out”, zal Hervé de Tocqueville later optekenen (Broghan 2006: 18).

Voorafgaand aan deze tragedie woont de hele familie gezamenlijk op het landgoed van Malherbes. Het behoeft geen uitvoerig betoog dat De Terreur een zware wissel op de familie trekt. Tocquevilles moeder, die al zwak van gestel is, zal nooit meer helemaal van de gebeurtenissen herstellen (Schama: 839). Zijn vader wordt tijdens zijn gevangenschap van de één op de andere dag grijs (Jardin 1988: 8). Na hun vrijlating ontfermen ze zich over hun neefjes Louis en Christian Chateaubriand die nu wees zijn. De bekende Franse auteur René-Francois de Chateaubriand is hun oom en toekomstig oom van Tocqueville.

Zo vindt merkwaardig genoeg één van de belangrijkste gebeurtenissen van Tocquevilles leven voor zijn geboorte plaats. De Franse Revolutie in het algemeen en de executie van zijn familie in het bijzonder (Broghan 2006: 1). De vraag onder welke voorwaarden despotisme in de toekomst weer de kop op kan steken, die Tocqueville zijn leven lang bezig houdt, kan ik hier voor een groot deel uit verklaren. Al noemt hij de gebeurtenissen rondom die fatale 21e april nauwelijks in zijn werk. Wel zal hij zich vaak met trots zijn overgrootvader herinneren die eerst het volk tegenover de koning verdedigt en later de koning tegenover het volk (Pierson 1996: 20). Malherbes is met recht een autonoom denker en doener geweest. Tocqueville zou later serieus overwegen om een biografie over zijn grootvader te schrijven (Boesche 2008: 3) Hervé en Louise krabbelen langzaam op. Ze krijgen twee zonen. Hippolyte (1797) en Edouard (1800). En terwijl het land in de ban is van een nieuwe alleenheerser, het volk viel na de onthoofding van Lodewijk de XVIe al vrij snel voor de charmes van

dictator Napoleon, komt daar op 29 juli 1805, in Parijs, Alexis bij. Zelf schrijft hij later over die gebeurtenis aan zijn Engelse vertaler Reeve, “I came in to the world after a long revolution which, after having destroyed the ancient state, had created nothing lasting. The aristocracy was already dead when I began to live and democracy did not yet exist; my instinct, therefore, could carry me blindly away neither toward the one nor the other” (als in Boesche 2008: 13).

Zijn volledige naam luidt Alexis-Charles-Henri-Clérel. Clérel is de oude familienaam van de Tocquevilles en een naam bovendien die minder opvalt in een tijd dat de adel nog steeds niet bepaald populair is. De familie Tocqueville stamt af van een oud Normandisch adellijk geslacht dat vooral bestaat uit legerofficieren. Tocqueville zou later met trots verhalen over één van zijn voorvaderen die aan de zijde van Willem de Veroveraar, de Hertog van Normandie, in 1066 de Slag bij Hastings uitvecht. Nu zien veel vaders iets bijzonders in hun pasgeboren kinderen wat anderen lijkt te ontgaan. Zo ook Hervé. Hij vindt het gezicht van de kleine Alexis zo expressief en uniek dat hij voorspelt dat het een groot man, wie weet wel keizer zal worden (Broghan 2006: 21). Die laatste voorspelling komt niet uit. Die eerste wel. Een zeer belangrijke democratietheoreticus is geboren. Democratie en Amerique is volgens Harvard hoogleraren Mansfield en Winthrob het beste boek over democratie dat ooit geschreven is (Tocqueville 2000: xvii). Lamberti houdt het bescheidener door het de eerste politiek-filosofische theorie over moderne democratie te noemen (1989: 233). Volgens Manent schuilt de kracht van Tocqueville in het feit dat hij tegelijkertijd de belofte van democratie levend houdt, “while deepening its sense for its doleful secret” (1996: xii). Rosanvallon ziet in het werk de culminatie van een periode waarin denkers als Constant, Ballanche, De Rémusat en De Lamartine, na gaan denken over de relatie tussen overheid en samenleving (2007: 95).

2.2 Onderwijs en Eed

Alexis groeit grotendeels op in Verneuil waar zijn vader Hervé inmiddels burgemeester is. Abbé Lesueur, die ook de tutor van Hervé was, neemt hem onder zijn hoede. En terwijl Frankrijk wisselt van keizer Napoleon, naar koning Lodewijk XVIII, weer terug naar Napoleon (voor 100 dagen), en na Waterloo weer naar keizer Lodewijk XVIII, ontwikkelt Tocqueville zich tot een fanatiek student. In 1820 begint hij aan een studie filosofie en retorica aan het Lyceum van Metz, waar Hervé op dat moment prefect is. Vervolgens vertrekt hij in de herfst van 1823 naar Parijs om rechten te studeren (Broghan 2006: 58). In 1825 rondt hij die studie af. In hetzelfde jaar volgt Charles X zijn broer Lodewijk XVIII, die het jaar ervoor komt te overlijden, op als koning van Frankrijk.

Na zijn studie onderneemt Tocqueville samen met zijn broer Edouard zijn eerste grote reis naar Italië en Sicilië. Dit levert ook meteen het eerste reisverslag op: Voyage en Sicile. Hierin zijn de eerste tekenen van Tocquevilles schrijftalent te ontdekken. Hoewel we van Gustave Beaumont (ik kom zo over hem te spreken) weten dat het originele manuscript 350 pagina’s telt (waar nu nog maar een fractie van over is) en Tocqueville zelf “zeer middelmatig” op de voorkant zet, is dit zijn eerste experiment met het schrijversvak (Brogan 2006: 69). En dat experiment smaakt naar meer.

Als de broers terugkeren uit Sicilië zorgt zijn vader voor een aanstelling als juge auditeur, een soort assistent-rechter, bij de rechtbank van Versailles. Op zijn 21e begint Tocqueville aan die taak. Daar ontmoet hij de jonge Officier van Justitie Gustave de Beaumont (1802-1866). De twee jonge mannen hebben veel gemeen. Ze komen beiden uit een adellijk geslacht, zijn ambitieus en vast van plan om politiek carrière te maken. Uiteindelijk worden ze naast huisgenoten, reisgezellen, coauteurs, politieke verwanten en peers, vrienden voor het leven.

Maar het is vooral hun verscheidenheid die ze bindt zoals biografen Jardin (1986: 80) en Broghan (2006: 80) toevalligerwijze op exact dezelfde pagina van hun verder verschillende biografieën melden. Beaumont: zelfverzekerd, goedgemutst, en met een zekere dosis lef. Tocqueville altijd weifelend, teruggetrokken, eerder schuw. Heinrich Heine vergelijkt de twee vrienden in zijn Francais et Allemand met olie en azijn in dezelfde salade (1868: 314, als in Jardin 1986: 80). Beaumont wellicht meer de doener, Tocqueville de denker. De dialoog die Tocqueville zelf aanhaalt in zijn Souvenirs is illustratief. Beaumont is erg opgetogen over de revolutionaire ontwikkelingen in 1848. Tocqueville ziet met name de rellen met lede ogen aan en zegt tegen zijn vriend, “You are delighted that the Ministry is overthrown, but don’t you see that it is authority itself that lies on the ground?” Beaumont had no taste for this gloomy view. “You always see the black side of everything,” he told me” (Rs: 34). Beaumont stelt voor om eerst feest te vieren en zich daarna zorgen te maken om de consequenties. Maar zo zit Tocqueville niet in elkaar.

Ondanks hun verschillen besluiten ze hun ambities gezamenlijk te realiseren en, “With a kindling enthusiasm they plunged together into an intense course of studies”, aldus Pierson (1996: 22). Zo volgen ze samen de reeks legendarische colleges van François Guizot over het civilisatieproces in Europa in het algemeen en in Frankrijk in het bijzonder. Aanvankelijk zijn ze erg onder de indruk van het werk van de latere staatsman, getuige een brief van Tocqueville aan Beaumont, “We have

to reread that this winter, my good friend, it is extraordinary in its analysis of ideas and in the precision of its language, truly extraordinary” (als in Jardin 1986: 82). En hoewel Guizot’s colleges op zijn zachtst gezegd politiek geladen zijn (Broghan 2006: 115) en Tocqueville en Beaumont ze zelfs suggestief vinden (Pierson 1996: 23), vat Tocquevilles intellect vlam, zoals Broghan het zo fraai verwoordt (2006: 115).

Tocqueville weet eenvoudig Guizot’s politieke voorkeuren van zijn historische methode te scheiden en het is met name dat laatste wat hem interesseert, getuige de aantekeningen die hij maakt tijdens de colleges, “The history of civilization…should and does try to embrace everything simultaneously. Man is to be examined in all aspects of his social existence. History must follow the course of his intellectual development in his deeds, his customs, his opinions, his laws, and the monuments of his intelligence” (als in Jardin 1986: 82). Pierson destilleert nog een andere les uit de aantekeningen van Tocqueville. Het is Guizot’s overtuiging dat de middenklasse de voorstuwende kracht in het civilisatieproces is. De middenklasse krijgt in haar strijd om gelijkheid, de aristocraten en hun privileges en de kerk en haar voorrechten op de knieën en nu is de monarchie aan de beurt. “That meant, reasoned Tocqueville, that all inequalities would disappear, that the nations were being swept toward a more equal distribution of rights and privileges, as on irresistible tide; in short, that the tendency of the age was toward democracy” (Pierson 1996: 23). En die beweging is onomkeerbaar. Volgens Lamberti is de term civilisatie tamelijk nieuw in die tijd en gebruikt Guizot het om de nadruk te leggen op vooruitgang, sociale ontwikkeling en individualisme (1989: 6). Termen die Tocqueville ook veelvuldig zal gaan gebruiken. Zunz & Kahan leggen vooral de nadruk op de theorie van de invloed van centralisering en democratie op de samenleving die Guizot Tocqueville bijbrengt (2002: 7). En hoewel Guizot vindt dat centralisering noodzakelijk is (in tegenstelling tot lokaal zelfbestuur) om maatschappelijke problemen op te lossen (Broghan 2006: 116), zal Tocqueville zich ondermeer ontwikkelen tot criticus van die gedachte. Richter voegt daar ten slotte aan toe dat er geen twijfel over kan bestaan dat, “…when Tocqueville began to write the Democratie, he began with Guizot’s theory that the nature of a society determined its political organization” (2004: 64). Hoe dan ook, Lezers van Democratie en Amerique en L’Ancien Régime et la Revolution zullen opmerken dat Tocquevilles zich de lessen van Guizot ter harte neemt.

Ondertussen gaat het niet bepaald gezwind met de carrières van Tocqueville en Beaumont als de Julirevolutie van 1830 Charles X van de troon stoot. Met die revolutie komt voorgoed een einde aan de heerschappij van het huis van Bourbon,

waarmee Tocqueville via zijn voorvaderen verbonden is. Persoonlijk heeft hij weinig op met Charles X. Tocqueville verafschuwt het feit dat hij de vrijheden van Fransen aan banden legt.

Zo ontbindt Charles X de pas gekozen kamer van afgevaardigden, legt hij het toekomstige parlement aan banden, schaft hij de persvrijheid gedeeltelijk af, voert hij censuur in en beperkt hij het kiesrecht. Deze zogenaamde July Ordinances leiden tot de revolutie. Charles X probeert de troon nog voor zijn tienjarige neefje te behouden maar uiteindelijk stemt het parlement ten faveure van Louis Philippe van het huis van Orleans. De traditionele adel, waar ook de Tocquevilles toe behoren, verklaart zich unaniem loyaal aan het huis van Bourbon en weet zich politiek vertegenwoordigd door de legitimisten die de troonbestijging van Louis Philippe als illegaal beschouwen.

Tocquevilles ‘eerste revolutie’ brengt hem om die reden in een lastig pakket, “I had till the end felt a remnant of hereditary affection for Charles X; but that king fell for having violated rights that were dear to me, and I had every hope that my country’s freedom would be revived rather than extinguished by his fall” (als in Aron 1998: 312; zie ook Rs: 65). De traditie verlangt van Tocqueville dat hij loyaal is aan het huis van Bourbon, zijn hart geeft hem in te kiezen voor de vrijheid en voor de idealen van de revolutie.

Die tweestrijd wordt zeer concreet als Louis Philippe van alle ambtenaren een loyaliteitsverklaring in de vorm van een eed van trouw verlangt. Het is een bepalend moment voor Tocqueville. Kiest hij in de aristocratische traditie, voor een absolute monarch, met bijbehorende privileges, voor de adel? Of kiest hij voor Louis Philippe die door het volk gesteund en door het parlement gecontroleerd het land zal bestieren? Voor aristocratie of democratie?

Daarnaast zijn er meer praktische overwegingen. Wat betekent het voor zijn carrière als hij de eed niet aflegt? Zijn vader Hervé lijkt dat de belangrijkste overweging te vinden en probeert hem er met Beaumont (die de eed al afgelegd heeft) van te overtuigen dat het noodzaak is. Uiteindelijk zweert hij trouw aan Louis Philippe, maar laat tegelijkertijd aan zijn toekomstige Britse vrouw Mary Motley weten dat het de ongelukkigste dag van zijn leven is (Broghan 2006: 132). De worsteling is typerend voor Tocqueville, “He was making a decisive public break with everything that he had been brought up to believe,” zoals Broghan het uitlegt (2006: 132).

Als een oude bekende hem verwijt dat hij met de eed de nalateschap van zijn overgrootvader Malherbes bezoedelt, reageert hij gepikeerd, “I will tell you that, rightly or wrongly, I am profoundly convinced that he would have acted exactly as I in my place, just as I have the presumption to hope that I should have done as he did in his” (als in Pierson 1996: 29-30).

Hoewel deze eed Tocqueville en Beaumont verzekert van hun baan, voelen ze zich ongemakkelijk met de nieuwe situatie. Als “oude adel” zijn ze min of meer verdacht. Eed of niet. Samen zoeken ze naar een uitweg en op 25 oktober 1830 sturen ze het verzoek naar de regering van Louis Philippe om in Amerika innovaties in het gevangeniswezen te mogen bestuderen.

“Such a mission would, at least, suit the purposes of the two friends”, aldus Pierson (1996: 31). Ze kunnen op eervolle wijze hun baan verlaten, in Amerika de gebeurtenissen rondom Louis Philippe afwachten en een reputatie opbouwen als experts op het gebied van het openbaar bestuur. Een noodzakelijke voorwaarde om het in de politiek te maken, een vurige wens van beiden. Of, zoals Tocqueville aan Beaumont schrijft, “Now we see ourselves face to face with our ambitions. What we must fashion in ourselves is the political man” (als in Jardin 1986: 76).

Bovendien krijgen ze de kans om de democratische republiek Amerika te ontdekken. Zoals Tocqueville later aan zijn vriend Kergorlay zou schrijven, ging hij vooral naar Amerika om de onvermijdelijkheid van democratie te bestuderen. Democratie als een egalitaire samenleving waar iedereen min of meer participeert in het politieke proces. Hij is er van overtuigd dat Frankrijk ook die kant op gaat en wil zich die materie eigen maken. “The penitentiary system was an excuse: I used it as a passport that would allow me to go everywhere in the United States” (als in Jardin 1986: 93). Hoe dan ook, ze krijgen toestemming om naar Amerika af te reizen en hun onderzoek uit te voeren. Alexis de Tocqueville is op dat moment 25 jaar oud.

2.3 Amerika en democratie

Op 2 april 1831 stappen Tocqueville en Beaumont in Le Havre aan boord van het gelijknamige schip voor een reis over de Atlantische oceaan richting Amerika. Op dat moment weet Tocqueville nog niet dat zijn reis de komende 10 jaar de voornaamste inspiratie zal vormen voor Démocratie en Amerique.

De reis verloopt niet al te voorspoedig. Er staat te weinig wind en het proviand raakt op waarop de passagiers de kapitein gezamenlijk verzoeken om aan te meren in New Port, dat dichterbij is dan de geplande eindbestemming New York. Na 37 dagen gaan

ze daar op 9 mei aan wal. Ze stappen vrijwel meteen op stoomboot The President richting New York, waar ze de volgende dag arriveren en hun intrek nemen op Broadway. De aankomst in New York per boot is ook in die dagen al indrukwekkend. In een brief aan zijn moeder laat Tocqueville weten, “At sunrise we approached New York, entering its harbor, consequently, from the back. I don't know whether the rather unattractive aspect of the country we had already seen, and our 35 days at sea, subjected us to an illusion; but what's certain is that we uttered cries of admiration on glimpsing the environs of the city” (Tocqueville 9-11 mei 1831).34 Richard Sennett beschrijft hoe de Fransman zich moet hebben gevoeld, “ He felt the enthusiasm of a European coming here who imagines he can plant himself in this unspoiled landscape, just as the city was planted, that America is fresh and simple and Europe is stable and complex” (1992: 51).

Aangekomen in New York gaan ze meteen aan de slag, “We get up at five or six and we work till eight. At eight o'clock the bell announces breakfast. Every one goes in promptly. After that we go out to visit a few establishments or to get into touch with certain men who are interesting to listen to. We return to dine at three o'clock. At five we usually go home to put our notes in order till seven, the hour at which we go out