• No results found

Op zoek naar bondgenoten

In document De Grote Friese Oorlog (pagina 32-35)

3. Het verloop van de Oorlog

3.2 Op zoek naar bondgenoten

In november 1416 was de Rooms-koning Sigismund in Nijmegen tijdens zijn terugreis vanuit Engeland naar het Heilige Roomse Rijk. Nu hij toch in de buurt was, was dit voor de Schieringers een mooie kans om de Rooms-koning om hulp te vragen. De Friezen pretendeerden rijks-onmiddellijk te zijn. Dat wil zeggen dat ze aan niemand anders

schatplichtig waren dan aan de keizer. Op dit gegeven was de ‘Friese Vrijheid’ gebaseerd. Veel invloed heeft het Heilige Roomse Rijk tot dan toe niet gehad. Voor Sigismund is dit een mooie kans om de Friese landen meer bij het rijk te betrekken en voor het rijk te

behouden. Sigismund stelt hierop twee gezanten aan: Nikolaus Bunzlau en Hendrick Clandt en vaardigt op 9 december een geloofsbrief voor hen uit.98 Begin 1417 hebben de Schieringers onderhandeld met Nikolaus Bunzlau. Hendrick Clandt is nooit naar

Friesland gekomen. De reden hiervoor is onduidelijk. Een interessant scenario is dat hij niet wilde of toch niet geschikt bleek om met de Schieringers te onderhandelen omdat hij van de familie Clandt was en dit was een vooraanstaande familie binnen de partij der Bronkhorsten, welke nu een alliantie vormde met de Vetkopers. Hij was echter al in geen twintig jaar meer in Groningen geweest en er is verder weinig bekend over deze Hendrick Clandt.

Bij de onderhandelingen waren de doelstellingen duidelijk: Sigismund wilde, door de Schieringen te helpen, Friesland zoveel mogelijk aan zich binden. De Schieringen wilden bescherming tegen de geallieerden en, niet onbelangrijk, bevestiging van hun vrije status. Dit lijkt op het eerste gezicht onverenigbaar met elkaar maar ze stonden dichter bij elkaar dan het lijkt. Sigismund was er namelijk niet op uit om Friesland te usurperen, hij zag dit als een mooie kans om deze gebieden meer bij het rijk te betrekken en van hieruit zijn invloed op gebieden eromheen te doen gelden. Bovendien kon hij op deze manier de graaf van Holland tegenwerken. De graaf had in 1411 een wapenstilstand gesloten met Oostergo, Westergo en Stavoren die nog steeds van kracht was. Op 26 april 1417 werd er vanuit Holland dan ook een bode naar Sigismund gestuurd om hem mee te delen dat hij niet in zijn recht stond en dus zijn gezant weer naar huis moest halen.99 De graaf overleed echter korte tijd later waardoor hij zijn mededeling geen kracht bij kon zetten en

Sigismund trok zich dan ook niks van de mededeling aan. De Schieringers op hun beurt wilden vooral dat de geallieerden en Keno tom Brok in het bijzonder officieel

veroordeeld werden voor hun daden. De Schieringers brachten het ‘traktaat der zeven zeelanden’ in circulatie. Dit was een soort politiek pamflet met hierin de belangrijkste punten uit de onderhandelingen. Het traktaat was overduidelijk door Schieringers

gemaakt omdat Keno tom Brok er erg negatief in geportretteerd wordt. Bovendien gaf het aan welke gebieden nog vrij zijn en welke niet. Oostergo en Westergo waren alleen aan de Rooms-koning verantwoording schuldig terwijl sommige andere gebieden

98 Vries, Heilige Roomse Rijk, 38-39.

bijvoorbeeld ook de bisschop van Utrecht of Keno als heer hebben. Dit impliceerde dat de Rooms-koning Oostergo en Westergo dus ook moest beschermen tegen indringers, zoals de hoofdelingen uit de gebieden die de bisschop van Utrecht of Keno als heer erkennen.100

De Schieringer Friezen en Sigismund zaten dus op één lijn en op 30 september 1417 vaardigde Sigismund voor de Friezen een privilege uit. Hierin erkende Sigismund de vrijheden van de Friezen en nam de Friese landen, tussen Vlie en Eems, op in de bescherming van het rijk. Hij beloofde dat hij en zijn opvolgers deze landen nooit zouden verkopen of weggeven, men het recht mocht blijven gebruiken zoals gebruikelijk was en het bestuur der Friezen in handen bleef van de grietmannen en rechters.101 Wel moesten de Friezen de zogenaamde ‘huslaga’ betalen (een soort belasting) en had Sigismund rechten op munt en tol.

Om zijn privilege kracht bij te zetten, stuurde hij meteen weer een gezantschap naar Friesland, bestaande uit wederom Bunzlau en de ridder Seifried von Wemdingen. De laatste was mogelijk een rol toebedacht in het conflict met de Tom Broks.102 Samen met het privilege had het gezantschap nog enkele mandaten van de Rooms-koning bij zich. Enkele van deze mandaten waren direct tegen de geallieerden gericht. Zo moest de stad Groningen het ‘district’ dat ze had onderworpen en overhandigd aan Keno, die het op zijn beurt weer aan zijn zoon Ocko had gegeven, weer rijks-onmiddellijk maken. Keno was niet lang daarvoor overleden en zijn zoon Ocko was zijn opvolger als Ocko II tom Brok. Ook werden de aangeschrevenen ervan beschuldigd rijks-onmiddellijken te hebben gedood en gevangen te hebben gezet. Wanneer de gevangenen niet vrij gelaten zouden worden, zou er een ‘acht’ over hen uitgesproken worden.103 Deze ‘acht’ is te vergelijken met de pauselijke ban waarbij het slachtoffer geen rechten meer heeft en wordt geboycot.

Enkele maanden eerder, op 18 juni 1417 hadden de Schieringers de slag bij Oxwerderzijl verloren van Keno II tom Brok.104 Ik zal over deze slag later meer vertellen maar van belang is nu dat de geallieerden hier waarschijnlijk de genadeslag aan de

100 Feith, Kroniek van Sicke Benninge, 37-39.

101 Vries, Het heilige roomse rijk, 42-43.

102 Ibidem, 48.

103 Ibidem 50.

104 Oebele Vries., ‘‘Enen doetslach an de Westvrezen’. Rond de slag bij Oxwerderzijl’ in: D.E.H. de Boer, R.I.A. Nip en R.W.M. van Schaïk ed., Het Noorden in het midden (Assen 1998) 53.

Schieringen hadden kunnen toebrengen ware het niet dat Keno (dodelijk) ziek werd en snel terug naar Brokmerland moest. Wilde Sigismund nog enigszins aanspraak kunnen maken op de Friese landen dan moest hij snel, actief en eventueel militair ingrijpen. Daarom vaardigde hij de mandaten uit en stuurde hij een ridder mee met Bunzlau naar Friesland. De dreiging met de ‘acht’ was een poging om tot vrede te komen maar de geallieerden waren klaarblijkelijk niet onder de indruk want op 19 september 1418 werd de ‘acht’ uitgesproken over Ocko, enkele Ommelander hoofdelingen en de stad

Groningen.105 Hiermee werden ze vogelvrij verklaard en iedereen die bij het Rijk hoorde stond vrij, onder leiding van Bunzlau en Von Wemdingen, hen schade toe te brengen. Dat de geallieerden niet onder de indruk waren, had alles te maken met de al genoemde slag bij Oxwerderzijl, die de geallieerden glansrijk hadden gewonnen. Om een goed beeld te geven van deze slag moeten we een sprongetje terug in de tijd maken naar juni 1417.

In document De Grote Friese Oorlog (pagina 32-35)