• No results found

Inhoud Deel

Hoofdstuk 6 geeft de algemene conclusies van dit onderzoek.

3. Korte beschrijving van de projecten

4.4.5 Zicht op doorwerking

De onderzoekers hebben weinig tot geen zicht op de doorwerking van hun onderzoek. Zelfs als zij hier wel expliciet belangstelling voor hebben, is het voor hen lastig hier zicht op te krijgen. Dat komt deels door de afstand van onderzoekers tot het beleidscircuit, deels doordat zij inmiddels met een volgend project bezig zijn en er geen ruimte is voor systematische nazorg.

Een uitzondering is het project ‘Habitat- en Vogelrichtlijn’, waar de onderzoekers wel goed zicht hebben op het verdere verloop van het beleidsproces. Dit wordt veroorzaakt doordat er een vervolgonderzoek loopt en doordat het onderzoek gericht was op de procedurele kant van het beleid.

Ook de geïnterviewde beleidsmedewerkers blijken slechts een beperkt zicht te hebben op de doorwerking van onderzoek. Dit zicht beperkt zich doorgaans tot de beleidscyclus of beleidscycli waar men zelf bij betrokken is, of bij de eigen directie, afdeling of organisatie. Illustratief is het feit dat bij het project ‘Culturele verschillen’ noch de onderzoeker, noch de beleidsmedewerker van LNV zicht had op de mate van doorwerking van het onderzoek bij de gemeente Amsterdam (die aanzienlijk is). Ook bij ‘Beleving struinnatuur’ was dit effect duidelijk waarneembaar, waarbij de barrière vooral ligt tussen Den Haag en de regiodirectie. Bij de regiodirectie is wel zicht op doorwerking bij andere regionale actoren, maar niet op doorwerking in Den Haag.

Ook hier speelt de geringe ruimte voor nazorg een rol. Bovendien worden medewerkers niet afgerekend op doorwerking naar andere overheden of organisaties.

4.5 Klanttevredenheid

Er is bij de gesprekken in algemene zin gevraagd naar tevredenheid van de gesprekspartners over het onderzoek. Door de uiteenlopende betrokkenheid van de gesprekspartners bij de projecten was het niet mogelijk systematisch en gedetailleerd hierop in te gaan.

De beste manier om hier systematisch aandacht aan te besteden is het houden van exit-gesprekken na afronding van een onderzoeksproject. De gesprekspartners die als opdrachtgevers/begeleider van onderzoek hadden gefungeerd hebben hier zeker belangstelling voor.

In het algemeen kan over de klanttevredenheid het volgende worden opgemerkt: − Project ‘Culturele verschillen’: alle gesprekspartners waren tevreden tot zeer

tevreden over het project. De tevredenheid betrof zowel de bruikbaarheid van de uitkomsten, de wisselwerking tussen onderzoeker en opdrachtgevers als de communicatie over het project.

− Bij ‘Operatie Boomhut’ is het beeld wisselend per onderzoek.

In positieve zin springen het onderzoek naar natuurbeelden en het Intomart- onderzoek ‘Mensenwensen’ eruit, met name door de doorwerking van de uitkomsten.

Over het vervolg ‘Mensenwensen en de inrichting van natuurbeleid’ bestaat weinig tevredenheid, wat met name verklaard kan worden uit de ongestructureerde onderzoeksvraag en de timing.

Hetzelfde geldt voor het project ‘Vraagkaart Natuur’.

Bij ‘Beleving struinnatuur’ is het beeld wisselend. Op regionaal niveau bestaat tevredenheid over aanpak, communicatie en uitkomsten. Tegelijkertijd roept het feit dat het onderzoek vooral de bestaande ideeën heeft bevestigd twijfels op over het nut van dergelijk onderzoek. Op landelijk niveau wordt het project vooral

inhoudelijk beoordeeld en spelen de (beperkte) mogelijkheden tot een landsdekkende vertaling een hoofdrol.

Over het project ‘zelfsturing’ bestaat een redelijke tevredenheid, vooral omdat de uitkomsten bruikbaar zijn voor discussies over dit onderwerp.

− Bij het project ‘Habitat- en Vogelrichtlijn’ is bij de opdrachtgever grote tevredenheid over aanpak en uitkomsten.

5.

Kennisproducten

De informanten vanuit het beleid geven een heel duidelijk en consistent beeld van de kennisproducten die van belang zijn.

Het onderzoeksrapport is de basis om de resultaten en werkwijze vast te leggen en te verantwoorden. De doorwerking van het onderzoek vindt echter plaats met behulp van andere kennisproducten, zoals samenvattingen, artikelen en presentaties. Voor een goede doorwerking dienen op basis van het onderzoeksrapport verschillende kennisproducten te worden samengesteld, gericht op verschillende groepen.

Beleidsmedewerkers worden geconfronteerd met enorme hoeveelheden informatie en zullen de meeste onderzoeksrapporten niet lezen. Alleen als op voorhand duidelijk is dat het zeer belangrijk is voor het eigen werk zal men een rapport ter hand nemen. Voor de ambtelijke en politieke top geldt dat in nog veel sterkere mate, waarbij de informatiebehoefte zeer functioneel is gericht op overleg met Kamer en andere overheden.

Als belangrijkste kennisproducten noemen de informanten:

− Samenvattingen

Samenvattingen dienen vooral de conclusies, eventuele aanbevelingen en toepassingsmogelijkheden te bevatten, waar mogelijk toegespitst op de gebruiker. Dat betekent ook dat het vaak gewenst is om verschillende samenvattingen te maken, gericht op verschillende groepen gebruikers (bijvoorbeeld LNV-centraal of regiodirecties). Methodische en wetenschappelijke verantwoording is niet nodig in de samenvattingen.

Speciale aandacht verdient de leesbaarheid: samenvattingen dienen het onderzoek aantrekkelijk en makkelijk leesbaar te presenteren. Verschillende informanten noemen een journalistiek geschreven essay als ideaalbeeld.

− Artikelen in (vak)bladen

Hiermee bedoelt men vakbladen die beleidsmedewerkers en bestuurders lezen, zoals Groen, ROM-magazine, Binnenlands bestuur. Wetenschappelijke bladen worden zelden door beleidsmedewerkers gelezen. Ook hier moet de nadruk liggen op conclusies en toepassingsmogelijkheden. Artikelen over één project in meerdere vakbladen vergroot de doorwerking.

Ook aandacht in de landelijke pers vergroot de doorwerking, onder andere bij de politieke bestuurders.

Voor attendering zijn ook de eigen media van Alterra en LNV van belang.

− Presentaties

Deze zullen volgens de informanten in de toekomst -nog- belangrijker worden. Een presentatie kan het beste aan een betrekkelijk homogene groep worden gegeven. Presentaties aan een gemengde groep van beleidsmedewerkers en onderzoekers werken volgens informanten niet goed, omdat ‘beleidsmedewerkers geïnteresseerd zijn in uitkomsten en de onderzoekers in methoden’. Er is belangstelling voor presentaties in projectteams, voor expert-sessies (gericht op de vraag of men de conclusies herkent en op mogelijke interpretaties) en voor

medewerkers van verschillende organisaties die met hetzelfde probleem bezig zijn (toepassingsgericht, bijvoorbeeld recreatie allochtonen).

Over presentaties door middel van onderzoeksmarkten wordt verschillend gedacht: de ene informant vindt het handig om zo een overzicht van onderzoeken te krijgen, de ander vindt ze te oppervlakkig, met teveel onderwerpen die voor hem niet interessant zijn.

− Persoonlijk contact met onderzoeker

Een goed contact tussen onderzoeker en beleidsmedewerker is belangrijk voor doorwerking, niet alleen vanwege de mogelijkheid tot gerichte informatie- uitwisseling, maar ook vanwege het relationele aspect. Zoals een informant het verwoordde: “Als je alleen een rapport leest zie je veel open deuren. Belangrijk voor doorwerking is dat je het gevoel achter de woorden kent.”

Meer in het algemeen wordt publiciteit door de informanten als een zeer belangrijke factor bij doorwerking gezien. De informanten benadrukken dat er altijd sprake moet zijn van een ‘meertrapsraket’: het onderzoek moet op verschillende manieren worden gepresenteerd en op een aansprekende wijze.

Het is noodzakelijk de communicatie over onderzoek goed te regisseren.

De onderzoekers geven in de enquête projectleiders aan ook te merken dat rapporten steeds minder worden gelezen. Er zou volgens hen meer moeten worden nagedacht over de functie van rapporten in communicatie. Verder verwachten zij dat artikelen in verschillende bladen en presentaties in de toekomst belangrijker worden en zien zij meer mogelijkheden voor websites en CD-ROMs. De onderzoekers vinden ook samenvattingen belangrijk, maar leggen hier minder nadruk op dan de beleids- medewerkers.

Internet

Waar het gaat om internettoepassingen geven de informanten aan vooral behoefte te hebben aan websites die een overzicht geven van relevant onderzoek rond een bepaald onderwerp, zodat ze snel een beeld kunnen krijgen van de stand van zaken. Indien gewenst kunnen ze daarna gericht informatie opvragen. Ze geven daarbij nadrukkelijk aan dat zo’n site ook relevant onderzoek van buiten LNV en Wageningen moet bevatten.

Sites over afzonderlijke onderzoeksprojecten ‘kunnen nuttig zijn’, mits het een goede site is.