• No results found

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 6.2 Soorten individuele woonvoorzieningen Artikel 6.2 lid 1

sub a.: verhuis- en inrichtingskosten Zie toelichting op artikel 6.16.

sub b.: aanpassing van bouwtechnische of bouwkundige aard

Bij een tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing gaat het om bouwkundige en bouwtech-nische

woningaanpassingen die de beperkingen van de persoon wegnemen of gedeeltelijk wegnemen. In het Besluit nadere regels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning worden door het college de kosten(soorten) vastgesteld die in aanmerking komen voor vergoeding.

sub c.: aanpassing van niet-woontechnische of niet-bouwkundige aard

De gemeente geeft bij het verstrekken van een woonvoorzieningen van bouwkundige of niet-woontechnische aard aan welke voorzieningen hiervoor aangeschaft moeten worden.

Voorbeelden van voorzieningen van niet-woontechnische of niet-bouwkundige aard zijn hulpmiddelen voor baden, wassen en douchen die niet aard- en nagelvast aan de woning bevestigd zijn, zoals rolstoel-tapijten en tilliften.

sub g.

Alleen wanneer aanpassingen aan de woning een beletsel vormen voor het opnieuw verhuren van de woning of de voorziening eigendom is van de gemeente, worden de kosten van het verwijderen van de woonvoorzieningen vergoed.

Zie ook de toelichting op artikel 6.20 sub h. : hulphond

Hoewel een hulphond geen woonvoorziening is kunnen de gebruikskosten van de hulphond als zijnde een woonvoorziening worden vergoed indien de hulphond bijdraagt in het oplossen van beperkingen die de persoon in het normale gebruik van de woning ondervindt. Voorwaarde is dat het een hulphond betreft van de Stichting Hulphond.

Bij het verstrekken van een hulphond moet rekening worden gehouden met voorliggende voorzieningen.

Een hulphond is een hulpmiddel dat op basis van artikel 2.34 lid 1 onderdeel b Regeling zorgverzekering kan worden verstrekt. De kosten van een blindengeleidehond worden bijvoorbeeld vergoed op grond van de regeling subsidies AWBZ en de Zorgverzekeringswet.

Artikel 6.2 lid 2

Het college bepaalt de vorm van een woonvoorziening in natura: bruikleen of eigendom.

Artikel 6.2 lid 5

Het college bepaalt de vorm van een woonvoorziening in natura: bruikleen of eigendom.

Artikel 6.2 lid 6

De vorm waarin een voorziening voor onderhoud, reparatie en verzekering wordt verstrekt, hangt samen met de vorm van de voorziening waarop het onderhoud, reparatie en verzekering betrekking hebben.

Dus als een tillift in natura is verstrekt, dan wordt het bijbehorende onderhoud, reparatie en verzekering ook in natura verstrekt.

Artikel 6.2 lid 7

Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Artikel 6.3 Recht op een woonvoorziening en primaat van verhuizen

Woonvoorzieningen zoals omgeschreven in de voormalige Wvg waren alleen gericht op het opheffen van (ergonomische) beperkingen die het normale gebruik van de woning in de weg staan. In de Wmo is een dergelijke omschrijving niet meer opgenomen.

Vooralsnog wordt in de Wmo-praktijk aangesloten bij de onder de Wvg ontwikkelde praktijk. De com-pensatieplicht van de gemeente beperkt zich tot de elementaire woonfuncties.

Het gaat hierbij om de elementaire woonfuncties zoals eten, slapen, bad- en toiletgebruik en veilig kunnen spelen door kinderen. Ook koken en de was doen worden tot de elementaire woonfuncties gerekend, als deze werkzaamheden normaliter - o.a. vanwege het gekozen rolpatroon - door de persoon met beperkingen worden gedaan. Het gebruik van een hobby-, werk- of recreatieruimte valt niet onder de elementaire woonfuncties.

Het afstemmen van de voorziening op de behoeften en persoonlijke omstandigheden van de aanvrager en zijn sociale omgeving kan er toe leiden dat aan de woning ook maatregelen getroffen worden met het oog op verzorging van de aanvrager. Bij zowel beroepsmatige zorg als mantelzorg worden op de arbeidsomstandigheden van de verzorgende gerichte voorzieningen gerealiseerd, bijvoorbeeld een tillift.

Met het primaat van de verhuizing wordt bedoeld dat, als een aangepaste woning nodig is, als eerste wordt bepaald of verhuizing mogelijk en zinvol is en of er een geschikte woning beschikbaar is. Een geschikte woning is een woning die met betrekkelijk lage investeringen volledig aangepast kan worden.

Bij de afweging kunnen ook persoonlijke omstandigheden van de aanvrager een rol spelen, zoals de mogelijkheid van de aanvrager te verhuizen, de gevolgen van verhuizing voor de opgebouwde mantel-zorg en de verhouding tussen de financiële draagkracht en de woonlasten.

Indien de gemeente, nadat alle factoren in de overweging zijn meegenomen, tot de conclusie komt dat verhuizing de goedkoopste adequate oplossing is, dan heeft bij het verstrekken van de woonvoorziening

Artikel 6.3 lid 4

Het is ook mogelijk om een combinatie van woonvoorzieningen te verstrekken. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het verstrekken van financiële tegemoetkomingen voor zowel verhuizing en inrichting als voor een beperkte woningaanpassing aan de nieuwe woning. Uiteraard geldt als voorwaarde voor een combinatie van voorzieningen dat dit de goedkoopste adequate oplossing is. Een financiële tegemoet-koming in de kosten van de woningaanpassing als onderdeel van een combinatie van

woonvoorzieningen wordt slechts verstrekt indien de woningaanpassing is gericht op het opheffen of verminderen van beperkingen.

Artikel 6.3 lid 5

Dit biedt het college de mogelijkheid om in het Besluit nadere regels individuele voorzieningen maat-schappelijke ondersteuning situaties te benoemen waarin zij kunnen afwijken van de in dit artikel neergelegde rangorde van woonvoorzieningen.

Ter uitvoering hiervan kan het college bijvoorbeeld nadere voorwaarden stellen aan de toepassing van het primaat van de verhuizing. Wanneer niet aan deze voorwaarden is voldaan, vindt dit primaat geen toepassing en zal bijvoorbeeld een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing worden toegekend.

Artikel 6.3 lid 6

Dit artikel bepaalt dat een vergoeding in de gebruikskosten van een hulphond slechts dan worden vergoed indien de hulphond is verstrekt door de Stichting Hulphond en de hulphond bijdraagt in het oplossen van beperkingen in het normale gebruik van de woning. Dit geldt overigens niet voor een blindengeleidehond. De kosten van een blindengeleidehond worden vergoed op grond van de Zorgver-zekeringswet.

Artikel 6.4 Woon- en verblijfruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt sub a en e

Als een hotel, pension of vakantiewoning het hoofdverblijf van de aanvrager is, kan wel een voorziening worden verstrekt.

sub h

Woonvoorzieningen worden alleen verstrekt als die betrekking hebben op woonruimten die op grond van de Wet op de huurtoeslag als zelfstandige woonruimten aangemerkt worden. Een uitzondering op deze

regel geldt ten aanzien van woonwagens als bedoeld in de Huisvestingswet. Hiervoor staan in de ver-ordening aparte regels.

Aangenomen wordt dat de gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen die specifiek op personen met beperkingen en ouderen zijn gericht, passen bij de specifieke behoeften van de doelgroep waarvoor zij bestemd zijn. Dat betekent dat voorzieningen in die gemeenschappelijke ruimten niet voor vergoeding in het kader van de Wmo in aanmerking komen. Voorzieningen in het eigen woongedeelte van de aanvrager kunnen wel voor vergoeding in aanmerking komen. Uitzonderingen zijn voorzieningen die zonder noemenswaardige meerkosten bij nieuwbouw aangebracht kunnen worden in een gebouw dat gebouwd is vanaf omstreeks 1990. Vanaf omstreeks 1990 zijn het aanpasbaar bouwen en het senioren-beleid gemeengoed geworden. Het rekening houden met de behoeften van ouderen of personen met beperkingen kan in gebouwen vanaf omstreeks 1990 als normaal beschouwd worden.

Uiteraard geldt dit vooral voor voorzieningen die bij de bouw zonder (noemenswaardige) meerkosten meegenomen kunnen worden. Voorzieningen die leiden tot aanzienlijke kosten en op het individu gericht zijn, zullen meestal niet standaard aangebracht worden.

Artikel 6.5 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget

De woningaanpassing wordt direct na voltooiing van de werkzaamheden gereed gemeld. Hierdoor wordt voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot uitbetaling van de financiële tegemoetkoming blijft openstaan.

Overigens kan het niet zo zijn dat in alle gevallen met betaling wordt gewacht totdat de gereedmelding is ontvangen. Zeker bij complexe (dure) woningaanpassingen kan het nodig zijn dat tussentijds al be-talingen worden verricht. Het doen van tussentijdse bebe-talingen is ter beoordeling van het college.

De gereedmelding vindt plaats door degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald en niet aan de aanvrager. Hiervoor is gekozen omdat degene die de financiële tegemoetkoming ontvangt niet altijd de aanvrager zelf is, maar bijvoorbeeld de woningeigenaar. Indien dat het geval is, heeft de aanvrager geen belang bij de gereedmelding en zou de ontvanger van de financiële tegemoetkoming de dupe kunnen worden.

De gereedmelding dient binnen een termijn van 15 maanden na het verlenen van de financiële tege-moetkoming plaats te vinden. Dit is bedoeld om te voorkomen dat het treffen van de voorziening te lang op zich laat wachten.

De gemeente controleert of aan de voorwaarden bij het verlenen van de financiële tegemoetkoming is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, wordt een verklaring gevraagd aan de ontvanger van de financiële tegemoetkoming. Indien later zou blijken dat niet aan alle voorwaarden is voldaan kan de financiële tegemoetkoming alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd. De termijn van vijf jaar bedoeld in het vierde lid sluit aan op de normaal geldende verjaringstermijn voor o.a. belastingen en subsidies.

Het moment van verstrekken van een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing is het moment waarop het college de hoogte van de financiële tegemoetkoming hebben vastgesteld en dit meedelen aan degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald

Artikel 6.6 Hoofdverblijf en bezoekbaar maken woning Artikel 6.6 lid 2

De verlening van woonvoorzieningen is alleen mogelijk indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in de woning die aangepast moet worden. Een uitzondering kan gemaakt worden als de persoon zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting en regelmatig één bepaalde woning bezoekt. Het is dan mogelijk voorzieningen te verstrekken ten behoeve van het aanpassen van één woonruimte waar de persoon vaak verblijft, uiteraard met toestemming van de eigenaar van die woonruimte. Uit doelmatig-heidsoverwegingen is het daarom redelijk dat er geen volledige maar een gedeeltelijke aanpassing van de woning plaatsvindt.

Onder het bezoekbaar maken van de woning wordt verstaan dat de persoon met beperkingen de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken/gebruiken. Volgens jurisprudentie van de CRvB kan een gemeente ten aanzien van bezoekbaar maken nooit gedwongen worden meer dan het limitatief opgesomde te verstrekken of de hardheidsclausule te gebruiken.

Artikel 6.6 lid 4

Het vierde lid bepaalt dat de aanvraag moet worden ingediend in de gemeente waar de bezoekbaar te maken woning staat. Deze bepaling is opgenomen omdat de aanvrager anders de aanvraag zou indienen in de gemeente waar hij zijn hoofdverblijf heeft.

Artikel 6.6 lid 5

Op grond van het vijfde lid is het totaal van de te verstrekken financiële tegemoetkomingen voor het bezoekbaar maken gebonden aan een maximum bedrag. Dit wordt door het college vastgesteld in het Besluit nadere regels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Het vaststellen van een maximum bedrag voorkomt dat bij bezoekbaar maken dure aanpassingen aangebracht moeten worden, terwijl in andere omstandigheden het primaat van de verhuizing gebruikt zou zijn.

Artikel 6.7 Weigeringsgronden woonvoorzieningen sub a: Verhuisd vanuit een geschikte woning

Onder belangrijke reden voor verhuizen kan worden verstaan:

verhuizen op basis van het aanvaarden van een werkkring elders, op basis van een echtscheiding, of vanwege het bestaan van een nieuwe duurzame vorm van samenleven.

sub b: Niet verhuisd naar geschikte woning

Er bestaat ook geen recht op woonvoorzieningen als de persoon niet is verhuisd naar de op het moment van de verhuizing meest geschikte woning, behalve het geval waarin het college daartoe tevoren toe-stemming heeft verleend. De toetoe-stemming tevoren is belangrijk, zodat beoordeeld kan worden of in-derdaad gesproken kan worden van de meest geschikte woning. Ook kan beoordeeld worden of de kosten binnen de Wmo passen en of mogelijk andere oplossingen de voorkeur verdienen. Ook de situ-atie van de partner of huisgenoot wordt bij de beoordeling van de aanvraag moeten betrokken.

sub e: aard van de materialen

Het opheffen van allergene factoren of andere problemen die hun oorzaak vinden in de aard van de in of aan de woonruimte gebruikte materialen valt niet onder de werking van de verordening. Ook hoeft geen woonvoorziening te worden verstrekt indien de beperkingen die de persoon ervaart niet voort-vloeien uit de aard van de gebruikte materialen in of aan de woning maar uit de door de ziekte of gebrek veroorzaakte overgevoeligheid voor deze materialen. Een uitzondering op het voorgaande is indien er sprake is van niet voorziene, onverwacht optredende meerkosten waarvoor de persoon niet heeft kunnen reserveren.

woonvoorzieningen worden in de verordening als woonvoorzieningen van bouwkundige of niet-woontechnische aard worden aangemerkt (artikel 6.2 lid 1 sub c). Verder dient te worden vermeld dat indien de ondervonden belemmeringen het gevolg zijn van achterstallig onderhoud, vocht en tocht veroorzaakt door in de woning gelegen factoren de kosten van het opheffen van deze belemmeringen ook niet onder de werking van de verordening vallen. Alleen in die situaties waarin de persoon met een inkomen op het sociaal minimum het onderhoud, desnoods tegen een huurverhoging, niet binnen een uit medisch oogpunt aanvaardbare termijn van de verhuurder kan afdwingen, kan er sprake zijn van een compensatieplicht.

sub f: hoger niveau dan uitrustingsniveau voor sociale woningbouw

Het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw is vastgesteld in het Bouwbesluit 2003. Woonvoorzie-ningen die op dat uitrustingsniveau worden verstrekt, zijn in beginsel van voldoende kwaliteit; duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Garages bijvoorbeeld vallen daarom niet onder dit niveau. Alleen in die gevallen dat bijvoorbeeld vanuit welstandstoezicht hogere eisen worden gesteld, kan het college hierop een uitzondering maken. Over de hiermee gepaard gaande kosten moeten in een concrete situatie afspraken gemaakt worden.

Ook bij Hulp bij het Huishouden speelt deze bepaling een rol. Indien bijvoorbeeld aanzienlijk meer hulp wordt gevraagd vanwege het feit dat men in een veel grotere of meer luxe woning woont, geeft deze bepaling een duidelijke grens aan.

sub g: verhuizing te voorzien

In gevallen waarin beperkingen niet acuut zijn opgetreden, maakt het verhuizen naar bijvoorbeeld een gelijkvloerse woning onderdeel uit van een normale wooncarrière. Deze verhuizing is algemeen gebrui-kelijk en komt niet in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding. Dit voorbeeld is niet op iedere situatie van toepassing. Iedere situatie moet individueel beoordeeld worden.

Artikel 6.8 Duidelijkheid over financiering van het niet-gesubsidieerde deel van de kosten

Soms wenst de aanvrager duurdere voorzieningen dan goedkoopst adequaat. In dat geval zal hij zelf de meerprijs moeten voldoen en de financiering voor de extra kosten moeten regelen. De tegemoetko-ming wordt dan alleen verstrekt als er duidelijkheid (en zekerheid) is over de financiering van de extra kosten.

Artikel 6.9 Het verwerven van grond

Als de woningaanpassing een uitbreiding van een bestaande woning of het groter bouwen van een nieuwe woning tot gevolg heeft kan de gemeente een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van het verwerven van extra grond die noodzakelijk is om de woningaanpassing te realiseren. Alleen de grond die noodzakelijk is voor de woningaanpassing zelf kan in aanmerking komen voor een finan-ciële tegemoetkoming. Hierbij wordt een maximum aantal vierkante meters gehanteerd voor de ver-schillende vertrekken. Dit is vastgelegd in het Besluit nadere regels individuele voorzieningen maat-schappelijke ondersteuning.

Artikel 6.10 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten Artikel 6.10 lid 1

De gemeenschappelijke ruimten zullen voornamelijk entrees en portieken van woongebouwen betreffen.

Daarbij zal het vooral gaan om het verbreden van toegangsdeuren, het aanbrengen van elektrische deuropeners, de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van de woning, drempelhulpen en vlonders, het aanbrengen van een extra trapleuning, een opstelplaats voor een rolstoel of een vervoersvoorziening bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Het primaat van de verhuizing, zoals dat is neergelegd in artikel 6.3 lid 2 van de verordening, geldt on-verkort bij de toepassing van dit artikel. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat, indien het nodig is om een traplift aan te brengen in een gemeenschappelijke ruimte, een verhuizing naar een andere woning de goedkoopst adequate oplossing kan zijn. Gelet op de toelichting bij artikel 4.4 spelen ten aanzien van het al dan niet

toepassen van het primaat van de verhuizing niet alleen financiële aspecten een rol.

Artikel 6.10 lid 2

Voor voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten waar meerdere personen gebruik van maken, geldt geen eigen bijdrage of eigen aandeel. Een voorbeeld van zo’n voorziening is een deuropener.

Artikel 6.11 Beperking zeer dure woningaanpassingen

Boven € 45.378 zijn aanpassingen alleen in uitzonderlijke situaties mogelijk.

Artikel 6.12 woonwagen

De uitgangspunten bij en de gevallen waarin een voorziening aan woonwagens kan worden aangebracht zijn in principe gelijk aan die bij woningen. Gezien de kenmerken van deze woonruimten is het echter nodig enkele nadere voorwaarden te stellen.

Artikel 6.13 woonschip

De uitgangspunten bij en de gevallen waarin een voorziening aan woonschepen kan worden aangebracht zijn in principe gelijk aan die bij woningen. Gezien de kenmerken van deze woonruimten is het echter nodig enkele nadere voorwaarden te stellen.

Artikel 6.14 Technische levensduur woonwagen en woonschip

Indien niet aan de eisen zoals vermeld in artikel 6.12 en 6.13 kan worden voldaan, kan er geen uitge-breide aanpassing meer worden gesubsidieerd. Om de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk aan te wenden, wordt er door het college in het Besluit nadere regels individuele voorzieningen maat-schappelijke ondersteuning een bovengrens vastgesteld voor de hoogte van de in deze gevallen te verlenen financiële tegemoetkoming.

Artikel 6.15 Binnenschip

De uitgangspunten bij en de gevallen waarin een voorziening aan binnenschepen kan worden aange-bracht zijn in principe gelijk aan die bij woningen. Gezien de kenmerken van deze woonruimten is het echter nodig enkele nadere voorwaarden te stellen.

Artikel 6.16 Verhuis- en (her)inrichtingskosten.

Artikel 6.16 lid 1

Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten verstrekken aan een persoon met beperkingen die naar een geschikte (aangepaste) of een goedkoper dan de huidige woonruimte aan te passen woonruimte verhuist. Het college kan ook aan een persoon zonder beperkin-gen een dergelijke woonvoorziening verstrekken indien op deze wijze een aangepaste of geschikte woonruimte vrij komt voor een persoon met beperkingen. De financiële tegemoetkoming dient ter sti-mulering van het vrijmaken van de woning.

De gemeente maakt de afweging of zij een tegemoetkoming in de verhuiskosten wil geven of dat de woning van de persoon aangepast moet worden. Indien aangepaste of aanpasbare woningen beschikbaar zijn, kan uit doelmatigheidsoverwegingen de voorkeur gegeven worden aan verhuizen boven aanpassen van de huidige woonruimte. Bij de uiteindelijke keuze van de te verstrekken voorziening wordt een af-weging gemaakt tussen de kosten van het verhuizen versus het aanpassen van de huidige woonruimte.

Ook wordt bij de afweging verhuizen of aanpassen rekening gehouden met de sociale omstandigheden waarin aanvrager zich bevindt, zoals de aanwezigheid van mantelzorg.

Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de voorraad aangepaste woningen in de gemeente en de regio. Om zo doelmatig mogelijk met de aange-paste voorraad woningen om te kunnen gaan, kan het wenselijk zijn dat indien de band tussen de oorspronkelijke aanvrager en de woning is verbroken (bijvoorbeeld door overlijden van deze persoon) deze woning opnieuw aan een andere persoon met beperkingen wordt toegewezen. In dat geval zullen

Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de voorraad aangepaste woningen in de gemeente en de regio. Om zo doelmatig mogelijk met de aange-paste voorraad woningen om te kunnen gaan, kan het wenselijk zijn dat indien de band tussen de oorspronkelijke aanvrager en de woning is verbroken (bijvoorbeeld door overlijden van deze persoon) deze woning opnieuw aan een andere persoon met beperkingen wordt toegewezen. In dat geval zullen