• No results found

Hoofdstuk 5 Juridisch kader decentralisatie zorg

5.4 Wmo-decentralisatie per 1 januari

Per 1 januari 2015 hebben gemeenten, mede door het opheffen van de AWBZ, een bredere verantwoordelijkheid voor de deelname van mensen met een beperking of psychische problematiek aan het maatschappelijke verkeer (participatie). Gemeenten moeten passende ondersteuning bieden waardoor de zelfredzaamheid van burger wordt vergroot. 12

Zo zijn gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor extramurale begeleiding, het aanbieden van begeleiding en zorg- en dienstverlening die verleend wordt buiten

11

http://www.invoeringwmo.nl/content/prestatievelden, geraadpleegd op 12.09.2015

28 ziekenhuizen of zorginstellingen. Deze zorg was hiervoor nog ondergebracht bij de AWBZ. De decentralisatie van bepaalde onderdelen van de AWBZ naar Wmo, biedt gemeenten de kans om op lokaal niveau de ondersteuning dichterbij de burgers te organiseren. Dit komt de participatie en zelfredzaamheid van de burger ten goede. Gemeenten zouden bij deze decentralisatie in staat moeten zijn de eigen kracht van burgers en hun sociale netwerk aan te spreken om zo de gevraagde zorg te realiseren. Hierdoor kan ook maatwerk gerealiseerd worden. Daarnaast kunnen gemeenten verbindingen leggen met andere Wmo-voorzieningen waar de gemeente verantwoordelijk voor is. Voorbeelden hiervan zijn re-integratie, bijstand of woonbeleid. De extramurale begeleiding wordt door decentralisatie doelmatiger en effectiever georganiseerd. 13

De oude prestatievelden die in de Wmo sinds 2007 centraal stonden, komen in de Wmo 2015 niet meer voor. Wel wordt in de wettekst bij de begripsomschrijving van ‘maatschappelijke ondersteuning’ aangegeven waar gemeenten zich mee bezig moeten houden. Hier zijn de oude prestatievelden deels terug in te herkennen. Het begrip ‘maatschappelijke ondersteuning’ omvat:

‘’het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, als mede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;

het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een

beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving;

het bieden van beschermd wonen en opvang.’’ 14 5.5 Persoonsgebonden budget op basis van de Wlz

Als de burger een Pgb aanvraagt op basis van een Wlz-indicatie, wordt er met het zorgkantoor een gesprek gehouden om te kijken wat het beste bij de burger past. Dit kan een Pgb of zorg in natura zijn. Met het Pgb kan de burger zorg zelf inkopen. Wanneer er een Pgb wordt aangevraagd, moet er duidelijk worden aangegeven waarom de burger een Pgb wil. Vervolgens kijkt de gemeente of een Pgb bij de burger past. De gemeente beoordeelt ook de kwaliteit van de diensten en de hulpmiddelen die de burger wil inkopen. In sommige gevallen

13

http://www.invoeringwmo.nl/content/decentralisatie-extramurale-begeleiding, geraadpleegd op 12.09.2015

29 komt het voor dat de Pgb-houders het Pgb gebruiken om ondersteuning door het sociale netwerk te betalen. Dat is de hulp die verleend wordt door familie, vrienden of buren. 15

Aan een Pgb op basis van de Wlz is een aantal voorwaarden gesteld, te weten:

 de burger beschrijft in een budgetplan welke zorg de burger inkoopt en bij welke zorgverlener(s);

 de burger sluit met elke zorgverlener een contract af en voegt daar telkens een zorgbeschrijving bij. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaalt de zorgverlener. De SVB moet hierbij eerst het Pgb-contract goedkeuren;

 de burger mag een vertegenwoordiger aanwijzen die het Pgb beheert. Het aanwijzen van een vertegenwoordiger kan ook verplicht zijn;

 behandelingen mogen niet worden betaald uit het Pgb. 16

Voor Pgb uit de Jeugdwet gelden dezelfde voorwaarden. Wanneer er geen Wlz-indicatie kan worden afgegeven, zal de zorg waar de burger recht op heeft uit één of meerdere andere wetten georganiseerd moeten worden, zoals uit de Wmo. Hierover zal de burger in gesprek moeten gaan met de gemeente. 17

5.6 Persoonsgebonden budget op basis van de Wmo

Om de gevraagde zorg te kunnen bieden, voeren gemeenten eerst een onderzoek uit naar de persoonlijke situatie van de burger. Hier kunnen mensen uit de omgeving van de burger bij worden betrokken. Burgers kunnen zich ook bij laten staan door een onafhankelijke ondersteuner. De gemeente is verplicht om deze (gratis) ondersteuner te regelen. Het onderzoek wordt door de gemeente zo spoedig mogelijk uitgevoerd en moet dit onderzoek binnen zes weken na melding uitvoeren.

Bij dit onderzoek wordt er gekeken naar de behoeften en voorkeuren van de burger. Allereerst bekijkt de gemeente wat de persoon in kwestie zelf nog kan. Vervolgens wordt er gekeken of andere mensen in het sociale netwerk eventueel hulp kunnen bieden. Ook kijkt de gemeente of er al zorg en ondersteuning wordt geboden uit andere wetten, zoals de Zorgverzekeringswet (verder: Zvw), de Participatiewet of de Jeugdwet.

15 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/vraag-en-antwoord/pgb-aanvragen, geraadpleegd op 12.09.2015 16 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/vraag-en-antwoord/pgb-aanvragen, geraadpleegd op 12.09.2015 17 http://www.zorgwijzer.nl/faq/wlz, geraadpleegd op 14.11.2015

30 Als uit het onderzoek blijkt dat de burger onvoldoende zelfredzaam is, hij niet goed kan meedoen in de maatschappij en het netwerk geen bijdrage kan leveren in de hulpvraag, dan is de gemeente verplicht om ondersteuning te bieden. De gemeente zal dan algemene en maatwerkvoorzieningen moeten treffen.

Algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijk, zonder onderzoek naar persoonlijke omstandigheden. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn: maaltijdverzorging, maatschappelijke opvang en buurthuizen. De gemeente mag een bijdrage vragen voor het gebruik van algemene voorzieningen.

Een maatwerkvoorziening is afgestemd op de persoonlijke situatie van de burger. Dit kan bijvoorbeeld persoonlijke begeleiding, huishoudelijke hulp of een aanpassing aan de woning zijn. 18

Een Pgb wordt aan de burger verstrekt indien:

‘’de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerk-voorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;

naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.’’ 19