• No results found

Wijzigingen in het demografisch en socio-economisch profiel van de

3.4.1 Analyses

 De kustgemeenten vertonen een sterk verouderd bevolkingsprofiel: de gemiddelde leeftijd is 5 jaar ouder dan gemiddeld in Vlaanderen. Ook het aantal medioren en senioren is opvallend hoger. Bovendien voltrekt de verdere vergrijzing van de bevolking zich veel sneller in vergelijking met het binneland. Binnen deze grote groep 65-plussers (in aantal en aandeel) is het aandeel 80-plussers – een kwart- even groot als in Vlaanderen. Dit gaat in tegen het vaak geopperde idee dat veel senioren terug naar het binnenland verhuizen eens zij een zorgbehoevende leeftijd hebben bereikt. De Kustgemeenten moeten hier rekening mee houden wat betreft hun voorzieningen voor bejaardenzorg.

 Mede als het gevolg van het dalend aandeel kinderen en jongeren onder 20 jaar, is de verouderingsgraad aan de Kust, die bijna de waarde 2 bereikt, quasi het dubbele van het gemiddelde van het Vlaams Gewest! Deze zeer onevenwichtige demografische structuur wordt verder uit evenwicht gebracht door de grote daling van het aandeel jongvolwassenen. Terwijl het Vlaams gewest een daling noteerde van bijna 10 %, was dit voor KZB quasi het dubbele!

Figuur 4: Verouderingsgraad in Vlaanderen (bron: FOD Economie, verwerking: Idea Consult)

 Het positieve migratiesaldo aan de Kust bestaat voor een belangrijk deel uit pre-pensioenmigranten. Per 1000 inwoners komen jaarlijks 7 medioren (personen uit de leeftijdscategorie tussen 45 en 64 jaar) aan de Kust wonen. Dit getal overschaduwt de eveneens niet onaanzienlijke pensioenmigratie van 65-plussers.

Omgekeerd wordt een negatief migratiesaldo waargenomen van jongeren en jongvolwassenen. Traditioneel verlaten zij de Kust om hogere studies te doen in het binnenland of naar regio’s waar meer carrièremogelijkheden aanwezig zijn.

 De sterke vergrijzing van de bevolking en de migratiedynamiek die eigen is aan de Kust zorgt voor een sterke toename van (kleine) gezinnen. Gezinnen van 1 of 2 personen maken nu reeds bijna vier vijfde van het totaal aantal gezinnen in KZB uit.

 Het demografisch profiel van de eigenaars van tweede verblijven zoals dat naar voor komt in de enquête van het WES ligt volledig in de lijn van bovenstaande demografische trends die bij de inwoners van de Kustgemeenten wordt waargenomen. De eigenaar van een tweede verblijf is zo goed als altijd ouder dan 45 jaar, en heeft geen thuiswonende kinderen onder de 18 jaar. Eigenaars van tweede verblijven resideren niet in de Kustgemeenten en worden dus niet opgenomen in de bevolkingscijfers. De demografische trends in de Kustgemeenten worden dus nog versterkt als we de tweede verblijvers zouden meerekenen als “inwoners”.

Bovendien betrekken meer en meer eigenaars na verloop van tijd hun tweede verblijf als permanente inwoner, zodat met deze extra versterking van de reeds bestaande trends (kleine gezinnen, stijgende verouderingsgraad,…) zeker rekening moet gehouden worden. Hierbij moet wel nog opgemerkt worden dat een groot aantal van de overnachtingen in tweede verblijven plaatsvinden via huur of gratis gebruik van vrienden of kennissen, waarbij een jonger leeftijdsprofiel dan dat van de eigenaars verwacht kan worden.

 Ondanks wat vaak wordt beweerd, scoren een aantal kustgemeenten op socio-economisch vlak minder goed, ook wanneer andere indicatoren dan de fiscale aangiften in rekening gebracht worden. Het betreft voornamelijk de steden Oostende en Blankenberge en ook De Panne. Gemiddeld genomen kan de Kust op socio-economisch gebied vergeleken worden met een aantal nabije regionale steden. Het eerder zwakke socio-economisch profiel van de betrokken kustgemeenten is een belangrijk aandachtspunt naar een goede voorraad aan betaalbare woningen toe.

 In tegenstelling tot het demografisch profiel, druist het socio-economische profiel van de eigenaars van tweede verblijven in tegen dat van de inwoners van de Kustgemeenten. Uit de enquête van het WES blijkt dat bijna twee derde van de eigenaars eerder behoort tot een middelhoge tot hoge sociale klasse, terwijl slechts een zeer laag aandeel zich in een lage sociale klasse bevindt. Wel is meer dan de helft van de eigenaars (brug)gepensioneerd. Van de overige nog actieve eigenaars is bijna de helft actief als bediende of kaderlid en 43% is ondernemer, zelfstandige of oefent een vrij beroep uit. Het socio-economisch profiel van de Kustgemeenten zou dus iets evenwichtiger zou worden als eigenaars van tweede verblijven meegerekend zouden worden. Hoewel het sociaal profiel van de eigenaars van tweede verblijven over het algemeen niet overeenkomt met dat van de inwoners van de Kustgemeenten, zien we dat de onderlinge positionering van de gemeenten zeer gelijkaardig is bij zowel eigenaars van tweede verblijven als bij inwoners.

 Brugge is de enige echte tewerkstellingspool van de hele Kust. De stad trekt op zijn eentje de tewerkstelling per 1000 inwoners naar een aanvaardbaar peil van 350 jobs (426 in West-Vlaanderen). Over het algemeen is de tewerkstelling in de primaire en secundaire sector heel laag aan de Kust. In vele kustgemeenten ligt de tewerkstelling per 1000 inwoners zelfs in de quartaire sector (met oa. toerisme) onder het Vlaams gemiddelde. Er worden in de cijfers enkel rekening gehouden met voltijdse betrekkingen.

3.4.2 Conclusies

De vergrijzing en de ontgroening aan de Kust is op dit moment al sterker merkbaar dan in Vlaanderen, en kent een veel snellere evolutie. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de prepensioenmigratie en het wegtrekken van jongeren en jongvolwassenen. Een deel van de tweede verblijvers stelt een permanente vestiging aan de Kust in het vooruitzicht en draagt aldus bij aan deze tendens. Naast de onevenwichtige demografische structuur en evolutie, kenmerkt de Kust zich door een groot aantal sociaal zwakkere inwoners. Het profiel van de eigen bevolking contrasteert in sommige kustgemeenten sterk met dat van de meerderheid van de tweede verblijvers. Dit alles maakt dat er aan de Kust heel wat uitdagingen zullen ontstaan naar de verdere uitbouw van sociale netwerken en (bejaarden)voorzieningen, maar ook op het gebied van betaalbaar wonen en het verduurzamen van een leefbare demografische en sociale mix.