• No results found

Wijze: O Medusa, enz

Ziet gij ginds die beek niet vloeijen? Naast die beek geen steenen graf? Om dat graf geen rozen bloeijen?

Ziet een meisje plukt ze af.

En zij strooit, met bitter weenen, }bis. Bloemen, door haar tranen nat, }bis. Op het graf en spoedt zich henen }bis.

Of haar angst bevangen had. }bis. Welligt heeft zij ons vernomen,

Welligt schaamt zij zich der smart, Die, terwijl haar tranen stroomen,

Nedervloeit van 't droevig hart. Braver knaap was onder geenen, }bis.

Hupscher jongen zag men niet, }bis. Dan hem, dien gij daar met steenen }bis.

Aan die beek bedekken ziet, }bis. Toen hij zich als bruigom tooide,

Blies de dood zijn leven uit, En zij, die daar bloemen strooide

Op zijn grafplaats. was zijn bruid. Stort ooit liefde zaligheden }bis.

Op twee reine zielen neêr? }bis. Maakt zij harten weltevreden? }bis.

Hoe zich ook het noodlot keer: }bis. FRANSen JANSJEdronken zeker

Dan al 't zoet wat liefde biedt, Uit een louter gouden beker;

Schooner koppel was er niet. Morgen voor 't altaar gezonken }bis.

Minnenijd, van wraakzucht zwanger, Zweert den gruwelijksten eed, Grijpt zijn wapens, toeft niet langer,

En de bruigom staat gereed Om de bruid ter trouw te halen, }bis.

Ach! een snoode kogel doet }bis. Hem ter aarde nederdalen, }bis.

Stervend trillen in zijn bloed. }bis. Ieder morgen plukt zijn JANSJE

In den hof de bloemen af, Vlecht dan hem ter eer een kransje,

Of zij strooit ze op zijn graf.

Nat door dauw vindt zij de steenen, }bis. 's Morgens, van zijn graf, maar laat }bis. Die veel natter door haar weenen }bis.

Als zij 's avonds henen gaat. }bis. Ob. K.

N

o

. 108. Het Metalen Kruis.

Wat prijkt op de borst van oud Hollands soldaat, Wiens boezem voor Koning en Vaderland slaat, Met vrolijke glanzen verheven en stout, Als gloênde robijnen, als flonkerend goud? 't Is eerloon der dappren verworven door 't staal, Het zinbeeld van glorie, het kruis van metaal. bis. Tien maanden was Holland de Belgen ten hoon, Tien dagen vernielden voor eeuwig hun kroon. Met God en Oranje gegrift op het zwaard, Betoonde de Leeuw zich het voorgeslacht waard, En won hij in 't kampen bij 't flonkren van 't staal, Voor Hasselt en Leuven het kruis van metaal bis. Bloost Belgen, het erts van uw moordend kanon, Versiert onze borst als een heldere zon;

Uw Koning vlood angstig langs heuvlen en bosch; Onze Erfprins verloor op het slagveld zijn ros; Hij tartte der Belgen musketvuur en staal; Hij won zich het eerste het kruis van metaal. bis Bloost Belgen, schoon sterker dan wij in getal, Ontweekt gij het veld en zocht hulp bij den Gal; Wij vreesden voor onheil noch wisselend lot; Maar zochten en vonden steeds bijstand bij God; En voor ge u beschut zaagt door 't Gallische staal, Verwierven wij juichend het kruis van metaal. bis.

Praal, teeken van roem, op de borst van den held! Beziel hem, waar 't de eer van 't Vaderland geldt! En dekt eens de lijksteen zijn rustend gebeent, O zeg dan den zoon die zijn vader beweent: De glorie van Holland, verworven door 't staal, Is duurzaam en rein als het kruis van metaal. bis.

N

o

. 109. Volkslied.

Wir winden dir den Jungfernkranz Mit Veilcher blauer Seide, Wir führen dich zu Spiel und Tanz,

Zu Glück und liebesfleude. Schoner grüner, Schöner grüner Jungfernkranz,

Veilchen blaue Seide Veilchen blaue Seide!

Grüner Jungfernkranz. Lanvendel, Mirth und Thymian

Das wächst in meinem Garten, Wie lang' bleibt doch der Freyersmann,

Ich kann es káum erwarten. Schoner grüner, Schöner grüner Jungfernkranz,

Veilchen blaue Seide Veilchen blaue Seide!

Grüner Jungfernkranz. Sie hat gesponnen sieben Jahr

Den goldnen Flachs am Rocken, Das Hemdlein ist wie Spinnweb klar

Und grün der Kranz der Locken. Schöner grüner,

Schöner grüner Jungfernkranz, Veilchen blaue Seide Veilchen blaue Seide!

Grüner Jungfernkranz. Und als der schmucke Freyer kam,

War'n sieben Jahr verronnen, Und weil er die Herzliebste nahm

Hat sie den Kranz gewonnen. Schöner grüner, Schöner grüner Jungfernkranz,

Veilchen blaue Seide Veilchen blaue Seide!

N

o

. 110. Le Vaillant Troubadour.

Brulant d'amour, et partant pour la guerre,

Un troubadour, ennemi du chagrin Dans son délire à sa jeune bergère,

En la quittant répétait ce refrain, Mon bras à ma patrie, Mon coeur à mon amie,

Mourir gaîment pour la gloire et l'amour, C'est le devoir d'un vaillant troubadour Dans le bivouac le troubadour fidèle

Le casque au front, la guitare â la main, Toujours pensif et regrettant sa belle,

Allait partout en chantant son refrain, Mon bras à ma patrie, etc.

Dans les combats déployant son courage, Des ennemis terminant le destin, La troubadour au milieu du carnage,

Faisait encore entendre co refrain, Mon bras à ma patrie, etc.

Le brave, hélas! pour prix de sa vaillance, Trouve bientôt le trépas en chemin, Il expira sous le fer d'une lance,

Nommant sa belle et chantant son refrain, Mon bras à ma patrie, etc.

N

o

. 111. Lot van den Middelstand