• No results found

Wij zijn de mieren die het allemaal mogelijk maken’

In document Hergebruiken of vervangen? (pagina 36-38)

34

J

e krijgt het pas door als je het ziet. Het is één van die beroemde uitspraken van de Neder- landse ‘voetbalfilosoof’ Johan Cruyff, maar het bleek ook zó waar voor Gijsbert Tweehuy- sen, gepensioneerd ingenieur van onder meer de Limburgse chemiegigant DSM. Nadat hij jarenlang had gerekend aan de eigenschappen van plastic zakken voor bijvoorbeeld cement, chocoladerepen of boodschappen, was hij in 2011 in het levens- einde van die producten gedoken; het moment dat al dat plastic als afval op de stort of in het milieu belandt. ‘In mijn vrije tijd ga ik graag zeilen op de Maas en dan kom je al dat plastic tegen. In het water, op de oever, hangend in de bomen langs de kant na een hoogwater. Ik wilde weten: hoe werkt dat precies?’

Samen met collega’s en studenten van de Hogeschool Zuyd, waar Tweehuysen als docent Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen was gaan werken, ontwikkelde hij een ‘afvalsampler’, voor grootschalig veldonderzoek op de rivier. ‘Tot mijn stomme verbazing had nog niemand dat ooit gedaan! We werkten op twee niveaus: we verzamelden plastic aan het wateroppervlak en ook dieper in de waterkolom. Zo ontdekte ik dat grove, dikkere stukken plastic, zoals doppen van frisdrankflessen, veelal aan het oppervlak van een turbulente rivier verzamelen. Dunne plastics, zoals folies zweven veel meer door de waterkolom. Het gevolg is dat die grove stukken na een hoogwater op de oever belanden en de folies in de struiken en bomen. Ik kon ook mooi laten zien dat de hoeveel- heid rommel in het water keurig samenloopt met de slibmetingen die Rijkswaterstaat routinematig

‘Wij zijn de mieren die het allemaal mogelijk maken’

£ gijsbert tweehuysen, Waste Free Waters

uitvoert. Vier of vijf keer per jaar is er een hoogwa- terpiek. Dat zijn de momenten dat Rijkswaterstaat eventjes veel slib in het water meet en dat er ook veel plastic door de rivieren stroomt. Maar omdat Rijkswaterstaat op die momenten het water het liefst zo snel mogelijk naar de zee afvoert, is dat juist níet het moment om het water te “blokkeren” met een vuilfilter. Hét moment om rommel op te ruimen is dus wanneer het tussen de hoogwater- golven op de kant ligt en in de struiken hangt.’

Uit die kennis startte de Stichting Waste Free Waters van Tweehuysen het zogeheten Schone Maas Project. ‘Met geld van Rijkswaterstaat, de Provincie, gemeenten en ook van het Verpakkings- fonds, dat wordt gevuld met geld uit het bedrijfsle- ven dat al dat plastic in eerste instantie op de markt heeft gebracht, zijn we zwerfafval gaan verzame- len. Het originele doel was om de Maas tot Mook, in het noorden van Limburg in 2020 schoon te krijgen, maar inmiddels is het project al uitgebreid tot de rest van Nederland. Er trekken nu regelmatig vrijwilligers door het landschap om afval te verza- melen voor het bij een hoogwater weer mee kan worden gesleurd door de rivier.’

‘Uiteindelijk’, stelt Tweehuysen, ‘zijn al die vrijwil- ligers maar een deel van de oplossing. De industrie en de overheid zullen de grote stappen moeten zetten. De industrie is gewend te denken in Life Cycle Analyses, of LCA’s, maar die zijn niet veel waard als je daar niet ook dat laatste stuk van het leven van een product in betrekt, wanneer het afval is geworden. En om voor dat laatste stukje van het leven van een plasticzak een oplossing te vinden,

‘Wij zijn de mieren die het allemaal mogelijk maken’

£ gijsbert tweehuysen, Waste Free Waters

zal de overheid doelen moeten stellen. Er zou bijvoorbeeld een verplichting kunnen komen voor een producent om hun product terug te nemen als het afval is geworden. In heel West-Europa wordt daar al mee gewerkt, behalve in Nederland. Als er een prijskaartje aan de afvalfase komt te hangen, is er ook een drijfveer voor de industrie om andere, betere en goedkopere oplossingen te vinden voor het afvalprobleem dat zij mede veroorzaken.’

De gepensioneerde ingenieur heeft wat dat betreft zijn hoop gevestigd op een proces dat pyro- lyse heet: onder invloed van hoge temperaturen kunnen de lange molecuulketens van de poly-

meren in plastic weer worden teruggebracht tot monomeren, en daarmee tot de basale, olieachtige grondstof waar ze ooit uit werden gefabriceerd. ‘Pyrolyse is nu nog niet economisch rendabel, maar uiteindelijk geloof ik dat het een kansrijk proces is om de heel diverse mix van allerlei vervuilde plas- tics, waar de recyclingindustrie nu helemaal niets mee kan, te verwerken tot iets nuttigs.’

Pyrolyse biedt ook een kans om het zwerfafval aan te pakken, stelt Tweehuysen. ‘Nu zwerft dat nog als snippers over ons land, door onze rivieren en in de oceanen. Om dat afval te concentreren heb je weer mensen nodig. Zie ons wat dat betreft maar als werkmieren. Heel veel mieren kunnen met veel kleine beetjes een enorme berg afval verzamelen waar de industrie vervolgens wél iets mee kan. En om al die “mieren” te motiveren, helpt het ook als het verzamelen van afval wordt beloond. Op Haïti bijvoorbeeld zijn al initiatieven om met behulp van block-chain technologie mensen te betalen voor iedere kilo afval die ze verzamelen. Als we het verzamelen van afval niet langer als iets minder- waardigs zien, maar als een waardevolle bijdrage aan de mondiale economie, dan geloof ik oprecht dat we een circulaire economie rond plastic kun- nen creëren.’

Van de diepste plek in de oceaan – de elf kilometer diepe

In document Hergebruiken of vervangen? (pagina 36-38)