• No results found

a. Memorie van Toelichting

In bovenstaande hoofdstukken heb ik aannemelijk trachten te maken dat rechters naar aanleiding van de door de crisis veroorzaakte maatschappelijke onvrede hoger zijn gaan straffen op het terrein dat ik aanduidde als witteboordencriminaliteit. Inmiddels is een aantal strafmaxima binnen het financieel-economisch strafrecht ook wettelijk aangepast. Het staat echter niet vast dat de gronden die de wetgever voor deze wijzigingen heeft gehanteerd, overeenkomen met de redenen voor strafverhoging die uit mijn onderzoek naar voren zijn gekomen.

In 2014 is een wijziging aangenomen van het Wetboek van Strafrecht en de WED, met als doel de opsporings- en vervolgingsmogelijkheden te vergroten binnen het financieel-economisch strafrecht.268 Om te onderzoeken of de financiële crisis de wetgever bij zijn keuze voor hogere straffen en ruimere opsporingsmogelijkheden heeft beïnvloed, zal ik mijn bevindingen toetsen aan de Memorie van Toelichting bij deze wetswijziging.269 Deze is geschreven door toenmalig minister Opstelten, onder wie de wijziging uiteindelijk ook is aangenomen.270 De ratio achter de wetswijziging is door hem in deze tekst opgenomen.

Het wetsvoorstel zag onder andere op het verruimen en actualiseren van de delicten misbruik van gemeenschapsgeld, witwassen en ambtelijke en niet-ambtelijke corruptie.271 Daarnaast werd een strafverzwaringsgrond aangedragen voor het stelselmatig plegen van delicten in de sfeer van de WED.272 Ook werd voorgesteld om voor rechtspersonen een flexibel boeteplafond in te stellen, zodat bij het opleggen van boetes beter rekening kan worden gehouden met de draagkracht van die specifieke instelling.273 Daarnaast werd voorzien in een regeling voor de aftrek van kosten bij ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en ten slotte werd voorgesteld om de opsporingsmogelijkheden binnen de financieel- economische criminaliteit te verruimen.274

Het voorstel voor deze wetswijziging is ingediend toen de rechters reeds waren begonnen hogere straffen op te leggen.275 Het stamt uit 2013, en in het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat de straffen binnen de financieel-economische criminaliteit al rond 2008 hoger werden. Dit kan twee redenen hebben: allereerst zou het een reactie kunnen betreffen op het gedrag van de rechters in ons land; er is in dat geval sprake geweest van communicatie tussen de rechtsprekende en de wetgevende macht.276 De rechters waren al bezig hoger te straffen, en de wetgever heeft de wet hierop aangepast door middel van deze wijziging. De wetgever zou in dit geval in zekere zin zijn meegegaan met de opvattingen van de rechters, in plaats van

268 Stb. 2014, nr. 445.

269 Kamerstukken 2012-2013, 33 685, nr. 3. 270 Stb. 2014, nr. 445.

271 Kamerstukken 2012-2013, 33 685, nr. 3, p. 2. 272 Idem.

andersom (wanneer de rechter als bouche de la loi fungeert). De andere mogelijkheid is dat de wetgever wilde dat er in de toekomst hoger gestraft zou worden dan al werd gedaan ten tijde van de wijziging. Door de strafmaxima te verhogen heeft de wetgever de rechters de ruimte gegeven om al dan niet te kiezen voor een strenger sanctioneringsbeleid, maar het zou mogelijk kunnen zijn dat de wijziging daarnaast ook een aanmoediging inhield om van de nieuwe maxima gebruik te maken.

De minister gaat in de inleiding van de Memorie van Toelichting in op de ratio achter deze wijziging. Allereerst stelt hij dat het financieel-economische strafrecht “buitengewoon lucratief” is, waardoor niet alleen mensen uit het criminele circuit, maar juist ook mensen in de economische sector erdoor worden aangetrokken.277 De aantrekkingskracht zit volgens de minister in de “combinatie van hoge winsten, lage pakkansen en verhoudingsgewijs lage straffen”. Dit onwenselijke drieluik vormt voor het kabinet aanleiding om de mogelijkheden van het Openbaar Ministerie en de rechter binnen dit soort criminaliteit aan te scherpen, zodat de aanlokkelijkheid afneemt.278 Het intensiveren van opsporing en vervolging alleen is onvoldoende – door middel van financieel-economische delicten kan relatief eenvoudig zeer veel geld worden ‘verdiend’, hetgeen een sterke perverse prikkel oplevert waardoor men al snel bereid is het risico te nemen.279 Daarom moeten er naast de verruimde opsporingsmogelijkheden ook zwaardere straffen op de delicten worden gesteld; boetes en voorwaardelijke gevangenisstraffen schrikken deze daders niet af, en rechtspersonen beschouwen de dreigende geldboetes vaak als gering.280 Gelet op de preventieve en repressieve werking van het strafrecht is het dan ook van belang dat het mogelijk wordt om “adequate straffen op te leggen”, aldus de minister.281 Daarmee bedoelt hij dat van hoge straffen een dusdanig afschrikkende werking uitgaat, dat de prikkel wellicht toch wordt genegeerd.

Naast de relatieve aantrekkingskracht die van de witteboordencriminaliteit uitgaat, wordt de aandacht gevestigd op een tweede reden voor de wetswijziging: maatschappelijke schade. “Lange tijd werd financieel-economische criminaliteit als een minder ernstige vorm van misdaad gezien. Pas in de afgelopen decennia is hierin verandering gekomen.”282 De minister wijst op de enorme maatschappelijke impact die is veroorzaakt door verschillende grote zaken binnen het financieel-economisch strafrecht. Daarnaast noemt hij de directe schade die burgers eraan kunnen ondervinden, zoals bijvoorbeeld bij beleggingsfraude. De minister stelt dat “dit heeft geleid tot veranderde opvattingen over de strafwaardigheid van deze delicten”.283 Een effectievere aanpak is volgens hem dan ook geboden.

Al met al stelt de minister allereerst dat de situatie moet veranderen, omdat er te weinig preventieve en repressieve werking uitgaat van het ongewijzigde systeem, waardoor financieel-economische criminaliteit zeer aanlokkelijk kan zijn wegens haar lucratieve karakter. Daarnaast benadrukt hij dat financieel-economische delicten veel maatschappelijke 277 Kamerstukken 2012-2013, 33 685, nr. 3, p. 1. 278 Idem. 279 Idem, p.2. 280 Idem. 281 Idem. 282 Idem, p.1. 283 Idem.

schade kunnen veroorzaken, en dat daarbij burgers ook direct benadeeld kunnen worden. Bij het behandelen van specifieke artikelwijzigingen noemt hij ook de sanctieverplichtingen die vanuit de Europese Unie zijn gesteld met betrekking tot niet-ambtelijke omkoping, waaraan ons strafmaximum vóór de wijziging mogelijk niet voldeed.284 Ook noemt hij met betrekking tot witwassen het feit dat op dat delict in ons omringende landen veel hogere strafmaxima stonden dan bij ons het geval was.285

b. Analyse

In de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging “Verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit” is geen concrete aanleiding te vinden voor de omstandigheid dat de wetgever bij zijn keuze om de strafmaxima binnen het financieel- economisch strafrecht te verhogen, is beïnvloed door de gevolgen van de financiële crisis. Toch denk ik dat de maatschappelijke schade, die hij als belangrijke pijler aandraagt, erop kan wijzen dat de crisis een rol gespeeld heeft bij deze wetswijziging. Het is goed mogelijk dat de maatschappelijke schade die door dit soort delicten wordt veroorzaakt pas duidelijk werd tijdens en na de crisis, en dat deze wijziging daarop een reactie is geweest. Opvallend is de gelijkenis tussen de formulering van de minister en die van het gerechtshof in Klimop: de minister stelt dat het besef dat financieel-economische criminaliteit veel schade aan de samenleving kan toebrengen, heeft geleid tot “veranderde opvattingen over de strafwaardigheid van deze delicten” – het gerechtshof spreekt over “het anders waarderen van de strafmaatbepalende factoren”.

Daarnaast bestaat de kans dat de wetgever de rechters in hun hogere straffen heeft willen volgen. Gelet op hetgeen uit het empirische onderzoek in hoofdstuk vier naar voren is gekomen, en aangenomen dat de rechters bij het vaker opleggen van hoge straffen inderdaad zijn beïnvloed door de crisis, zou de wetgever in dat geval – indirect – ook zijn beïnvloed door de maatschappelijke impact van de crisis.

Voor de financiële rampspoed tijdens de crisis is in Nederland niemand persoonlijk gestraft, hetgeen veel sociale onvrede heeft veroorzaakt. De crisis heeft daarmee een nieuwe notie teweeggebracht: dat men niet te gemakkelijk “weg mag komen met” financieel-economische fouten en delicten. Er is een andere normatieve invulling gekomen van de strafbare feiten, en dat wordt onderstreept door de minister: hij stelt dat verandering is gekomen in de opvatting dat financieel-economische criminaliteit minder ernstig zou zijn dan commune, en dat deze delicten inmiddels als strafwaardiger gezien worden dan vroeger. Hij noemt onder andere de Bouwfraude als voorbeeld. Dit betreft een concreet geval waarin het misging, maar in abstracto is ook de tijdgeest veranderd: het burgersentiment tegenover de financiële sector. En dat kan heel goed zijn veroorzaakt door de crisis.

De minister noemt, naast de maatschappelijke impact en het lucratieve karakter van de financieel-economische criminaliteit, ook internationale invloeden. Deze houden in mijn ogen geen direct verband met de crisis.

Al met al kan een aantal opmerkingen worden gemaakt tegen de achtergrond van het empirische onderzoek dat ik in hoofdstuk vier heb gedaan. Allereerst kan louter op basis van de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging “Verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit” niet worden gesteld dat de financiële crisis bij de wetgever een overwegende rol gespeeld heeft bij de wetswijzigingen. De crisis wordt niet genoemd en er wordt ook niet gesproken over maatschappelijke ontwikkelingen die ermee verband zouden kunnen houden. Wel wordt gesproken over het besef dat financieel- economische criminaliteit veel maatschappelijke schade teweeg kan brengen.

Ten tweede kan worden gesteld dat de wetgever met deze wijziging ofwel de rechters wilde volgen, ofwel een strenger beleid van hen wenste in de toekomst.

Ten slotte kan worden opgemerkt dat de veranderde opvattingen over de strafwaardigheid van witteboordencriminaliteit en de maatschappelijke impact ervan een grote rol gespeeld hebben bij deze wetswijziging. Beide komen ook uit het empirische onderzoek dat ik in hoofdstuk vier gedaan heb, sterk naar voren als gronden voor het strenger sanctioneren. Ook het tijdpad komt overeen: de wijziging werd aangenomen in 2014, het jaar waarin het stof dat de crisis had doen opwaaien weer neerdaalde. Het zou een logisch moment zijn om aanpassingen te maken naar aanleiding van de crisis. Echter heeft de minister voor deze Memorie van Toelichting geen empirisch onderzoek laten verrichten of dit in elk geval niet vermeld, waardoor niet kan worden achterhaald wat zijn reactie is geweest op de financiële crisis en of deze wetswijziging daarmee samenhing.

Hoofdstuk 6: Conclusie

In deze scriptie ben ik op zoek gegaan naar het door mij veronderstelde verband tussen de financiële crisis van 2008 en de veranderingen in sanctionering binnen de witteboordencriminaliteit. Na te hebben vastgesteld dat er een correlatie bestaat tussen het begin van de crisis en het hoger worden van de straffen, heb ik getracht aannemelijk te maken dat er ook een verband bestaat tussen beide fenomenen. In mijn ogen bestaat dat verband erin dat de sociale onvrede die de crisis teweeg heeft gebracht, ertoe heeft geleid dat rechters de daders van financieel-economische delicten zwaarder bestraffen. Dit hangt samen met de voorbeeldfunctie die het strafrecht dient: door middel van zware sancties willen de rechters aan de samenleving laten zien dat dit soort criminelen geen hand (meer) boven het hoofd wordt gehouden. Er is er een algemeen besef ontstaan dat witteboordencriminaliteit normatief niet onderdoet voor commune criminaliteit, zoals vroeger werd gedacht. De belangrijkste term die door het gerechtshof aan deze nieuwe opvattingen is verbonden, is “maatschappelijke impact”. Deze wordt sinds het hoger beroep in de zaak-Klimop als strafverzwarende factor gezien.

Het hoger worden van de straffen begon al in 2008 – strikt genomen te vroeg om een reactie te kunnen zijn op de crisis. Uit de interviews die ik heb afgenomen werd duidelijk dat er inderdaad al rond die tijd een verschuiving zichtbaar was bij de rechters: zij begonnen zich te realiseren dat ook financieel-economische criminaliteit soms zwaar bestraft moest worden. De crisis heeft er vervolgens voor gezorgd dat dit proces, dat aanvankelijk geleidelijk ging, in een stroomversnelling is geraakt.

Ik betoog met andere woorden niet dat de financiële crisis de enige reden is geweest voor het strenger sanctioneren door rechters binnen het financieel-economisch strafrecht. Zij heeft absoluut een belangrijke rol gehad, maar andere factoren, zoals internationale verplichtingen en de professionalisering van het Openbaar Ministerie, hebben zeker ook meegespeeld. In de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging “Verruiming mogelijkheden bestrijden financieel-economische criminaliteit” komt de crisis niet kenbaar als oorzaak voor de wetswijziging naar voren. Het feit dat er geen expliciete verwijzingen naar te vinden zijn in de Memorie van Toelichting, wil echter in mijn ogen niet zeggen dat de crisis voor de wetgever geen enkele rol gespeeld heeft. De algehele teneur van de wetswijziging is namelijk volstrekt in lijn met de veranderde maatschappelijke opvattingen die ik in eerdere hoofdstukken van deze scriptie mede heb verklaard door te wijzen op de destructieve gevolgen van de crisis. De wijziging is in 2014 aangenomen – het jaar dat wordt aangeduid als het einde van de financiële crisis. Het zou logisch zijn om op dat moment de regels aan te passen naar aanleiding van nieuwe, door de crisis teweeggebrachte inzichten.

Dit onderzoek geeft de betekenis van de financiële crisis weer in het geleidelijk hoger worden van de straffen binnen de witteboordencriminaliteit. Mijn bevindingen hebben een empirische basis, maar gezien de omvang van dit onderzoek en het feit dat het is gebaseerd op steekproeven zal met ‘zachte’ conclusies moeten worden volstaan. Bovendien is een hard causaal verband in zijn algemeenheid lastig vast te stellen wanneer het gaat om

Literatuurlijst Boeken

- Bleichrodt, F.W. & Vegter, P.C. Sanctierecht. Deventer: Wolters Kluwer 2016. - Croall, H. White Collar Crime. Buckingham: Open University Press 1992.

- De Doelder, H. & Hoogenboom, A.B. Witteboordencriminaliteit in Nederland. Deventer: Gouda Quint 1997.

- Dubber, M.D. & Hörnle, T. The Oxford Handbook of Criminal law. Oxford: Oxford University Press 2014. - Van Erp, J., Huisman, W., Vande Walle, G. & Beckers, J. The Routledge Handbook of White-Collar and

Corporate Crime in Europe. New York: Routledge 2015.

- Hagan, J. Structural Criminology. Oxford: Polity Press 1988.

- Meijer, B. De crisis in het kort. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep 2013. - Sutherland, E.H. White Collar Crime. USA: Holt, Rinehart and Winston, Inc. 1949. - Sutherland, E.H. On analyzing crime. Chicago: The University of Chicago Press 1973.

- Verbruggen, A., Van den Noort, H., Van Roomen, T., Mattheijer, F. & Kristic, A. Onderneming en

strafbaar feit. Den Haag: Sdu 2017.

Artikelen

- Borgers, M.J., ‘De communicatieve strafrechter: Over de actuele betekenis van het legaliteitsbeginsel in het materiele strafrecht, de beslissingsruimte van de rechter en de interactie tussen wetgever en rechter’, Handelingen van de Nederlandse Juristen Vereniging, 2011-1, Deventer: Kluwer 2011, p. 105- 185.

- Braithwaite, J. ‘White Collar Crime’. Annual Review of Sociology, 1985, 11, p. 1-25.

- Buell, S.W. ‘”White Collar” crimes’. In Dubber, M.D. & Hörnle, T. The Oxford Handbook of Criminal law. Oxford: Oxford University Press 2014.

- Van Erp, J. G., & Beckers, J. J. H. ‘Mediaberichtgeving over witteboordencriminaliteit: “there's no such thing as bad publicity”’. Tijdschrift voor Toezicht, 2012, p. 22-39.

- Ötker-Robe, I. & Podpiera, A.M. ‘The social impact of financial crises’. In Policy research paper 6703 (background paper to the 2014 World Development Report) 2014.

- Quinney, R. ‘The study of white collar crime: towards a re-orientation in theory and practice’. In G. Geis & R.G. Maier (red.) White Collar Crime: Offences in Business, Politics and the Professions – Classic and

Contemporary Views. New York: Macmillan 1977.

- Shapiro, S. ‘Collaring the crime, not the criminal: re-considering the concept of white collar crime’.

American Sociological Review, 1990, 55, p. 346-65.

- Sutherland, E.H. ‘White-Collar Criminality’. American Sociological Review, 1940, vol. 5, nr. 1, p. 1-12. - Walburg, C. ‘The measurement of corporate crime’. In Van Erp, J., Huisman, W., Vande Walle, G. &

Beckers, J. In The Routledge Handbook of White-Collar and Corporate Crime in Europe. New York: Routledge 2015.

Artikelen uit Het Financieele Dagblad

Periode 1:

1. 1 december 2000, “Celstraffen voor aandeel in Clickfonds” 2. 19 juli 2001, “Taakstraffen voor twee malafide valutahandelaars” 3. 4 mei 2002, “Clickfonds: boete voor bankdirecteur”

4. 28 juni 2002, “Rechter veroordeelt Swaab tot celstraf”

5. 9 november 2002, “Taakstraf vervalser De Hoop Scheffer-dossier” 6. 17 januari 2003, “Zware celstraf in fraudezaak 'Clickfonds'”

7. 8 februari 2003, “Heijmans krijgt boete van euro 200.000 na btw-fraude” 8. 5 maart 2003, “Vier jaar gevangenisstraf voor hypotheekfraude”

9. 8 mei 2003, “Werkstraf voor ex-kasgeldbewaarder”

10. 20 juni 2003, “Topman vastgoedfonds beboet na handel met voorkennis” 11. 31 juli 2003, “Hoofdverdachten fraude gaan lang achter de tralies”

12. 10 oktober 2003, “Beleggingsfraude Volendam bestraft met gevangenisstraf” 13. 13 november 2003, “Hof straft ex-directeur na voorkennis”

15. 21 april 2004, “Rechtbank komt met zwaarste straf ooit in voorkenniszaak” 16. 22 oktober 2004, “Celstraf voor notaris na fraude testamenten”

17. 4 december 2004, “'Mr. Smallcap' veroordeeld wegens voorkennis” 18. 18 december 2004, “Ambtenaren veroordeeld tot werkstraf” 19. 18 december 2004, “Celstraf voor oprichter groenfonds”

20. 12 februari 2005, ”Voute onderuit met meest briljante plannetje” 21. 6 mei 2005, “Corrupte cipier krijgt werkstraf en boete”

22. 24 juni 2005, “Heijmans, Koop en OM in beroep bouwfraude” 23. 6 juli 2005, “Ambtenaar van affaire Ceteco niet de cel in” 24. 6 juli 2005, “Hof schrapt celstraf voor voorkennis”

Periode 2:

1. 14 februari 2008, “Celstraffen na fraude met vastgoed” 2. 24 juli 2008, “4 jaar cel voor fraude met faillissementen”

3. 29 januari 2009, “Hof bombardeert Meurs tot de hoofdschuldige in Ahold-zaak” 4. 4 februari 2009, “'Twentse Madoff' jaar cel in”

5. 5 maart 2009, “Werkstraf voor ex-accountant Hiddink”

6. 8 mei 2009, “Taakstraf voor frauderende taxateurs en bemiddelaars” 7. 10 juli 2009, “Topfiscalisten definitief de gevangenis in”

8. 2 juni 2010, “Oud-topman Icare moet cel in en terugbetalen” 9. 16 december 2009, “Cel na fiscale fraude via effectendepot” 10. 17 november 2010, “Rechtbank legt hypotheekfraudeur celstraf op” 11. 23 november 2010, “Advocaat en bankier jaren cel in om fraude” 12. 10 december 2010, “Jaar cel frauderende ambtenaar uit Duiven”

13. 24 december 2010, “Hof veroordeelt verdachten in Golden Sun-zaak Beleggingsfraude” 14. 20 januari 2011, “Gevangenisstraf voor corrupte bouwers”

15. 20 juli 2011, “Voorkennis VPV en Landis bewezen” 16. 22 juli 2011,”Cel voor frauderende oud-schooldirecteur”

17. 10 augustus 2011, “Twee jaar celstraf voor corrupt VVD-raadslid”

18. 23 december 2011, “Oud-directeur van woningcorporatie krijgt drie jaar cel; Vonnissen vallen stuk lager uit dan de strafeisen”

19. 28 januari 2012, “Vier jaar cel voor ex-bazen na omkoping”

20. 31 maart 2012, “Hof straft ex-Qurius-directeur om handel met voorkennis” 21. 31 maart 2012, “Bv-opkoper krijgt 18 maanden cel”

22. 5 april 2012, “Vastgoedtycoon Evert Kroon krijgt achttien maanden celstraf wegens belastingfraude”

23. 18 mei 2012, “Paarlberg veroordeeld tot vier jaar cel”

24. 2 juni 2012, “Celstraf bedrijfsadviseur om serie faillissementsfraudes”

25. 11 juli 2012, “Celstraf voor teakhoutfraude; Rechtbank vreest dat slachtoffers weinig van inleg teakhoutplantages zullen terugzien”

26. 8 augustus 2012, “Peschar veroordeeld om oplichting”

27. 18 september 2012, “Werkstraf voor vastgoedfraude ex-bankier; Rechtbank veroordeelt John L. voor belastingontduiking en aannemen steekpenningen” 28. 5 oktober 2012, “Vijsma buigt voor zijn rechters; Hoofdrolspeler vastgoedfraude: Ik

verveel me dood. Ik doe alleen van alles omdat het anders zo saai is” 29. 15 oktober 2012, “Heel vernuftig, zeer versluierend, bovenal frauduleus en

winstgevend; OM eist in hoger beroep zwaardere straffen tegen Willemsen Minderman-directeuren”

30. 30 november 2012, “Rechter kan zich verdiensten van überklootzak Vijsma indenken” 31. 7 december 2012, “Tot 21 maanden cel voor btw-fraude”

32. 8 december 2012, “Gerechtshof halveert celstraf van twee vastgoedfraudeurs” 33. 13 april 2013, “Vastgoedondernemers jaren de cel in wegens belastingfraude” 34. 21 juni 2013, “Taakstraf voor beursfraude ex-bankiers ABN Amro”

38. 23 oktober 2013, “`Personeelschef' vastgoedfraude: `Ik heb gefraudeerd als een gek'; Vijsma op eerste dag hoger beroep: `Ik wil mezelf niet vrijpleiten. Ik heb geen spijt'” 39. 4 december 2013, “Cel voor Hooijmaijers wegens omkoping”

40. 13 december 2013, “Zwaardere straffen fraude corporatie”

41. 21 december 2013, “Vier jaar celstraf voor oud-jurist Allen & Overy” Periode 3:

1. 17 januari 2014, “Drie jaar cel voor fraude zomerhuisjes”

2. 24 januari 2014, “Oud-burgemeester Offermanns veroordeeld tot 120 uur taakstraf” 3. 28 februari 2014, “Celstraf van 15 maanden voor ex-directeur The Entertainment

Group”

4. 27 mei 2014, “Huisnotaris vastgoedfraude moet 0,5 mln aan de Staat betalen” 5. 7 augustus 2014, “Voorwaardelijke celstraf voor `steenrijke' trucker wegens

koersmanipulatie”

6. 18 oktober 2014, “Verdachten in fraudezaak VSM veroordeeld tot celstraf” 7. 22 januari 2015,”Celstraf voor twee hoofdverdachten verzonnen transportgigant” 8. 17 februari 2015, “Hypotheekadviseurs, notaris en advocaat veroordeeld voor fraude” 9. 20 februari 2015, “Gevangenisstraf voor bv-opkoper”

10. 28 februari 2015, “Rechter straft ongekend zwaar in hoger beroep vastgoedfraude” 11. 20 juni 2015, “Twee jaar cel voor notaris wegens fraude”

12. 8 april 2015, “Willy Selten krijgt 2,5 jaar celstraf voor fraude met paardenvlees” 13. 1 juli 2015, “Fors lagere straffen om schandaal in haven”

14. 1 september 2015, “ING-handelaar veroordeeld tot zestien maanden gevangenisstraf; Gerechtshof acht De W. onder meer schuldig aan witwassen”