• No results found

WET EN REGELGEVING

In document Veilig omgaan met carbid (pagina 16-19)

4.1 Inleiding

In § 4.2 wordt het gebruik van carbid weergegeven. Met betrekking tot transport van carbid en gevaarlijke stoffen wordt in § 4.3 ingegaan. Een opslag van carbid wordt belicht in § 4.4.

Aansluitend aan de opslag wordt in § 4.5 de verkoopopslag belicht.

4.2 Gebruik

Het carbid wordt tegenwoordig gebruikt voor bestrijding van mollen. Dit wordt gedaan door de carbid in de molgang te plaatsen. De mol wordt dan verdreven door de geur. In het

bedrijfsleven wordt tegenwoordig calciumcarbid alleen nog gebruikt in meetapparatuur voor het bepalen van de absolute vochtigheid in vloeren.

4.3 Transport

Carbid is een stof die voor vervoer is aangemerkt in de “Accord européen relatief au transport international de marchandises Dangereuses par Route” afgekort tot ADR. De ADR kent 3 variaties aan indeling. Een stof wordt ingedeeld voor de volgende routes over het water, spoor, de lucht en over de weg. Het transport over de weg is van belang voor indeling van

gevarenklasse voor opslag. Daarnaast mag er met gevaarlijke stoffen alleen gereden worden over wegen die zijn aangewezen als gevaarlijke stoffen route. Als hier vanaf geweken wil worden moet bij het bevoegd gezag van die wegen een ontheffing worden aangevraagd. In deze aanvraag moet dan worden aangegeven van welke route gebruik gemaakt wil worden. Als er een ontheffing is afgegeven mag er niet van die route worden afgeweken. Bij het bepalen van de route moet ook zoveel mogelijk de woonkernen worden gemeden tenzij dit niet anders kan. In bijlage 2 is de risicokaart van de Provincie Overijssel afgebeeld, hierop is goed te zien dat de provincie Overijssel de routes gevaarlijke stoffen nog niet heeft aangegeven. Dit

betekend dat alle transporten met gevaarlijke stoffen moeten worden aangevraagd middels een ontheffing. Carbid is blijkend uit de veiligheidsinformatiebladen geclassificeerd als ADR klasse 4.3 stof. In bijlage 1 is het transportsymbool weergegeven die op de verpakking van het carbid aanwezig moet zijn in verband met de ADR. Voor deze stof geldt dat er een ontheffing moet worden aangevraagd om dit te mogen transporteren.

4.4 Opslag 4.4.1 Milieu

Voor de opslag van carbid zijn in Nederland de Wet milieubeheer hoofdstuk 9 en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de bijbehorende ministeriële regeling

“Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer” van toepassing. Deze regels zijn van toepassing voor inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit met bijbehorende ministeriële regeling. Hierin wordt de opslagwijze van een gevaarlijke stof bepaald aan de indeling van de ADR klasse. In het Activiteitenbesluit is in artikel 4.1, lid 1 gesteld dat een gevaarlijke stoffenopslag moet voldoen aan de regels die zijn gesteld in de ministeriële regeling. In de ministeriële regeling is in artikel 4.4, lid 1 sub B is aangegeven dat klasse 4 ADR stoffen moeten worden opgeslagen in een voorziening die voldoet aan de paragrafen 8.5.1 en 8.5.2 van de PGS 15. Als het gaat om kleinere hoeveelheden gaat mag dit ook in een brandveiligheidsopslagkast uitgevoerd conform paragraaf 3.10 en hoofdstuk 3 van de PGS 15 worden opgeslagen. Omdat er geen ondergrens is gesteld aan de hoeveelheid

Advies Carbid Pagina 9 van de 35 kilogrammen in de ministeriële regeling moeten alle aanwezige stoffen in de inrichting in een PGS 15 opslagvoorziening. De PGS 15 hanteert echter in hoofdstuk 2 wel een ondergrens van 50 kg. Maar dit is niet van toepassing omdat de ministeriële regeling hier niet rechtstreeks naar verwijst. In bijlage 3 zijn de voorschriften opgenomen.

4.4.2 Brandweer

Met de invoering van het Gebruiksbesluit is de norm van de verplichting om een vergunning aan te vragen in verband met gevaarlijke stoffen komen te vervallen. Dit betekent dat de brandweer niet langer beschikt over de gegevens over gevaarlijke stoffenopslagen stoffen en hoeveelheden. De verantwoordelijkheid daarvoor is volledig komen te liggen bij de

milieuhandhaving van de gemeenten. Het gevolg hiervan is dat de brandweer bij een uitruk niet weet wat hen mogelijk te wachten staat. Dit betekend dat bij bluswerkzaamheden het carbid nat kan worden met alle gevolgen (explosiemogelijkheid) van dien (bijlage 7).

4.5 Verkoopopslag

In een verkoopruimte is van belang of er sprake is of kan zijn van een werkvoorraad.

In artikel 3.1.3 van de PGS 15 word duidelijk gesteld wanneer er sprake is van een werkvoorraad. Een werkvoorraad heeft te maken met verbruik “De grootte ervan moet in principe zijn afgestemd op het verbruik van één dag of één batch”. Omdat carbid niet verbruikt wordt in de inrichting/winkel. Kan er strikt genomen geen sprake zijn van een werkvoorraad.

Hoe er met gevaarlijke stoffen omgegaan moet worden in een winkel wordt niet geregeld in de PGS 15 maar in het Activiteitenbesluit (Min BZK, 2008) . Dit blijkt uit artikel 1.7 van de PGS 15.

De uitwerking van de winkelopslag is geregeld in artikel 4.8 ministeriële regeling. Hierin is vermeld dat gevaarlijke stoffen in een verkoopruimte brandveilig zijn verpakt. Hieraan wordt ook voldaan als de stoffen zijn opgeslagen in een voorziening die voldoet aan hoofdstuk 3 van de PGS 15. Er gelden hiervoor dus geen ondergrenzen. Echter is er wel opgenomen dat er in een winkel een niet grotere hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen aanwezig is dat strikt

noodzakelijk is.

4.6 Verkoop ondergrens

Omdat carbid geschaard moet worden onder gevaarlijke stoffen en niet onder vuurwerk geldt hiervoor niet de leeftijdgrens van 18 jaar zoals in het vuurwerkbesluit is vastgelegd.

Het is verboden conform artikel 4.106 van de Arbeidsomstandighedenwet om jeugdige werknemers (jongeren van 16 of 17 jaar) zonder toezicht werkzaamheden met gevaarlijke stoffen te laten uitvoeren. Vanaf 18 jaar en ouder wordt aangenomen dat deze mensen

verstandig om kunnen gaan met deze stoffen en een gevaarinschatting kunnen maken. Hoewel dit geldt voor werknemers (verkopers) geld dit niet voor kopers. Dit betekend dat er een verantwoordelijkheidsbesef moet zijn bij de verkoper. Hij moet bepalen of hij de gevaarlijke stof wel en niet verkoopt aan een jeugdig persoon. De wetgever verlangt dus van de

ondernemer dat hij een risico inschatting maakt voordat hij de gevaarlijke stof verstrekt aan een koper ongeacht de leeftijd. Deze paragraaf is gebaseerd op Min BKZ, 2009 en Min SZW, 2004.

4.7 Carbid in het veld

Omdat er in het veld geen sprake is van een inrichting zijn de regels van het Activiteitenbesluit ook niet van toepassing. Omdat dit handelingen zijn die te maken hebben met openbare orde en veiligheid is daarop de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van toepassing. In de

Advies Carbid Pagina 10 van de 35 huidige APV van Raalte (van 2008) is weinig tot niets geregeld waarmee opgetreden kan worden tegen excessen en gevaarlijk gebruik van carbid. De minimum leeftijd is evenmin geregeld waardoor kinderen ook mogen omgaan met deze gevaarlijke stof. In bijlage 6 is het onderdeel over het carbid schieten opgenomen.

De APV zal binnen afzienbare tijd worden aangepast op dit onderdeel. Hiervoor is al een opzet gemaakt. Deze is opgenomen in bijlage 6.

Het Servicepunt handhaving Overijssel heeft een Model APV verordening geschreven. In deze modelverordening zijn de belangrijkste punten over het gebruik in het veld opgenomen. Echter is deze modelverordening niet in alle APV’s van gemeenten opgenomen. In bijlage 5 is deze Modelverordening opgenomen.

Advies Carbid Pagina 11 van de 35

In document Veilig omgaan met carbid (pagina 16-19)