• No results found

Werving en reclame

Hoofdstuk 4 Regulering Advocatuur

4.3.3 Werving en reclame

De Verordening op de publiciteit biedt advocaten de kaders om promotie-activiteiten te verrichten. Het bereik van de Verordening op de publiciteit wordt mede bepaald door hetgeen onder “publiciteit” wordt verstaan. Het begrip publiciteit is ruimer dan het begrip reclame. Publiciteit omvat volgens de toelichting iedere vorm van communicatie met publiek, dus ook artikelen en interviews. Publiciteit informeert consumenten over de beschikbaarheid van concurrerende diensten en stelt hen in staat om prijzen en diensten te vergelijken en een beter geïnformeerde keuze te maken en kan derhalve een belangrijke rol vervullen bij het verminderen van de informatie-asymmetrie tussen advocaten en cliënten. Publiciteit biedt advocatenkantoren

mogelijkheden cliënten te werven en kan efficiëntie, nieuwe toetreding en innovatie stimuleren.

Mw. mr. E. Unger, Algemeen Deken van de NOvA, heeft in haar dekenrede op de jaarvergadering van 2005 aangegeven dat “de Publiciteitsverordening moet worden afgeschaft.”

Vergelijken van diensten

De Verordening op de publiciteit bevat in artikel 3 een verbod om de diensten te vergelijken met die van andere advocaten.109 Het vergelijken van diensten door middel van representatieve en verifieerbare elementen kan gebruikers beter informeren en kan de transparantie ten goede komen. Dit is anders als de reclame de gebruiker kan misleiden. De gebruiker moet tegen deze vormen van reclame worden beschermd hetgeen zijn weerslag heeft gevonden in de bepalingen 6: 194-196 van het Burgerlijk Wetboek.

De NOvA heeft overwogen om dit verbod naast de regelgeving in het Burgerlijk Wetboek op het gebied van misleidende en vergelijkende reclame te handhaven. Als redenen worden in de toelichting bij de Verordening genoemd dat het “vrijwel nooit mogelijk zal zijn om objectief vast te stellen of advocaat X beter is dan advocaat Y” en “vergelijkende reclame kan leiden tot ernstige verstoringen van de onderlinge verhoudingen tussen advocaten”.

Reclame voor de dienstverlening van advocaten (ervarings- / geloofsproducten) zal vaak een meer overtuigend karakter hebben dan reclame voor (eenvoudigere) zoekproducten, waarvoor de reclame meer feitelijk zal zijn. Dat neemt niet weg dat reclame en promotie-activiteiten voor deze producten belangrijke en relevante informatie voor de afnemers kan bevatten en derhalve de concurrentie kan bevorderen. Evenwel moet de afnemer worden beschermd tegen misleidende mededelingen. Hiertoe biedt het Burgerlijk Wetboek de normen. Daarnaast zijn advocaten steeds gebonden aan de open tuchtrechtelijke norm, inhoudende dat zij zich moeten gedragen zoals een goed advocaat betaamt. Ook advocaten zouden actief cliënten moeten kunnen werven zonder dat de kwaliteit van de beroepsmatige betrekkingen tussen de dienstverleners en de cliënten daar rechtstreeks onder zou moeten lijden.110

F De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of het verbod op het vergelijken van diensten van en door advocaten naast de reeds bestaande

109 De Europese Commissie en het Gerecht van Eerste Aanleg hebben zich in de eerder genoemde uitspraken inzake de EPI-gedragscode uitgelaten over de vraag in hoeverre de Europese richtlijn over vergelijkende reclame aan de toepassing van artikel 81 EG Verdrag in de weg zou staan. Het antwoord luidt dat dat niet de bedoeling van genoemde richtlijn is en dat een eventuele verbodsbepaling betreffende vergelijkende reclame van geval tot geval dient te worden getoetst aan artikel 81 EG Verdrag. De richtlijn voorziet dus uitdrukkelijk niet in een automatische uitzondering voor door beroepsorganisaties opgestelde regels op het gebied van vergelijkende reclame zoals de onderhavige.

regelingen op dit gebied noodzakelijk en proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat111 dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Rechtstreeks benaderen van potentiële cliënten

Op grond van artikel 4 van de Verordening op de publiciteit kunnen advocaten hun diensten niet actief telefonisch of in persoon aan potentiële cliënten aanbieden. Benadering per post is wel toegestaan omdat dit medium, anders dan benadering per telefoon of in persoon, een weloverwogen en zelfstandige beslissing beter mogelijk zou maken.

Ook het persoonlijk en telefonisch aanbieden van diensten zijn in principe middelen om gebruikers beter te informeren omtrent het bestaan van concurrerende aanbieders en prijzen. De potentiële cliënt wordt hierdoor beter in de gelegenheid gesteld om, op het moment dat hij gebruik wil maken van de diensten van een advocaat, de beschikbare aanbieders te onderscheiden en daaruit een keuze te maken.112 In beginsel zou een advocaat de vrijheid moeten hebben om actief cliënten te werven waarbij uiteraard onwenselijk of onrechtmatig gedrag moet worden voorkomen. Daar waar dat aan de orde zou zijn, beogen open normen113

dergelijk gedrag te voorkomen. Het is de vraag of een algeheel verbod op het rechtstreeks benaderen van alle “typen” van potentiële cliënten noodzakelijk is.

G De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een verbod op het rechtstreeks benaderen van alle typen van cliënten telefonisch of in persoon noodzakelijk en proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat114

dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Publicatie van succespercentages of uitkomsten van zaken

Het staat advocaten niet vrij om succespercentages openbaar te maken.115 Daarnaast is het de advocaat niet toegestaan om melding te maken van de uitkomst van zaken op welke wijze dan ook. Ondanks dat

succespercentages of de uitkomst van zaken wellicht geen eenduidige maatstaf voor de kwaliteit van dienstverlening vormen, is het denkbaar dat publicatie hiervan wel voor potentiële cliënten belangrijke informatie levert, op basis waarvan zij eventueel (mede) hun keuze kunnen bepalen. Uiteraard moet misleiding van het publiek worden voorkomen. Hier kunnen de normen van het Burgerlijk Wetboek

instrumenten bieden naast de algemene normen die voor advocaten gelden ten aanzien van hun gedrag. Dit roept de vraag op of deze absoluut geformuleerde norm steeds noodzakelijk is.

111

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

112

Zie in deze zin ook, Competition in professions, a report by the Director General of Fair Trading, maart 2001, par. 50 en de progress

statement, april 2002, par. 3.11.

113 Algemene norm in artikel 46 Advocatenwet alsmede de norm in artikel 6: 162 BW. 114

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

115

H De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een verbod op het publiceren van succespercentages of uitkomsten van zaken noodzakelijk en proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat116 dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Publicatie van minimumtarieven of vergelijken van tarieven

Op grond van artikel 8 van de Verordening kan de advocaat in publicaties zijn tarieven niet vergelijken met de tarieven van andere aanbieders. Een publicatie inhoudende dat een bepaald advocatenkantoor bijvoorbeeld in de afgelopen jaren X % lagere tarieven heeft gehanteerd dan bepaalde andere kantoren kan belangrijke informatie zijn voor potentiële gebruikers van deze diensten. Ondanks de voordelen voor de afnemers kunnen advocaten dergelijke informatie niet publiceren. Daarnaast staat het de advocaat niet vrij om minimumtarieven (zoals “vanaf EUR XX”) te publiceren. Ook hier wordt de advocaat beperkt in zijn

mogelijkheden om de afnemers te informeren en zich te profileren. Naarmate consumenten meer informatie hebben om hun keuze op te baseren, in dit geval over de tarieven van verschillende aanbieders, kunnen zij een meer overwogen en kritischer keuze maken, hetgeen de concurrentie tussen aanbieders kan

bevorderen.117 Echter, ook in dit geval moet uiteraard misleiding van het publiek worden voorkomen.

I De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het publiceren van minimumtarieven of het vergelijken van tarieven noodzakelijk en proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat118

dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Verbod op vermelden van bepaalde nevenfuncties

Artikel 12 van de Verordening beperkt de mogelijkheden van advocaten om in hun reclame-uitingen melding te maken van bepaalde nevenfuncties. De beperking is enkel voorgeschreven voor reclame-uitingen en niet voor overige publicaties. In de praktijk wordt dan ook regelmatig melding gemaakt van nevenfuncties van advocaten. Als gevolg van het verbod in reclame-uitingen kan cliënten informatie worden onthouden waarop zij (mede) hun keuze voor een bepaalde advocaat zouden kunnen baseren. Daarnaast beperkt de bepaling de mogelijkheden van advocaten om het publiek via reclame over zichzelf te informeren en zich daarmee te onderscheiden en te profileren. De regel beoogt te vermijden dat bij het publiek de indruk zou ontstaan dat een advocaat extra invloed zou hebben bij rechterlijke instanties. Echter, omdat het verbod enkel geldt voor reclame-uitingen en niet voor andere vormen van publicatie is het de vraag of een dergelijke indruk van het publiek enkel zou kunnen ontstaan indien een nevenfunctie wordt vermeld in reclame. Ook in dit geval geldt dat misleiding moet worden voorkomen waarvoor de normen inzake misleidende reclame en artikel 46 Advocatenwet een grondslag bieden. Het is de vraag of naast deze algemene normen een verdere regulering zoals neergelegd in de Verordening noodzakelijk is.

116

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

117

Zie in deze zin ook, Competition in professions, a report by the Director General of Fair Trading, maart 2001, par. 50 en de progress

statement, april 2002, par. 3.11. 118

Zie ook de kernwaarden van het beroep en de invulling die de Commissie Advocatuur hieraan geeft in haar eindrapport van 24 april 2006: “Een maatschappelijke orde”. Deze invulling is ook opgenomen op p. 5 en 6 van deze inventarisatie.

J De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een verbod op het vermelden van bepaalde nevenfuncties in reclame noodzakelijk en

proportioneel moet worden geacht voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat119 dan wel voor de bescherming van de afnemers.

Provisie voor aanbrengen of ontvangen van opdrachten

Op grond van de gedragsregels120 is het advocaten verboden om een beloning of een provisie te geven of te ontvangen voor het aanbrengen van opdrachten. Betaling van provisies vormt een onderdeel van de

mogelijke promotie-activiteiten van advocatenkantoren, waarvan zij vanwege dit verbod geen gebruik kunnen maken en waardoor zij derhalve beperkt worden in hun mogelijkheden om cliënten te werven. Ook

consumenten kunnen profijt hebben van derden die hen kunnen voorlichten over de mogelijke aanbieders van juridische dienstverlening.121 Een voorwaarde kan zijn dat deze derden transparant zijn inzake eventuele provisie. Advocaten moeten zich op grond van de geldende open normen steeds onafhankelijk, integer en partijdig opstellen. Advocaten zijn ook aan deze normen gebonden bij het ontvangen of aanbrengen van opdrachten, ook als daaraan vergoedingen zijn verbonden. Het werken met provisies kan eventueel aan voorwaarden worden verbonden zodat deze basisprincipes kunnen worden gegarandeerd.

K De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of een absoluut verbod op het werken met provisie met betrekking tot alle werkzaamheden van de advocaat ten aanzien van alle cliënten als noodzakelijk en proportioneel moet worden beschouwd voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat122 dan wel voor de bescherming van afnemers.